Brief regering : Stand van zakenbrief COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 771 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2020
Inleiding
We naderen het eind van het jaar. Een jaar waarin we met elkaar veel hebben moeten
doorstaan. Juist dit jaar tijdens de feestdagen, hebben we behoefte om meer samen
te zijn en klinkt er begrijpelijkerwijs een roep om versoepelingen van de maatregelen.
Op basis van de huidige stand van zaken, kan dit nu helaas niet. De daling van het
aantal besmettingen is sinds enkele weken gestagneerd. De afgelopen dagen lijkt er
zelfs weer een lichte toename in het aantal besmettingen. Het aantal IC- en ziekenhuisopnames
laat de afgelopen dagen een stagnatie zien. Soms is er een lichte stijging te zien,
soms een lichte daling. Daarmee staat de reguliere zorg nog steeds onder druk. Dit
betekent dat ondanks alle beperkingen, het virus nog niet onder controle is. We zullen
daarom samen moeten volhouden.
We zullen Kerst daarom met gezond verstand moeten vieren om te zorgen dat we niet
in een derde golf terecht komen. Juist met de feestdagen in het vooruitzicht, is het
cruciaal dat we ons aan de maatregelen blijven houden. De maatregelen zijn en blijven
gericht op minder sociale bewegingen. Minder direct contact leidt tot minder besmettingen.
Hier hebben we zelf invloed op, hoe moeilijk dat ook is. Consistent en voorspelbaar
beleid is van groot belang. Nu even versoepelen en dan straks weer moeten verzwaren,
past daar niet in.
Gelukkig is er ook aantal lichtpuntjes zoals de start van de vaccinatiecampagne waar
met veel inzet aan wordt gewerkt. Vaccinatie is de belangrijkste troef om uit deze
crisis te komen.
We vaccineren eerst de kwetsbare mensen en hun zorgverleners. Dat begint met de mensen
die werken in het verpleeghuis, daarna volgen de mensen die werken in de gehandicaptenzorg,
de thuiszorg en de inwoners van die instellingen. Vervolgens zijn andere kwetsbare
groepen en andere zorgmedewerkers aan de beurt en daarna volgen alle anderen.
Het is een complexe puzzel, waarbij we elke dag – op basis van steeds meer informatie –
nieuwe stappen moeten zetten.
Vaccinatie, goedwerkende medicijnen en grootschalig testen gaat ons perspectief bieden
op de langere termijn. Het streven is dat we in de loop van 2021 een deel van de beperkende
maatregelen los kunnen laten. Tot die tijd moeten we voorzichtig blijven. Corona verspreidt
zichzelf niet, wij doen dat.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, over de stand van zaken van de ontwikkelingen omtrent het coronavirus.
Daarbij ga ik uitgebreid in op de uitwerking en uitvoering van de vaccinatiestrategie.
Leeswijzer
In deze brief ga ik in op:
– Het huidig epidemiologisch beeld, de OMT-adviezen van 30 november en 7 december jl.
en de stand van zaken van het maatregelenpakket (paragrafen 1–3).
– Vervolgens komen de Routekaart en inschaling (paragraaf 4), doorontwikkeling van het
dashboard (paragraaf 5) aan bod en geef ik de huidige stand van zaken van testen en
traceren (paragraaf 6), digitale ondersteuning/CoronaMelder (paragraaf 7), quarantaine
(paragraaf 8) en vaccins (paragraaf 9).
– Daarna ga ik in op de zorg voor patiënten in de curatieve zorg (paragraaf 10), de
opschaling van tijdelijke zorgcapaciteit buiten het ziekenhuis (paragraaf 11), PBM
(paragraaf 12) en Arbeidsmarkt (paragraaf 13).
– Een hoofdstuk kwetsbare personen volgt (paragraaf 14),
– waarna nog andere onderwerpen reizigers, gezond leven als preventie, en de tijdelijke
wet maatregelen, Caribisch Nederland, publiekscommunicatie, Q-koorts en Wob verzoeken
worden behandeld (paragraaf 15–22).
– Ten slotte voldoe ik in deze brief aan verschillende moties en toezeggingen.
1. Duiding epidemiologisch beeld
Na een daling van het aantal meldingen van nieuwe besmettingen in de afgelopen weken
tot ongeveer 5.000 per dag, zien we sinds een week weer een toename van het aantal
besmettingen. De landelijke incidentie blijft daarmee hoog.
De afgelopen week was sprake van fluctuaties in de dagcijfers van het RIVM over het
aantal positieve testuitslagen. Daarom kijken we naar weekcijfers voor trends en conclusies.
De stijging in de weekcijfers is voor een deel te verklaren door het testbeleid dat
sinds 1 december is verruimd. Mensen die geen klachten hebben kunnen zich nu ook laten
testen als zij naar voren zijn gekomen in het BCO en de coronamelder-app. Hierdoor
hebben meer mensen zich laten testen en zijn meer mensen positief getest.
In de afgelopen week (2 t/m 8 december) zijn 43.103 nieuwe positieve testuitslagen
ontvangen; dit zijn er 9.154 meer dan de week daarvoor (25 november t/m 1 december:
33.949). Van 30 november tot en met 6 december zijn er 320.205 personen getest in
de GGD-teststraten, dit zijn er 60.828 meer dan in de week ervoor. Het percentage
positieve testen is deze week licht gestegen tot 11,6% ten opzichte van 11,1% vorige
week.
Van de 9.154 extra positief geteste mensen zijn er zo’n 2.000 mensen die gebruik hebben
gemaakt van de mogelijkheid om te testen zonder klachten. De verhoging van het aantal
positieve meldingen kan daarom slechts deels verklaard worden door het verruimde testbeleid.
Een grotere testbereidheid, de verhoging van het aantal sociale contacten, zoals Black
Friday en Sinterklaas, en het effect van de winter zijn ook mogelijke verklaringen
voor het verhoogde aantal nieuwe positief geteste personen.
Het aantal nieuwe positieve geteste personen per 100.000 inwoners is in alle leeftijdsgroepen
toegenomen ten opzichte van de week ervoor. In de leeftijdscategorie 13–17 en 18–24 jaar
is het aantal meldingen het meest gestegen.
Afgelopen week zijn volgens de gegevens van Stichting Nice 1229 mensen vanwege COVID-19
op de verpleegafdelingen opgenomen, 222 meer dan de week daarvoor. Het aantal opnames
op de Intensive Care (IC) bedroeg deze week 179, 4 minder dan de week ervoor, toen
er 183 nieuwe opnames werden geregistreerd. Daarmee is de bedbezetting nog steeds
hoog.
Het reproductiegetal R is 1.00. Dit getal geeft de groei van de epidemie van twee
weken geleden (20 november) weer. Met een R van 1.00 blijft de epidemie ongeveer gelijk.
Het aantal besmettelijke personen blijft hoog, met 87.875 personen deze week. Dat
betekent dat er nog steeds een grote kans is, dat je besmet wordt door iemand waarmee
je in contact komt. Om het virus te verslaan, is het nodig dat de R duurzaam onder
de 1,0 komt.
Regionaal beeld
In alle regio’s steeg de incidentie, het percentage positief getesten en het aantal
positieve testen. Ook de R-waarde is in alle regio’s ongeveer gelijk gespreid. De
regio’s met het laagste percentage positieve testen zijn Groningen en Fryslân (7 tot
8%); de regio’s met de hoogste percentages zijn Flevoland, Zuid-Holland-Zuid en Limburg-Noord
(14 tot 17%).
In de regio’s Drenthe, Fryslân en Zeeland is het kleinste aantal nieuwe positieve
testen per 100.000 inwoners zichtbaar. De regio’s met het hoogste aantal positieve
testen per 100.000 inwoners zijn Flevoland, Zuid-Holland-Zuid en Gelderland-Midden.
Deze regio’s hebben meer dan 299 meldingen per 100.000 inwoners.
2. 89e en 90e OMT-adviezen
Het OMT is 27 november en 4 december bijeen geweest om te adviseren over de situatie
rondom de COVID-19-uitbraak. De adviezen zijn opgenomen in de bijlagen (Bijlage – advies
n.a.v. 89e en 90e OMT)1.
89e OMT-advies
Het 89e OMT-advies behelst de volgende onderwerpen:
• Verloop van de epidemie
• Stand van zaken scholen
• Grootschalig en frequent testen
• Overig: een aantal technische onderwerpen met betrekking tot testen.
Ad1) Verloop van de epidemie
De daling in het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positief geteste personen stagneert.
De meest recente schatting van het reproductiegetal R, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is op 12 november 1,03 (1,00–1,06), en dat is
niet veel veranderd ten opzichte van de week daarvoor. Het duidt op stagnatie in de
daling van het aantal meldingen. Het aantal opnames op de IC daalt verder, maar de
snelheid van daling is afgenomen.
Ad2) Stand van zaken scholen
Het aantal meldingen onder «pubers» (13–17 jaar) neemt toe. Er is aan deze toename
vooralsnog geen verandering in de zorgbelasting. Dit leeftijdscohort komt nauwelijks
in de ziekenhuisopnames terug. Op basis van diepgravend bron- en contactonderzoek
van de GGD’en (bijvoorbeeld door GGD Amsterdam), wordt met name transmissie gezien
onder leerlingen onderling en de docenten onderling en is er de suggestie dat circa
de helft van de besmettingen op school en de andere helft buiten school plaatsvond.
Het OMT ziet de oplopende aantallen besmettingen onder middelbare scholieren wel als
een potentiële bron van besmetting en transmissie naar de verdere bevolking. Daarom
kan het OMT zich vinden in het idee om frequenter leerlingen te testen in het geval
van een uitbraak op een school. Hier zouden antigeentesten een rol in kunnen vervullen
bij kinderen met en zonder klachten indien validatie is aangetoond.
Het OMT wil daarnaast benadrukken dat er meer moet worden ingezet op de andere mogelijkheden
om transmissie op scholen tegen te gaan, zoals het voorkomen van crowding in school
en spreiding van pauzes. En de algemene maatregelen die van toepassing zijn. Triage
op klachten door ouders, leerlingen en leerkrachten, blijft een van de allerbelangrijkste
maatregelen aan de «bron».
Ad3) Grootschalig en frequent testen
Ten aanzien van grootschalig en frequent testen, voorziet het OMT drie scenario’s.
Het OMT ziet meerwaarde voor grootschalig testen in scenario 1 (een grote groep mensen
eenmalig testen om besmettingen in kaart te brengen) en scenario 2 (het mogelijk maken
van evenementen). Beiden dienen te worden geëvalueerd, waarbij compliance aan maatregelen
bij positief testresultaat moet zijn geborgd.
Voor het inzetten van herhaald grootschalig testen om de maatschappij te heropenen
(scenario 3), zou het merendeel van de bevolking of de doelgroep zeer frequent (elke
3–4 dagen) moeten worden getest. Met een test die even gevoelig is als de PCR-test
en indien 80% van de positief geteste persoon daadwerkelijk direct in isolatie gaat.
Grootschalig testen moet een helder omlijnd doel hebben waarbij het belangrijk is
om geen onrealistische verwachtingen te scheppen. Een groot gevaar van testen volgens
scenario 3 blijft dat personen met een negatief testresultaat de basismaatregelen
loslaten, waarmee elke fout-negatieve uitslag wordt gekoppeld aan een reproductiegetal
van 2 tot 3. Hiermee kan testen in bepaalde omstandigheden de verdere voortgang van
de uitbraak bevorderen in plaats van helpen beperken. Het OMT is ten aanzien van dit
scenario terughoudend, deze toepassing brengt grotere risico’s met zich mee terwijl
de toegevoegde waarde nog moet worden aangetoond.
Het OMT is van mening dat een proef in twee steden een goed initiatief is om de effectiviteit
en praktische toepassing van scenario 1 te toetsen, in eerste instantie in bijvoorbeeld
wijken of dorpen met een hoge incidentie van infectie en een lage testincidentie.
Dergelijke experimenten kunnen nuttig inzicht opleveren in de testbereidheid en compliance
met de vervolgmaatregelen (isolatie en quarantaine). Ook geeft het een indicatie of
massaal testen helpt om de incidentie af te laten nemen. Een langere proef is nodig
om het effect op de langere termijn te kunnen meten. Een en ander is in de bijlage
uitgewerkt2.
Het Fieldlab-pilotproject is al zorgvuldig uitgewerkt, maar het OMT acht de risico’s
nu te groot voor de uitvoering van deze pilots. Het OMT pleit voor een herbeoordeling
van het Fieldlab-pilotproject in januari 2021 om te bezien of een dergelijke pilot
mogelijk eerder dan enkel in de landelijke fase van «waakzaam» kan plaatsvinden.
Ad4) Overig: een aantal technische onderwerpen met betrekking tot testen
De werkgroep antigeentesten binnen het OMT werkt aan een overzicht van de indicatie
per doelgroep van antigeentesten. Hierop zal de LCI-richtlijn worden aangepast en
zo snel mogelijk gepubliceerd.
In het licht van het veranderde beleid dat 1 december a.s. in zal gaan, waarbij personen
in bron- en contactonderzoek of gewaarschuwd door de CoronaMelder-app, standaard op
dag 5 worden geadviseerd zich te laten testen, worden meer testuitslagen verwacht
van personen zonder klachten. Wanneer deze personen negatief zijn getest, mogen zij
uit quarantaine. Wanneer zij positief zijn getest, blijven zij nog 5 dagen in isolatie.
De LCI richtlijn wordt hierop aangepast.
Voor het beleid na testen van zorgmedewerkers in quarantaine komt het OMT tot een
verdere uitwerking. De herziene bijlage «Uitganspunten testbeleid en inzet zorgmedewerkers
buiten het ziekenhuis» bij de LCI-richtlijn COVID-19 is vastgesteld. Deze uitgangspunten
vormen een basis voor maatwerk waarin de verschillende zorgsectoren buiten het ziekenhuis
(beargumenteerd) sectorspecifieke aanpassingen kunnen maken. Voor de ziekenhuissector
verwerkt de Federatie Medisch Specialisten de consequenties van PCR-test in de quarantaineperiode
in de bestaande richtlijnen.
Het OMT adviseert om personen met milde klachten, behorend tot de medische risicogroep buiten zorginstellingen, die zich
melden voor een test in de teststraten, desgewenst te testen met een antigeensneltest.
Zij hoeven niet opnieuw getest te worden middels PCR. Deze personen worden gewezen
op het belang dat zij zich bij verslechtering melden bij hun huisarts en zodra zij
in zorg terecht komen, dienen zij op basis van medisch inhoudelijke afweging van de
behandelaar, opnieuw getest te worden middels PCR.
Tot slot, wijst het OMT op de drukte in de grote steden en winkelgebieden. Hierdoor
kunnen de basismaatregelen niet voldoende worden opgevolgd. Deze situatie is onwenselijk
en kan gevolgen hebben voor de verdere verspreiding van het virus in de aanloop naar
de feestdagen.
BAO-advies
Het bestuurlijk afstemmingsoverleg herkent het epidemiologisch beeld. Het BAO kan
zich vinden in het advies met betrekking tot grootschalig en frequent testen. Testen
leidt niet tot bestrijding van het virus: compliance aan isolatie en quarantaine is
van het grootste belang. Scenario 1, grootschaliger testen bij hoge prevalentie in
specifieke sectoren of wijken, kan nu al worden toegevoegd. Scenario 2, bij evenementen
kan nu niet, maar zal in januari opnieuw worden beoordeeld. Scenario 3 heeft nu te
veel risico’s. Dit kan op termijn, maar daar hoort een goed uitvoeringsplan bij.
Het BAO is het eens met de overige adviezen en verzoekt het OMT of LCI om heldere
communicatie over soorten testen per doelgroepen, hertesten (of niet) en de quarantaineverplichtingen,
het liefst via één duidelijk overzicht.
Tenslotte wordt het signaal met betrekking tot de drukte in winkelgebieden herkend.
Een landelijke oproep aan mensen om zich aan de maatregelen te houden kan nuttig zijn,
maar het voorkomen van deze drukte moet toch vooral vanuit regionale maatregelen komen.
90e OMT-advies
Het 90e OMT-advies behelst de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Maatregelen: decemberopties en heropening eigenstandige restaurants, aanscherpingen
3. Adviezen voor ouderen en kwetsbaren
4. Covid-19 vaccinatie en uitbraakbestrijding
Ad1) Verloop van de epidemie
Het beeld van de epidemie op basis van het aantal meldingen blijft nagenoeg ongewijzigd
ten opzichte van de afgelopen drie weken, met rond de 5.000 meldingen van nieuwe SARS-CoV-2-besmettingen
per dag. De landelijke incidentie blijft daarmee hoog. De meest recente schatting
van het reproductiegetal R, zoals berekend op basis van de meldingen van positieve
gevallen, is voor 20 november 1,00 (0,97–1,03), en dat is zeer licht gedaald ten opzichte
van vorige week. Het duidt op een stagnatie van de daling in het aantal meldingen.
Het aantal ziekenhuis- en IC-opnames nemen af, zij het langzaam. Het aantal ziekenhuis-
en IC-opnames per dag liggen beide ongeveer een factor twee hoger dan de signaalwaarden
van respectievelijk 40 en 10 per dag. Ook de druk op de zorgcapaciteit in verpleeghuizen
en instellingen voor gehandicaptenzorg blijft hoog.
Ad2) Maatregelen: decemberopties en heropening eigenstandige restaurants, aanscherpingen
Het OMT heeft gesproken over de te verwachten effecten van de voorgestelde scenario’s
voor de decembermaand. Deze effecten zijn doorgerekend voor de periode 21 december
tot en met 2 januari, omdat het risiconiveau nu al hoger is dan zorgelijk.
Uit de modellering blijkt dat ook als het huidige pakket aan maatregelen gehandhaafd
wordt, door een toename van het aantal contacten, de kerstvakantie van invloed zal
zijn op het aantal besmettingen, het aantal ziekenhuisopnames en het aantal overlijdens.
De verwachting is dat het bereiken van de signaalwaarde (IC-opnames <10 per week)
hierdoor met een week zal worden vertraagd, doordat mensen meer contacten hebben tijdens
en ook tussen de komende feestdagen waardoor de verspreiding van het virus zal toenemen,
met uiteindelijk nieuwe opnames als gevolg.
Het OMT wijst erop dat – gezien de stagnatie in de afname van het aantal COVID-19-gevallen
de afgelopen weken en het als gevolg daarvan naar begin januari verschuiven van het
punt waarop de signaalwaarde van het aantal IC-opnames van minder dan 10 per dag bereikt
wordt – versoepelingen van het maatregelenpakket nog niet aan de orde is. Omdat het
aantal besmettingen van COVID-19 nog steeds hoog ligt, bij laatste inschatting betreffende
26 november op 87.875 personen, kan een kleine toename van het reproductiegetal boven
de 1,0 al tot een belangrijke toename van het totale aantal besmette personen leiden.
Als besloten wordt de koppeling aan genoemde signaalwaarde van het aantal IC opnames
los te laten en een keuze voor versoepelingen gemaakt wordt, is het OMT van mening
dat het de voorkeur heeft om de mogelijkheid om thuis bezoek te ontvangen te verruimen
van 3 naar maximaal 6 personen, gedurende de kerstdagen en/of oudejaarsavond. Het
OMT geeft daarbij aan dat een versoepeling van de maatregelen tijdens de kerstdagen
én tijdens oudjaarsdag een belangrijke acceleratie van de overdracht en verspreiding
met zich mee kan brengen: de combinatie van kerst en oudejaar zullen een negatief
effect versterken. Het OMT adviseert om dit aspect in de communicatie mee te nemen
en de mensen bewust te maken van deze stapeling van risico’s.
Ten aanzien van restaurants merkt het OMT op dat het van groot belang is dat áls hier
een verruiming wordt toegestaan, aan alle genoemde voorwaarden wordt voldaan en gehandhaafd.
Het OMT benadrukt dat een eventuele verruiming alleen voor de eigenstandige restaurants
zou moeten gelden.
Voor culturele instellingen geldt dat zij al open zijn, en nu een maximum van 30 personen
mogen ontvangen. Bij een verruiming van 30 naar 100 gasten dient, net als bij restaurants,
geborgd te zijn dat op alle plekken, inbegrepen sanitaire voorzieningen en in- en
uitgangen, voldoende afstand kan worden gehouden. Ook zou reservering en placering
een voorwaarde moeten zijn.
Het OMT gaat in een eerstvolgend advies in op de voorgestelde maatregelen met betrekking
tot het verruimen van het alcoholverbod van 20.00 tot 22.00 uur en het verruimen van
de avondsluiting van de detailhandel van 20.00 tot 22.00 uur.
Van het voorstel om het onderwijs na de kerstvakantie één week online te laten plaatsvinden,
wordt weinig effect verwacht op circulatie van het virus. Het OMT is van mening dat
dit niet als compensatie van versoepelingen dient te worden ingezet.
Ad 3) Adviezen voor ouderen en kwetsbaren
Ten aanzien van zelfstandig wonende, zowel vitale als kwetsbare ouderen kwetsbare
mensen, is het OMT van mening dat er voor deze groepen geen wijzigingen zouden moeten
gelden in de adviezen ten aanzien van bezoek, en het maximum aantal bezoekers op 3
gehouden dient te worden. Het betreft een advies, waarbij ouderen zelf de regie voeren
en keuzes maken.
Ad 4) Covid-19 vaccinatie en uitbraakbestrijding
Er is nog veel onduidelijk over het effect van vaccinatie tegen SARS-CoV-2 op de transmissie
van het virus. Dit zal afhangen van de effectiviteit van de gebruikte vaccins, de
vaccinatiestrategie en of gevaccineerde personen het virus nog kunnen verspreiden.
Als hierover meer gegevens bekend zijn, dan kunnen deze gegevens gemodelleerd worden,
zodat de samenhang met de huidige maatregelen kan worden beoordeeld.
Het is nu nog te vroeg om al te kunnen adviseren over aanpassen van maatregelen, testbeleid
en bron-en contactonderzoek in relatie tot vaccinatie.
BAO-advies
Het bestuurlijk afstemmingsoverleg herkent dat het huidige epidemiologische beeld
geen aanleiding geeft tot versoepeling van de maatregelen. Hoewel het voor de samenleving
belangrijk is om perspectief te hebben, is het ook belangrijk dat het beleid eenduidig
en helder is. Nu versoepelen en dan later weer moeten verzwaren, kan van invloed zijn
op de mentale gezondheid van mensen. De adviezen over vaccinatie en uitbraakbestrijding
worden ter harte genomen. Het is ook op dit punt van belang om helder te communiceren.
3. Maatregelen
Bij de besluitvorming over maatregelen en de beoordeling van noodzaak en evenredigheid,
vindt voortdurend een afweging plaats van de verschillende belangen. We kijken niet
alleen naar de invloed op verspreiding van het virus, maar betrekken ook de consequenties
voor bijvoorbeeld burgers en ondernemers. Op dit moment geeft het epidemiologisch
beeld, zoals hierboven beschreven, reden tot zorg. Dit maakt dat het helaas niet mogelijk
is om voor de eindejaarsperiode, die voor veel mensen een bijzonder karakter heeft,
meer ruimte te geven in de maatregelen. Het dringende advies blijft om maximaal drie
personen thuis te ontvangen. Dit dringende advies telt niet voor personen die op hetzelfde
adres woonachtig zijn en kinderen tot 13 jaar niet mee.
Het kabinet begrijpt dat het niet versoepelen van maatregelen voor veel burgers en
ondernemers een teleurstellend bericht is. Het kabinet had zelf ook graag gezien dat
een versoepeling mogelijk was geweest. De realiteit is echter dat we op een tweesprong
staan. Zoals ik in de inleiding al aangaf, is consistent en voorspelbaar beleid van
groot belang. Wanneer iedereen verstandig omgaat met de geldende maatregelen en deze
goed naleeft, dan komt naar verwachting medio januari het moment in beeld dat een
deel van de maatregelen heroverwogen kan worden. Echter, wanneer we ons als maatschappij
niet goed aan de huidige maatregelen houden en de situatie dus niet verbetert, ligt
een verzwaring van het huidige maatregelpakket eerder in de rede dan een versoepeling.
Naleving maatregelen
Het kabinet onderschrijft het belang dat het OMT in haar advies hecht aan naleving
van de bestaande maatregelen. In het bijzonder heeft het kabinet aandacht voor de
situatie in winkelgebieden.
Verantwoord winkelen
De afgelopen periode heeft het kabinet meerdere malen overleg gevoerd met de detailhandel
over de handhaving. Dit heeft geresulteerd in een afsprakenkader «naleving en handhaving
verantwoord winkelen». Het afsprakenkader bevat maatregelen om veilig winkelen te
garanderen ten aanzien van onder andere inrichtingsmaatregelen in en om de winkel
en in de openbare ruimte van winkelgebieden. Ook is een prioritering gemaakt naar
400 (veelal grootschaliger) winkelgebieden met de grootste risico’s met betrekking
tot COVID-19. Binnen deze gebieden worden vier herkenbare typen winkelgebieden onderscheiden
waarbij bij elke type een logische partij het voortouw en de regie neemt om toe te
zien op handhaving en naleving van de maatregelen. Met de veiligheidsregio’s is afgesproken
dat zij een ondersteunende structuur bieden, waarbij er ook vanuit de gemeenten een
vast aanspreekpunt is. Wanneer nodig, kan de detailhandel rekenen op boa’s of de politie.
Daarnaast zal vanaf zaterdag 12 december onder de «Alleen Samen»-campagne op tv een
spot worden uitgezonden gericht op het verantwoord winkelen richting de feestdagen.
Daarin wordt bijvoorbeeld opnieuw opgeroepen om alleen te winkelen en zoveel mogelijk
op rustige momenten.
Sporters in topcompetities
Sporters met een A-status of een talentstatus van NOC*NSF en in de Eerste Divisie
en Eredivisie voetbal zijn voor de beoefening van hun sport al uitgezonderd van de
geldende beperkingen voor sport. Daar wordt de categorie sporters in topcompetitie
sport aan toegevoegd. Het kunnen trainen voor en deelnemen aan wedstrijden door sporters
in topcompetities is van groot belang. Deze competities, die bestaan uit meerdere
speelrondes over een langere periode, vormen de basis van de Nederlandse topsportinfrastructuur,
omdat hierin de noodzakelijke sportieve weerstand wordt gevonden om op niveau de sport
te beoefenen en daarin te ontwikkelen. Dit is belangrijk om voor Nederland en Nederlandse
teams het concurrentieniveau op internationaal gebied te waarborgen. Daarom wordt
het voor sporters in deze topcompetities mogelijk om zonder beperkingen te trainen
en deel te nemen aan wedstrijden in de hoogste klassen van de genoemde sporten3. Voor sporters in topcompetities wordt sportbeoefening (trainen en wedstrijden) daarom
toegestaan op minder dan 1,5m en in groepen van meer dan vier personen. Ook worden
zij vrijgesteld van het maximumaantal van 30 personen per ruimte binnen.
Het betreft een beperkte groep van 4.000 sporters, waarvoor bovendien door de sport
zelf ontwikkelde strikte protocollen zullen gelden om de verspreiding van het virus
te minimaliseren. Daarmee is het risico voor de volksgezondheid beheersbaar.
Wijziging Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19
Om de wijziging ten aanzien van topsport mogelijk te maken is een wijziging van de
ministeriële regeling maatregelen covid-19 opgesteld. Hierbij heeft het kabinet van
de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal verbeteringen door te voeren4. U ontvangt deze regeling bij deze brief5.
Nahang ministeriële regeling en reces Tweede Kamer
De Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 zal worden gewijzigd als de epidemiologische
situatie daar aanleiding toe geeft. Een dergelijke ministeriële wijzigingsregeling
wordt op grond van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid aan beide
Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Deze vervalt van rechtswege indien de Tweede
Kamer besluit niet in te stemmen met de regeling. Het gaat hier om een nahangprocedure
waarbij de hoofdregel is dat drievierde deel van de nahangtermijn buiten het reces
dient plaats te vinden6. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien deze termijn niet in acht kan worden
genomen. Ik wil u alvast laten weten dat het niet kan worden uitgesloten dat het tijdens
het reces van een der Kamers noodzakelijk is om bij ministeriële regeling maatregelen
te nemen ter bestrijding van het virus. In een dergelijk spoedeisend geval kan het
noodzakelijk zijn om een ministeriële regeling na te hangen gedurende het reces of
een belangrijk deel daarvan. Als een dergelijke situatie zich voordoet zal ik uw Kamer
hierover zo spoedig mogelijk informeren, zodat uw Kamer eventueel terug kan komen
van reces indien uw Kamer de vastgestelde regeling wenst te bespreken.
Fieldlabs evenementen
De evenementenindustrie is een industrie die veel ervaring heeft met hoe je veilig
en verantwoord activiteiten kunt organiseren. Om te onderzoeken op welke manier culturele,
zakelijke en sportevenementen weer veilig en verantwoord georganiseerd kunnen worden
heeft de sector een onderzoeksplan ingediend dat een maatschappelijk perspectief en
economisch perspectief biedt voor 2021. Dit programma is mede opgezet met wetenschappers
en kennisinstellingen, de Topsectoren Creatieve Industrie en Life, Sciences & Health
en CLICKNL. Om te komen tot bruikbare data zijn in het plan diverse sets van activiteiten
voorzien, zoals lab-opstellingen en enkele praktijktesten. Met deze data kan een basis
gecreëerd worden waarop het kabinet en de gemeenten besluitvorming kunnen voorbereiden
en protocollen aangepast kunnen worden. De praktijktesten zijn onderverdeeld in vier
types, gebaseerd op dynamiek en op basislocatie (binnen- of buitenruimten).
Denk respectievelijk aan een theatervoorstelling, een popconcert, een buitenconcert
of voetbalwedstrijd en als laatste een festival als Lowlands. In totaal zullen er
acht praktijktesten worden uitgevoerd.
Zoals eerder geschreven bij het 89e OMT-advies hebben het OMT en BAO geadviseerd om in januari opnieuw te beoordelen
of de praktijktesten eerder dan enkel in de landelijke fase van «waakzaam» kunnen
plaatsvinden. Gezien het belang van de Fieldlab praktijktesten voor het perspectief
in de sector en vanwege de lange doorlooptijden bij het organiseren van evenementen,
heeft het kabinet echter besloten om, los van het epidemiologisch beeld, in januari
te starten met de praktijktesten van type 1 en 3. Het startmoment voor de praktijktesten
van type 2 en 4 wordt meegenomen in de besluitvorming van begin volgend jaar. Het
starten van de praktijktesten gebeurt met inachtneming van de eerdere opmerkingen
van het RIVM bij de opzet van de experimenten. In de wijze waarop de praktijktesten
zijn opgezet wordt gestreefd naar de hoogst mogelijke beschermingsgraad voor de volksgezondheid,
waarbij praktijktesten kunnen plaatsvinden zonder aanvullend risico voor de volksgezondheid.
Het uitgangspunt is daarbij dat de praktijktesten veilig zijn door de inzet van diverse
sets van preventieve maatregelen. De Fieldlabs praktijktesten worden zo snel mogelijk
juridische mogelijk gemaakt.
Inzichten uit deze Fieldlabs kunnen helpen om de bovengenoemde sectoren op veilige
en verantwoorde wijze weer op te starten, maar dit betekent niet dat er meteen op
grootschalig vlak van alles mogelijk wordt. De praktijktesten kunnen ook een bijdrage
leveren aan het onderzoeken van grootschalig testen bij evenementen, waar ik verderop
in de brief dieper op in ga.
Perspectief Jeugd en jongeren
Naast goed onderwijs en kans op een baan, is het voor jongeren essentieel om elkaar
fysiek te kunnen ontmoeten in deze levensfase. De eenvoudigste manier is om coronamaatregelen
zo in te richten dat hun gewone leven op het gebied van onderwijs, sport, ontspanning
en werk zoveel mogelijk door kan gaan. Hoewel het kabinet deze behoefte bij de besluitvorming
steeds meeweegt, zal dit de komende periode naar alle waarschijnlijkheid nog beperkt
mogelijk zijn, zeker voor jongvolwassenen. Daarom zijn op korte termijn aanvullende
en praktische oplossingen nodig om binnen de geldende beperkingen ontmoetingen mogelijk
te maken voor het mentale welbevinden van jongeren. Met een Jeugdpakket van € 58,5 mln.
wil het kabinet een gerichte (financiële) impuls geven aan gemeenten om samen met
jongeren, lokale organisaties en evenementensector volledig coronaproof kleinschalige
activiteiten te programmeren op het gebied van cultuur, sport en andere zinvolle vrijetijdsbesteding.
Ook is met gemeenten afgesproken om met het geld extra inzet van jongerenwerkers in
achterstandswijken met kwetsbare jongeren te organiseren. Zij kunnen gericht deze
jongeren uit risicogroepen bereiken en passende hulp en ondersteuning bieden. Een
deel van het Jeugdpakket (€ 3,5 mln) zet het kabinet in op laagdrempelige preventieve
ondersteuning van jongeren op het gebied van mentale gezondheid. Een nadere toelichting
vindt u verderop in deze brief.
Openbaarmaking Catshuisstukken
Mede naar aanleiding van de openbaarmaking van documenten inzake de aanpak van de
coronacrisis door de Minister van Justitie en Veiligheid zijn vragen gerezen over
het karakter van het periodieke overleg over de aanpak van de coronacrisis in het
Catshuis. Zoals eerder in het antwoord op vragen van de leden Marijnissen en Asscher
uiteengezet, betreft het een informeel en beschouwend overleg op initiatief van de
Minister-President. Het overleg in het Catshuis overleg biedt de gelegenheid informeel
verschillende aspecten van de coronacrisis en zijn aanpak tegen het licht te houden
en daarover vrij standpunten en opvattingen uit te wisselen.
Openbaarmaking van presentaties uit dit overleg zou afbreuk kunnen doen aan de bescherming
van de voor de vrije gedachtewisseling noodzakelijke vertrouwelijkheid waarin dit
overleg tussen de aanwezigen plaatsvindt.
Anderzijds heb ik er oog voor dat de huidige discussie over het karakter van het overleg
mogelijk aanleiding geeft tot vragen. In een crisis waarin van de gehele samenleving
grote offers worden gevraagd hecht het kabinet er groot belang aan transparant te
zijn.
In die bijzondere omstandigheid wil het kabinet de Kamer graag nader informeren. Bij
deze zend ik de Kamer dan ook alsnog de presentaties naar aanleiding waarvan de leden
Marijnissen (SP) en Asscher (PvdA) schriftelijke vragen hebben gesteld7. Voor de goede orde merk ik hierbij op het document inzake economische gevolgen «Memo
effect maatregelenscenario’s economie» niet onderwerp van bespreking is geweest.
Tevens treft u bij deze brief de presentaties aan die vanaf 25 oktober ten behoeve
van Catshuisbijeenkomsten zijn opgesteld8. Voor de toekomst zal het kabinet, voor zover daar geen zwaarwegende belangen9 aan in de weg staan, deze presentaties steeds met de voortgangsbrieven aan de Kamer
zenden. Ten aanzien van presentaties uit soortgelijke bijeenkomsten in het Catshuis
in het verleden, spreek ik de intentie uit deze zo veel als mogelijk openbaar te zullen
maken. Voor al deze bijeenkomsten merk ik evenwel op dat, aangezien het hierbij gaat
om informele documenten die niet centraal gearchiveerd zijn, soms zijn opgesteld door
derden en/of ook derden belang in het geding kan zijn, hiervoor enige tijd noodzakelijk
zal zijn en zwaarwegende belangen beperkingen met zich kunnen brengen in de mate waarin
dan wel de wijze waarop stukken kunnen worden verstrekt. Voorts merk ik op dat, gelet
op het informele karakter van de bijeenkomsten niet altijd een antwoord te geven zal
zijn op de vraag of een stuk dat is opgesteld ten behoeve van een dergelijk overleg
ook daadwerkelijk aan de orde is geweest.
COVID-19-vaccinatie en uitbraakbestrijding
Er is nog veel onbekend over het effect van vaccinatie tegen SARS-CoV-2 op de transmissie
van het virus. Dit zal afhangen van de gebruikte vaccins en of gevaccineerde personen
het virus nog kunnen verspreiden. Als hierover meer gegevens bekend zijn, dan kunnen
deze gegevens gemodelleerd worden, zodat de samenhang met de huidige maatregelen kan
worden beoordeeld. Het beschikbaar houden van testcapaciteit voor zowel gevaccineerde
en nog niet gevaccineerde personen is van groot belang om de uitbraak te kunnen vervolgen
en om vaccineffectiviteit te kunnen beoordelen; surveillance en registratie is dus
van groot belang.
Ik realiseer mij dat als meer en meer mensen gevaccineerd zijn, dit allerlei vragen
oproept over de gevolgen van vaccinatie op de voortgang van de uitbraak en op de maatregelen.
Het OMT geeft aan dat het echter nog te vroeg is om al te kunnen adviseren over aanpassen
van maatregelen, testbeleid en bron-en contactonderzoek.
Zicht op en inzicht in het virus
4. Inschaling en Routekaart
Het OMT heeft in haar 81e advies geadviseerd de routekaart en de inschalingssystematiek te herijken. Momenteel
wordt aan deze herijking gewerkt. Daarbij bekijken we voor de inschalingsindicatoren
hoe we rekening kunnen houden met het testbeleid en de vaccinatiegraad.
Voor de routekaart wordt de zwaarte en samenhang van de maatregelenpakketten bekeken.
Het RIVM rekent de routekaart door. Ook worden de brede effecten van de maatregelpakketten
integraal afgewogen.
Gezien het huidige epidemiologische beeld, en het feit dat het nog een tijd lijkt
te duren voordat we op een lager incidentieniveau zitten, nemen we meer tijd voor
deze herijking. De herijkte routekaart komt dus niet in december, maar volgt in het
nieuwe jaar.
5. Ontwikkeling coronadashboard
Het coronadashboard is permanent in ontwikkeling. Niet alleen werken we aan het toevoegen
van nieuwe informatie om zo zicht op en inzicht in het virus te houden, we werken
er ook aan om de informatie relevanter en begrijpelijker te maken voor iedereen. Daarom
zijn we gestart met het periodiek (elke twee weken) toepassen van gebruikersonderzoeken.
Naast het vele werk dat gebeurt om het dashboard toegankelijker te maken, kan ik melden
dat er ook een aantal nieuwe databronnen wordt toegevoegd. Het coronadashboard wordt
komende week verder uitgebreid met onder meer informatie over sterfte, gehandicaptenzorg
en 70 plussers onder de COVID-19 groep. Met het toevoegen van sterfte komen we tegemoet
aan een veelgehoorde wens van gebruikers van het dashboard. Gehandicaptenzorg en thuiswonende
70-plussers betreffen groepen die extra kwetsbaar zijn in het geval van een besmetting
met COVID-19. Daarom willen we hier goed zicht op houden en deze kennis ontsluiten,
zodat tijdig passend maatregelen genomen kunnen worden. Eerder werd om die reden verpleeghuiszorg
al aan het dashboard toegevoegd.
Ziekenhuisopnamen per veiligheidsregio en per gemeente worden tijdelijk niet op het
dashboard getoond. Het cijferbestand waaruit het dashboard putte (Osiris) wijkt nu
te sterk af van het werkelijke aantal ziekenhuisopnamen. Ik verwacht op korte termijn
de regionale cijfers van aantal nieuwe ziekenhuisopnames van stichting NICE te kunnen
tonen. Met de toevoeging van de regionale data van stichting NICE wordt meer inzicht
in het verloop van de epidemie in de ziekenhuizen verschaft.
Daarnaast wordt data over naleving en draagvlak op basis van RIVM onderzoek met ingang
van komende week toegevoegd. Hiermee wordt zichtbaar in hoeverre mensen de basismaatregelen
(kunnen) naleven. Omdat het gedrag van mensen een grote impact heeft op de verspreiding
van het virus, kan deze databron helpen om inzicht te krijgen in het mogelijke verloop
van de epidemie.
6. Testen en traceren
In mijn vorige brieven heb ik uw Kamer de teststrategie van dit kabinet geschetst.
De doelstelling is bestrijding van de infectieziekte en het ten gevolge daarvan verder
kunnen openen van de samenleving. Mijn ambitie is dat in Nederland het testen op COVID-19
sneller, op meer plekken en laagdrempelig kan plaatsvinden. Ik werk samen met de GGD’en,
werkgevers en ondernemers (via de samenwerking met VNO-NCW) aan een doorontwikkeling
van de teststrategie en een daarbij passende ambitieuze opschaling van de testcapaciteit.
Dat doe ik langs de u eerder aangegeven drie sporen: (1) de basistestinfrastructuur
van de GGD, (2) het aanvullende testspoor via bedrijven en instellingen en (3) thuistesten.
Over de mijlpalen die ik mijn vorige brief heb aangegeven, meld ik u graag het volgende:
1. Sinds 1 december kunnen mensen zonder klachten die naar voren komen als nauwe contacten
via Bron- en Contactenonderzoek (BCO) en/of de CoronaMelder-app – op dag 5 na het
laatste blootstellingsmoment – zich laten testen. Door nu ook deze groepen zonder
klachten te testen, vergroten we het zicht op het virus en verkorten we – daar waar
de uitslag negatief is – de benodigde quarantaineduur voor deze mensen aanzienlijk.
2. Dat is mede mogelijk door de forse toename van de testcapaciteit, mogelijk gemaakt
door de forse inspanningen van de GGD’en binnen spoor 1: in de eerste week van december
bedroeg de inzetbare testcapaciteit voor het eerst 100.000 testen per dag. De testcapaciteit
loopt volgens prognose van de Dienst Testen en GGD’en verder op tot boven de 130.000
testen/dag begin januari. Inmiddels zijn er 8 (X)L locaties geopend en er zullen er
nog 11 volgen.
3. Ten aanzien van de stip op de horizon om vanaf maart 2021 voldoende testcapaciteit
beschikbaar te hebben voor 10 miljoen testen per maand heb ik onder andere twee experimenten
aangekondigd. Het eerste experiment zal plaatsvinden in Rotterdam en is gericht op
wijken waar een lage testbereidheid gepaard gaat met hoge incidentie van de infectieziekte.
Het doel is om met grootschalig testen het aantal besmettingen minimaal terug te brengen
naar het niveau van het landelijk gemiddelde. De experimenten moeten informatie opleveren
over de testbereidheid, compliance van algemene maatregelen en wat de effect is van
testen op het aantal besmettingen. De uitwerking van de pilot vindt momenteel plaats.
De ervaringen in de pilot zullen worden gedeeld met andere gemeenten en GGD’en om
risicogericht testen ook op andere locaties mogelijk te maken. Een locatie voor een
tweede experiment ben ik momenteel nog aan het verkennen. Hiermee voer ik de motie
van het lid Klaver (GroenLinks)10 c.s. uit.
4. De GGD GHOR heb ik verzocht om een nieuwe Roadmap op te stellen ten behoeve van de
opschaling in spoor 1 naar een testcapaciteit van 175.000 testen per dag in maart
2021. De GGD GHOR zal deze in januari opleveren en daarin ook aandacht besteden aan
de samenhang met vaccineren.
5. In spoor 2 kunnen alle bedrijven en instellingen vanaf 21 december aanstaande antigeentesten
bestellen bij het Landelijke Coördinatiepunt Hulpmiddelen (LCH) om werknemers de mogelijkheid
te bieden zich te laten testen. Bij de levering van de antigeentesten wordt een toolkit
meegezonden met alle benodigde informatie, waaronder werkinstructies, lay-out van
analyseruimtes, medisch-inhoudelijke richtlijnen en persoonlijke beschermingsmiddelen
om in de praktijk te kunnen gaan testen. De GGD richt een meldportaal in voor bedrijfsartsen
en arbodiensten om de testuitslagen door te geven.
6. Op 27 november jl. is de LCI-richtlijn «Handreiking testen binnen bedrijven en ondernemingen»
door het RIVM gepubliceerd. Het is immers van belang dat iedereen, die buiten de GGD-testlocaties
testen afneemt, voldoet aan bepaalde voorwaarden en medische eisen. Met deze richtlijn
en de eerder gepubliceerde uitgangspunten is het voor iedereen inzichtelijk waar aan
moet worden voldaan wanneer buiten de GGD-testlocaties testen worden afgenomen.
7. De reeds bestaande samenwerking met VNO-NCW en werkgevers breid ik uit. VNO-NCW heeft
ondersteuning geboden bij de realisatie van teststraten binnen de basisinfrastructuur
(spoor 1) en biedt nu ook ondersteuning om de testcapaciteit en het aantal gedane
testen door werkgevers binnen spoor 2 te vergroten. Onder andere door de uitvoering
van zes pilots bij werkgevers en samenwerkingsverbanden; de uitvoering van een versnellingstafel
voor innovatieve sneltesten gericht op de verdere toepassing en opschaling daarvan;
en de inzet van een helpdesk/front office waar werkgevers terecht kunnen voor informatie
en handreikingen m.b.t. de inrichting van testlocaties en vereisten waaraan voldaan
dient te worden.
8. Momenteel loopt een onderzoek naar zelfafname bij mensen die in de zorg werken (zorgmedewerkers,
maar ook administratief personeel en schoonmakers). Deze mensen nemen met behulp van
een video-instructie een antigeentest bij zichzelf af. De uiteindelijke resultaten
van dit onderzoek bieden inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van (begeleide)
zelfafname met antigeentesten.
Validatie van testen
Ademtest
Momenteel zijn 50 ademtest-apparaten beschikbaar. Om de capaciteit te vergroten zijn
nog eens 500 ademtestapparaten besteld. Deze worden naar verwachting vanaf februari
2021 geleverd. De validatie voor mensen met klachten is afgerond en de resultaten
zullen op korte termijn in het OMT worden beoordeeld. Deze test is een pre-analyse,
die de toestroom naar de PCR zal verminderen (de test geeft aan dat je het virus niet
hebt oftewel dat je geen verdere diagnostiek nodig hebt). Per apparaat kunnen ongeveer
tien testen per uur worden afgenomen. De ademtest-apparaten kwalificeren als medisch
hulpmiddel en kunnen daarom niet zomaar op de Nederlandse markt gebracht worden. Dit
vereist een CE-markering dan wel een verleende ontheffing om het hulpmiddel op de
markt te brengen. Dit toelatingsproces wordt momenteel versneld doorlopen.
Het beperkte aantal blaastesten dat Nederland nu heeft wordt zo efficiënt mogelijk
ingezet in de (X)L teststraten. Op dit moment vindt validatie van ademtesten voor
mensen zonder klachten plaats. Op basis van de resultaten daarvan wordt bezien hoe
de ademtest gebruikt kan worden voor testen voorafgaand aan een evenement. De blaastest
is ongeschikt om vaak verplaatst te worden naar verschillende locaties in verband
met het steeds opnieuw instellen van de apparatuur.
LAMP-PCR test
De LAMP-test is een PCR-test met een ander protocol, waardoor de uitslag sneller beschikbaar
is en een minder complexe laboratoriumomgeving nodig is. Momenteel is Dienst Testen
i.o. in overleg met de leverancier van de LAMP-PCR voor de levering van 14 apparaten.
Over een periode van drie maanden zal ingekocht worden voor ongeveer 2.500.000 testen.
GGD Amsterdam is bezig met de validatie van de analyselijn van de PurePrep Tube Transfer
System robot. Een robot die op de afnamelocatie gebruikt kan worden om het afgenomen
monster te verwerken voorafgaand aan de analyse. Daarna zal de analyselijn in zijn
geheel gevalideerd worden. Zodra deze validatie rond is zullen meerdere (X)L teststraten
ingericht worden met een LAMP-PCR, waaronder in Amsterdam, Utrecht en Rotterdam.
Antigeentest voor mensen zonder klachten
Op het moment dat de capaciteit het toelaat, besluit ik over nieuwe doelgroepen zonder
klachten die aan het testbeleid toegevoegd kunnen worden. De snelheid daarvan is onder
meer afhankelijk van de vraag of antigeentesten betrouwbaar ingezet kunnen worden
bij mensen zonder klachten. Recentelijk is een studie onder voetballers afgerond,
ook andere validatiestudies van antigeentesten voor mensen zonder klachten zijn op
dit moment lopende. Ik verwacht dat in december genoeg data beschikbaar zullen zijn
om deze validatieresultaten aan het OMT voor te leggen voor een advies in januari
2021 over de inzetbaarheid van antigeentesten bij mensen zonder klachten. Daarna zal
ik beleidsmatig aangeven welke doelgroepen vervolgens zonder klachten getest kunnen
worden.
Doorontwikkeling teststrategie: gericht, grootschalig en frequenter testen
Testen blijft een belangrijke pijler in de bestrijding van Covid-19. De komende periode,
totdat voldoende mensen zijn gevaccineerd, zal het van belang blijven dat er voldoende
testcapaciteit is om zicht te houden op het virus en zo maatschappelijke en economische
activiteiten weer meer mogelijk te maken. Het kabinet wil in 2021 het testbeleid doorontwikkelen
naar meer gericht, grootschalig, en/of frequent testen van mensen zowel met als ook
zonder klachten. De kern van deze doorontwikkeling van het testbeleid is dat de beschikbare
testcapaciteit de komende maanden steeds verder wordt vergroot dankzij de inzet van
de GGD’en in spoor 1 en de ondernemers en werkgevers in spoor 2. Door risicogericht
te testen sorteren we maximaal effect op het omlaag brengen van de besmettingen en
straks het stapsgewijs openen van de samenleving.
Met risicogericht bedoel ik: daar waar de risico’s op verspreiding of last van het
virus groter zijn. Het kan dan gaan om doelgroepen (bijvoorbeeld kwetsbaren in de
zorg), omstandigheden (bijvoorbeeld wijken met hogere prevalentie en lage testbereidheid)
en locaties (bijvoorbeeld scholen of werkgevers met arbeidsomstandigheden waar anderhalve
meter moeilijk te handhaven is). De lessen en ervaringen die we op doen met de experimenten,
pilots in het onderwijs (leerlingen en personeel) en bij field labs evenementen zullen
we meenemen om de capaciteit aan testen zo goed en effectief mogelijk in te zetten
om risico’s te kunnen mitigeren. In lijn daarmee heeft ook uw Kamer middels de motie
van het lid Veldman (VVD) c.s.11 verzocht om met scenario’s te komen hoe we op termijn testen voor mensen met en zonder
klachten kunnen inzetten om een optimale balans te bereiken tussen het beschermen
van de volksgezondheid en het openen van de samenleving en hebben de leden Klaver
en Kroger een initiatiefnota over een tijdelijke testsamenleving opgesteld. Op deze
initiatiefnota kom ik verderop in mijn brief kort terug. Uw Kamer ontvangt separaat
een reactie van het kabinet op deze initiatiefnota.
Ik heb het OMT gevraagd het kabinet te adviseren over de inzet van grootschalig testen
van personen zonder klachten. Het OMT onderscheidt in zijn 89steadvies en het bijbehorende achtergronddocument12 drie doelen voor grootschalig testen: 1) zicht op verspreiding en haarden (een grote
groep mensen eenmalig testen om besmettingen in kaart te brengen, waarna specifieke
bestrijdingsmaatregelen volgen); 2. het mogelijk maken van evenementen (gecontroleerde
«experimenten» in de maatschappij); 3. om de maatschappij te openen (testen als vervanging
van beperkende maatregelen met isolatie van positieve personen). Het OMT geeft aan
dat het voordeel van grootschalig testen is dat het zicht kan bieden op circulatie
van COVID-19 in (delen van) de populatie en bijdragen aan indamming van het virus
indien positief geteste mensen in isolatie gaan en hun contacten in quarantaine. Ook
kan regelmatig testen gebruikt worden om mogelijke circulatie vroegtijdig op te sporen.
Verder kan grootschalig testen voorafgaand aan specifieke bijeenkomsten of evenementen
perspectief bieden op stapsgewijze heropening van de samenleving.
Tegelijkertijd wijst het OMT ook op een mogelijk gevoel van schijnveiligheid dat kan
ontstaan na een negatieve test en dat vanwege veel testen de compliance met de algemene
maatregelen kan afnemen. Niet duidelijk is wat het effect van frequent testen op de
testbereidheid zal zijn. De effectiviteit van grootschalig testen in de Europese context
is nog niet aangetoond. Nadelen zijn ook het relatief hoge percentage foutpositieven
dat bij brede screening gevonden zal worden, zelfs bij de testen met de hoogste specificiteit.
Tenslotte is het onduidelijk of grootschalig frequent testen voor het meest uitgebreide
scenario (testen ten behoeve van heropenen maatschappelijk verkeer zonder aanvullende
beperkingen) een haalbare optie is. Het OMT ziet toegevoegde waarde van grootschalig
testen voor de doelen 1 en 2. Het OMT geeft aan dat beide geëvalueerd dienen te worden
qua haalbaarheid en (te verwachten) effectiviteit in pilot studies, waarbij compliance
aan maatregelen bij positief testresultaat (isolatie zieke, quarantaine blootgestelden)
geborgd moet zijn.
Het OMT is terughoudend over doel 3, waarbij het merendeel van de bevolking of de
doelgroep ongericht herhaald (elke vier dagen) getest wordt. Deze toepassing brengt
grotere risico’s met zich mee, terwijl de toegevoegde waarde nog aangetoond moet worden.
Nadelen van deze manier van testen zijn dat er een gevoel van schijnveiligheid kan
ontstaan, het relatief hoge percentage foutpositieven dat bij brede screening gevonden
zal worden, zelfs bij de testen met de hoogste specificiteit en dat vanwege veel testen
de compliance met de algemene maatregelen (nog meer) kan afnemen. Het OMT waarschuwt
dat de kans bestaat voor een forse stijging van het reproductiegetal. De effectiviteit
van grootschalig en frequent testen lijkt aanzienlijk groter wanneer dit gericht wordt
ingezet.
Mede op basis van het advies van het OMT beschouw ik testen, gericht en grootschalig,
ten behoeve van doel 1 (zicht houden op verspreiding en haarden door een (deel)populaties
te testen) en doel 2 (mogelijk maken van evenementen) voor de korte termijn als kansrijke
scenario’s.
Testen gericht op opsporing en bestrijding
Het doel hierbij is om besmettingen op te sporen en de circulatie van het virus te
bestrijden met passende maatregelen. Daarbij adviseert het OMT om dit gericht te doen,
namelijk op wijken of dorpen met een hoge incidentie van de infectie en een lage testbereidheid.
Dit kan bijdragen aan indamming van het virus indien positief geteste mensen in isolatie
gaan en hun contacten in quarantaine. De tijdswinst in het aantonen of uitsluiten
van een besmetting is een belangrijk voordeel, bij gebruik van bepaalde (screenings)testen.
Zoals gezegd zal ik dmv twee experimenten, waaronder één in de gemeente Rotterdam
en één in een nader bekend te maken gemeente, samen met het gemeentebestuur, de GGD,
starten met een eerste experiment risicogericht en grootschalig testen.
Testen gericht op veilige toegang van evenementen
Het OMT meent dat grootschalig testen voorafgaand aan specifieke bijeenkomsten/evenementen
perspectief kan bieden voor het stapsgewijze heropenen van de samenleving. Het doel
is hier om te testen voor veilige toegang. Er zijn nog geen systematische studies
gedaan naar de mogelijkheid om testen te gebruiken als «ingangscontrole» bij evenementen.
Ik ben daarom ook blij met het initiatief van Fieldlabs van de evenementensector waarmee
pilots worden georganiseerd om voor verschillende situaties de mogelijkheden te onderzoeken.
De Ministeries van VWS en EZK ondersteunen deze pilots.
Ik ben met het OMT terughoudend om herhaald grootschalig testen ongericht in te zetten
en op die manier de maatschappij te heropenen (waarbij testen dient ter vervanging
van beperkende maatregelen). In januari 2021 start ik met experimenten en pilots om
ervaring op te doen met gericht grootschaliger testen om die vervolgens breder toe
te kunnen passen. Op die manier zet het kabinet alle beschikbare testcapaciteit met
maximale effectiviteit in voor de bestrijding van het virus en daarmee het stapsgewijs
openen van de samenleving.
Eerste reactie initiatiefnota Groen Links
Ik wil de fractie van GroenLinks danken voor het indienen van een initiatiefnota (Kamerstuk
35 653, nr. 2). Ik stel het op prijs dat leden van de Kamer op deze wijze meedenken bij de doorontwikkeling
van het testbeleid. Voor een deel liggen de voorstellen in lijn met mijn beleid en
zijn bepaalde onderdelen al in gang gezet. De initiatiefnota bevat echter ook elementen
die minder kansrijk en wenselijk zijn en niet overeenkomen met de plannen van het
kabinet. Ik zal zoals door u verzocht de gevraagde termijn met een reactie op de initiatiefnota
komen.
Stand van zaken Basistestinfrastructuur (spoor 1)
Afgelopen week zijn in totaal 53.700 Covid-19 testen gemiddeld per dag afgenomen (zorg
en GGD). Bij de GGD’en alleen werden 46.000 testen gemiddeld per dag afgenomen. Dit
zijn per dag 8.950 meer testen dan de week daarvoor, oftewel een stijging in de het
aantal afnames (zie tabel onder «feiten en cijfers»).
De stijging van het aantal testafnames is deels toe te schrijven aan de uitbreiding
van het testbeleid die op 1 december jl. is doorgevoerd. Sindsdien kunnen naast mensen
met klachten, ook mensen zonder klachten, die naar voren komen als nauwe contacten via Bron- en Contactonderzoek
(BCO) en/of de CoronaMelder-app, getest worden. Deze groep mensen kan zich op dag
5 na het laatste blootstellingsmoment met een PCR-test laten testen en bij een negatieve
testuitslag uit quarantaine. De uitbreiding van het testbeleid heeft geleid tot een
kleine stijging van de doorlooptijden. De GGD’en slagen erin om, net zoals voorgaande
weken, een doorlooptijd van 2x24 uur tussen testafname en testresultaat te realiseren
(zie tabel onder «feiten en cijfers»). Ik verwacht dat begin januari 130.000 Covid-19
testen per dag kunnen worden afgenomen door de GGD’en en in het kader van de klinische/kritieke
zorg.
In mijn vorige brief heb ik aangegeven dat er steeds meer testlocaties bijkomen (Kamerstuk
25 295, nr. 713). Inmiddels zijn er 8 (X)L locaties geopend en er zullen nog 11 volgen. Door deze
uitbreiding van het aantal testlocaties bevindt 90% van de Nederlanders zich binnen
ca. 30–45 minuten rijden van een testlocatie. Per locatie zal een mix van testen worden
uitgerold. De PCR-test blijft de basis vormen voor de testafnames in de GGD-testlocaties,
maar ook de LAMP-PCR test en de antigeen(snel)testen zullen in toenemende mate worden gebruikt.
Met het toevoegen van nieuwe type testen in de teststraten en het includeren van nieuwe
groepen in het testbeleid is het van belang dat iedereen de juiste, voor hem of haar
geschikte test, krijgt. De adviezen van het OMT over het gebruik van de verschillende
type testen in verschillende settings en groepen zijn daarbij leidend. Zo geldt voor
zorgmedewerkers en nauwe contacten zonder klachten uit BCO en app het advies om hen
bij voorkeur een PCR-test te geven13. Deze groepen krijgen daarom een PCR of LAMP-PCR test. Voor andere groepen met klachten
geldt dat alle type testen geschikt zijn, zij krijgen automatisch de beschikbare test
met de kortste doorlooptijd.
Daarnaast ondersteunen de mobiele testunits van de GGD bij het toegankelijk maken
van testen voor iedereen en worden veelvuldig ingezet. Een goed voorbeeld daarvan
is de inzet in wijken waar het percentage positieven hoog blijkt, maar waar de testbereidheid
achterblijft. Ook het netwerk van thuistesten via de GGD (regionale swabdiensten)
wordt nog steeds uitgebreid.
Verder verken ik de mogelijkheden om de testcapaciteit in spoor 1 verder te verhogen
door het contracteren van particuliere aanbieders, naast de inzet van werkgevers in
spoor 2.
Stand van Zaken testen via werkgevers (spoor 2)
Met dit spoor maak ik, in samenwerking met VNO-NCW, betrokken werkgevers, bedrijfsartsen,
arbodiensten en andere zorgprofessionals, initiatieven mogelijk die zorgen dat door
de inzet van met name antigeentesten werknemers (vooralsnog met klachten) getest kunnen
worden. Het is al mogelijk voor werkgevers om zelf gevalideerde testen in te kopen
en in te zetten, mits dit gebeurt onder bepaalde voorwaarden en eisen. Daarnaast wil
ik zoals bekend de mogelijkheid bieden dat werkgevers centraal ingekochte testen kunnen
afnemen. Voor werkgevers binnen de zorg is dit sinds enkele weken mogelijk. Er zijn
door hen inmiddels dan ook al tienduizenden antigeentesten besteld en ontvangen. Voor
de werkgevers buiten de zorg zal deze mogelijkheid op 21 december beschikbaar zijn.
VNO-NCW gaat bij de verdere uitrol van spoor 2 een grotere rol spelen door ondersteuning
te bieden om de testcapaciteit en het aantal gedane testen door werkgevers binnen
spoor 2 te vergroten. Onder andere door de uitvoering van zes pilots bij werkgevers
en samenwerkingsverbanden; de uitvoering van versnellingstafels voor innovatieve sneltesten
gericht op de verdere toepassing en opschaling daarvan; en de inzet van een helpdesk/front
office waar werkgevers terecht kunnen voor informatie en handreikingen m.b.t. de inrichting
van testlocaties en vereisten waaraan voldaan dient te worden.
Het blijft, zoals ik in mijn voorgaande brief aangaf, van groot belang dat zowel door
zorgaanbieders als door werkgevers buiten de zorg aan bepaalde voorwaarden en eisen
wordt voldaan. De uitgangspunten daartoe had ik vooruitlopend op de LCI-richtlijn
al bekend gemaakt14. Inmiddels is op 27 november jl. de LCI-richtlijn in kwestie in de vorm van een handreiking
door het RIVM gepubliceerd. Hiermee is het voor iedereen inzichtelijk waar aan moet
worden voldaan als partijen zelf testen willen gaan afnemen.
Stand van zaken Thuistesten (spoor 3)
Het kabinet verkent de mogelijkheden voor (begeleide) zelf- of thuistesten. Momenteel
zijn hiervoor geen gecertificeerde testen beschikbaar op de Europese markt. Daarnaast
gelden juridisch voorwaarden die voor de toepassing van (begeleide) zelf- thuistesten
getoetst moeten worden en dient nader te worden onderzocht wat de betrouwbaarheid
van deze wijze van afname is. Ik laat middels pilots onderzoeken welke testen geschikt
zijn voor een (begeleide) zelf- of thuistest en onder welke voorwaarde testen in een
thuissituatie kunnen worden afgenomen en werk ik aan een digitale ondersteuning hiervan.
Indicator
Week 47
Week 48
Week 49
Omvang
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)(2)*
316.750 totaal per week
45.250 gemiddeld per dag
331.100 totaal per week
47.300 gemiddeld per dag
375.000 totaal per week
53.700 gemiddeld per dag
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen alleen bij de GGD testlocaties (2)
251.650 testen per week
35.950 gemiddeld per dag
259.350 testen per week
37.050 gemiddeld per dag
322.000 testen per week
46.000 gemiddeld per dag
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten (3)
36.931 meldingen bij het RIVM
30.592 positieven uit de GGD-testlocaties. 12,0% positieven in GGD-testlocaties
33.949 meldingen bij het RIVM
28.789 positieven uit de GGD-testlocaties. 11,1% positieven in GGD-testlocaties
43.104 meldingen bij het RIVM
37.267 positieven uit de GGD-testlocaties.
11,6% positieven in GGD-testlocaties.
Aantal en percentage opgestarte en afgeronde BCO(3)
91,6% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 33.704 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
90,9% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 30.295 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
82,3% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 33.796 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen(4)
58% (onderzoek tussen 11 november en 15 november)
58% (onderzoek tussen 11 november en 15 november)
58% (onderzoek tussen 11 november en 15 november)
Effectiviteit
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname (5)
9,1 uur
8,7 uur
11,6 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag (5)
30,5 uur
31,6 uur
31,5 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag (5)
39,6 uur
40,3 uur
43,1 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties) (5)
24,2 uur
24,1 uur
24,2 uur
Laboratoriumcapaciteit
We doen er alles aan om tekorten van testmaterialen te voorkomen. Daarbij hebben we
wel te maken met een enorm toegenomen wereldwijde vraag met bijbehorende druk op de
markt voor testmaterialen. Met de uitbreiding van testmethoden en de inspanningen
gericht op inkoop van materialen en laboratoriumcapaciteit heb ik er vertrouwen in
dat we voldoende testcapaciteit kunnen blijven realiseren voor de uitvoering van het
landelijke testbeleid. Ik beschouw dat als mijn opdracht, wat niet wegneemt dat bij
individuele laboratoria schaarste kan bestaan. Naast het afsluiten van overeenkomsten
met meerdere (hoogvolume)labs voor de afname van PCR-laboratoriumcapaciteit zal Dienst
Testen ook de contractering van de MML laboratoria centraal organiseren wat betreft
de PCR-testen voor de corona pandemie.
Reizigers
Het LCT heb ik om advies gevraagd of het mogelijk is om inkomende reizigers uit hoog-risico
gebieden per 15 januari 2021 op dag 5 na aankomst in Nederland te laten testen, zodat
hun quarantaine bij een negatieve test kan worden beëindigd. Het LCT heeft positief
geadviseerd en geeft aan dat de testcapaciteit toereikend zal zijn om dit beleid medio
januari aan te passen. Tevens heeft GGD-GHOR Nederland aangegeven dat ook dit wat
betreft de uitvoering haalbaar is. Er moet hier wel een belangrijke kanttekening bij
gemaakt worden. Wanneer de doorlooptijden te hoog oplopen van die groepen in de samenleving
die volgens het OMT belangrijker zijn om te testen vanwege het tegengaan van het virus
(mensen met klachten, zorgmedewerkers etc.), dan moeten de nieuwe groepen die toegevoegd
zijn aan het testbeleid tijdelijk worden afgeschaald. Dit geldt voor reizigers en
voor mensen die nu getest kunnen worden als nauw contact uit het BCO en de CoronaMelder.
Kortom, als blijkt dat deze weken door het toevoegen mensen zonder klachten uit BCO
en de CoronaMelder de testvraag enorm stijgt en de doorlooptijden daardoor te ver
oplopen, dan kunnen reizigers nog niet worden getest op 15 januari. Een bijkomende
overweging zal zijn dat de GGD’en momenteel ook zijn gevraagd hun capaciteit in te
zetten voor de uitvoering van vaccinaties, en deze belangrijke maatschappelijke opgaven
niet ten koste van elkaar mogen gaan.
Toezicht op het testen en testbeleid
De IGJ heeft commerciële aanbieders van coronatesten bevraagd op de geleverde producten
en diensten. Op basis van de geanalyseerde informatie bezoekt de inspectie risico
gestuurd aanbieders. Daarnaast acteert de IGJ op meldingen over (snel)testen en teststraten.
De IGJ ziet een beperkte stijging in het aantal nieuwe commerciële teststraten. De
algemene indruk, op basis van de schriftelijke informatie en de toezichtbezoeken,
is dat de het merendeel van de testlocaties voldoet aan de uitgangspunten die daarvoor
zijn gesteld. De IGJ handhaaft indien nodig.
In navolging van eerder onderzoek van de inspectie naar testen en BCO door de GGD’en,
is de IGJ in december gestart met een vervolgonderzoek. Naast testen, ligt de focus
op het BCO waaronder de samenwerking tussen het landelijke BCO team en de regionale
GGD’en. Ook zal worden gekeken naar het invullen van de adviesfunctie van de GGD bij
uitbraken in de regio. Daarnaast is het toezicht op laboratoria in voorbereiding dit
start binnenkort.
De IGJ is nauw aangesloten bij diverse initiatieven rondom innovatieve testen. Middels
verschillende gesprekken informeert de IGJ fabrikanten van innovatieve testen over
geldende wet- en regelgeving en de processen die fabrikanten moeten doorlopen om producten
op de juiste manier op de markt te brengen. IGJ volgt de ontwikkeling van (zelf)testen
op de voet en past haar toezicht indien nodig hierop aan.
Adviesaanvraag Gezondheidsraad over uitgebreid testprogramma
In het debat van 18 november jl. heb ik lid v.d. Staaij (SGP) toegezegd om net zoals
voor vaccinaties te bekijken hoe een ethisch kader opgesteld kan worden voor een uitgebreid
testprogramma. Ik heb de Commissie Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad gevraagd
het kabinet te adviseren over de ethische kaders bij een dergelijk uitgebreid testprogramma
(Handelingen II 2020/21, nr. 26, Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus).
Dit advies zal naar verwachting eind januari 2021 worden opgeleverd.
Regie testketen
Om blijvend regie te kunnen voeren over de gehele testketen kijkt de Regiegroep Digitale
Ondersteuning Testen, Traceren (DOTT) naar de volledige en actuele dataset van het
aantal positieve en negatieve testresultaten. De benodigde digitale ondersteuning
zal op elkaar afgestemd dienen te worden. VWS, GGD en RIVM werken aan de risicoanalyse
voor de gegevensuitwisseling van de coronatestketen. De rapportage hiervan wordt half
december verwacht.
Gebruik lichaamsmaterialen en persoonsgegevens bij testen
Recentelijk heeft uw Kamer zich uitgesproken over het gebruik van lichaamsmaterialen
en DNA na het afnemen van een Coronatest en hiertoe de motie van het lid Kuzu (DENK)15 «Over het gebruik van lichaamsmaterialen en DNA na een coronatest» aangenomen. Graag
informeer ik u over wat er gebeurt met lichaamsmateriaal en DNA na het afnemen van
een coronatest.
In teststraten wordt middels een keel/neusswab een monster geïsoleerd dat al dan niet
materiaal van het SARS-CoV-2 virus kan bevatten. Daarnaast bevat het monster ook ander
materiaal, zoals lichaamseigen materiaal en materiaal van andere bacteriën en virussen
die zich in de luchtwegen kunnen bevinden. Bij een PCR-test wordt het monster via
transport overgebracht naar gecontracteerde laboratoria die aan hoge kwaliteitseisen
moeten voldoen. Veel van deze laboratoria voeren ook andere vormen van diagnostiek
bij mensen uit en zijn gewend om met dit type materiaal te werken. De omgang met materiaal
afkomstig van GGD-teststraten verschilt daarbij niet van materiaal ten behoeve van
andere vormen van moleculaire diagnostiek. De laboratoria zijn veelal geaccrediteerd
en hebben als onderdeel daarvan een ingericht kwaliteitssysteem dat regelmatig geauditeerd
wordt door de Raad voor Accreditatie, de instantie verantwoordelijk voor toetsing
van verschillende kwaliteitsnormen.
Kortgezegd wordt het monster in verschillende stappen opgewerkt tot materiaal dat
geschikt is voor analyse op aanwezigheid van het virus. Eén van deze stappen betreft
een isolatiestap waarbij RNA en DNA materiaal gezuiverd wordt van ander materiaal.
Het genetisch materiaal van mensen wordt met de gebruikte technieken dus wel mee geïsoleerd,
maar dit materiaal wordt met deze technieken verder niet geanalyseerd. Bewaartermijnen
van monsters zijn vastgelegd in het kwaliteitssysteem van de laboratoria. De exacte
bewaartermijn kan verschillen tussen laboratoria en moet worden gedefinieerd op basis
van de aard van het monster, het onderzoek en van toepassing zijnde eisen. De richtlijn
voor laboratoria is voor de PCR test om dit minimaal 3 maanden te bewaren in het geval
van een positieve test. De bewaartermijn van negatieve monsters is maximaal 2–3 dagen.
De maximale bewaartermijn is noodzakelijk voor eventuele hertesten. Nader uitbraakonderzoek
of onderzoek in het kader van de infectieziektebestrijding mag zonder toestemming
van de burger volgens de wet publieke gezondheid. Het lichaamsmateriaal mag gebruikt
worden voor wetenschappelijk onderzoek onder de wet inzake de geneeskundige behandelovereenkomst,
mits er geen bezwaar tegen gemaakt is. Na de bewaartermijn zal het monster worden
vernietigd middels verbranding of autoclaveren.
Het maken van een afspraak voor een coronatest bij een GGD teststraat gebeurt via
coronatest.nl, het callcenter of een bedrijfsarts. Voor het maken van een afspraak
worden persoonsgegevens gebruikt. Het verzamelen van persoonsgegevens is een noodzakelijke
publieke taak en dient een het algemeen belang. Laboratoria gebruiken alleen persoonsgegevens
die gepseudonimiseerd zijn en dus niet direct herleidbaar zijn tot een persoon. De
testuitslagen worden door laboratoria aan de GGD gemeld via CoronIT. Hier wordt de
uitslag van de test weer gekoppeld aan de persoon. In het geval van een positieve
testuitslag van de test wordt gecommuniceerd via coronatest.nl, door een arts of een
medewerker van de GGD en wordt er bron- en contactonderzoek uitgevoerd. GGD’en zijn
volgens de Wpg verplicht om positieve gevallen te melden aan het RIVM, maar hierbij
worden geen persoonsgegevens uitgewisseld. In het geval van een negatieve testuitslag
wordt contact opgenomen via coronatest.nl, een arts of door een medewerker van het
callcenter. In landelijke overzichten, zoals het Corona Dashboard en de cijfers van
het RIVM, zijn anoniem waardoor gegevens niet terug te voeren zijn op een persoon.
De GGD gebruikt persoonsgegevens in het kader van de Wet publieke gezondheid (Wpg)
voor het testen op infectieziekten en voor het bron- en contactonderzoek. Deze persoonsgegevens
worden niet langer bewaard dan strikt noodzakelijk en maximaal vijf jaar. Tussentijds
vindt er periodieke beoordeling plaats of het noodzakelijk is om gegevens te bewaren.
Meer informatie over het gebruik van persoonsgegevens door GGD GHOR Nederland https://ggdghor.nl/privacyverklaring-coronit/.
Bron- en contactonderzoek
De afgelopen weken is de landelijke capaciteit voor het bron- en contactonderzoek
verder opgeschaald. De GGD’en hebben hun opleidingen efficiënter ingericht, waardoor
er half december volledige kracht beschikbaar is van 7.500 fte. Daarnaast wordt er
steeds efficiënter gewerkt. Zo worden werkprocessen geüniformeerd, best practices
getoetst en geïmplementeerd in andere regio’s en wordt er gewerkt met een ICT ondersteuning
om het gebruik van HP Zone te ondersteunen en te uniformeren. Het merendeel van de
GGD’en voert volledig BCO uit, maar door de piek van maandag 7 december zijn een aantal
GGD’en weer overgestapt op risicogestuurd BCO.
• 64% van de GGD’en voeren volledig BCO uit of volledig BCO zonder monitorgesprekken
op dag 5 en dag 10. (16 GGD’en)
• 8% van de GGD’en voeren risicogestuurd BCO uit met volledig BCO bij hoog risico besmettingen.
(2 GGD’en)
• 24% van de GGD’en voeren risicogestuurd BCO uit waarbij alleen de indexen gebeld worden.
(6 GGD’en)
De motie van het lid Asscher c.s.16 gaat over de voorwaarden waaronder een volledig BCO kan worden uitgevoerd en wat
de aanwezige knelpunten zijn in alle GGD’en. De randvoorwaarden waaronder een volledig
BCO uitgevoerd kan worden, zijn de capaciteit van BCO medewerkers en IZB artsen, de
besmettingsgraad en het aantal positieve personen moeten bekend zijn bij de GGD’en.
GGD’en volgen elke positieve melding die bekend is bij hen op met een vorm van BCO.
De knelpunten voor het uitvoeren van volledig BCO zijn de benodigde ICT, de bereikbaarheid
van de index en (nauwe) contacten en het soms ontbreken van de volledige contactgegevens
van indexen. Zoals ik vermeld onder het kopje regie testketen zijn GGD’en en GGD GHOR Nederland zijn hard bezig om dit te verbeteren. Met deze stand
van zaken wordt invulling gegeven aan de motie Asscher c.s. 17 over voorwaarden voor een volledig BCO in alle GGD’en en daarbij de mogelijke aanwezige
knelpunten precies weer te geven.
Betrouwbaarheid van PCR-testen
Bij de Technische Briefing op 14 oktober 2020 heeft de heer Jaap van Dissel aan het
Kamerlid Van Haga (Van Haga) toegezegd om een schriftelijke toelichting te geven op
in de LCI-richtlijn gewijzigde criteria bij het beoordelen van een PCRtest. In het
debat op 17 november heb ik toegezegd om u aanvullend op geantwoorde Kamervragen dit
uw Kamer toe te sturen. Daartoe heb ik op 30 november een brief gestuurd met in de
bijlage de reactie van de heer Van Dissel (Kamerstuk 25 295, nr. 765). Verder wijs ik uw Kamer erop dat de website van het RIVM een speciale landingspagina
bevat waar informatie over soorten testen gegeven wordt. Onder de veel gestelde vragen
en onder de downloads is verdieping toegevoegd over de werking van de PCR-test, waaronder
ook twee notities die het RIVM geschreven heeft naar aanleiding van vragen van uw
Kamer. Dit mede naar aanleiding van de vragen van het lid Van Haga (Aanhangsel Handelingen
II 2020/21, nr. 962) en de motie van de leden Van Haga (Van Haga) en Hiddema (FvD)18 «Over het validatierapport inzake de PCR-test zo spoedig mogelijk naar de Kamer»,
Ik vertrouw erop hiermee tegemoet te zijn gekomen aan de motie van de leden Van Haga
(Van Haga) en Hiddema (FvD).
7. Digitale ondersteuning/CoronaMelder
Europese interoperabiliteit CoronaMelder
Op 20 november jl. is het tijdelijk besluit Europese interoperabiliteit notificatieapplicatie
COVID-19, die aansluiting van Nederland op de European Federated Gateway Server (hierna: de federatieve gateway) mogelijk maakt, vastgesteld in de ministerraad en
aan beide Kamers toegezonden zoals ook in mijn laatste brief aangegeven. Op 1 december
is deze aansluiting succesvol tot stand gebracht. Vanaf dat moment zijn de eerste
Nederlandse codes uit CoronaMelder uitgewisseld met andere Europese notificatieapplicaties
waarmee het bereik van de app vergroot is en op deze wijze ketens van besmettingen
sneller en vaker verbroken kunnen worden.
Beschikbaarheid resultaten en actuele cijfers CoronaMelder
Graag kom ik ook terug op de toezegging uit mijn vorige brief waarin ik heb aangegeven
de (tussentijdse) resultaten van de doorlopende evaluatie, als ook de actuele downloadcijfers
van CoronaMelder en besmetmeldingen in de app op transparante wijze beschikbaar te
willen maken. Om dit te realiseren wordt op drie manieren data beschikbaar gemaakt.
Op dit moment gebeurt dit al via het online platform GitHub19 en in de loop van aankomende week ook op de website coronamelder.nl. In het nieuwe
jaar zal daarnaast data via het landelijk coronadashboard in te zien zijn.
Derde digitale oplossing rondom testen
Zoals ik ook heb geantwoord op de vragen van het lid Hijink (SP) (Aanhangsel Handelingen
II 2020/21, nr. 1038) naar aanleiding van de brief van Bits of Freedom20 wil ik in Nederland realiseren dat het testen op COVID-19 sneller, op meer plekken
en bij meer mensen kan plaatsvinden. Daarnaast heeft het OMT in haar 85e advies21 geadviseerd om de mogelijkheid te verkennen van het eisen van een negatieve testuitslag
bij binnenkomst in Nederland voor alle reizigers. Mede in het licht hiervan wordt
op dit moment onderzocht of en hoe (en onder welke voorwaarden) dit proces digitaal
ondersteund zou kunnen worden. Net als bij de ontwikkeling van onder meer CoronaMelder
worden hierbij alle aspecten, denk aan ethische en juridische aspecten en aan grondrechten,
vrijwilligheid en privacy meegewogen. Daar doe ik geen concessies aan.
8. Quarantaine
Isolatie en thuisquarantaine zijn essentiële onderdelen van de aanpak tegen de verspreiding
van het coronavirus. Besmetting met het virus kan iedereen overkomen en het is daarom
van groot belang dat iedereen de dringende adviezen over quarantaine opvolgt. Uit
onderzoek van het RIVM blijkt dat het merendeel van de mensen die zelf positief testen
vrijwillig in isolatie gaan. Tegelijkertijd wordt de totale quarantaine door slechts
50% van de mensen die in quarantaine zouden moeten gaan nageleefd. Het blijkt ook
dat de naleving verschilt per groep. Hieronder staan de meest recente resultaten over
mensen die toch «naar buiten gaan» terwijl quarantaine vereist is.
Niet-naleving quarantaine:
1. Bij terugkeer uit een hoog-risicogebied (70,5%)
2. Bij ervaren klachten (68,2%)
3. Als een huisgenoot klachten heeft (53%)
4. Bij een melding van de GGD (41,4%)
5. Indien een huisgenoot positief is getest (34,5%)
6. Indien zelf positief getest te zijn (17,8%)
In de aanpak om de naleving te verhogen zijn communicatie en sociale ondersteuning
het meest belangrijk.
Plan van aanpak sociale ondersteuning Quarantaine
In de bijlage van deze brief is het plan van aanpak Quarantaine bijgevoegd22. Hierin wordt ingegaan op de ondersteunende maatregelen die we nemen vanuit VWS in
samenwerking met onze maatschappelijke partners. Hiermee voldoe ik aan de motie van
het lid Asscher (PvdA)23 c.s. waarin wordt verzocht zo spoedig mogelijk een plan van aanpak aan de Kamer te
zenden waarin zowel gedrag ondersteunende, praktische, sociale en – zo nodig in overleg
met SZW – financiële ondersteuning breed zijn uitgewerkt. Hierbij verwijs ik voor
het onderdeel van deze motie over de financiële ondersteuning naar de brief van de
Minister van SZW aan uw Kamer. Daarin wordt ook de motie van het lid Asscher (PvdA)
c.s. afgedaan waarin de regering wordt verzocht, plannen uit te werken om werkenden
die in quarantaine moeten en daardoor hun inkomen verliezen – zoals bijvoorbeeld taxichauffeurs,
pakketbezorgers en supermarktmedewerkers – te ondersteunen24.
Quarantaine en reizigers
Buitenlandse reizen en vakanties vormen een risico in de verspreiding van COVID-19
in Nederland. Voor de reisadviezen, de maatregel over de negatieve testverklaring,
het testen van reizigers, de travel corridor tussen Atlanta en Schiphol en quarantaine
van reizigers verwijs ik naar paragraaf 16.
9. Vaccinatiestrategie COVID-19
Op 20 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de vaccinatiestrategie van het
kabinet (Kamerstuk 25 295, nr. 741). Zoals ik in deze brief heb aangegeven, heeft het kabinet een hoofdroute geformuleerd,
waarbij we op basis van het advies van de Gezondheidsraad allereerst kiezen voor het
beschermen van de mensen die het meest kwetsbaar zijn. Het gaat daarbij om de bewoners
van verpleeghuizen en mensen met een verstandelijke beperking die in een instelling
wonen. Ook de mensen die met deze kwetsbare groepen werken, komen met prioriteit in
aanmerking.
Hoewel de strategie van het kabinet en het advies van de Gezondheidsraad richting
geven aan de prioritering van doelgroepen, kent dit traject verschillende afhankelijkheden.
Zoals ik eerder in mijn brieven van 20 november jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 741) en 3 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 769) heb aangegeven dienen we bij de uitwerking en uitvoering van de strategie rekening
te houden met:
1. De geschiktheid van vaccins voor specifieke groepen;
2. Het moment van beschikbaarheid van vaccins, en de aantallen waarin ze worden geleverd;
en,
3. De wijze waarop een vaccin wordt geleverd. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de bewaartemperatuur,
maar ook over het aantal vaccins dat per eenheid verpakt zit.
De onbekendheden en onzekerheden maken dat de implementatie van de vaccinatiestrategie
een ingewikkelde puzzel is om te leggen. Op basis van de berichtgeving van het EMA,
waar ik uw Kamer op 1 december jl. over heb geïnformeerd, ga ik ervan uit dat BioNTech/Pfizer,
indien goedgekeurd, het eerste vaccin zal zijn dat aan de Europese lidstaten geleverd
kan worden. De Europese Commissie heeft aangegeven dat bij uitlevering het gelijkheidsprincipe
moet gelden, dat wil zeggen dat de lidstaten zoveel mogelijk gelijktijdig leveringen
zullen ontvangen, conform de eerder afgesproken verdeelsleutel. BioNTech/Pfizer heeft
ons op 8 december laten weten dat het in de komende maanden hoogstwaarschijnlijk zal
gaan om de volgende leveringen:
• 507.000 vaccins na EMA goedkeuring eind december (waarbij levering in de eerste week
van januari wordt voorzien)
• 52.000 vaccins in januari 2021
• 768.000 vaccins in februari 2021
• 876.000 vaccins in maart 2021
Ook wordt op korte termijn, mogelijk al in januari 2021, een eerste levering van de
vaccins van Moderna voorzien (zie tabel 1). Uiteraard geldt ook hier dat het vaccin
eerst moet worden goedgekeurd. Ook voor de overige vaccins waarover Europese afspraken
zijn gemaakt zijn eerste leveringsinschattingen afgegeven. Ik merk hierbij op dat
dit leveringsafspraken zijn die nog kunnen veranderen, omdat ze afhankelijk zijn van
daadwerkelijke realisatie en levering door de producent, en goedkeuring door het EMA.
Tabel 1. Indicatief leveringsoverzicht COVID-19 vaccins (x 1mln)
1Q2021
2Q2021
3Q2021
4Q2021
1Q2022
Totaal
BioNTech/Pfizer
2,2
2,8
3,4
–
–
8,4
Moderna
0,4
1,36
1,36
3,1
–
6,2
AstraZeneca
4,5
5,2
2
–
–
11,7
CureVac
0,6
1,6
2
2,2
2,2
8,6
Janssen
0
3
6
2,3
–
11,3
Sanofi
–
–
5,85
5,85
–
11,7
Totaal
7,7
14
20,6
13,5
2,2
57,7
NB. Alle leveringen zijn onder voorbehoud van markttoelating.
De aantallen zoals in deze tabel genoemd, liggen hoger dan de aantallen zoals eerder
met uw Kamer gedeeld. Het gaat dan met name om de aantallen BioNTech/Pfizer, Moderna
en Janssen. Zoals u weet werkt de EU met een pro-rata-systematiek, gebaseerd op het
inwoneraantal, om te komen tot een verdeling van de gecontracteerde volumes. Echter,
niet altijd willen alle lidstaten hun gehele pro-rata deel afnemen. In geval van BioNTech/Pfizer
en Janssen gaf dit ons de mogelijkheid om hogere aantallen te bestellen dan waar we
op basis van ons pro-rata deel recht op hadden. Van BioNTech/Pfizer nemen wij nu 600.000
vaccins meer af, en van het vaccin van Janssen 3,4 miljoen extra. In aanvulling daarop
kennen alle contracten ook een optie om meer vaccins af te nemen. In de meeste gevallen
ligt het besluit, omtrent het al dan niet inroepen van die opties, later in 2021.
In het geval van Moderna ligt die vraag nu al op tafel. Het totale optie-volume voor
Moderna bedraagt 80.000.000. Nederland heeft ook hiervan aangegeven haar pro-rata-deel
af te willen nemen. Dit maakt dat we van het Moderna-vaccin nog eens 3,1 miljoen doses
kunnen afnemen. Met deze handelwijze bouwen we sneller de door ons gewenste vaccinportfolio
op. De hiermee gemoeide uitgaven passen binnen het hiervoor eerder toegewezen budget
van € 700 miljoen.
Opslag en distributie
De kandidaat-vaccins uit het portfolio van de Europese Commissie zijn nog in ontwikkeling
en dat betekent dat aanvullende informatie over de vaccins slechts geleidelijk beschikbaar
komt. Dat geldt ook voor de relevante informatie die nodig is voor de praktische vormgeving
van de voorbereidingen op het gebied van opslag en distributie. Omdat we daarnaast
ook te maken hebben met diversiteit tussen de verschillende kandidaat-vaccins, moeten
we ons voorbereiden op uiteenlopende situaties.
Het RIVM werkt de distributie naar uitvoerende partijen uit op basis van de vaccinatiestrategie,
de logistieke aspecten van de vaccins, en de beschikbaarheid van vaccins. Onderdeel
van die uitdaging is ook het borgen van de (tijdige) beschikbaarheid van de tweede
dosis (van hetzelfde vaccin) en het op zo’n manier inzetten van de vaccins (grootverpakkingen)
dat de productkwaliteit en daarmee de werkzaamheid ten alle tijden geborgd blijft
en spillage zo veel mogelijk beperkt wordt.
Aanschaf toedieningsmaterialen
In mijn eerdere brieven van 20 november jl. en 3 december jl. heb ik aangegeven op
welke manieren we ons al voorbereiden op het gebied van opslag en distributie van
de verschillende kandidaat-vaccins. Toen bijvoorbeeld de eerste signalen zichtbaar
werden dat de vaccins in multidose vials (flesjes waaruit meerdere personen gevaccineerd dienen te worden) verpakt zouden
worden en dat de toedieningswijze waarschijnlijk intramusculair (via inspuiten in
een spier) zou zijn, was duidelijk welke spuiten en naalden nodig waren voor bereiding
en toediening. Anticiperend hierop is deze zomer gestart met de eerste aankopen van
dit materiaal en wordt bijgestuurd op basis van beschikbare informatie. Er zijn inmiddels
spuiten en naalden aangeschaft voor 25 miljoen toedieningen. In aanvulling neemt Nederland
deel aan een Joint Procurement van de Europese Commissie voor de aanschaf van veiligheidsnaalden.
Voor het vaccin van BioNTech/Pfizer is daarnaast een oplosmiddel aangekocht, dat noodzakelijk
is voor het gebruik van dit vaccin. Voor de bereiding van deze vaccins zijn ook extra
naalden en spuiten nodig. De eerste leveringen van het oplosmiddel en de toedieningsmaterialen
vinden in de eerste helft van december 2020 plaats. Dat betekent dat deze materialen
tijdig beschikbaar zijn voor de start van de vaccinatiecampagne.
Reserveren opslagcapaciteit
Voor de opslag van de vaccins in Nederland is een farmaceutisch logistiek dienstverlener
ingezet die veel kennis en ervaring heeft in (fijn)distributie van vaccins. Bij deze
partij is opslagcapaciteit gereserveerd voor COVID-19-vaccins, waarbij rekening gehouden
is met de uiteenlopende temperatuurzones waarbij de vaccins opgeslagen moeten worden
(ultra low, vries-, koel- en kamertemperatuur). Deze logistiek dienstverlener draagt
ook zorg voor het verpakken en leveren van vaccins naar de vaccinatielocaties.
Omdat nog niet duidelijk is welke kandidaat-vaccins daadwerkelijk op de markt komen,
en vanwege de onbekendheden rondom de te leveren aantallen, timing en (opslag)volumes
is daarnaast ook back-up opslagcapaciteit gecontracteerd bij een tweede farmaceutisch
logistiek dienstverlener. Ook voor deze locatie is een exclusieve reservering voor
opslagcapaciteit in alle temperatuurzones vastgelegd. Daarnaast werkt het RIVM hard
aan het beschikbaar krijgen van benodigde opslagcapaciteit in de Caribische delen
van het koninkrijk.
Leveringen eerste vaccins
In januari (en mogelijk eind december) wordt de eerste levering van BioNTech/Pfizer
verwacht. Het betreft, zoals eerder aangegeven, een levering van 507.000 doses. Het
RIVM heeft ons gemeld dat de verpakkingsvorm, in combinatie met de beperkte houdbaarheid
op koelkasttemperatuur van het BioNTech/Pfizer vaccin, het zeer complex maakt om dit
vaccin in deze fase op kleinschalige locaties aan te bieden. Het vaccin is verpakt
in dozen met 975 doses (195 flacons van 5 doses) die bewaard moeten worden bij -75°C.
Het RIVM constateert dat het herpakken van vaccins in kleinere dozen, conform de Good Distribution Practices (GDP)-richtlijnen, een zorgvuldig proces vergt dat veel tijd kost. Dit staat de snelle
inzet van deze vaccins in de weg.
Na ontdooien is het vaccin nog 5 dagen bruikbaar indien het bewaard wordt bij koelkasttemperatuur
(2–8 graden). Dat betekent dat de bijna 1.000 vaccins binnen 4 dagen na ontvangst
toegediend dienen te worden, rekening houdend met 1 dag voor distributie. Daarnaast
dienen mensen na drie weken een tweede vaccinatie met het BioNTech/Pfizer vaccin te
ontvangen.
Vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid
na ontdooien, én om zoveel mogelijk spillage te beperken, kiest het kabinet ervoor
om het vaccin van BioNTech/Pfizer in deze fase aan te bieden op centrale locaties.
Daarbij ga ik uit van circa 30 locaties, door het hele land, waarbij ook gebruik gemaakt
zal worden van bestaande testlocaties, indien geschikt. In de logistieke operatie
wordt er uiteraard naar gestreefd dat er niet meer wordt uitgeleverd aan een priklocatie
dan er vraag verwacht wordt. Zeker bij de vaccins waarvoor geldt dat die na uitlevering
uit de opslaglocatie beperkt houdbaar zijn, wordt hiermee in de logistiek scherp rekening
gehouden. Met bovenstaande geef ik invulling aan mijn toezegging aan de leden Agema
(PVV) en Veldman (VVD), gedurende de begrotingsbehandeling op 3 december jl., om meer
duidelijkheid te bieden over werkzaamheid, passendheid, en logistieke vereisten (Handelingen
II 2020/21, nr. 33, debat over de Begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
2021 en Tweede suppletoire begroting inzake coronamaatregelen).
Overigens geldt ook bij toepassing op centrale locaties dat enig vaccinverlies niet
te vermijden zal zijn. Op basis van schattingen van het RIVM dient rekening gehouden
te worden met een spillage van 10–20%. Hieronder zet ik uiteen wat dat betekent voor
de uitvoering van de COVID-19 vaccinatie in deze fase.
Uitwerking hoofdroute
In de vaccinatiestrategiebrief van 20 november jl. heb ik aangegeven welke uitvoerende
partijen in beeld zijn voor de verschillende doelgroepen. De strategie van het kabinet
omvat de volgende groepen:
• Huisartsen voor de (medische) risicogroepen en ouderen (extramuraal);
• Instellingsartsen en, waar van toepassing, huisartsen voor ouderen in de verpleeg(huis)zorg
en mensen met een verstandelijke beperking (intramuraal);
• Werkgevers en arbodiensten/bedrijfsartsen voor zorgpersoneel; en,
• GGD’en voor de rest van de bevolking en eventueel als vangnet voor bovenstaande doelgroepen.
Het kabinet wil starten met het vaccineren van de kwetsbare groepen waar de kans op
ernstige ziekte en overlijden het hoogst is, en de zorgmedewerkers die met deze groepen
werken. Binnen deze eerste groep wil ik het vaccin van BioNTech/Pfizer inzetten voor
het vaccineren van de zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg, gehandicaptenzorg
(intramuraal en extramuraal), en medewerkers in de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning.
Dit gebeurt op centrale locaties. Zo kunnen de eerst beschikbare vaccins van BioNTech/Pfizer
zo goed en efficiënt mogelijk worden gebruikt. Ook worden de meest kwetsbare doelgroepen,
zoals het uitgangspunt was en blijft, zo optimaal mogelijk beschermd. In het advies
van de Gezondheidsraad is deze ringbescherming ook geadviseerd. Omdat in de eerste
maanden van 2021 ook registratie en levering van het vaccin van Moderna wordt voorzien,
kiezen we ervoor dit vaccin aan te bieden aan de bewoners van verpleeghuizen en instellingen
voor mensen met een verstandelijke beperking, inclusief kleinschalige woonvormen.
Dit vaccin is naar verwachting meer geschikt voor kleinschalige distributie en mede
daardoor eenvoudiger toepasbaar op deze locaties.
Omvang eerste groep
Het gaat in deze eerste groep om 612.000 zorgmedewerkers die werken in de verpleeg(huis)zorg,
gehandicaptenzorg, wijkverpleging en Wmo-ondersteuning (huishoudelijke hulp, maaltijdondersteuning,
etc.)25. Dit betreft:
• 269.000 werknemers bij verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen;
• 178.000 zorgmedewerkers die werkzaam zijn in de gehandicaptenzorg; en,
• 166.000 zorgmedewerkers die verpleging, verzorging en Wmo-ondersteuning leveren.
De groep bewoners van verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen en mensen met een
verstandelijke beperking die in een instelling wonen, betreft circa 232.000 cliënten26:
• 147.000 verpleeghuisbewoners en bewoners van kleinschalige wooninitiatieven; en,
• 85.000 mensen in instellingen en kleinschalige woonvormen binnen de gehandicaptenzorg.
Hoeveel vaccins nodig zijn voor het volledig vaccineren van deze eerste groepen, hangt
samen met de vaccinatiebereidheid. Dit is lastig in te schatten. Uit een peiling onder
3.300 leden van vakbond NU’91 blijkt dat 36% van de zorgprofessionals zich wil laten
vaccineren zodra dat mogelijk is, 33% geeft aan zich niet te willen laten vaccineren
en bijna evenveel mensen weet het nog niet. Volgens NU’91 verschilt de bereidheid
in zorgsectoren onderling: 44% van de ziekenhuismedewerkers wil zich laten vaccineren,
tegenover 25% verpleeghuis-medewerkers en 31% thuiszorg-medewerkers. Van de huisartsen
is 90% bereid zich te laten vaccineren, blijkt uit een enquête van HuisartsVandaag
onder 1.200 huisartsen.
Bij de Mexicaanse griep in 2009 was de vaccinatiebereidheid onder zorgmedewerkers
voor volledige vaccinatie uiteindelijk ongeveer 43%27. Bij de medische risicogroepen was de vaccinatiegraad ongeveer 70%. Voor de COVID-19
vaccinatie ga ik vooralsnog uit van een opkomstpercentage van 75% vanwege de grote
maatschappelijke impact van deze pandemie en de mogelijkheden die vaccineren biedt
om deze crisis het hoofd te bieden.
De uitvoerende partijen geven aan dat de vaccinatiebereidheid uiteindelijk van veel
factoren zal afhangen: de veiligheid en mate van bescherming van het vaccin, het beeld
in de samenleving van het vaccin, de communicatie over het vaccin en de vaccinatie,
de vraag of vaccinatie zal leiden tot het loslaten van maatregelen en de mogelijkheid
tot veranderingen in gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in instellingen,
de vraag of het op een later tijdstip alsnog mogelijk is te vaccineren.
Uitwerking vaccinatie eerste groep
Hoewel de strategie van het kabinet en het advies van de Gezondheidsraad richting
geven aan de prioritering van doelgroepen, is het vanwege de beperkte beschikbaarheid
van vaccins ook zaak om binnen deze groepen een nadere prioritering aan te brengen.
De eerste levering van BioNTech/Pfizer bevat op basis van de meest actuele leveringsinformatie
(d.d. 8 december) 507.000 vaccins. Deze worden zo snel mogelijk na EMA-goedkeuring
geleverd, maar mogelijk pas in de eerste week van januari. Daarnaast wordt een kleinere
levering van 52.000 vaccins verwacht in januari. In februari en maart volgen ook weer
grotere leveringen. Aanvullend op de vaccins van BioNTech/Pfizer, worden ook circa
390.000 doses van Moderna verwacht. Voor zowel het vaccin van BioNTech/Pfizer als
(naar verwachting) het Moderna-vaccin, geldt dat binnen enkele weken twee keer gevaccineerd
moet worden.
Om te kunnen berekenen hoeveel mensen met deze eerste levering gevaccineerd kunnen
worden, dienen we – naast het toedienen van 2 doses – ook rekening te houden met de
vaccinatiebereidheid (waarbij we uitgaan van 75%) en mogelijk vaccinverlies. Hoewel
in de logistieke operatie zoveel mogelijk voorkomen wordt dat vaccin verloren gaat,
houden we – zoals eerder in deze brief aangegeven – rekening met een spillage van
10–20%.
Op basis van het meest actuele leveringsschema starten we met het vaccineren van de
zorgmedewerkers in verpleeghuizen. Als we uitgaan van een opkomstpercentage van 75%,
dan kunnen in januari 202.000 medewerkers van verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen
gevaccineerd worden. De eerste levering van BioNTech/Pfizer voorziet in voldoende
vaccins voor deze groep. Na de medewerkers van verpleeghuizen volgen vanaf eind januari
ook de medewerkers uit de gehandicaptenzorg, wijkverpleging en Wmo-ondersteuning.
De derde levering van BioNTech/Pfizer in februari voorziet in voldoende vaccins om,
uitgaand van een opkomstpercentage van 75%, zowel 134.000 zorgmedewerkers uit de gehandicaptenzorg
als 125.000 medewerkers uit de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning te vaccineren.
Voor de bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke
beperking, geldt dat er bij 75% opkomst circa 170.000 mensen gevaccineerd moeten worden.
De eerste levering van Moderna voorziet in voldoende vaccins voor 160–180.000 mensen.
Vanwege de onbekendheden ten aanzien van leveringsmomenten, vaccinverlies en vaccinatiebereidheid,
is het nog niet met zekerheid te zeggen wanneer de eerste groep in zijn geheel gevaccineerd
zal zijn. Monitoring van zowel vaccinverlies als van de vaccinatiebereidheid, op basis
van een goede registratie, is van groot belang om waar nodig de vaccinatie planning
te kunnen bijstellen. Mochten er, op grond van verschillen tussen vaccinaanbod en
-vraag, vaccins overblijven, dan komen deze in principe ten goede aan de daaropvolgende
prioritaire groep. Uiteraard geldt daarbij dat het vaccin ook voor die groepen geschikt
moet zijn. Van alle betrokkenen bij de uitvoering vragen deze onbekendheden het nodige
aan wendbaarheid.
Vaccineren op centrale locaties
Vanwege de kenmerken van de BioNTech/Pfizer vaccins, zal de toediening van dit vaccin
moeten plaatsvinden op meer centrale locaties. We zien dat de landen om ons heen dezelfde
afwegingen maken om dit vaccin goed aan te kunnen bieden. Ik heb de GGD’en gevraagd
al in deze fase, bij de start van deze vaccinatiecampagne, centrale locaties per regio
in te richten, in plaats van later in het traject zoals eerst was beoogd. De GGD’en
zullen circa 30 centrale priklocaties inrichten, die moeten voldoen aan de richtlijnen
van het RIVM en die in januari gereed zijn. Waarschijnlijk wordt hierbij aangesloten
bij bestaande testlocaties, indien geschikt.
De GGD’en zijn vanwege hun expertise en hun ervaringen met centrale vaccinatieprogramma’s
de meest logische partij. Ik ben de GGD’en zeer erkentelijk dat zij deze taak oppakken,
bovenop alle verantwoordelijkheden die de GGD’en al op zich hebben genomen rond de
bestrijding van COVID-19. Zo moet onder andere gekeken worden naar de inzet van extra
personeel van de GGD'en (voor registratie, administratie, toeleiding). Daarnaast bezien
de GGD'en of het – indien noodzakelijk – mogelijk is om extra medisch personeel ter
beschikking te stellen. Indien zoals hierboven is aangegeven ook testlocaties deels
worden benut voor vaccinatie, kan dat gevolgen hebben voor de testcapaciteit van die
locaties. Samen met de GGD'en breng ik die gevolgen in beeld.
Het RIVM is verantwoordelijk voor de logistiek omtrent de verspreiding van de vaccins
(bestelling en distributie van de vaccins en materialen naar de vaccinatielocatie),
alsook de beveiliging van dit proces en de locaties. Hierover is het RIVM in gesprek
met de GGD’en.
Uitwerking uitvoering
De verantwoordelijkheidsverdeling zoals in de hoofdroute aangegeven, wijzigt met mijn
verzoek aan de GGD niet. Bij de verdere uitwerking van deze eerste stappen volgen
we de werkwijze die ook zou opgaan als de vaccinatie in de eigen instelling (en/of
werkomgeving) plaats zou vinden. Werkgevers van zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg,
gehandicaptenzorg, wijkverpleging en Wmo-ondersteuning dragen conform de Arbeidsomstandighedenwet
primair de verantwoordelijkheid voor vaccinatie van medewerkers in hun instellingen
en stimuleren hun medewerkers zich te laten vaccineren. Daarnaast is het noodzakelijk
dat werkgevers van de instellingen ook zelf capaciteit beschikbaar stellen, voor zover
de zorgcontinuïteit dat toestaat. Arbodiensten en bedrijfsartsen hebben toegezegd
een bijdrage te willen leveren aan de vaccinatie van zorgpersoneel. Zij kunnen daarvoor
(bedrijfs)artsen en verpleegkundigen en andere medewerkers ter beschikking stellen.
Het is daarnaast ook mogelijk om hierbij vaccinatiebureaus in te zetten.
De werkgevers in langdurige zorg/instellingen nemen hun verantwoordelijkheid door
vaccinaties van zorgverleners te stimuleren en te faciliteren. Dat betekent concreet
dat zij zorgpersoneel in de gelegenheid stellen om zich (zo nodig tijdens werktijd)
te laten vaccineren en de vaccinatie aanmoedigen. Aangezien het zal gaan om een relatief
beperkt aantal locaties voor geconcentreerd vaccineren, zal hier ook reistijd mee
gemoeid zijn. Bevordering van vaccinaties onder de zorgverleners is van belang om
de kwetsbare cliënten zo goed mogelijk te beschermen, waar zorginstellingen verantwoordelijk
voor zijn. Daarnaast is dit van belang om de zorgcontinuïteit te kunnen garanderen.
De instellingen zijn verantwoordelijk voor het vaccineren van hun eigen cliënten.
Hiervoor zetten zij zelf artsen en/of verpleegkundigen in. Bij kleinschalige woonvoorzieningen
of instellingen zonder eigen behandelaren voorziet de huisarts hierin.
Extra inzet personeel
Deze werkwijze vraagt het nodige van de verschillende betrokken partijen, die al te
maken hebben met een behoorlijke werklast. Het RIVM is met de GGD’en en de andere
uitvoeringspartijen intensief en met veel energie aan de slag om de uitvoering uit
te werken ten behoeve van de start in januari. In de motie van het lid Klaver c.s.
(Kamerstuk 25 295, nr. 725) is verzocht om zo snel mogelijk te starten met het selecteren en opleiden van zowel
medisch als niet-medisch personeel voor het toedienen van COVID-19 vaccins. Ik onderstreep
dit belang, en de aanwezigheid van geschikt personeel maakt deel uit van de gesprekken
de uitvoeringspartijen. Hieruit blijkt dat de uitvoeringspartijen deels al beschikken
over geschikt medisch personeel dat de vaccins kan toedienen. Zowel bij de instellingen,
de arbodiensten en de GGD’en. In aanvulling hierop ben ik – om een personeelstekort
bij de toediening van COVID-19 vaccins te voorkomen – onder andere in gesprek met
de uitvoeringspartijen om te bepalen hoe niet-medisch personeel zo snel mogelijk kan
worden opgeleid en beschikbaar is, zodat zij kunnen vaccineren onder toezicht van
medisch personeel. Dit wordt ook wel de verlengde armconstructie genoemd. Hiervoor
is een extra opleiding nodig. Ik ben bereid om te voorzien in deze extra opleidingsbehoefte.
Het RIVM heeft hierbij een rol in het kader van deskundigheidsbevordering en de beschikbaar
stellen van de richtlijnen en informatiematerialen voor scholing. In de volgende voortgangsbrief
zal ik u hierover verder informeren.
Registratie COVID-19 vaccinatie
Een centraal register is een essentieel onderdeel van de vaccinatiestrategie. Naast
de hierboven al genoemde noodzaak de vaccinatiegraad te monitoren, speelt het een
rol bij de veiligheidsbewaking en monitoring van bijwerkingen, het snel handelen bij
eventuele calamiteiten, het monitoren van de effectiviteit van vaccinatie, en de bestrijding
van deze pandemie in het algemeen. Omdat de verwachting is dat er verschillende typen
vaccins worden ingezet, is het ook van belang om goed bij te houden wie met welk vaccin
gevaccineerd is en tot welke doelgroep iemand behoort. Het is van groot belang dat
deze gegevens zo compleet mogelijk zijn. Alleen dan kan de veiligheidsbewaking en
monitoring van de vaccineffectiviteit en de vaccinatiegraad zorgvuldig gebeuren. Er
wordt hard gewerkt aan de technische uitvoering van het centrale register, dat naar
verwachting eind december gereed is om vaccinatiedata te registreren. Het RIVM voert
in dit kader gesprekken met de partijen die de vaccinaties gaan zetten om, waar mogelijk,
de registratiesystemen op elkaar aan te sluiten. Zoals ik in mijn brief van 30 november
jl. heb aangegeven zullen alleen de minimale benodigde oproep- en vaccinatiegegevens
zoals wie, wanneer, welk vaccin heeft gekregen worden bijgehouden. Daarbij worden
de privacy by design principes als uitgangspunt genomen. Bij bezwaren zal het mogelijk zijn voor de gevaccineerde
om zijn/haar gegevens bij het RIVM te laten verwijderen. Tot slot is het belangrijk
dat de registratie veilig en betrouwbaar is, daarom worden daartoe aangewezen partijen
als het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) betrokken op deze aspecten.
Communicatie
De komende periode is het doel van de communicatie om breed draagvlak voor de vaccinatiecampagne
te realiseren. We stellen informatie over het vaccin en de vaccinatie-aanpak beschikbaar
op www.rijksoverheid.nl/coronavaccinatie. Thema’s zijn onder andere: de veiligheid van de vaccins, de logistieke operatie,
de volgorde waarin groepen voor vaccinatie in aanmerking komen en hoe we dit organiseren.
Als op een onderwerp nog geen duidelijk antwoord is, leggen we het proces uit. Naast
feitelijke informatie bieden we ook verhalen aan, van patiënten, van familieleden,
van zorgprofessionals en wetenschappers. Bovendien schenken we extra aandacht aan
de maatschappelijke discussie op sociale media door op verschillende fora actief in
gesprek te gaan over zorgen die er leven. Deelname aan de discussie geeft ons de mogelijkheid
om twijfels weg te nemen en onjuistheden recht te zetten. Ook helpen we mensen om
desinformatie te herkennen en geven we hen tips om te kunnen omgaan met weerstand
in de eigen omgeving.
De komende weken wordt in rap tempo de verdere publiekscommunicatie uitgerold. Met
deze communicatie beantwoorden we vragen om daarmee mogelijke twijfels weg te nemen.
Middelen om dit doel te bereiken zijn publieksinformatie op de website van de rijksoverheid,
via 0800 1351 en online, en een publiekscampagne op televisie, radio, online en in
print. Het eerste artikel staat vanaf 9 december in huis-aan-huis bladen, de radiocampagne
start op 14 december, samen met een online advertentiecampagne (via banners) en sociale mediaberichten. Rond de jaarwisseling komt er een advertentie in landelijke
dagbladen. Dan start ook de televisiecampagne.
Met de inzet van verschillende ambassadeurs die voor specifieke groepen herkenbaar
zijn, sluiten we aan bij uiteenlopende doelgroepen in kanaal, vorm en taal. Hiervoor
wordt samenwerking gezocht met artsen en experts op het gebied van corona en vaccinatie.
Waar mogelijk vragen we bekende Nederlanders om de boodschap te ondersteunen. Er is
speciale aandacht voor moeilijk bereikbare groepen en voor zorgprofessionals:
• De zorgprofessional als uitvoerder van de vaccinaties krijgt instructie en informatie van het RIVM. Alle informatie hierover staat op https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/vaccins.
• De zorgprofessional als ontvanger van het vaccin:
• Krijgen de informatie via de reguliere coronakanalen zoals het telefoonnummer 0800-1351,
rijksoverheid.nl/coronavaccinatie en diverse campagne-uitingen zoals een radiospot.
• Daarnaast worden er gesprekken gevoerd met (in eerste instantie) koepelorganisaties
Verenso, VGN, V&VN en Actiz over hoe zij kunnen helpen in de communicatie naar de
medewerkers in instellingen.
• Voor de groep zorgprofessionals met een migratie-achtergrond die de Nederlandse taal
niet goed beheersen worden speciale middelen gemaakt zoals vertalingen en hertalingen
naar eenvoudige taal en meer visuele uitingen over veiligheid en andere thema’s.
Als de vaccinatiestrategie hierom vraagt, dan wordt de communicatie-aanpak aangepast.
Ethische kaders
De COVID-19 vaccinatie levert ethische dilemma’s en juridische vraagstukken in het
spanningsveld van collectieve verantwoordelijkheid om de vaccinatiegraad te verhogen,
elkaar te beschermen én vrijheden, zoals individuele zelfbeschikking, godsdienstvrijheid,
en lichamelijke integriteit. Het lid Segers (CU) heeft in het debat van 18 november
jl. een motie voor ingediend waarin hij het verzoek doet om een ethisch afwegingskader
voor de COVID-19 vaccinatiestrategie te laten ontwikkelen28. Ik heb de Commissie Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad gevraagd hierover te
adviseren. Dit advies wordt voor februari 2021 opgeleverd.
In het debat van 18 november jl. is tevens door het lid Wilders (PVV) een motie ingediend
over vrijwillige vaccinatie29. In aanvulling op deze motie heeft het lid Wilders de leden van het Kabinet verzocht
om een brief waarin wordt bevestigd dat het Kabinet deze mening met de Kamer deelt.
Zoals ik diverse malen heb aangegeven zal de COVID-19 vaccinatie altijd en alleen
op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Er zal daarbij geen sprake zijn van vaccinatiedwang
of een (indirecte) vaccinatieplicht, hier is geen wettelijke grondslag voor. Ecorys
heeft in 2019 onderzoek gedaan naar een vergelijkbare afweging in relatie tot de griepvaccinatie
onder zorgpersoneel. Ook hier kwam uit dat een (in)directe vaccinatieplicht geen wettelijke
grondslag heeft en ook niet wenselijk is. Voor de overige vragen die leven over dit
onderwerp wil ik de uitkomst van het nog te ontvangen advies van de Commissie Ethiek
en Recht van de Gezondheidsraad afwachten.
Tot slot
De COVID-19 vaccinatie vraagt veel van de inzet, creativiteit en flexibiliteit van
de uitvoerende partijen. Er is op voorhand niet op alle vragen antwoord te geven.
Zoals ik eerder in deze brief al schreef, is de vaccinatiecampagne een puzzel. Een
puzzel die we samen moeten leggen. En dat lukt als ieder zijn verantwoordelijkheid
neemt. Niet alleen om de uitvoering in goede banen te leiden, maar ook als we straks
beginnen met vaccineren. We willen de mensen uit kwetsbare groepen zo snel mogelijk
met een vaccin beschermen tegen het coronavirus. Het is van groot belang dat niet
alleen deze groepen zelf, maar ook zoveel mogelijk zorgmedewerkers, bereid zijn om
zich te laten vaccineren. Naast bescherming voor zichzelf, biedt dit hun ook de mogelijkheid
veiliger te kunnen werken met hun cliënten en met collega’s.
Zorgen dat de zorg het aan kan
10. Zorg voor patiënten in de curatieve sector
Actueel beeld
De afgelopen weken is een daling ingezet van het aantal patiënten met COVID-19 in
de ziekenhuizen. Het algemene beeld is dat die daling gemiddeld langzamer gaat en
minder sterk is dan we hadden gehoopt. In de afgelopen week liep de bezetting op de
klinische verpleegbedden in de ziekenhuizen op sommige dagen zelfs weer wat op. De
druk op de zorg blijft dus onverminderd hoog.
Op dit moment (stand 8 december 2020) zijn in totaal 1.70030 patiënten met COVID-19 in de ziekenhuizen opgenomen, waarvan 464 covid-patiënten
op de IC en 1.236 covid-patiënten in de kliniek. Dit is een daling van per saldo 446
patiënten ten opzichte van drie weken geleden (d.d. 17 november), waarbij de daling
zowel te zien is op de IC (daling van 112) als in de kliniek (daling van 334). Echter
in de afgelopen week lijkt de daling zich te stabiliseren. In vergelijking met vorige
week dinsdag is momenteel nog wel een daling te zien op de IC (per saldo 14 patiënten
minder) maar juist weer een stijging van 31 patiënten in de kliniek.
Er is dus nog steeds sprake van een significante instroom van patiënten met COVID-19,
waarbij er regionaal verschillen zijn. Daarom is de landelijke spreiding van patiënten
door het Landelijk Centrum Patiëntenspreiding (LCPS) nog steeds nodig. In de afgelopen
week vonden er gemiddeld dagelijks 14 bovenregionale overplaatsingen van COVID-19
patiënten naar een ander ziekenhuis plaats, waarvan 2 IC-patiënten, ten opzichte van
iets minder dan het dubbele drie weken geleden (24, waarvan 5 IC)31. Het is vooral belangrijk dat patiënten verspreid worden, zodat reguliere zorg overal
in Nederland even goed beschikbaar blijft, zoals beoogd met de maatregelen die ik
heb genomen in het Tijdelijk beleidskader waarborgen acute zorg in de COVID-19 pandemie32. Ook is het wenselijk dat om zoveel mogelijk gelijke omstandigheden te houden voor
zorgpersoneel en instellingen in heel Nederland.
Ontwikkelingen reguliere zorg
Als gevolg van deze stagnerende daling van het aantal COVID-patiënten wordt er nog
steeds een zekere mate van niet-kritieke planbare reguliere zorg afgeschaald en ontstaat
er maar weinig extra mogelijkheid om inhaalzorg in te plannen. De prognose van het
Landelijk Centrum Patiëntenspreiding (LCPS) is dat er ook in de komende weken geen
afname van de patiënten aantallen tot onder de signaalwaarden voor de klinische en
IC-bezetting zal zijn. Bovendien zijn er ook andere factoren die beperkend zijn voor
de mogelijkheden tot inhaalzorg: zo heeft ook in de ziekenhuizen veel personeel vrij
tijdens de feestdagen en voor de periode daarna geldt dat het griepseizoen voor een
extra belasting kan zorgen.
Met name moet voorkomen worden dat de inhaalzorg voor bepaalde patiëntgroepen, die
ten tijde van de piek van de tweede golf rond 1 november te maken kregen met uitstel
van zorg, in de komende weken niet geleverd kan worden. Immers uitgangspunt was dat
uitstel van zorg tot zes weken verantwoord was. Bij langer uitstel dan zes weken kan
er voor sommige patiëntgroepen het risico op gezondheidsschade en verlies van levensjaren
ontstaan.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geeft in haar laatste rapport aan dat op dit moment
het aantal verwijzingen op 83% ligt van het verwachte aantal verwijzingen zonder coronacrisis.
Het verschil tussen het daadwerkelijke aantal verwijzingen en het verwachte aantal
is vanaf half september toegenomen en begint nu weer licht af te nemen. In de laatste
twee weken is het aantal verwijzingen 42 duizend minder dan verwacht.
Dat huisartsen minder verwijzen betekent niet dat al deze mensen niet de zorg krijgen
die ze nodig hebben. Een deel van deze zorg zal niet ingehaald worden, bijvoorbeeld
omdat patiënten door de huisarts behandeld kunnen worden en dus geen doorverwijzing
nodig is, of omdat klachten vanzelf over gaan. Ik blijf hierbij iedereen oproepen
om zich bij klachten te melden bij de huisarts of de behandelaar zodat een medische
afweging kan plaatsvinden.
Motie van de leden Van der Staaij (SGP) en Veldman (VVD) over de coronazorg bij verdere
groei van het aantal ziekenhuisopnames33
De motie van de leden Van der Staaij (SGP) en Veldman (VVD) richt zich op twee aspecten:
het opstellen van een plan om de coronazorg per regio te concentreren en het onderzoeken
van mogelijkheden om aan coronapatiënten buiten het ziekenhuis zorg te verlenen. Over
mijn aanpak voor wat betreft dit tweede aspect, heb ik u in mijn vorige stand van
zaken brief van 17 november jl.34 reeds geïnformeerd en samen met alle ketenpartijen die betrokken zijn of kunnen worden
bij de zorg voor COVID-19 patiënten zetten we ons hier maximaal voor in.
Met betrekking tot de planvorming voor concentratie van coronazorg per regio, kan
ik u melden dat ik het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) heb gevraagd dit plan op
te stellen. Zij zijn in de afrondende fase van deze planvorming en over de uitkomsten
hiervan zal ik u uiterlijk in de eerstvolgende stand van zaken brief informeren.
11. Opschaling tijdelijke zorgcapaciteit buiten het ziekenhuis
Conform het door de DPG-en ontwikkelde ramingsmodel zijn landelijk minimaal 300 plekken
direct beschikbaar (niveau «basis»), 550 extra plekken die binnen 72 uur in gebruik
genomen kunnen worden (niveau «midden») en nog eens 1.150 plekken die binnen 2 weken
kunnen worden gerealiseerd (niveau «hoog»). Deze capaciteit telt niet mee in de ziekenhuiscijfers
en is bedoeld voor personen met COVID-19 die niet thuis kunnen blijven, maar ook niet
naar het ziekenhuis willen.
Er vindt sinds begin oktober wekelijks monitoring plaats van beschikbare en bezette
plekken. De bezetting van de plekken voor COVID-19-patiënten in de zorginstellingen
met cohortverpleging tijdelijk verblijf laat sinds week 47 een lichte daling zien
naar 796 plekken over het hele land, met een beschikbaarheid van 1.276 plekken (peildatum
2 december). In de prognose wordt de komende weken een daling verwacht in bezetting
naar ongeveer 642 en 477 plekken. Van de 25 regio’s zijn er 14 opgeschaald naar niveau
«midden», 7 regio’s naar niveau «hoog» en regio Rotterdam-Rijnmond blijft aangemerkt
als crisisregio. De situatie wordt door GGD-GHOR onveranderd ingeschat als beheersbaar,
maar zorgelijk. Landelijk is op dit moment genoeg beschikbare capaciteit. Regionale
verschillen blijven relatief groot met betrekking tot beschikbaarheid en bezetting.
De situatie ten aanzien van opschalingsniveaus en de mogelijkheid op te schalen is
stabiel. De beddencapaciteit lijkt voor de komende weken voldoende. De grootste zorg
blijft de personele capaciteit. De druk op personeel zal naar verwachting niet snel
afnemen, mede door terugkerende lokale uitbraken, scenario’s ten aanzien van duur
van de Coronacrisis, en de reguliere griepepidemieën.
In de breed onderschreven motie van het lid Pieter Heerma (CDA) (Kamerstuk 25 295, nr. 724) wordt de regering verzocht op korte termijn met betrokken organisaties van ziekenhuizen,
zorg thuis en huisartsen een plan op te stellen voor het uitbreiden van beddencapaciteit
in bijvoorbeeld zorghotels en andere beddencapaciteit buiten het ziekenhuis. Dit verzoek
is ingegeven vanuit het knelpunt van tekorten aan personeel en dat deze mogelijk opgevangen
kunnen worden via crisisbanen, het initiatief Extra handen in de zorg en zorgreservisten.
Laat ik voorop stellen dat er geen tekort is aan beddencapaciteit voor COVID-patiënten
buiten het ziekenhuis. De DPG-en hebben daarvoor het hierboven genoemde een landelijk
ramingsmodel ontwikkeld. Dit ramingsmodel is uitgewerkt in regionale opschalingsplannen.
Uit de wekelijkse monitorgegevens blijkt dat er voldoende beschikbaarheid is ten opzicht
van de bezetting. De opschalingsplannen kunnen ook (in aangepaste vorm) gebruikt worden
in volgende crisis.
Dat laat onverlet dat ook hier het grootste knelpunt personele capaciteit is, waardoor
in sommige regio’s tijdelijk reguliere ziekenhuiszorg (sterk) afgeschaald moet worden.
In de crisisregio is ook de reguliere instellingszorg buiten het ziekenhuis tijdelijk
afgeschaald. En natuurlijk wordt in alle regio’s, zeker in die waar de opschaling
al maximaal is, gezocht naar creatieve oplossingen ter ondersteuning en uitbreiding
van personeel. Daarbij gaat de voorkeur van partijen uit naar het benutten van capaciteit
in bestaande instellingen omdat die beter te organiseren en te bemensen zijn dan aparte
locaties voor COVID-19-zorg.
Naast deze regionale inspanningen organiseer ik via «Extra handen voor de zorg» voor
mensen zonder zorgachtergrond een Nationale Zorgklas (zie ook paragraaf 18 in deze
brief). In deze klas worden mensen in een week tijd opgeleid worden voor verzorgende
taken op niveau 2 (opleiding ondersteunend niveau) of binnen een aantal dagdelen voor
hulp in de zorgorganisatie. De eerste groep is na het volgen van de opleiding inzetbaar
als crisishulp bij werkzaamheden zoals het klaarleggen van materialen, een praatje
maken met de cliënten of het voorbereiden en begeleiden bij maaltijden. De tweede
groep is na de opleiding inzetbaar als bijvoorbeeld gastheer/gastvrouw in verpleeghuizen.
In de Nationale Zorgklas is nu wekelijks plek voor zo’n 400 deelnemers.
12. Persoonlijke beschermingsmiddelen
Leveringszekerheid op korte termijn
Voor de nationale inkoop en verdeling van beschermingsmateriaal, zoals mondmaskers,
handschoenen en schorten en andere medische hulpmiddelen, zoals IC-apparatuur is tijdens
de crisis het Landelijk Consortium Hulpmiddelen opgericht (hierna LCH) en zijn er
nu voldoende voorraden beschikbaar. Samen met betrokken partijen zoals zorgaanbieders
en leveranciers, bespreken we wat we willen behouden en meenemen naar de toekomst.
Ook heeft het Ministerie van VWS in samenwerking met het Ministerie van EZK gekeken
naar de mogelijkheden om Nederlandse productie van beschermingsmiddelen en apparatuur
op te starten. Met een aantal partijen zijn daarvoor contracten afgesloten. Ik geef
u hierbij een update van deze initiatieven.
Ten behoeve van het voorkomen van nieuwe tekorten produceren Koninklijke Auping, Afpro
Filters BV en Sion BV op dit moment FFP2-mondmaskers en leveren aan het LCH. De door
hen geproduceerde mondmaskers beschikken over de verkorte CE-certificering (the «Recommendation
EU2020/403») of zijn goedgekeurd door iSZW via de procedure «Regulation (EU) 2016/425.
Bij chirurgische mondneusmaskers type IIR hebben we gekozen voor drie bedrijven, Mondmaskerfabriek
BV, Lemoine Holland BV en Medprotex BV. Ook deze producenten zijn inmiddels allen
gecertificeerd en leveren uit aan het LCH. Het opzetten van dergelijke productie klinkt
vaak simpel maar blijkt in de praktijk toch vaak lastiger. Knelpunten rondom het verkrijgen
van de CE-certificering, de wachtlijsten voor resultaten vanuit de testlaboratoria
en de beschikbaarheid van betrouwbare grondstoffen zijn nagenoeg opgelost. Wel zien
wij soms kritische reacties van de eindgebruikers in de zorg. Eén van de producenten
heeft recent meerdere klachten met betrekking tot het gebruikersgemak ontvangen rondom
de knellende elastieken van de FFP2 mondneusmaskers. De mondneusmaskers voldoen echter
wel aan alle kwaliteitseisen en de CE certificering. Deze producent zal zowel op de
korte als langere termijn verbeteringen in het productieproces aanbrengen om het gebruikersgemak
te vergroten. Tevens ben ik geïnformeerd over het feit dat Mondmaskerfabriek B.V.
een samenwerking wenst aan te gaan met het Belgische bedrijf Deltrian. Ik ondersteun
deze internationale samenwerking omdat deze zeer belangrijk is voor de toekomst van
Mondmaskerfabriek B.V. en de leveringszekerheid op langere termijn.
De vertragingen in de certificering hebben er tevens toe geleid dat het beoogde aantal
te produceren FFP2 mondneusmaskers bijgesteld wordt naar ruim 1,3 miljoen FFP2 mondneusmaskers
per week. Het aantal geproduceerde chirurgische mondneusmaskers type IIR ligt op dit
moment op ruim 2,2 miljoen per week en zal de komende maanden oplopen naar 3 miljoen
chirurgische mondneusmaskers type IIR per week.
Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de levering van benodigde grondstoffen voor
met name mondmaskers zoals meltblown en is de productie van spatschermen en beademingsapparatuur
door Nederlandse bedrijven gaande. Al eerder hebben Nederlandse bedrijven bijgedragen
aan de productie van desinfectans. Daarnaast ben ik in gesprek met verschillende Nederlandse
partijen over de productie van (herbruikbare) beschermingsjassen, medische handschoenen
en (onderdelen van de) testapparatuur zoals cartridges. Daarbij wordt ook gekeken
naar mogelijkheden voor opschaling (indien de vraag stijgt) en middelen die kunnen
worden hergebruikt.
Leveringszekerheid op langere termijn
Op dit moment kan het LCH met de huidige voorraad in Nederland ruimschoots voorzien
in de vraag die zorginstellingen bij het LCH hebben gemeld. Om voorbereid te zijn
op een eventuele volgende epidemie of andere crisissituatie wil ik de kwetsbaarheid
in het aanbod van persoonlijke beschermingsmiddelen in Nederland verminderen, waarbij
zoveel mogelijk de samenwerking in Europees verband gezocht wordt. Leveringszekerheid
en het garanderen van kwalitatief hoogwaardige producten staan daarbij voorop. Zoals
eerder gemeld kunnen we leveringszekerheid op verschillende manieren bereiken. Op
de eerste plaats kunnen we de inkoop en contractering versterken door samenwerking
en specifieke afspraken. Ook het aanhouden of aanleggen van een centrale of decentrale
(ijzeren) voorraad om de kwetsbaarheid te verminderen. Waar dat een meerwaarde heeft
kunnen we ook aansluiten bij Europese initiatieven zoals RescEU stockpiling en Joint
Procurements / Europese aanbestedingen. Naast deze aspecten kan productie in Nederland
of Europa bijdragen aan de leveringszekerheid. Daarnaast kan het helpen om internationaal
nader afspraken te maken om handelsbeperkingen tot een noodzakelijk minimum te beperken
ten tijde van een gezondheidscrisis. De Europese Commissie heeft hiertoe enkele voorstellen
gedaan die momenteel verder worden uitgewerkt. In alle gevallen is het van belang
om niet alleen naar de productie van eindproducten te kijken, maar ook naar benodigde
grondstoffen of onderdelen en halffabricaten.
13. Arbeidsmarkt
In de brief van 17 november jl.35 heb ik uitvoerig stilgestaan bij de ontwikkelingen rondom Extra Handen voor de Zorg
en de Nationale Zorgklas. Ook ben ik in die brief ingegaan op de toezeggingen aan
de Kamer uit het COVID-19 debat van 4 november (Handelingen II 2020/21, nr. 20, debat
over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) en het laatste AO Arbeidsmarktbeleid
in de zorg van 12 november jl. Daarnaast heb ik uitgebreid stilgestaan bij de wijze
waarop uitvoering wordt gegeven aan de aangenomen moties van de leden Wilders (PVV)
en Pieter Heerma (CDA), over een nationale reserve aan zorgmedewerkers (Kamerstuk
25 295, nr. 692), en bij de motie van lid Van Brenk (50+), over hoe ervoor wordt gezorgd dat zorgmedewerkers
die positief zijn getest op COVID-19, niet toch gaan werken (Kamerstuk 25 295, nr. 687).
In deze brief geef ik in aan hoe uitvoering wordt gegeven aan de aangenomen motie
van het lid Marijnissen (SP)36, over het terugdringen van de hoeveelheid kleine contracten in de zorg en het versterken
van de inkomenspositie van verzorgenden IG voor economische zelfstandigheid. Daarnaast
informeer ik u over de voortgang van de toezegging aan het lid Sazias (50+), tijdens
het AO Arbeidsmarktbeleid in de Zorg37, over of wij oud-zorgmedewerkers via pensioenfondsen kunnen oproepen weer in de zorg
te komen werken. Ook zal, net als in de voorgaande COVID-19 stand van zaken brieven,
worden ingegaan op de ontwikkelingen rondom Extra Handen voor de Zorg en de Nationale
Zorgklas en kan ik u informeren over de stand van zaken rondom de aanpak van de Commissie
Werken in de Zorg. Tenslotte, informeer ik de Kamer over de uitvoering van de zorgbonussen
en hoe het staat met de totstandkoming van de bonusregeling voor zorgverleners aan
PGB budgethouders.
Motie Marijnissen: terugdringen kleine contracten in de zorg en versterken inkomenspositie
IG
Zoals ook toegelicht in de vorige COVID-19 brief en in de Voortgangsrapportage van
4 november 202038 ondersteun ik initiatieven zoals die van stichting Het Potentieel Pakken (hierna:
de stichting). De stichting ontplooit initiatieven om de deeltijdfactor te verhogen.
Ze zet in op het enthousiasmeren en informeren van medewerkers over het onderwerp
contractuitbreiding en lanceert in februari 2021 de «deeltijdberekenaar»; een instrument
waarbij medewerkers makkelijk kunnen berekenen hoeveel meer uren werken oplevert,
waarbij zowel loon als toeslagen en belastingen worden meegenomen. Verder wordt veel
aandacht besteed aan het mogelijk maken van prettige roosters bij grotere contracten.
Er is veel belangstelling bij zorgorganisaties voor deze aanpak. Vanaf 2021 start
de stichting met intensieve trajecten bij een reeks van nieuwe zorginstellingen waarbij
het doel is om uit te bereiden naar ongeveer 50 in de komende drie jaar. Zorginstellingen
krijgen dan ondersteuning en begeleiding bij de uitvoering de aanpak. Het Actie Leer
Netwerk, werkgeversorganisaties, brancheorganisaties en sociale partners zijn actief
betrokken en werken samen met de stichting, bijvoorbeeld door het aanbieden van online
workshops en trainingen.
Met het vergroten van de contractomvang van verzorgenden IG, wordt ook de inkomenspositie
versterkt en daarmee de economische zelfstandigheid vergroot. Immers, met meer uren
werken wordt een hoger inkomen gegenereerd. Daarnaast bouwt een medewerker meer pensioen
op.
Wetende dat de gemiddelde professional in de zorg 0,68 fte per week werkt (dat houdt
in gemiddeld 24 uur per week) en binnen de sector VV&T 0,60 fte (dat is 22 uur per
week afgerond) valt hier nog veel winst te behalen. Belangrijk is ook dat werkgevers
en werknemers dit onderwerp bespreken in hun reguliere personeelsgesprekken.
Ontwikkeling Extra Handen voor de Zorg
Er wordt blijvend aandacht gegenereerd voor het initiatief Extra Handen voor de zorg.
We zien dat ook terug in het aantal aanmeldingen. In week 49 waren er 137 nieuwe aanvragen.
Figuur 1: Aantal nieuwe aanmeldingen bij extra handen voor de zorg per week en cumulatief
sinds week 38
Aantal beschikbare mensen en hun zorgachtergrond
In totaal stond de teller afgelopen vrijdag op 5543 beschikbare mensen bij Extra Handen
(stand 04-12-2020), waarvan 1073 met een geldige BIG registratie, 262 met een BIG-registratie
die minder dan 4 jaar geleden is verlopen en 1038 met een verlopen BIG-registratie
waarvan de datum onbekend is (figuur 2). Het aantal beschikbare mensen is harder gestegen
dan het aantal nieuwe aanmeldingen; dit wordt verklaard doordat mensen die zich in
de eerste golf meldden nu nogmaals benaderd worden en beschikbaar komen. Die mensen
zitten niet in de nieuwe aanmeldingen zoals in figuur 1 zijn gepresenteerd.
Figuur 2: Aantal beschikbare mensen en hun zorgachtergrond.
Matching Extra Handen voor de Zorg
Wat betreft de matching geldt, dat van de 2394 mensen die zijn voorgesteld aan organisaties,
er 717 zijn ingezet, er 1057 zijn afgewezen en 620 mensen nog op een reactie vanuit
de zorgorganisatie wachten (zie figuur 3).
Hieruit kunnen we concluderen dat nog steeds een groot deel wordt afgewezen en de
aanvragen langere tijd in behandeling zijn bij de zorgorganisaties. Het goede nieuws
is echter dat er meer mensen worden ingezet ten opzichte van de voorgaande weken,
dat er minder mensen op een reactie wachten én dat relatief meer van de voorgestelde
mensen worden geaccepteerd.
Figuur 3: bruto/netto matching
Er wordt nog steeds met name gevraagd om gediplomeerde, direct zelfstandig inzetbare
zorgprofessionals. Die vraag gaan we met de Extra Handen voor de Zorg niet oplossen,
omdat de meeste aanmeldingen voor extra handen in de zorg niet gediplomeerde zorgprofessionals
zijn. Overigens zijn er ook verschillende initiatieven waarbij bijvoorbeeld horecapersoneel
wordt gevraagd in te springen in verpleeghuizen, die niet via Extra Handen lopen.
Ontwikkeling Nationale Zorgklas
Alle deelnemers uit het bestand van ruim 10.000 aanmeldingen bij de Nationale Zorgklas
zijn benaderd voor het plannen van een intake. Waar we eerst zagen dat er veel tijd
zat tussen het aanmelden en het daadwerkelijk inplannen van een intake zien we nu
een duidelijke verbetering. Er is een supportdesk ingesteld, het aantal docenten is
uitgebreid van 32 naar 163 en deelnemers kunnen nu ook een versnelde opleiding (Helpen in de zorgorganisatie) volgen. Ook bestaat de mogelijkheid om meteen een afspraak te maken voor een intakegesprek
en het volgen van scholing. Het percentage dat zich meldt voor een intake stijgt dan
ook aanzienlijk. In de Nationale Zorgklas is nu wekelijks plek voor 400 deelnemers.
Stand van zaken bonus
Zoals toegezegd aan uw Kamer ga ik in deze brief in op (1) een analyse van de subsidieverzoeken
die zijn ingediend in het kader van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 (hierna: bonusregeling) en (2) de beoogde opzet van de bonusregeling voor zorgprofessionals
die werkzaam zijn als pgb-zorgverlener en het bijbehorende tijdpad voor openstelling
van deze regeling.
Aanvragen bonusregeling
Op basis van de motie van het lid Van Kooten-Arissen (vKA)39 is besloten tot het uitkeren van € 1.000 netto aan zorgverleners die een uitzonderlijke
prestatie hebben geleverd in de strijd tegen COVID-19. Het kabinet heeft hieraan uitvoering
gegeven met de bonusregeling. De bonusregeling bood zorgaanbiedersde mogelijkheid
een subsidieverzoek in te dienen voor het toekennen van een netto bonus van € 1.000,–
aan zorgprofessionals die een bijzondere prestatie hadden geleerd in de strijd tegen Corona.
De aanvraagperiode bij het subsidieloket van DUS-I – zijnde de uitvoerder van de bonusregeling –
liep aanvankelijk tot en met 29 oktober 2020 en is op verzoek van de Tweede Kamer
in twee stappen verlengd tot en met dinsdag 10 november 2020. De verlenging van het
loket was bedoeld om tegemoet te komen aan de geluiden dat voor het aanvragen voor
derden extra tijd nodig was. Het loket heeft, inclusief de tijd van verlenging, een
ruime tijd (41 dagen) opengestaan.
Door DUS-I is en wordt hard gewerkt om alle volledig en tijdig ingediende aanvragen
zo snel mogelijk te beoordelen en de subsidie te verlenen.
Op 30 november jl. was het merendeel van de aanvragen, te weten 77% beoordeeld en
ca. 1,7 miljard euro aan subsidie uitbetaald.
Cijfers bonusregeling 2020
Bij de analyse van de cijfers over de bonusregeling 2020 is 30 november 2020 als peildatum
gehanteerd. In de periode dat het bonusloket openstond is door 12.221 zorgaanbieders
een aanvraag voor subsidie ingediend. Op basis van extrapolatie van de op 30 november
jl. beoordeelde aanvragen zien we dat er subsidie is aangevraagd voor een bonus voor
ca. 1,1 miljoen werknemers en ca. 0,1 miljoen derden.
Tabel: aantal werknemers en aantallen werknemers en derden waarvoor een bonus is aangevraagd.
Bij ongeveer een derde van het totale aantal zorgaanbieders dat een aanvraag heeft
gedaan, wordt ook voor derden een aanvraag gedaan. Tezamen hebben deze ongeveer 3.500
aanbieders voor een kleine 100.000 derden een subsidieaanvraag gedaan. Zoals verwacht
mocht worden is dit aantal aanzienlijk kleiner dan het aantal aanvragen voor professionals
in loondienst maar nog altijd substantieel.
Het is dus goed te zien dat zorgaanbieders in hun aanvragen de professionals die niet bij hun in dienst zijn, zoals zzp’ers, uitzendkrachten en schoonmaakpersoneel,
niet vergeten zijn. Want ook deze professionals hebben buitengewone prestaties geleverd
en verdienen daarvoor waardering.
Wanneer we specifiek kijken naar hoeveel zorgprofessionals inclusief derden (exclusief
schoonmaakpersoneel) dan constateer ik dat er breed subsidie voor deze groep is aangevraagd.
Op grond van de CBS gegevens weten we dat 1,3 miljoen professionals werkzaam zijn
in de sector zorg en welzijn die minder dan 2x modaal verdienen. Aangevuld met het
aantal derden van circa 0,1 miljoen gaat het om bijna 1,4 miljoen zorgprofessionals. Hieruit kunnen we constateren dat er voor bijna iedere zorgprofessional die minder dan 2x modaal verdient in de sector zorg en welzijn een bonus is
aangevraagd.
Zorgaanbieders hebben – uitgaande van de reeds geanalyseerde aanvragen – gemiddeld
genomen voor gemiddeld 85–90% van hun personeelsbestand een bonus aangevraagd. Deze
percentages liggen ruim boven het ingeschatte aanvraagpercentage van naar schatting
67% van het aantal zorgprofessionals in de sector zorg en welzijn dat naar verwachting
een uitzonderlijke prestatie zou hebben geleverd in de strijd tegen COVID-19. Die
inschatting was gebaseerd op het feit dat de druk op personeel tijdens de eerste golf
niet zorgbreed en niet in instellingen gold, aangezien er ook zorg werd afgeschaald.
Daarnaast is het uitgangspunt van de regeling dat werkgevers alleen degenen zou opgeven
waarop de regeling was gericht: zorgprofessionals die zich hebben ingezet voor patiënten
en cliënten met COVID-19 (bijvoorbeeld door te verzorgen, verplegen, behandelen, begeleiden
of triage te verlenen), dan wel zorgprofessionals die hebben bijgedragen aan de strijd
tegen COVID-19 (bijvoorbeeld door extra uren te werken, collega’s te vervangen of
preventieve taken uit te voeren om het risico op verspreiding te verkleinen). Op verzoek
van de sector zijn daartoe ook lijsten met beroepen opgesteld om hierbij te helpen.
Het hogere aanvraagpercentage zien we vooral terug bij de algemene ziekenhuizen, de
VVT, de gehandicaptenzorgen en de GGZ. In de tabel hieronder treft u een verdeling
van het aanvraagpercentage per deelsector aan.
Figuur 4: aanvraagpercentage ten opzichte van het opgegeven aantal werknemers (o.b.v.
extrapolatie van 77% van de afgehandelde aanvragen op 30 november)1
1 Aantallen gebaseerd op eigen opgave zorgaanbieders bij de subsidieaanvraag.
Het hogere aanvraagpercentage wordt veroorzaakt door een aantal deelsectoren dat voor
relatief veel zorgprofessionals een bonus aanvraagt. Dit betreft de algemene ziekenhuizen
(92%) en de VVT, de gehandicaptenzorg en de GGZ (allen 90%).
Toezegging – openstelling zorgbonus voor PGB-houders (Van Kooten-Arissen)
In mijn brief van 4 november jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 689) heb ik u toegezegd dat ik u in een volgende COVID-19 brief informeer over de beoogde
opzet van de bonusregeling voor zorgprofessionals die werkzaam zijn als pgb-zorgverlener.
Daarnaast heb ik toegezegd het bijbehorende tijdpad voor openstelling van de regeling
aan u toe te lichten. In deze paragraaf geef ik invulling aan de toezeggingen.
Ook binnen de groep pgb-zorgverleners zijn uitzonderlijke prestaties geleverd in de
strijd tegen de COVID-uitbraak. Om die reden dienen zij ook in aanmerking te kunnen
komen voor een bonus.
Dit geldt zowel voor de zorgverleners die pgb-zorg hebben geleverd vanuit een instelling
(zorgaanbieder), als voor de zorgverleners die een overeenkomst hebben gesloten met
de budgethouder (zonder tussenkomst van een zorgaanbieder). Voor de eerstgenoemde
groep was het mogelijk om een bonus aan te vragen in de afgelopen ronde tot en met
10 november j.l. Voor de tweede groep, de groep zorgverleners met directe overeenkomsten
met budgethouders, kon op basis van de bonusregeling nog geen subsidie worden aangevraagd.
Voor deze groep wordt daarom een aparte uitwerking van de bonusregeling opgesteld.
Beoogd wordt de wijzigingsregeling, waarmee de grondslag voor een bonus voor pgb-zorgverleners
wordt opgenomen in de bonusregeling, medio februari 2021 te publiceren. Over de aanvraagprocedure,
de helpdesk en uiteraard de uitbetaling van de bonus, vindt nog nader overleg plaats
en wordt u nader geïnformeerd. Hierbij is het streven dat de bonus van € 1.000 netto
vanaf medio maart 2021 kan worden aangevraagd. Dit geldt voor pgb-zorgverleners die
worden betaald uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), de Jeugdwet,
de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zvw). Van deze groep zorgverleners
zijn voldoende gegevens beschikbaar om de bonusregeling uit te kunnen voeren. Voor
zorgverleners die pgb-zorg verlenen via de Zorgverzekeringswet ligt dit anders. Van
deze groep zijn nu nog niet voldoende gegevens beschikbaar om een aanvraag te kunnen
beoordelen. Daarom wordt op dit moment onderzocht hoe voor deze groep de bonusregeling
uitgevoerd kan worden binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden. Het is de verwachting
dat de mogelijkheid om een bonus aan te vragen voor deze groep zorgverleners op een
later moment zal plaatsvinden. Voor bovenstaande geldt dat het binnen de budgettaire
randvoorwaarden moeten passen en verantwoord uitvoerbaar moet zijn.
Voor een uitleg over deze kaders werk ik aan een handreiking voor de budgethouder
met zoveel mogelijk concrete voorbeelden en een heldere instructie voor het aanvragen.
Hier zal ik ook Per Saldo bij betrekken. Daarnaast zet ik uiteraard in op een helpdesk
voor zaken die nog niet helemaal duidelijk zijn.
Doelgroep
Om aan bovengenoemde kaders te voldoen, wordt in de regeling uitgesloten dat een bonus
aangevraagd kan worden voor familieleden (zorgverleners die werken via een overeenkomst
van opdracht – familie) of door zorgverleners die zelf de budgethouder wettelijk vertegenwoordigen.
Op deze manier wordt zo veel als mogelijk geborgd dat er een onafhankelijke toets
plaatsvindt bij de aanvraag van een bonus en dat een bonus niet aangevraagd kan worden
door de zorgverlener zelf of wanneer er sprake is van een overeenkomst van opdracht
met een familielid. Dit is in lijn met de criteria uit de hoofdregeling. Ik ben mijzelf
ervan bewust dat er door deze zorgverleners mogelijk ook extra zorg is geleverd in
de zorg voor COVID-19-patiënten, en/of in de bestrijding van de COVID-19-uitbraak
en ik wil hiervoor ook zeer zeker mijn waardering uitspreken.
De zorg verleend door pgb-zorgverleners wordt bekostigd op basis van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo 2015), de Jeugdwet, de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet
(Zvw). Deze pgb-bonusregeling heeft betrekking op zorgverleners die worden betaald
vanuit een pgb op grond van de Wmo, de Jeugdwet of de Wlz. Van deze groep zorgverleners
zijn voldoende gegevens beschikbaar om de bonusregeling uit te kunnen voeren. Voor
zorgverleners die pgb-zorg verlenen via de Zorgverzekeringswet ligt dit anders. Van
deze groep zijn nu nog niet voldoende gegevens beschikbaar om een aanvraag te kunnen
beoordelen. Daarom wordt op dit moment onderzocht hoe voor deze groep de bonusregeling
uitgevoerd kan worden binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden. Het is de verwachting
dat de mogelijkheid om een bonus aan te vragen voor deze groep zorgverleners op een
later moment zal plaatsvinden.
Beoogd wordt de wijzigingsregeling, waarmee de grondslag voor een bonus voor pgb-zorgverleners
wordt opgenomen in de bonusregeling, medio februari 2021 te publiceren. Over de aanvraagprocedure,
de helpdesk en uiteraard de uitbetaling van de bonus, vindt nog nader overleg plaats
en wordt u nader geïnformeerd. Hierbij is het streven dat de bonus van € 1.000 netto
vanaf medio maart 2021 kan worden aangevraagd.
Gevolgen brede aanvraag voor bonusregeling 2020 en 2021
We zien dat als gevolg van de brede aanvraag door zorgaanbieders er voor bijna iedere
zorgprofessional werkzaam in de sector zorg en welzijn, voor zover onder de regeling
vallend, een bonus is aangevraagd. Dat was niet de bedoeling.
De bonus is echter bedoeld als blijk van waardering voor mensen die bijzondere inzet
hebben gepleegd voor COVID-19 patiënten dan wel in de strijd tegen COVID-19, en niet
als generiek inkomensinstrument voor iedereen werkzaam in de zorg. Vanwege de ruimhartige
aanvraag is het gereserveerde bedrag van € 1,44 miljard voor de bonusregeling 2020
niet afdoende en is een aanvulling van ca. € 800 miljoen nodig. Dit aanvullende bedrag
is geraamd op grond van extrapolatie van de reeds behandelde aanvragen.
In de actuele (financieel-)economische situatie is het belangrijk dat een bonus ten
goede komt aan degenen voor wie die ook bedoeld is. Ik zal samen met de sector overleggen
over hoe we dit budgettair gaan oplossen, ook met het oog op de bonus voor 2021. Mede
met het oog op de forse overschrijding in 2020 hecht ik eraan om de blijk van waardering
voor 2021 zo vorm te geven dat deze past binnen de gereserveerde € 720 miljoen. De
regeling voor 2021 zal dus afwijken van die voor 2020. Het ligt in de lijn der verwachting
dat ik u hierover in februari 2021 kan informeren.
Om een idee van de omvang van het budget voor de bonus te geven. De totale kosten
van bijna € 3 miljard, gegeven de € 2,2 miljard voor 2020 en het budget van € 720 miljoen
voor 2021, komen neer op een bedrag van ruim € 200 per volwassen Nederlander (via
de belastingen).
Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid
14. Kwetsbare personen
Verpleeghuiszorg
Cijfers
De huidige situatie ten aanzien van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte
in verpleeghuizen is op dit moment als volgt:
Bewoners
• Uit de cijfers van het RIVM (peildatum 7 december 2020) blijkt dat in de afgelopen
twee weken (week 48 en 49) 1.959 bewoners positief getest zijn op COVID-19. Dit is
een afname van circa 300 ten opzichte van het aantal nieuwe besmettingen in weken
46 en 47. Het aantal nieuwe besmettingen is nog steeds hoog. Met uitzondering van
afgelopen week, is het aantal nieuwe besmettingen per week gedaald. Dit blijkt ook
uit de cijfers van Verenso.
• Het RIVM schat dat sinds het uitbreken van de crisis bij circa 20.650 bewoners van
verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd. Van dit aantal zijn bijna 4.755
mensen als overleden gemeld. Een groot deel van de mensen die besmet is, herstelt
gelukkig, mede door de goede verzorging die zij ontvangen.
• In week 49 zijn 96 bewoners overleden bij wie COVID-19 is vastgesteld. In de afgelopen
twee weken was dit aantal respectievelijk 165 (week 48) en 180 (week 47). Ter vergelijking,
in week 47 zijn in totaal circa 1.040 bewoners van verpleeghuizen overleden. Van hen
was dus bij circa 17% een besmetting vastgesteld.
In onderstaande figuur is de ontwikkeling van het aantal nieuwe besmettingen vanaf
1 maart 2020 weergegeven. Vanaf week 45 zien we een afname van het aantal nieuwe besmettingen in verpleeghuizen. Voor de volledigheid: ondertussen wordt veel meer
getest, wat een goede vergelijking in besmettingsniveaus tussen de eerste en de tweede
golf bemoeilijkt.
Figuur 5: Cijfers COVID-19 verpleeghuiszorg
Locaties
• Het aantal verpleeghuislocaties waar één of meerdere besmettingen is gemeld, is licht
afgenomen. Het RIVM schat dat op dit moment (peildatum 7 december) bij 567 verpleeghuislocaties
sprake is van een vastgestelde COVID-19 besmetting. Dat is ruim 23% van het aantal
locaties. Het gaat om het aantal verpleeghuislocaties waar in de afgelopen 28 dagen
sprake is van tenminste één vastgestelde COVID-19 besmetting op basis van een positieve
test. Op een aantal locaties waar sprake was van een besmetting, zijn in de afgelopen
28 dagen geen nieuwe besmettingen vastgesteld zodat zij wegvallen uit deze groep.
Het gaat in totaal om 255 locaties in de afgelopen twee weken (week 48 en 49, peildatum
7 december 2020).
• In de piek van de eerste golf waren besmettingen gemeld bij ruim 800 locaties. Wekelijks
raken nog meer dan 100 nieuwe locaties besmet. De laatste weken is het aantal locaties
waar de besmetting ten einde is hoger dan het aantal nieuwe locaties met een besmetting,
zodat per saldo het aantal locaties met één of meer besmettingen de laatste weken
iets afneemt.
Het bovenstaande beeld is zichtbaar in onderstaande grafiek. De staven boven de horizontale
as geven het aantal nieuwe besmette locaties per week weer. De staven onder de horizontale
as geven het aantal nieuwe besmettingsvrije locaties weer. De lijn in de figuur geeft
het totaal verpleeghuislocaties met één of meer vastgestelde besmettingen in de tijd
weer.
Figuur 6: Verpleeghuislocaties met één of meer besmettingen
Ontwikkelingen en signalen verpleegzorg
Het beeld wat betreft de verpleeghuiszorg is in lijn met het beeld uit mijn eerdere
brieven over COVID-19. De sector is flink getroffen, maar is nu beter voorbereid,
er is meer kennis en men weet wat te doen om het virus buiten de deur te houden of
onder controle te houden bij een uitbraak. De instellingen hebben dit beter kunnen
doen op basis van de lessen uit de eerste golf. U treft hieronder een toelichting
op de stand van zaken rond de geformuleerde geleerde lessen.
Tegelijkertijd vernemen wij van zorgaanbieders en koepelorganisaties grote zorgen
over de continuïteit en kwaliteit van zorg. Dit hangt samen met het toenemende ziekteverzuim
van zorgmedewerkers als gevolg van besmettingen en quarantaineverplichtingen. De wachttijd
op testuitslagen (als bron voor afwezigheid van zorgverleners) is gelukkig afgenomen
door de grotere testcapaciteit en de snellere verwerking van testresultaten.
Het afschalen van zorg kan betekenen dat bijvoorbeeld dagactiviteiten of het toezicht
op de groepen vermindert. Zorginstellingen proberen dit tegen te gaan langs twee lijnen:
het ziekteverzuim beperken door het vitaal houden van zorgverleners en het vinden
van voldoende menskracht.
Rapport «Impact van COVID-19 op de werkdruk en het ziekteverzuim van medewerkers in
verpleeghuizen»
In mijn eerdere brieven heb ik aangegeven dat de Academische Werkplaatsen ouderenzorg
onderzoek doen naar de crisisdagboeken die verpleeghuizen bijhouden. Bijgevoegd treft
u de rapportage hierover aan, waarbij specifiek naar het ziekteverzuim is gekeken
(bijlage impact van COVID-19 op de werkdruk en het ziekteverzuim van medewerkers in
verpleeghuizen)40. Deze rapportage bevestigt de druk die zorgverleners ervaren en wijst op de mogelijkheden
van zorgaanbieders om zorgverleners te ondersteunen. Zorgverleners die werken op een
locatie die te maken heeft met een uitbraak, zijn soms bevreesd het virus mee naar
huis te nemen. Ook is sprake van corona-vermoeidheid bij zorgverleners. De zorgverleners
willen graag terug willen naar de pre-corona situatie, waarin meer tijd was voor het
bieden van meer persoonsgerichte zorg aan bewoners. Zorgaanbieders ondersteunen hun
zorgverleners met onder andere de inzet van geestelijke verzorgers, psychologen, teamreflectie
en debriefingsmethoden.
Wat betreft het vinden van voldoende menskracht zijn zorgaanbieders creatief met het
inzetten van mensen buiten de zorg. Hoewel bijvoorbeeld mensen van KLM of uit de horeca
de zorgverleners niet volledig kunnen vervangen, kunnen zij de zorgverleners wel helpen.
Elders in deze brief ga ik in op de hulp die ik bied bij het vinden van meer zorgverleners.
Stand van zaken geleerde lessen
Zorgaanbieders zelf hebben zich beter voorbereid op basis van de ervaringen en de
geleerde lessen tijdens de eerste golf. Hierop ben ik uitgebreid ingegaan in mijn
brief van 16 juli van dit jaar. Dit was ook naar aanleiding van de motie van de leden
Marijnissen en Bergkamp41.
Door de eerste golf werden we allemaal overvallen. Daarom was het ook belangrijk lessen
met elkaar goed scherp te hebben. Dat heb ik daarom samen met diverse onafhankelijke
deskundigen gedaan. Hierna een overzicht en de stand van zaken.
Tabel: stand van zaken geformuleerde lessen zorgaanbieders
Geformuleerde lessen
Stand van zaken
1. De basisveiligheid op orde in alle verpleeghuizen.
– De zorgaanbieders hebben meer kennis opgebouwd en protocollen waar nodig geactualiseerd.
2. Ondersteuning bieden aan de zorgaanbieders die dat willen en nodig hebben
– Ik heb het programma «Leren van elkaar» vormgegeven om de zorgaanbieders te ondersteunen.
– De Antibioticaresistentie-netwerken, de GGD’en, de Academische Werkplaatsen, Actiz
en «Waardigheid en Trots op locatie» hebben de kennis en goede voorbeelden samengebracht
in een wegwijzer.
– De wegwijzer helpt zorgaanbieders om het virus buiten de deur te houden of hanteerbaar
te maken. Deze wegwijzer is ruim 3.500 keer gedownload. Ongeveer 220 locaties hebben
een beroep gedaan op ondersteuning bij de toepassing van deze wegwijzer
3. Een goede positionering van de verpleegzorg in het regionaal en landelijk overleg
– De positionering van de verpleeghuiszorg zowel regionaal als landelijk is versterkt.
– De Verpleging, Verzorging en Thuiszorgsector (VVT) is beter aangesloten bij het
Regionaal Overleg Acute Zorg en er is veelvuldig overleg op landelijk niveau.
4. Voldoende zorgverleners
– Voldoende zorgverleners is het voornaamste zorgpunt op dit moment. Zorgaanbieders
bieden hun zorgverleners hulp, bijvoorbeeld via geestelijke bijstand en teamreflectie.
– Daarnaast nemen zorgaanbieders tal van initiatieven om meer mensen voor de verpleeghuiszorg
te werven. Ik help de sector daar op verschillende manieren bij.
– Tegelijkertijd zijn zorgaanbieders creatief met het inzetten van mensen buiten de
zorg. Hoewel bijvoorbeeld mensen van KLM of uit de horeca de zorgverleners niet volledig
kunnen vervangen, kunnen zij de zorgverleners wel helpen.
5. Financieel comfort voor de continuïteit
– In mijn vorige stand van zakenbrief Covid-19 heb ik u gemeld dat ik de NZa heb verzocht
de financiële compensatiemaatregelen te verlengen tot 1 januari 2022.
– Het betreft hierbij o.a. de vergoeding van extra kosten als gevolg van de COVID-19-pandemie,
de maatwerkregeling compensatie doorlopende kosten en de maatwerkregeling dagbesteding.
6. Signalering, analyse en interventie. Betreft het dasboard en enkele kennisvragen.
– Het dashboard wordt uitgebreid, o.a. met informatie per regio (zie ook de toelichting
hiervoor).
– In overleg met ActiZ, Zorgthuisnl, Verenso, V&VN, de Academische Werkplaatsen en
Vilans is geconstateerd dat de kennisvragen over bijvoorbeeld de bezoekregeling niet
meer actueel zijn, en dat meer toekomstgerichte kennisvragen meerwaarde bieden. Daarbij
gaat het om vitaal houden zorgverleners, Dit wordt nu uitgewerkt en voor het eind
van het jaar besproken.
7. Sneller en gerichter testen
– De testcapaciteit was eerder nog krap, maar is inmiddels op orde.
– Verenso heeft haar behandeladvies COVID-19 aangepast conform het OMT advies. Vooralsnog
wordt er geadviseerd geen antigeen(snel)testen in te zetten bij bewoners van verpleeghuizen.
Validatieonderzoek met antigeen(snel)testen is in gang gezet, zowel voor zorgmedewerkers
als voor bewoners.
8. Voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen
– De reguliere kanalen kunnen beter worden benut, LCH heeft voldoende voorraad,
9. En een evenwichtige en gedifferentieerde bezoekregeling.
– Het door laten gaan van bezoek is het uitgangspunt. Bij een uitbraak sluiten de
zorgaanbieders slechts de kleinste afsluitbare eenheid van de locatie en dan zo kort
mogelijk.
– Bij een kleine locatie of soms gedwongen door de inrichting van het gebouw kan het
noodzakelijk zijn bij een uitbraak de gehele locatie te sluiten. Dit doen aanbieders
dan zo kort als mogelijk.
– Meldingen van te strikt hanteren van de bezoekregeling door zorgaanbieders kunnen
bij de IGJ gemeld worden. De IGJ neemt contact op met de zorgaanbieders, waarbij zij
navragen hoe de situatie is en waarom beslissingen genomen worden.
Ventilatie verpleeghuizen
Ik heb tijdens het notaoverleg langdurige zorg van 26 november jl. (Kamerstuk 31 765, nr. 539) lid Agema (PVV) toegezegd terug te komen op de vraag over ventilatie. Zij heeft
mij gevraagd of de lucht in een ruimte zes keer per uur ververst moet worden zoals
dr. Neira van de WHO aangeeft.
In antwoord op de vraag van lid Agema (PVV) kan ik het volgende mededelen. Het Bouwbesluit
2012 geeft regels over de ventilatiecapaciteit waarin per gebouwfunctie een verschillende
luchtverversingscapaciteit is voorgeschreven (in liter per seconde of m3 per uur). Dat leidt dus ook tot verschillende ventilatievou den (maatstaf voor luchtverversing)
voor de respectievelijke ruimtes. Dit is afhankelijk van het aantal mensen dat aanwezig
is in een ruimte, de grootte van de ruimte en welke functie de ruimte heeft. Een vergaderzaal
heeft een andere luchtverversingscapaciteit dan een sportzaal, een klaslokaal of gemeenschappelijke
ruimte voor dagactiviteiten. Het is onbekend of een bepaalde wijze van ventileren
een aantoonbare meerwaarde heeft in het voorkomen van COVID-19 in publieke settings
zoals scholen en kantoren. Het RIVM adviseert om in ieder geval de bestaande regelgeving
en richtlijnen op gebied van ventilatie te volgen voor een gezond en prettig binnenklimaat.
Aanvullend heeft het RIVM geadviseerd om regelmatig te luchten, zoals in de pauze
of na een bijeenkomst en de (onderhoud)instructies van ventilatiesystemen te volgen.
Het RIVM baseert de gegeven adviezen mede op de inzichten en adviezen van het OMT
en ECDC. Het RIVM heeft een advies geschreven aan welke voorwaarden ventilatie en
luchtverversing van verschillende gebouwen moet voldoen. Het RIVM heeft dit advies
gebaseerd op uitgangspunten gehanteerd door onder meer de WHO42(
Het zes keer per uur verversen van lucht in een ruimte, waar Lid Agema (PVV) naar
verwijst, is afkomstig uit een filmpje van de WHO (te zien op Youtube)43. Ik heb navraag gedaan bij het Ministerie van BZK en het RIVM. Beide geven aan dat
zij niet bekend zijn met een internationale standaard voor luchtverversing in verband
met COVID-19 of met een WHO-richtlijn voor een publieke setting waarin de waarde van
6 keer per uur lucht verversen, is opgenomen. Het is niet helemaal duidelijk waar
de WHO-spreker in het filmpje (dr. Neira) de uitspraak op baseert.
Voor zover nu bekend is het voldoen aan de huidige eisen van het Bouwbesluit 2012
voldoende om voor goede ventilatie en luchtverversing te zorgen.
Bouwbesluit 2012 voldoende om voor goede ventilatie en luchtverversing te zorgen.
Kwetsbare mensen thuis
Cijfers thuiswonende 70 plussers
De stand van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 overlijden van thuiswonende
70-plussers is op dit moment als volgt:
• Het aantal nieuwe meldingen van COVID-19-besmettingen bij ouderen die ouder zijn dan
70 jaar en thuis wonen is nog steeds hoog. Uit de cijfers van het RIVM (peildatum
7 december 2020) blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 48 en 49) het aantal
nieuwe besmettingen ruim 5.288 bedraagt. Dit is gelukkig wel minder dan de circa 5.600
nieuwe besmettingen in de voorgaande twee weken (week 46 en 47).
• Het RIVM schat dat tot nu toe bij bijna 43.000 personen van boven de 70 jaar en die
thuis wonen een COVID-19-besmetting is bevestigd, van wie ongeveer 3.740 mensen als
overleden zijn gemeld. Hoeveel van deze 70-plussers in een kwetsbare gezondheid verkeerden
of een vorm van zorg of ondersteuning thuis ontvingen, is niet bekend.
In onderstaande figuur is deze ontwikkeling weergegeven vanaf 1 maart 2020. Momenteel
is het wekelijks aantal gemelde nieuwe besmettingen hoger dan tijdens de eerste golf.
Reden hiervan is dat er nu veel meer wordt getest. Het aantal mensen dat komt te overlijden
ligt momenteel gelukkig fors lager.
Figuur 7: Cijfers COVID-19 ouderen thuis (70 plus)
Thuiswonende ouderen in de Wlz
De thuiswonende ouderen in de Wlz maken vooral gebruik van persoonlijke verzorging
en verpleging. Bij deze zorgvormen is het gedeclareerd aantal enigszins gedaald vanaf
juni. Onderstaande grafiek is gebaseerd op basis van gegevens van Vektis.44
Figuur 8: Gedeclareerde verzorging en verpleging in Wlz
Ontwikkelingen en signalen met betrekking tot kwetsbare mensen thuis
Met de Kamerbrief van 14 oktober 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 656) heeft uw Kamer de aanvullende adviezen op de routekaart voor thuiswonende ouderen
ontvangen. Deze adviezen gaan in op mogelijkheden voor bezoek, het doen van boodschappen
en het deelnemen aan het dagelijks leven, in aanvulling op algemeen geldende maatregelen.
Aanvullende richtlijnen en handreikingen
Daarnaast is voor een aantal sectoren en/of doelgroepen een handreiking, richtlijn(en)
en/of een aanvullend advies samengesteld om invulling te kunnen geven aan het dagelijks
leven en de dagelijkse ondersteuning en dit waar mogelijk te vergemakkelijken in relatie
tot de maatregelen uit de Corona Routekaart:
• Algemene voorzieningen: Een handreiking ontwikkeld door MIND Landelijk Platform in samenspraak met de Vereniging
Nederlandse Gemeenten en Valente45.
Dagbesteding: Op korte termijn zal de «Handreiking dagbesteding op basis van de Wmo
2015 in aanvulling op de routekaart coronamaatregelen» op rijksoverheid.nl worden
gepubliceerd;
• Mantelzorgers: Richtlijn mantelzorgondersteuning46;
• Dak- en thuislozen: Richtlijn opvang dak- en thuisloze mensen47;
• Ten aanzien van veilig werken in relatie tot Covid-19 hebben de werkgevers- en werknemersorganisaties
verschillende handreikingen gepubliceerd op basis van de richtlijnen van het RIVM;
• Daarnaast heeft het RIVM een notitie opgesteld ten aanzien van PBM binnen Wmo-ondersteuning.
In dit document staan de uitgangspunten beschreven voor het gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM) door medewerkers die ondersteuning geven vanuit de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Organisaties die Wmo-ondersteuning
bieden, kunnen van deze uitgangspunten een eigen vertaling maken naar hun eigen werkzaamheden
en/ of doelgroepen48.
Dagbesteding
Met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM kan dagbesteding nog steeds veilig
plaatsvinden. Ook vervoer van en naar de dagbesteding is met inachtneming van de richtlijnen
van het RIVM veilig en beschikbaar. Er zijn echter signalen van cliëntorganisaties
dat een goede invulling van de dagbesteding soms achterblijft. Hierover heb ik gesproken
met cliëntorganisaties, maar ook met VGN. Ten aanzien van de gehandicaptenzorg is
afgesproken dat VGN en cliëntenorganisaties met elkaar in gesprek gaan over die signalen
om te bezien of daarin verdere acties nodig zijn.
Daar waar de dagbesteding, gezien de geldende maatregelen, niet in dezelfde vorm of
omvang geleverd kan worden spant de aanbieder zich – in overleg met de cliënt en/of
zijn naasten – maximaal in om alternatieven aan te bieden. Voor moeilijk instrueerbare
cliënten, die niet alle maatregelen en richtlijnen kunnen navolgen, wordt gekeken
naar oplossingen om veilig naar de reguliere dagbesteding te blijven gaan. Ook hebben
Alzheimer NL, de VNG en VWS gesproken over het goed doorgeven en acteren op signalen
waarin wordt aangegeven op plekken waar dit niet goed loopt.
Indien aan het aanbieden van alternatieve vormen van dagbesteding aantoonbare en overeengekomen
meerkosten zijn verbonden, worden deze vergoed. Gemeenten treden ondersteunend op
ten aanzien van de randvoorwaarden voor een alternatieve invulling van de dagbesteding.
Tegelijkertijd vraag ik van cliënten begrip te hebben voor het feit dat de dagbesteding
soms niet op dezelfde wijze kan plaatsvinden als in het verleden. Ik overleg maandelijks
met aanbieders van dagbesteding en knelpunten pakken we zo actief op.
Mensen met een beperking in gehandicaptenzorginstelling en thuis
Bewoners instellingen
De situatie ten aanzien van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in
instellingen voor gehandicaptenzorg is op dit moment als volgt:
• Uit cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 48 en 49) het
aantal nieuwe besmettingen met circa 89 is afgenomen. Vanaf week 45 zien we het aantal
nieuwe besmettingen wekelijks afnemen, met uitzondering van week 49
• Het RIVM (peildatum 7 december) schat dat sinds het uitbreken van de crisis in maart
bij 4.517 bewoners van instellingen sprake is van een bevestigde COVID-19 besmetting,
van wie ongeveer 300 mensen zijn overleden.
Net als bij de verpleeghuizen, geldt dus bij de instellingen voor gehandicaptenzorg
dat het aantal nieuwe meldingen van COVID-19-besmettingen in week 49 nog steeds vrij
hoog is. Het aantal mensen dat in de tweede golf overlijdt aan COVID-19 is gelukkig
lager dan tijdens de eerste golf.
In onderstaande figuur is deze ontwikkeling vanaf 1 maart 2020 weergegeven. Ook hier
is relevant dat nu veel meer getest wordt.
Figuur 9: Cijfers COVID-19 gehandicaptenzorg
Locaties
Het RIVM schat dat momenteel bij 291 (week 48) locaties voor gehandicaptenzorg sprake
is van een vastgestelde COVID-19 besmetting. Dat is ongeveer 11% van het aantal locaties.
Het aantal besmette locaties schat het RIVM in op basis van het aantal locaties waar
in de afgelopen 28 dagen sprake is geweest van tenminste één vastgestelde COVID-19
besmetting op basis van een positieve test. Het beeld is zichtbaar in onderstaande
grafiek.
De staven boven de horizontale as geven het aantal nieuwe besmette locaties per week
weer. De staven onder de horizontale as geven het aantal nieuwe besmettingsvrije locaties
weer. De lijn in de figuur geeft het totaal verpleeghuislocaties met een of meer vastgestelde
besmettingen in de tijd weer.
Figuur 10: Locaties gehandicaptenzorg met één of meer besmettingen
De laatste weken raken wekelijks nog meer dan 75 nieuwe locaties besmet. Het aantal
locaties waar de besmetting ten einde is wat hoger dan het aantal nieuwe locaties
met een besmetting, zodat per saldo het aantal locaties met één of meer besmettingen
de laatste weken toch iets afneemt.
Geleerde lessen aanpak COVID-19 voor Mensen met een beperking
Tabel: Geleerde lessen aanpak COVID-19 voor Mensen met een beperking
Geformuleerde lessen
Stand van zaken
Begrijpelijk en toegankelijk communiceren
Het Ministerie van VWS heeft Vilans gevraagd een online informatiepunt op te zetten
waar mensen met een kwetsbare gezondheid terecht kunnen voor gevalideerde informatie
over corona.
Betrekken van cliënten en hun naasten
Het betrekken van cliënten en hun naasten heeft blijvende aandacht. Er vindt wekelijks
overleg plaats met de cliëntenorganisaties.
Balans vinden tussen veiligheid en kwaliteit van leven
Het Ministerie van VWS, Ieder(in), Per Saldo, seniorenorganisaties en Vilans bundelen
bestaande, gevalideerde kennis en informatie vanuit het perspectief van cliënten,
hun naasten en zorgprofessionals. Mensen met een beperking of chronische aandoening,
ouderen, hun naasten en hun zorgverleners hebben immers behoefte aan begrijpelijke
en toegankelijke informatie over de gevolgen van corona zodat zij goede afwegingen
kunnen maken in het dagelijks leven (www.vilans.nl/levenincoronatijd).
Versterken van de landelijke en regionale positionering
Deze positionering heeft doorlopend aandacht. Bijvoorbeeld door in overleggen niet
alleen het medische perspectief maar ook het sociale perspectief onder de aandacht
te brengen.
Zorgen voor voldoende personeel en hun welzijn
Er zijn twee doorlopende initiatieven om de mentale gezondheid en veerkracht van zorgprofessionals
te ondersteunen, namelijk «Sterk in je werk» en voor meer complexe hulpvragen er het
contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals». Voldoende personeel
blijft een punt van voortdurende aandacht.
Zorgen voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen en testen
Het preventief gebruik van medische mondmaskers wordt niet dringend geadviseerd maar
mensen die zich er veiliger door voelen kunnen er zelf voor kiezen medische mondmaskers
aan te schaffen.
Monitoring, signalering en interventies ontwikkelen
Adviesbureau Significant heeft in opdracht van het Ministerie van VWS een monitor
ontwikkeld voor de COVID-19 strategie voor mensen met een beperking1.
Borgen van continuïteit en ondersteuning
Tijdens de eerste golf is het voorgekomen dat mensen zonder directe zorgtaken, zoals
cliëntvertrouwenspersonen, in het kader van de bezoekregeling niet toegelaten zijn
tot instellingen. In de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is dit inmiddels geregeld.
Ontwikkelen en delen van kennis en expertise
Op 12 oktober jl. is een brief over de stand van zaken kennisinfrastructuur langdurige
zorg aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 31 765, nr. 519). Deze brief gaat onder andere in op het versterken van de kennisinfrastructuur,
bekostiging van expertisecentra en de verbinding tussen onderzoek en opleidingen.
Blik op de toekomst
Vilans zal in samenwerking met VWS en cliëntenorganisaties een gespreksleidraad/afwegingskader
maken voor mensen met een verhoogde kwetsbaarheid, zodat zij in gesprek met de arts/hulpverlener
samen een afweging kunnen maken over deelname aan de samenleving.
Met de monitor van Significant wordt in beeld gebracht of mensen met een beperking
of chronische ziekte voldoende kunnen participeren in de samenleving.
Het perspectief van mensen met een beperking of chronische ziekte wordt continu meegenomen
in de besluitvorming.
X Noot
1
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.
In de Kamerbrief van 1 september jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 508) heb ik u, naar aanleiding van de motie van het lid Van den Berg (CDA) (Kamerstuk
25 295, nr. 395), geïnformeerd over de lessen die ik, samen met de betrokken koepel-, beroeps- en
cliëntenorganisaties, heb getrokken uit de «eerste coronagolf» voor mensen met een
beperking of chronische aandoening. Ik informeer u graag over de stand van zaken.
In de tabel hierboven is de stand van zaken per geleerde les opgenomen.;
Met betrekking tot les 1) toegankelijk communiceren en les 3) balans vinden tussen
veiligheid en kwaliteit van leven, heeft het Ministerie van VWS aan Vilans, als landelijke
kennisorganisatie voor de langdurende zorg, gevraagd een online informatiepunt op
te zetten waar mensen met een kwetsbare gezondheid terecht kunnen voor gevalideerde
informatie over corona. Op de site bundelen het Ministerie van VWS, Ieder(in), Per
Saldo, seniorenorganisaties en Vilans bestaande, gevalideerde kennis en informatie
vanuit het perspectief van cliënten, hun naasten en zorgprofessionals. Immers, mensen
met een beperking of chronische aandoening, ouderen, hun naasten én hun zorgverleners
hebben behoefte aan begrijpelijke en toegankelijke informatie over de gevolgen van
corona, zodat zij goede afwegingen kunnen maken in het dagelijks leven. De link naar
dit online informatiepunt is: www.vilans.nl/levenincoronatijd. Hierover heb ik u eerder geïnformeerd in mijn brief van 17 november jl.
Met betrekking tot les 7) het ontwikkelen van monitoring om tussentijds inzicht te
krijgen in de situatie van mensen met een beperking, heeft adviesbureau Significant
in opdracht van het Ministerie van VWS een monitor ontwikkeld voor de COVID-19-strategie
voor mensen met een beperking. De eerste rapportage van deze monitor heb ik met uw
Kamer gedeeld in mijn brief van 17 november jl. Deze monitor geeft over de periode
april tot en met september 2020 een beeld van de wijze waarop de ambities uit deze
COVID-19-strategie worden gerealiseerd. Er volgen in het kader van deze monitor nog
2 rapportages in het voorjaar van 2021. Ik zal uw Kamer hierover te zijner tijd wederom
informeren.
Met betrekking tot les 9) kennis en expertise ontwikkelen en delen, heeft u op 12 oktober
jl. een brief over de stand van zaken kennisinfrastructuur langdurige zorg ontvangen.
Hierin is meer uitgebreid beschreven hoe wordt gewerkt aan het versterken van de kennisinfrastructuur
voor de langdurige zorg, variërend van de inzet van de academische werkplaatsen, ook
bij COVID-gerelateerde onderwerpen, tot de bekostiging van Expertisecentra en de verbinding
tussen onderzoek en opleidingen. De actie die door de «Innovatie-impuls gehandicaptenzorg»
eveneens naar aanleiding van deze les is opgezet om zorgaanbieders te helpen bij het
duurzaam implementeren van technologie die zij tijdens de corona-crisis zijn gaan
gebruiken, heeft geleid tot een netwerk van aanbieders dat zich concentreert op digitale
vormen van communicatie tussen mensen met een beperking en hun zorgverleners of hun
sociale omgeving. We hebben de ambitie om deze vorm van technologie zo goed te laten
passen op de zorgvraag van cliënten, dat gebruik ervan ook ná de corona-crisis blijft
bestaan en opschaling wordt vergemakkelijkt.
Geleverde zorg aan Wet langdurige zorg (Wlz)-cliënten – aantal opgenomen cliënten
Na de eerste golf is het aantal opgenomen cliënten in instellingen voor ouderenzorg
met circa 5.000 gedaald. Dat is een afname van 4% ten opzichte van de 127.000 opgenomen
personen voor de eerste golf. In de zomermaanden is het aantal geleidelijk weer toegenomen
door herbezetting. De laatste weken neemt de leegstand toe door hogere sterfte in
de verpleeghuizen als gevolg van COVID-19.
Deze ontwikkeling is te volgen dankzij de weekcijfers over het aantal Wlz-cliënten
naar leveringsvorm, die het CBS op mijn verzoek publiceert.49 Momenteel is er steeds sprake van circa. 1.475 plaatsen leegstand.
Figuur 11: Opgenomen personen in de VV
Dagbesteding en dagbehandeling
Na februari 2020 is in de Wlz breed (dus inclusief gehandicaptenzorg) ook veel minder
dagbesteding en dagbehandeling gedeclareerd, met een dieptepunt in april. Dagbesteding
is vaak een vervanging van onderwijs of werk voor een cliënt die door zijn beperkingen
niet in staat is om tot een vorm van dag structurering te komen. Bij dagbehandeling
gaat het veelal om thuiswonende jeugdigen met een beperking die op basis van een specifiek
behandeldoel leren omgaan met (de gevolgen van) hun aandoening.
Ten opzichte van de eerste 2 maanden van 2020 is in april en mei minder dan de helft
aan prestaties gedeclareerd50. Uit deze gegevens van de NZa blijkt dat de effecten van de maatregelen voor de thuiswonende
cliënten met dagbesteding ingrijpend waren. In de zomermaanden van dit jaar is herstel
zichtbaar, maar in september was het niveau van het aantal gedeclareerde dagdelen
nog niet terug op het niveau van voor de eerste golf. Onderstaande grafiek is gebaseerd
op basis van gegevens van Vektis.51
Figuur 12: Gedeclareerde dagbesteding en dagbehandeling in Wlz
Uitzondering mondkapjesplicht
Bij de invoering van de mondkapjesplicht die per 1 december jl. is ingegaan is een
uitzondering gemaakt voor mensen die vanwege een beperking of ziekte niet in staat
zijn een mondkapje te dragen. Het is belangrijk dat ook zij – op een verantwoorde
manier – kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
Er zijn verschillende routes ingezet om informatie te verstrekken over de uitzondering
op de mondkapjesplicht. Hierover is afgestemd met cliëntenorganisaties en is gerichte
informatie opgenomen op rijksoverheid.nl52 en de website van Vilans53. Daarop is te lezen wat de uitzondering inhoudt, welke verantwoordelijkheid mensen
zelf hebben om aan te tonen dat zij onder de uitzondering vallen en hoe zij dat kunnen
doen. We hebben daarbij een lijstje opgenomen met concrete voorbeelden over hoe mensen
die uitzondering kunnen aantonen, namelijk:
• Een kaartje laten zien dat door een cliëntenorganisatie of zorgaanbieder is verspreid;
• Een bewijs van een behandelrelatie van een (huis)arts of instelling. Dit gaat niet
om een officiële medische verklaring (die mag een arts niet over zijn eigen patiënt
afgeven), maar bijvoorbeeld om een bewijs van een afspraak bij een arts. Het gaat
met nadruk om een bestaand document. Het is niet de bedoeling dat u uw (huis)arts
belt voor een nieuw op te stellen document.
• Een verklaring van een begeleider of een naaste die gebeld kan worden;
• Een hulpmiddel of relevante medicijnen laten zien;
• Het dragen van een faceshield, als dat wel mogelijk is.
Sommige mensen die onder de uitzondering vallen kunnen wel een faceshield dragen.
Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen met een longaandoening. Als zij ervoor kiezen een
faceshield te dragen, dan mag een handhaver of winkelier vragen nog op een andere
manier aan te tonen dat iemand aan de uitzonderingsgrond voldoet. We hebben handhavers
en winkeliers gevraagd dat met respect te doen, omdat we verwachten dat het overgrote
deel van de mensen dat ervoor kiest een faceshield te dragen daadwerkelijk onder de
uitzondering valt.
Het hierboven genoemde kaartje is ontworpen zodat cliënten deze eenvoudig kunnen downloaden
om te tonen dat ze tot de uitzondering behoren. Deze is te vinden op de website van
Vilans, waar ook de belangrijkste punten rondom de uitzondering in begrijpelijke taal
zijn opgenomen. Op deze website staat bovendien nog meer informatie gebundeld, specifiek
voor mensen met een beperking in coronatijd.
Ten aanzien van de partijen die de mondkapjesplicht controleren of daarop handhaven
zijn ook verschillende acties in gang gezet. Er is gesproken met OV-bedrijven, Politie,
Openbaar Ministerie, Schiphol en de Koninklijke Marechaussee over de handhaving op
de uitzondering. Ook is informatie over de uitzondering aan hen beschikbaar gesteld
om te delen met hun achterbannen.
Daarnaast is door MKB-Nederland en de Raad Nederlandse Detailhandel informatie verspreid
onder ondernemers, zoals winkeliers. Bovendien zijn enkele grote landelijke winkelketens,
waarover wij signalen kregen dat mensen die onder de uitzondering vallen de toegang
werden geweigerd, rechtsreeks door het Ministerie van VWS benaderd.
Tevens is er breed ingestoken communicatie over de uitzondering gedeeld met:
• Cliënten- en patiëntenorganisaties;
• Koepels van zorgaanbieders;
• Het algemene publiek.
We vragen degenen die toezien op de naleving van de mondkapjesplicht, zowel ondernemers,
als handhavers, om goede communicatie en begrip, als zij vragen om aan te tonen of
iemand onder de uitzondering valt. Degenen die zich terecht op de uitzondering beroepen
moeten immers niet de dupe worden van degenen die dat onterecht doen. Handhavers mogen
bij twijfel over de juistheid van een verklaring uiteraard wel doorvragen en, zo nodig,
een boete uitschrijven als iemand de uitzondering onvoldoende aannemelijk maakt.
Ik blijf, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat, in gesprek met alle betrokken partijen om een vinger
aan de pols te houden bij de uitvoering. Hiermee heb ik tevens invulling gegeven aan
de motie van lid Hijink (SP) die de regering verzocht met eenduidige regels en communicatie
te komen rondom de uitzondering54.
Cliënten in de GGZ
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, heeft de Staatssecretaris van VWS sinds de start
van de tweede golf van de pandemie, opnieuw nauw contact met de betrokken partijen
in de GGZ. Bij dit overleg sluiten ook de IGJ en de NZa aan. We delen hier beelden
en signalen en zorgen dat we snel kunnen schakelen om eventuele problemen aan te pakken.
Het «overall» beeld van de aantallen verwijzingen naar de ggz-sector is dat deze inmiddelsleefst
weer op het niveau van 2019 liggen. Voor de jongeren (tot 18 jaar) geldt dat een sterkere
toename is waar te nemen van het aantal verwijzingen, bij 65plussers blijft het aantal
verwijzingen achter. We hebben met de betrokken partijen ook gesproken over de mondkapjesplicht
die met ingang van 1 december jl. is ingevoerd. Dit vraagt in deze sector om maatwerk.
De huidige regeling biedt daar voldoende ruimte voor. Het is wel van belang om in
relatie tot de praktische handhaving en inzet daarop, nadere afspraken en handvatten
te bieden. De partijen uit de ggz-sector hebben aangegeven graag bereid te zijn mee
te werken aan de praktische uitwerking en de te volgen strategie bij de vaccinatie
in de ggz-specifieke sector.
Dak- en thuisloze mensen
De Staatssecretaris van VWS heeft de Nederlandse Straatdokters Groep en het Radboudumc
de opdracht gegeven het aantal besmettingen en het ziekteverloop onder dakloze mensen
te monitoren in de periode maart 2020 tot december 2020. Het onderzoeksrapport treft
u in de bijlage aan (Bijlage Covid-19 en Dakloosheid in Nederland Eindrapportage)55.
De onderzoekers concluderen dat uit de geregistreerde contacten met dakloze mensen
uit 9 grote steden in Nederland blijkt dat de daklozenpopulatie niet zwaarder is getroffen
door het virus dan andere delen van de bevolking, ondanks het feit dat zij relatief
vaak lijden aan onderliggende ziekten die de kwetsbaarheid voor ernstig verlopende
infecties vergroot. De adequate implementatie van beschermende maatregelen en extra
opvang kan hieraan hebben bijgedragen. Wel zien de onderzoekers een negatief effect
op het mentale welzijn van dakloze mensen als gevolg van de maatregelen.
Het onderzoek bevestigt het beeld dat gemeenten en opvanginstellingen snel en adequaat
hebben gehandeld gedurende de start van de crisis om de maatschappelijke opvang veilig
in te richten. Tegelijkertijd blijven we een enorme inspanning vragen van deze medewerkers
om ook deze winter voor dakloze mensen klaar te staan, bijvoorbeeld tijdens de winterkouderegeling.
ZonMw heeft het Radboudumc, in het kader van de bredere COVID-19 gerelateerde onderzoeken,
subsidie gegeven om dit onderzoek voort te zetten tot eind 2021 en daarbij behorende
aanbevelingen te doen voor het beleid gericht op dakloze mensen.
Gevolgen van corona voor het welbevinden van jongeren (0–27 jaar)
Het virus en bijbehorende maatregelen raken ons allen. Het kabinet erkent dat de 5,3 miljoen
kinderen, jongeren en jongvolwassenen wellicht minder getroffen worden door het virus
zelf, maar wel hard door de coronamaatregelen. Met name de groep jongeren/jongvolwassenen
(13–17 jaar) geven aan dat ze de afgelopen tijd op veel leefgebieden hebben ingeleverd.
Onderwijs is deels op afstand, er is een tekort aan stages, er zijn minder bijbaantjes
en na het behalen van een diploma is er weinig perspectief op een passende baan. Normaal
gesproken vallen zij bij tegenslagen terug op hun vangnet van familie en leeftijdsgenoten.
De effecten van de huidige «sociale onthouding» zijn voor deze groep extra ingrijpend,
omdat zij juist nu bouwen aan «relaties voor het leven». Bovendien kunnen latent aanwezige
psychische problemen door gebrek aan sociale contacten langer verborgen blijven. Onderzoeken
van o.a. het NJi en Amsterdam UMC56, 57, 58 laten zien dat jongeren en jongvolwassenen meer mentale gezondheidsproblemen ervaren
dan andere leeftijdsgroepen in deze coronaperiode. Deze bevindingen werden bevestigd
in de gesprekken die verschillende kabinetsleden met jongeren en jongvolwassen hebben
gevoerd de afgelopen maanden.
Hoe Maatschappelijke Diensttijd al bijdraagt aan het welbevinden van jongeren
Het programma maatschappelijke diensttijd (MDT) is meteen ingesprongen op de ontstane
situatie. In het voorjaar is een afzonderlijke corona subsidieronde uitgevoerd waar
19 bestaande MDT–organisaties aan hebben meegedaan; in deze projecten zijn activiteiten
voor jongeren georganiseerd. Hiermee zijn ook kwetsbare groepen in de samenleving
geholpen. In de zomer is dit gevolgd met het project Jeugd aan Zet (JaZ) op initiatief
van het Veiligheidsberaad, waarbij 47 gemeenten activiteiten voor en door jongeren
hebben georganiseerd. Het project JaZ is onlangs, op verzoek van het Veiligheidsberaad,
voortgezet met een wintereditie waar alle gemeenten aan kunnen meedoen. MDT steunt
dit met € 10.000 per gemeente. MDT heeft door de coronaperiode haar reguliere projecten
noodgedwongen en met succes aangepast. Via alle MDT–projecten zijn tot nu toe circa
20.000 jongeren op een duurzame manier bereikt. Ook heeft het MDT een waardevol netwerk
opgezet van 1.600 organisaties (scholen, maatschappelijk ondersteuning en bedrijfsleven)
door het hele land.
Jongeren en gemeenten komen tot gezamenlijk voorstel
Naast goed onderwijs en kans op een baan, is het voor jeugdigen essentieel om elkaar
fysiek te kunnen ontmoeten in deze levensfase. De gemeenten hebben o.l.v. burgemeester
Depla samen met jongeren en wetenschappers aan de bel getrokken en aangegeven dat
we nóg meer moeten doen om jongeren perspectief te bieden. Aanvullend daarop heeft
het Veiligheidsberaad bij het kabinet erop aangedrongen om alternatieve activiteiten
te organiseren om daarmee o.a. de overlast te beperken in de winter (incl. kerstvakantie).
Daarnaast geeft het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) aan dat het bieden van perspectief
aan jongeren bij kan dragen aan een betere naleving van de coronamaatregelen. Op basis
van het geheel heeft de werkgroep Depla een oproep gedaan aan gemeenten om in gesprek
te gaan met jongeren over hun toekomstperspectief59. Ook heeft de VNG samen met jongeren een voorstel bij het kabinet neergelegd. Het
kabinet is op maandag 7 december jl. hierover in gesprek gegaan met een delegatie
van burgemeesters, wetenschappers en jongeren en trokken daar de volgende conclusies:
1. Jongeren moeten een goede kans krijgen om hun school op een zinvolle manier af te
ronden. Dat wil zeggen: met fysiek onderwijs, een volwaardig diploma en met een relevante
stage.
2. Jongeren moeten veilig de winter door kunnen komen: voor jongeren van alle leeftijden
is het belangrijk om contact met elkaar te onderhouden, online en offline. Coronaproof
contact buitenshuis hoort daar ook bij. Daarmee wordt ook de veiligheidsfuik vermeden:
verbieden zonder alternatief te bieden.
3. De schade van corona voor het mentaal welbevinden van jongeren moeten we zoveel mogelijk
mitigeren: corona grijpt hard in op het mentaal welbevinden van jongeren. Dit aspect
heeft al op de korte termijn volop aandacht nodig, om te voorkomen dat corona blijvende
sporen trekt in het vertrouwen van jongeren in zichzelf, in hun omgeving en in de
overheid.
4. Overheden moeten in gesprek gaan met allerlei verschillende groepen jongeren: jongeren
verliezen in coronatijd de regie over hun leven. Het is belangrijk om in dialoog te
gaan en ruimte te bieden voor hun eigen initiatieven. Scheer jongeren daarbij niet
over één kam en schenk waar nodig aandacht aan specifieke doelgroepen.
Kabinet investeert € 58,5 mln in het Jeugdpakket
Uw kamer is eerder geïnformeerd over de extra inzet op jeugdwerkloosheid (€ 346 mln)60, leerachterstanden (€ 282 mln)61 en de continuïteit van onderwijs (€ 210 mln)62. Hiermee worden belangrijke gevolgen van de coronamaatregelen voor de jeugd verzacht.
In aanvulling hierop, en ter ondersteuning van de afspraken met gemeenten en jongeren,
wil de Staatssecretaris van VWS zich ook sterk maken voor het welbevinden van de jeugd,
ook in Caribisch Nederland. Met een Jeugdpakket van € 58,5 mln wil het kabinet een gerichte (financiële) impuls geven aan gemeenten
om samen met jongeren63, lokale organisaties en evenementensector kleinschalige activiteiten (volledig coronaproof)
te programmeren op het gebied van cultuur, sport en andere zinvolle vrijetijdsbesteding.
Veel gemeenten hebben sinds de corona uitbraak goede ervaringen opgedaan om dit samen
met jongeren te organiseren. Zoals hierboven vermeld zijn ook via MDT waardevolle
ervaringen opgedaan en een groot netwerk opgezet. Met het Jeugdpakket wil het kabinet
bestaande initiatieven opschalen en nieuwe initiatieven laten opzetten. Het grootste
deel van het jeugdpakket (€ 55 mln) gaat naar gemeenten:
• Gemeenten gaan samen met jongeren kleinschalige activiteiten (coronaproof) organiseren
(€ 41,5 mln). Hiervoor worden middelen (€ 26,5 mln) bijgeschreven in het gemeentefonds.
Daarnaast wordt een deel via de subsidieronden van MDT (€ 15 mln) in de eerste helft
van 2021 besteed aan projecten waarbij gemeenten betrokken zijn;
• Gemeenten zetter meer jongerenwerkers in om jongeren in achterstandswijken en uit
risicogroepen beter te bereiken (€ 13,5 mln).
Met de financiële impuls van het rijk kunnen gemeenten ongeveer 1,3 miljoen jongeren
en jongvolwassenen te bereiken in de komende maanden.
Mentale gezondheid en eenzaamheid onder jongeren
Naar aanleiding van de signalen over mentale gezondheidsproblemen bij jongeren wordt
vanuit het Jeugdpakket € 3,5 mln ingezet op laagdrempelige preventieve ondersteuning
van jongeren op het gebied van mentale gezondheid. Zo wil de Staatssecretaris van
VWS de komende periode meer (digitale) platforms en lokale activiteiten van jongeren
voor jongeren steunen om meer jongeren (waaronder specifieke doelgroepen) te bereiken.
Hierbij wordt de kennis van MDT-jongeren, jongerenorganisaties en professionals benut
om o.a. eenzaamheid onder jongeren te bestrijden. Voor een deel van de jongeren gaat
deze coronaperiode gepaard met toenemende gevoelens van eenzaamheid. Het kabinet vindt
het erg belangrijk dat deze jongeren worden geholpen en eenzaamheid wordt tegengegaan.
Zowel bestaande als nieuwe activiteiten dragen hier aan bij. Jongeren, professionals
en ouders kunnen op de site www.eenzamejongeren.com, een initiatief van stichting Join us, terecht voor meer informatie en ondersteuning,
maar ook voor tips. Ook volgend jaar ondersteunen we de Stichting Join us om hun aanpak
voor eenzame jongeren verder te verspreiden onder gemeenten.
Tenslotte heeft het kabinet met het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid de afgelopen
twee jaar een campagne en netwerk, zowel lokaal als landelijk, opgezet om eenzaamheid
aan te pakken. Het is opgezet met een focus op ouderen. Maar mede op verzoek van uw
Kamer is er nu meer aandacht voor eenzaamheid bij jongeren. Zo wordt binnen de publiekscampagne
van Eén tegen eenzaamheid meer aandacht besteed aan de doelgroep jongeren. Daarnaast
wordt in de campagne #eenkleingebaar ook ingezoomd op kwetsbare jongeren. Zie ook
de passage Sociale ondersteuning en aanpak eenzaamheid in aanloop naar en rondom de
feestdagen: #eenkleingebaar in deze brief.
Kwetsbare jongeren (o.a. chronisch ziek en jeugdzorg)
Voor de vele groepen kwetsbare jongeren is deze coronaperiode extra lastig. Zo geeft
JongPIT aan dat duizenden jongeren die chronische ziek zijn amper de deur uitkomen
sinds corona. Jongeren met een kwetsbare gezondheid kiezen vaak voor een zelf-isolatie.
Ook zien we meer jongeren die zich thuis niet veilig voelen en door corona nu extra
thuis zijn. Voor de kwetsbare jongeren thuis hebben we gemeenten gevraagd om bij de
invulling van het jeugdpakket extra aandacht te besteden aan kwetsbare jongeren. Daarnaast
zijn we in gesprek met organisaties in het jeugddomein (waaronder jongeren) om te
kijken hoe we deze groep nog beter kunnen ondersteunen.
Volgens het Jeugdwelzijnberaad zijn jongeren in de jeugdzorg ook hard geraakt. In
het voorjaar werden ze beperkt in onderwijs/dagbesteding, bezoek, verlof en hadden
ze amper sociale contacten64. Voor de jongeren in de jeugdhulp is continuïteit van jeugdhulp, dagbesteding en
onderwijs essentieel. Het kabinet heeft daarom hierover (financiële) afspraken gemaakt
met jeugdhulpaanbieders en gemeenten. Ook heeft VWS met de stuurgroep Zorg voor de
Jeugd en Corona handreikingen en richtlijnen voor professionals gemaakt. Deze gaan
o.a. in op dagbesteding, bezoek- en verlofregelingen, omgangsregelingen, testbeleid
en persoonlijke beschermingsmiddelen. Alle geactualiseerd richtlijnen zijn te vinden
op www.nji.nl/coronavirus. Hiermee proberen alle partijen in het jeugddomein de gevolgen van de coronamaatregelen
te mitigeren voor jongeren in de jeugdhulp.
Met dit Jeugdpakket wil het kabinet perspectief bieden aan de jeugd. Enerzijds voor
het welbevinden van onze jeugd en anderzijds om bij te dragen aan het draagvlak voor
de naleving van de coronaregels.
Bijeenkomst «Sociale ondersteuning kwetsbare groepen» (Uitvoering motie Asscher65)
Op woensdag 16 december 2020 wordt de bijeenkomst «Sociale ondersteuning kwetsbare
groepen» georganiseerd. Gemeenten bieden al veel sociale ondersteuning aan kwetsbare
groepen en hun inspanningen zijn nog eens vergroot in deze periode. Tijdens deze bijeenkomst
worden inspirerende lokale initiatieven voor het voetlicht gebracht, met als doel
deze te delen en – waar mogelijk – breder te kunnen implementeren. Samen is het mogelijk
om ouderen, dak- en thuislozen, ggz-cliënten, mensen met een beperking, kwetsbare
jongeren, mensen met een migrantenachtergrond en andere (mogelijk) kwetsbare doelgroepen
ondersteuning bieden in deze lastige tijd. De volgende thema’s zullen tijdens de bijeenkomst
worden uitgelicht:
• Hulp bij quarantaine
• Zingeving en eenzaamheid
• Communicatie in begrijpelijke taal
• Inzet van vrijwilligers en burgerinitiatieven
Meer dan 100 gemeenten hebben zich inmiddels voor deze digitale bijeenkomst aangemeld.
Na deze bijeenkomst zullen de voorbeelden breed verspreid worden zodat ook andere
gemeenten hier kennis van kunnen nemen en inspiratie kunnen opdoen.
Sociale ondersteuning en aanpak eenzaamheid in aanloop naar en rondom de feestdagen:
#eenkleingebaar
De feestdagen zijn in deze tijd van donkere dagen voor veel mensen vaak de lichtpuntjes
om naar uit te kijken. Dit jaar zal dat anders zijn. De traditionele bijeenkomsten
en grote feesten vragen een alternatief. De behoefte aan «samen-zijn» zal dit jaar
niet minder zijn dan alle jaren hiervoor. En het gevoel van eenzaamheid op moment
dat het lijkt dat er niemand is die aan jou denkt, zal ook niet minder zwaar voelen.
Een brede groep aan grote landelijke organisaties hebben daarom juist nu de handen
in een hebben geslagen om deze feestdagen bijzonder te maken. Om Nederland dichter
bij te brengen, ondanks de beperkende maatregelen. Humanistische, praktische en religieuze
organisaties zetten samen de schouders om een grote beweging in gang te brengen komende
weken. Door iedereen aan te zetten op #eenkleingebaar voor de ander te doen.
StichtingPresent, Humanitas, NietAlleen, NOVen de Zonnebloem zwengelen deze beweging
#eenkleingebaar aan vanaf deze week. Dit kabinet zal dat ondersteunen met woord en
daad66. De initiatieven die worden opgezet met o.a. de honderdduizenden vrijwilligers zijn
bijvoorbeeld het uitdelen van kaarsjes, het helpen optuigen van de kerstboom, kerstkaartacties.
Ook activiteiten specifiek voor jongeren kunnen onder deze noemer ingezet worden.
Alles wat bijdraagt aan zingeving en ontmoeting in deze speciale tijd. Door bekendheid
te geven aan al deze acties en breed het landelijk een lokale netwerk van deze organisaties
en het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid uit te nodigen om mee te doen, heeft het
de potentie een grote «pay-it-forward» beweging te worden. Op de website www.eenkleingebaar.nu zal vanaf deze week een social-wall staan waarbij alle berichtgeving die gebruik
maakt van de #eenkleingebaar, gestreamd wordt. Organisaties, bedrijven en burgers
kunnen makkelijk aanhaken en worden door elkaar geïnspireerd. Iedereen die mee doet
onder de paraplu van «een klein gebaar» kan dat doen met zijn of haar eigen label
en eigenschappen. Een gezamenlijke noemer versterkt de afzonderlijke activiteiten,
acties en campagnes. Zo zal ik rond de feestdagen met de publiekscampagne van Eén
tegen eenzaamheid ook aansluiten bij de oproep voor een klein gebaar. Hiermee geef
ik invulling aan de motie van het lid Segers.67 Met ondersteuning van deze bottom-up beweging bouw ik voort op de infrastructuur
en resultaten die met binnen het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid afgelopen jaren
is gegroeid. Hierover heb ik u onlangs geïnformeerd middels de derde voortgangsrapportage
van het actieprogramma.
Andere onderwerpen
15. Caribisch Nederland
De laatste gegevens van 7 december 2020 van het Caribisch deel van het Koninkrijk
laten het volgende besmettingsbeeld zien
Tabel: besmettingsbeeld Caribisch Nederland
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten
(cumulatief)
3
(146)
4
(18)
0
(5)
14.814
(3.174)
120
(4.966)
99
(1.155)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen
(op de IC)
0
0
0
18
(4)
9
(0)
5
(0)
Aantal patiënten overleden
3
0
0
8
45
26
Het gemiddeld aantal besmettingen op Aruba is de afgelopen week licht toegenomen,
maar blijft op een relatief laag niveau. Op Curaçao is het aantal positieve gevallen
de laatste weken gestegen naar 1.814. Medisch personeel vanuit Bonaire en Sint-Eustatius
is overgeplaatst naar Curaçao om het capaciteitstekort binnen het CMC ziekenhuis,
dat te maken had met besmettingen binnen het personeelsbestand, te kunnen opvangen
en op 1 december is vanuit Nederland de eerste personele ondersteuning ingevlogen
in opvolging van het bijstandsverzoek dat Curaçao heeft ingediend. Daarnaast is op
Curaçao met Nederlandse bijstand personeel geworven voor een tweede teststraat en
beginnen extra bron- en contactonderzoekers. Het aantal actieve gevallen op Sint-Maarten
is de afgelopen weken gedaald, wat heeft geleid tot een bijstelling van het reisadvies
naar geel. Er wordt momenteel ook uitvoering gegeven aan het bijstandsverzoek van
Sint-Maarten omtrent het vergroten van de testcapaciteit. In november was Caribisch
Nederland even vrij van actieve besmettingen. Helaas zijn er de afgelopen week weer
een paar nieuwe casussen gemeld op Bonaire.
Op 12 november heeft het OMT een vierde OMT-Cariben advies uitgebracht voor het gebruik
van sneltesten op de eilanden in het Caribisch gebied (zie bijlage Advies 4e OMT Cariben
COVID-19)68. Daarin wordt geadviseerd de antigeen-sneltesten vooralsnog niet te gebruiken voor
screeningsdoeleinden, omdat de testen niet gevalideerd zijn in laag-prevalente populaties
(d.w.z. bij mensen zonder klachten). Inzet is wel mogelijk in ziekenhuizen, verpleeghuizen,
huisartsenpraktijken en andere zorginstellingen. Er wordt momenteel gewerkt aan een
plan van aanpak voor bestellingen van sneltesten vanuit de eilanden via het LCH.
Zoals in de stand van zaken brief van 16 november is aangekondigd, is er een nieuw
afwegingskader ontwikkeld aan de hand waarvan de reisadviezen voor het Caribisch deel
van het Koninkrijk worden bepaald, dat meer recht doet aan de lokale omstandigheden
en het insulaire karakter van het gebied. Het nieuwe kader, gebaseerd op het dashboard
Corona zoals dat ook in Europees Nederland wordt gebruikt, is in gebruik genomen en
heeft dusver geleid tot het bijstellen van de reisadviezen voor Aruba en Sint-Maarten
naar geel. Het reisadvies voor Curaçao wordt op 8 december bijgesteld naar oranje.
16. Reizigers
Reisadviezen
Buitenlandse reizen en vakanties vormen een risico voor import en verspreiding van
COVID-19 in Nederland. Daarom heeft het kabinet op 3 november jl. de boodschap afgegeven
niet naar het buitenland te reizen en te boeken tot medio januari, tenzij strikt noodzakelijk.
Daarbij hebben we aangegeven dat voor het einde van het jaar opnieuw naar dit advies
zal worden gekeken. We constateren echter dat op dit moment de epidemiologische situatie
in Nederland en in de rest van de wereld zeer ernstig is. We zien niet de sterke daling
van het aantal besmettingen dat we hadden willen zien en het is moeilijk te voorspellen
hoe de pandemie zich na medio januari zal ontwikkelen. Het is daarom niet mogelijk
om nu al te besluiten over reizen en vakanties naar het buitenland na 15 januari.
Voor nu blijft het advies daarom gelden: maak en boek tot 15 januari geen reizen naar
het buitenland, tenzij strikt noodzakelijk. Op basis van de besmettingscijfers in
Nederland en het buitenland kijken we begin januari opnieuw naar wat er mogelijk is
voor de periode na 15 januari.
Negatieve testverklaring
In de vorige Kamerbrief heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd over het voornemen van
het kabinet om een negatieve testverklaring te verplichten voor reizigers uit een
land dat niet op de lijst van veilige landen van de Europese Unie staan en die ook
uitgezonderd zijn op het EU-inreisverbod voor Nederland. Deze maatregel gaat per 15 december
gelden voor reizigers die per vliegtuig of schip van buiten de EU/Schengen naar Nederland
reizen. Deze maatregel geldt niet voor Nederlanders of andere EU-burgers die uit deze
gebieden terugkeren.
Deze reizigers moeten voor vertrek een negatieve testuitslag tonen. De test mag maximaal
72 uur oud zijn bij aankomst in Nederland. In de vorige Kamerbrief werd gesproken
over een testuitslag van 48 uur oud, conform OMT-advies. In het kader van de Europese
harmonisatie en uitvoeringsmogelijkheden is gekozen voor een test die maximaal 72 uur
geleden is afgenomen voor aankomst, in plaats van een testuitslag van 48 uur oud.
Indien een reiziger geen negatieve testuitslag heeft of wanneer deze verlopen is,
mag diegene Nederland niet inreizen.
Naast de negatieve testuitslag dienen deze reizigers ook een negatieve testverklaring
bij zich te hebben, in te vullen en te ondertekenen. Beide documenten kunnen door
personeel van de lucht- en scheepvaartmaatschappijen in het buitenland en door de
Koninklijke Marechaussee in bij aankomst in Nederland gecontroleerd worden.
Zoals in de vorige Kamerbrief ook benoemd is, wil het kabinet de negatieve testuitslag
ook verplichten voor inkomende EU-burgers (waaronder Nederlanders) uit hoog-risicogebieden.
De mogelijkheden hiertoe worden op dit moment verkend, ik verwacht in het voorjaar
van 2021 met een wetswijziging te komen.
Testen van reizigers
Over het testen van inkomende reizigers uit hoog-risicogebieden per 15 januari op
dag 5 na aankomst heb ik het LCT advies gevraagd. De uitkomsten hiervan heb ik eerder
in deze brief toegelicht.
Travel corridor tussen Atlanta en Schiphol
Vanaf 15 december zullen KLM en Delta Air Lines een proef doen met een travel corridor
tussen Atlanta en Schiphol. Op basis van de eerste drie weken van de proef zal een
evaluatie plaatsvinden. Ik heb u hierover afgelopen vrijdag uitgebreider geïnformeerd.
Quarantaine van reizigers
Uit de resultaten van de zevende ronde van het gedragsonderzoek Naleven gedragsregels
van het RIVM blijkt dat 27% van de reizigers tien dagen in quarantaine blijft bij
terugkomst in Nederland. Bij de 1e en 2e golf heeft reisgedrag bijgedragen aan de
snelle verspreiding van het virus in Nederland. Om volgende golven te voorkomen, moet
de groep reizigers zich meer aan de thuisquarantaine houden. Er wordt daarom een digitaal
formulier ontwikkeld gericht op mensen die (noodzakelijke) reizen maken naar een risicogebied
(rood of oranje). Doel is het verbeteren van de naleving van de thuisquarantaine.
Na het verkrijgen van een reisadvies – op dit moment voor bijna alle bestemmingen
negatief – informeren we de reiziger wat thuisquarantaine concreet betekent na de
reis en geven we antwoord op veel gestelde vragen (bijvoorbeeld waarom het nodig is
om 10 dagen in quarantaine te gaan). Ook worden reizigers geïnformeerd wat geregeld
moet zijn om thuisquarantaine vorm te geven. Denk daarbij aan praktische zaken als
wie boodschappen gaat doen, de kinderen naar school brengt en de hond uitlaat. De
eerste versie wordt naar verwachting in januari uitgerold. Het formulier ondersteunt
beleidsontwikkelingen rondom reizen – zoals de negatieve testverklaring of asymptomatisch
testen voor reizigers – in de toekomst. We gaan onderzoeken of het beter informeren
van reizigers leidt tot meer naleving van de thuisquarantaine.
17. Gezond leven als onderdeel van de COVID-19-aanpak
Zoals ik in mijn brief van 17 november heb aangegeven omarmt de Staatssecretaris van
VWS namens kabinet de oproep om gezond leven een nadrukkelijker onderdeel te maken
van onze aanpak en van de communicatie over COVID-19. Ik zal hier in de volgende stand
van zaken COVID-19 brief op terug komen.
18. Tijdelijke wet maatregelen COVID-19
Op grond van artikel 58s, eerste lid, van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Twm)
dient maandelijks aan Tweede en Eerste Kamer een met redenen omkleed overzicht gezonden
te worden van de krachtens de Twm geldende maatregelen. Tevens dient aangegeven te
worden wat de verwachtingen zijn ten aanzien van het voortduren van de maatregelen.
Om de informatievoorziening met betrekking tot COVID-19 aan uw Kamer zo overzichtelijk
mogelijk te houden, ben ik voornemens de maandelijkse rapportage op te nemen in (een
aparte paragraaf in) deze periodieke voortgangsbrief. Zo kan de maandelijkse rapportage
in de context van de geldende en voorgenomen maatregelen met betrekking tot COVID-19
worden geplaatst. Dit betekent mogelijkerwijs dat de rapportages niet met precies
één maand tussenpoos worden uitgebracht, maar wel maandelijks binnen een zeer beperkte
bandbreedte. De Eerste Kamer zal uiteraard separaat worden geïnformeerd.
19. Publiekscommunicatie: naleving en aandacht voor elkaar
De publiekscommunicatie is de komende weken gericht op het stimuleren van de naleving
van de maatregelen in een decembermaand die gekenmerkt wordt door (digitaal) inkopen
doen, samenzijn en samen vieren. Via onder andere campagnespots van «Alleen samen»
op radio, televisie en sociale media, wordt het belang van drukte vermijden, afstand
houden, quarantaine en testen in de context van risicoperceptie tijdens de feestdagen
benadrukt. De toon is positief en constructief: #hoedanwel tijdens de decembermaand.
Speciale aandacht is er de komende weken in de publiekscommunicatie voor jongeren.
Acties om naleving van drukte vermijden tijdens het winkelen te vergroten:
• Gezamenlijke boodschap door rijksoverheid en brancheorganisaties.
• Oproep brancheorganisaties aan winkeliers om deze boodschap uit te dragen aan klanten.
• Gezamenlijke boodschap van de rijksoverheid in een toolkit voor winkeliers. Deze is
verspreid via veiligheidsregio’s, gemeenten en brancheorganisaties.
• Socials posts vanuit de rijksoverheid rond winkelthema’s zoals, Sinterklaas, kerst.
• Video-oproep CEO’s grootwinkelbedrijven om veilig winkelen mogelijk te maken.
• Communicatie over afspraken detailhandel en rijksoverheid over intensiveren naleving
en handhaving.
• Gemeenten en winkeliersverenigingen roepen hun inwoners op om gespreid te winkelen
en boodschappen te doen. Dit gebeurt door inzet van buitenreclame, maar ook via social
media en huis-aan-huiskranten.
Voor sommige mensen is december een moeilijke maand. Aandacht hebben voor elkaar helpt,
zeker nu. Daarom intensiveren we deze laatste maand van het jaar de campagne Aandacht
voor elkaar. We delen verhalen en initiatieven via landelijke en lokale (sociale)
media en kanalen. Op 17 december is er op NPO 1 (Omroep Max) een thema-uitzending
Aandacht voor Elkaar.
Deelcampagne mentale gezondheid
Sinds 30 november is de commercial over mentale gezond te horen op de radio. De boodschap
is: voel je je somber, praat erover en vraag hulp.
Jongeren
SLAM! Is gestart met een vaste tweewekelijkse rubriek in de ochtendshow; «Positief
Corona Nieuws». Hierin hoor je de meest positieve en creatieve nieuwsitems over corona.
Daarnaast gaat deze week de radiocommercial van FunX live, waarin tips worden gegeven
aan jongeren hoe ze ervoor kunnen zorgen dat ze zich mentaal gezond voelen. Ook wordt
door SLAM!, VICE, Cosmopolitan, Vogue en Glamour gewerkt aan artikelen en video’s
over de feestdagen, quarantaine en de fysieke en mentale gezondheid tijdens de decembermaand.
Scholierencampagne
OCW is op 26 november gestart met een scholierencampagne gericht op middelbare scholieren
en MBO-studenten in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In lijn met de eerder gevoerde
campagne «daar doe ik het voor» zijn nieuwe uitingen ontwikkeld die worden verspreid
via Instagram, Snapchat en schoolboards (digitale advertentieborden in school). Met
de boodschappen houd 1,5 meter afstand van leerkrachten en draag een mondkapje als
zij zich door het gebouw bewegen.
Bi-culturele doelgroep
Voor de bi-culturele doelgroep worden sinds 24 november online video’s verspreid,
waarin we thuissituaties tonen, geënt op verschillende culturen (Marokkaans, Turks,
Surinaams, Antilliaans en Kaapverdisch). De video’s gaan over thuisquarantaine (bij
ervaren van klachten) en het houden van 1.5 meter afstand in huis.
Eenzaamheid
Om aandacht te vragen voor eenzaamheid in deze coronatijd, is de campagne Eén tegen
Eenzaamheid speciaal voor deze bijzondere decembermaand aangepast. Hoofdboodschap
luidt: «Met een klein gebaar kan je, zeker déze feestdagen, het verschil maken». Er
is een nieuwe tv-commercial, twee radiocommercials en onlinematerialen.
Via www.eentegeneenzaamheid.nl/houdcontact worden mensen geïnformeerd over hoe zij op een veilige manier contact kunnen houden
met ouderen om eenzaamheid te voorkomen.
Daarnaast wordt vanuit de rijksoverheid het landelijke initiatief #eenkleingebaar
ondersteund: een nationale beweging, aangejaagd door verschillende organisaties, zoals
vrijwilligersorganisaties Humanitas, Nationale Vereniging de Zonnebloem, Vereniging
Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk, Stichting Present en «Niet Alleen». Vanuit
dit initiatief wordt iedereen opgeroepen om iets te doen voor iemand die zich eenzaam
voelt. Alles onder de noemer: na een bewogen jaar is het tijd voor #eenkleingebaar.
Testen
De publiekscommunicatie over testen verandert mee met de aanscherpingen in het testbeleid.
De scripts in CoronaMelder en in het Bron- en Contactonderzoek zijn aangepast nu mensen
zich ook zonder klachten al vijf dagen na het laatste contact kunnen laten testen
en de quarantaine mogen beëindigen bij een negatieve testuitslag. De publiekscommunicatie
via rijksoverheid.nl en via de kanalen van de GGD’en is op deze punten aangepast.
Quarantaine
De publiekscommunicatie over het onderwerp quarantaine wordt geïntensiveerd met een
accent op doelgroepen die het extra lastig vinden om deze maatregel na te leven. Daarbij
gaat het vooral om jongeren en mensen in een sociaaleconomisch kwetsbare positie.
Hun woon-, werk- of leefomstandigheden kunnen het naleven van de quarantaineregels
bemoeilijken. Om jongeren te bereiken sluiten we zoveel mogelijk aan op digitale kanalen
en sociale media waar zij al actief zijn. De communicatie met mensen in een sociaaleconomisch
kwetsbare positie verloopt vooral via wijk-, buurt- en welzijnsorganisaties.
CoronaMelder
De landelijke publiekscampagne rondom CoronaMelder «Voor wie download jij ’m» is afgelopen
week afgerond. Meer dan 4,1 miljoen mensen hebben de app gedownload. Rondom belangrijke
ontwikkelingen van CoronaMelder wordt via landelijke en regionale PR aandacht besteed
aan de app. Mijlpalen zijn onder andere dat het sinds 1 december mogelijk is om je
zonder klachten te laten testen na een notificatie in CoronaMelder en dat de app nu
ook werkt in het buitenland.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Vanaf 1 december geldt voor iedereen vanaf 13 jaar een mondkapjesplicht op bepaalde
plekken. De communicatie hierover is ontwikkeld in samenwerking met gedragsdeskundigen.
Centraal staan twee onderwerpen: waar gebruik ik een mondkapje? En: hoe gebruik ik
een mondkapje? Uitgebreide informatie over de mondkapjesplicht is te vinden in het
coronadossier op rijksoverheid.nl/mondkapjes.
In overleg met de vakdepartementen is een toolkit met communicatiemiddelen ontwikkeld
voor de mondkapjesplicht (factsheet, banners, posters en sociale mediaberichten).
Deze middelen worden verspreid via rijksoverheid.nl/coronavirus, via de sociale media-kanalen
van de rijksoverheid, via de veiligheidsregio’s en gemeenten, en richting de sectoren.
Het gaat om SZW (werknemers), OCW (onderwijs), BZK (overheden als werkgever), EZK
(werkgevers) en I&W (OV).
Om proactief informatie en handelingsperspectief te bieden over de mondkapjesplicht
is ook een deelcampagne gestart vanaf 1 december in de huisstijl van de landelijke
campagne «Alleen samen». Informatie wordt verstrekt via een radiospotje, betaalde
sociale mediaberichten en display (betaalde advertenties op veel bezochte websites).
Ook wordt er aandacht besteed aan de uitzondering op de mondkapjesplicht die geldt
voor bepaalde groepen mensen met een beperking of ziekte. Voor hen geldt een uitzondering
omdat zij om medische redenen geen mondkapje kunnen opzetten of dragen. Om alle relevante
partijen (detailhandel, handhaving, politie, OM etc.) van de juiste informatie te
voorzien is een factsheet ontwikkeld over de uitzondering mondkapjes. Daarnaast is
in samenspraak met cliëntorganisaties een speciaal kaartje ontwikkeld. Dit kaartje
is beschikbaar op vilans.nl/levenincoronatijd en wordt door zorgaanbieders en cliëntenorganisaties
verspreid.
Tijdelijk uitgestelde zorg
Samen met de NZa werken we aan informatiemateriaal om patiënten te informeren over
tijdelijk uitgestelde zorg. De boodschap is:
• Neem als je gezondheidsklachten hebt, contact op met je huisarts.
• Besef je wel dat de mogelijkheden in de zorg tijdelijk beperkt(er) zijn.
• Alle zorgverleners doen hun best om te kijken wat er wél mogelijk is.
• Houd er rekening mee dat de wachttijden vaak langer zijn dan normaal.
• Heb geduld en waardering voor de zorgverleners die al lange tijd onder hoge druk werken.
Het informatiemateriaal wordt gedeeld via sociale media, Rijkoverheid.nl en de communicatiekanalen
van zorgverleners en brancheorganisaties
Reizen
Reizigers uit een hoog-risicogebied van buiten de EU/Schengen, moeten vanaf 15 december
een negatieve COVID-19 testverklaring tonen als zij per vliegtuig of schip naar Nederland
reizen. De communicatie en informatie hierover wordt op dit moment voorbereid. We
werken onder andere aan een uitgebreide set Q&A’s voor rijksoverheid.nl en goverment.nl
en aan een factsheet in verschillende talen om alle betrokkenen (o.a. reizigers, lucht-
en scheepvaartmaatschappijen, ambassades, Koninklijke Marechaussee) te voorzien van
de juiste informatie.
20. Vertraging van de resultaten van het onderzoek COVID-Q-koorts
Ik heb in de COVID stand-van-zaken-brief van 21 september jl.69 toegezegd dat resultaten van het onderzoek naar verhoogd risico op infectie en op
ernstig beloop van COVID-19 bij mensen met een (doorgemaakte) Q-koorts infectie voor
het einde van het jaar met de Kamer zouden worden gedeeld. Deze kunnen helaas pas
op latere datum worden aangeboden. Het RIVM heeft, in samenwerking met NIVEL, deze
opdracht in september opgepakt. Zij verwachtten snel te kunnen beginnen door aansluiting
op eerder cohortonderzoek, gedaan ten tijde van de Q-koorts uitbraak. De AVG toestemming
benodigd voor gebruik van eerdere gegevens en opnieuw contacteren van deelnemers heeft
echter meer tijd in beslag genomen dan was voorzien. Daarnaast was de door COVID-drukte
beperkte beschikbaarheid van huisartsen (voor interviews) een belemmerende factor
voor het deelonderzoek bij huisartsenpraktijken in Brabant. De resultaten van het
onderzoek zullen daarom pas in het tweede kwartaal van 2021 gerapporteerd worden.
21. Wob-verzoeken
Op dit moment zijn bij mijn ministerie 136 Wob-verzoeken ingediend over corona en
in het kader hiervan zijn 800.000 documenten verzameld. Doordat nog steeds nieuwe
documenten worden aangemaakt en ook oude documenten worden gearchiveerd neemt de hoeveelheid
documenten nog toe.
Het besluit tot openbaarmaking van de documenten uit januari 2020 is eind november
genomen. De documenten uit deze periode zullen openbaar worden gemaakt zodra de in
artikel 6, vijfde lid, van de Wet openbaarheid van bestuur bedoelde termijn is verlopen
waarbinnen derde belanghebbenden de mogelijkheid hebben om openbaarmaking te voorkomen.
Het besluit tot openbaarmaking van de documenten van februari 2020 zal in verband
met de nog vereiste zienswijzen van derden, het aankomende kerstreces en de benodigde
afstemming zo snel mogelijk na het kerstreces worden genomen. Hierna volgen de documenten
over de maand maart 2020. Zoals ik eerder in de stand van zakenbrief 27 oktober aan
uw Kamer heb gemeld70, zijn er voor deze maand 60.000 documenten gevonden binnen mijn ministerie die klaar
staan voor een beoordeling. Deze documenten zijn verdeeld over verschillende categorieën
en de documenten zullen openbaar gemaakt worden zodra de volledige categorie beoordeeld
is. Hierbij zal erop worden ingezet dat de categorieën waarvoor het meest om informatie
is verzocht zo snel mogelijk openbaar worden gemaakt. Op dit moment is de verwachting
dat de openbaarmaking van deze documenten in de eerste maanden van 2021 zal plaatsvinden.
Op mijn ministerie wordt erop ingezet om zo veel mogelijk documenten zo spoedig mogelijk
openbaar te maken. Zoals ik uw Kamer in de brief van 27 oktober heb gemeld, is het
beoordelingsproces op dit moment zo ingericht dat de bijdrage van de beleidsmedewerkers
in verhouding tot de normale werkwijze zeer beperkt is. Het is echter niet mogelijk
en juridisch onverantwoord om alle documenten zonder hun input te beoordelen. Aangezien
de bestrijding van de coronacrisis op dit moment de volle aandacht en tijd van deze
medewerkers vraagt, is het daarom echter niet uitgesloten dat dit ertoe zou kunnen
leiden dat – ondanks alle inspanningen – de beoordeling van de documenten onverhoopt
vertraging oploopt.
22. Verzoek om zeven scenario’s door RIVM aan Kamer te doen toekomen
De vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 3 december
een verzoek gedaan uw Kamer, naar aanleiding van het artikel «Ministerie dacht nog
in februari dat coronavirus minder dodelijk was dan griep», de zeven vertrouwelijke
scenario’s van het RIVM die eind februari zijn opgesteld te doen toekomen. Bijgevoegd
vindt u de gevraagde scenario’s (Bijlage VWS Dep. V. scenario’s RIVM)71.
Slot
We moeten met elkaar het virus eronder te krijgen. Daar moeten we zelf voor zorgen.
In de kern gaat het om ons gedrag en dat we onszelf in acht nemen. Meer ruimte om
weer meer samen te zijn, kunnen we alleen met elkaar verdienen. Als we op basis van
ontwikkelingen tot de conclusie komen dat het niet goed gaat met de verspreiding van
het virus, zullen we op een nader moment besluiten hoe we die situatie kunnen keren.
De komende tijd blijven we de cijfers nauwlettend volgen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport