Brief regering : Reactie op onderzoek naar het stelsel van de medische rijgeschiktheid
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 890
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2020
Zoals in mijn brief van 25 september jl. aan uw Kamer is toegezegd1, stuur ik u hierbij het rapport met de uitkomsten van het onderzoek door de Stichting
Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en onderzoeksbureau Andersson
Elffers Felix (AEF) naar het stelsel van de medische rijgeschiktheid.2
Het rapport biedt een goede reflectie en belicht waar aanpassingen mogelijk zijn.
Ik wil mij inzetten voor een stelsel dat zoveel mogelijk gericht is op nul verkeersslachtoffers
en niemand onnodig belemmert. Ik ga direct aan de slag met een aantal korte termijn
acties. Bij deze acties betrek ik ook het CBR-visiedocument dat ik u eerder deed toekomen.3 Voorbeelden van deze acties zijn het verbeteren van de communicatie rondom de eigen
verantwoordelijkheid van rijbewijshouders, het verder digitaliseren van de werkprocessen
van het CBR en het met de Gezondheidsraad bezien waar de Regeling eisen geschiktheid
2000 (REG2000) in lijn moet worden gebracht met de laatste wetenschappelijke inzichten
over specifieke medische aandoeningen.
Het SWOV-rapport leert ons verder dat het huidige stelsel niet verkeerd is, maar alternatieven
mogelijk zijn. De alternatieven dragen er mogelijk aan bij dat het risicogestuurde
karakter van het huidige stelsel kan worden verbeterd. Dit vraagt nog wel om een concretiseringsslag.
Zo zijn er verschillende varianten mogelijk waarop de door SWOV gesuggereerde alternatieven
kunnen worden vormgegeven. Ook is voor de afweging van belang dat de uitvoerbaarheid
van de alternatieven afdoende is getoetst, ofwel de vraag: «wat betekent het voor
het CBR?» Ik wil in 2021 uitwerken welke concrete mogelijkheden er zijn. Daarbij wil
ik ook het CBR-visiedocument benutten. Voor dit vervolgproces wordt een brede consultatie
ingericht om zodoende breed draagvlak te creëren voor eventuele aanpassingen aan het
huidige stelsel. Ik stuur u een planning voor dit traject uiterlijk in februari.
In deze brief schets ik de inhoud van het SWOV-rapport en geef ik mijn reactie hierop
en op het CBR-visiedocument. Tevens betrek ik daarbij het eindverslag van de heer
Eringa met betrekking tot het stelsel medische rijgeschiktheid. Tot slot geef ik aan
wat het vervolgproces zal zijn.
Aanleiding
In 2018 zijn er bij het CBR problemen ontstaan in de uitvoering van de medische beoordeling
van de rijgeschiktheid. De oorzaken daarvan zijn veelvuldig besproken met uw Kamer.
Rijbewijshouders moesten erg lang wachten voordat zij weer de weg op konden, met alle
schrijnende gevolgen van dien. U heeft mij destijds opgeroepen om na te denken over
een stelselherziening om te komen tot een nieuw, meer risicogestuurd proces voor het
beoordelen van de rijgeschiktheid van burgers. In het bijzonder was het verzoek om
SWOV te vragen het onderzoek uit 2011 te actualiseren en met alternatieve voorstellen
te komen voor de 75+ leeftijdskeuring.4 Aan SWOV is vervolgens gevraagd te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om een systeem
te ontwikkelen waarbij de noodzaak van een beoordeling van de rijgeschiktheid niet
meer afhangt van de leeftijd maar van een medische indicatie.
Er is inmiddels veel aandacht geweest voor het oplossen van de problemen bij het CBR.
In september 2019 heeft het CBR een stappenplan ingediend, waarvan we inmiddels de
resultaten zien. Maandelijks rapporteert het CBR over de voortgang. Op 30 november
jl. is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken bij de divisies Rijgeschiktheid
Medisch en de Klantenservice over de maand oktober.5 Deze rapportages illustreren dat het CBR onder het huidige stelsel flinke stappen
in de goede richting zet. Dat betekent niet dat het belang van een kritische beleidsreflectie
op het huidige stelsel is komen te vervallen. Dat blijft belangrijk, maar dan vooral
met het oog op de toekomst en de trends die een rol zullen spelen, zoals het CBR die
ook schetst in zijn visiedocument.6
Conclusies SWOV-rapport over alternatieven voor huidige stelsel medische rijgeschiktheid
SWOV heeft samen met AEF het huidige stelsel voor de beoordeling van de medische rijgeschiktheid
beschreven. Ook is geïnventariseerd welke alternatieven er in het buitenland zijn
en of er innovatieve methodes bekend zijn voor het beoordelen van de medische rijgeschiktheid.
Op basis van de kosten, baten en draagvlak is geëvalueerd wat kansrijke alternatieven
zouden kunnen zijn voor het huidige stelsel. Het resultaat is een selectie van elementen
die volgens SWOV het meest geschikt lijken om de risicogestuurdheid en efficiëntie
van het huidige stelsel te verbeteren.
Een belangrijke conclusie van SWOV is dat het huidige stelsel al risicogestuurd is
ingericht. Dat neemt niet weg dat SWOV mogelijkheden ziet om de risicogestuurdheid
verder te verbeteren. Een aantal aspecten van het stelsel is namelijk vrij generiek
van aard en niet risicogestuurd. Er wordt daarbij niet maximaal rekening gehouden
met de meest risicoverhogende aspecten voor de rijgeschiktheid. SWOV identificeert
drie aspecten die niet risicogestuurd zijn:
1. Tussen het moment van het behalen van het rijbewijs en het bereiken van de leeftijd
van 75 jaar ligt de (morele) verantwoordelijkheid voor het melden van een gewijzigde
medische conditie bij de rijbewijsbezitter. Er is alleen een morele verantwoordelijkheid
om een melding te maken wanneer een burger vermoedt niet rijgeschikt te zijn. Dit
betekent dat het dus zo kan zijn dat een rijbewijshouder die iets mankeert, maar dat
niet zelf meldt, tot de leeftijd van 75 jaar alleen in beeld komt als er een (ernstig)
ongeval heeft plaatsgevonden.
2. Door de verkorting van de administratieve geldigheidsduur van de rijbewijzen van beroepschauffeurs
(C/D-rijbewijshouders) als gevolg van de implementatie van richtlijn 2006/126/EG (de
derde rijbewijsrichtlijn), moeten zij sinds 2013 elke vijf jaar worden gekeurd in
plaats van elke tien jaar. Deze frequentie lijkt onnodig voor jonge chauffeurs, aldus
het rapport.
3. Er lijken grote verschillen te bestaan in de mate waarin huisartsen en medische specialisten
aandacht besteden aan de invloed van een medische aandoening op de rijgeschiktheid.
Dit is te verklaren vanuit de professionele vrijheid die deze medische beroepsgroep
geniet. Het rapport stelt dat een pro-actievere rol van artsen de risicogestuurdheid
van het stelsel ten goede zou komen. De eigen arts heeft immers een beter beeld van
de medische conditie van zijn patiënten dan een onafhankelijk keurend arts, aldus
SWOV.
Vervolgens heeft SWOV gekeken of er alternatieven denkbaar zijn die bijdragen aan
een meer risicogestuurd en efficiënter stelsel. De kansrijke alternatieven volgens
het rapport zijn:
1. Afschaffen van de leeftijdsgebonden keuring;
2. Introduceren van een periodieke screening waarbij elke rijbewijsbezitter bij elke
verlenging van het rijbewijs een gezondheidsverklaring moet invullen;
3. De morele plicht voor rijbewijsbezitters om wijzigingen in de medische conditie te
melden, omzetten in een wettelijke meldplicht; en/of
4. De medische keuring voor groep 1-rijbewijzen7 door de eigen (huis)arts laten uitvoeren in plaats van door een onafhankelijk keurend
arts.
Het draagvlak voor deze alternatieven is wisselend, zoals ook blijkt uit het rapport
van SWOV. Dat is ook goed voorstelbaar want de alternatieven kennen voor- en nadelen
en leveren daardoor dilemma’s op. In de bijlage schets ik de voor- en nadelen die
ik zie per alternatief8.
Visie van het CBR op het stelsel en mogelijke verbeteringen in de uitvoering
Het CBR heeft een visie opgesteld op het stelsel van medische rijgeschiktheid waarin
het CBR toelicht waar het in de uitvoering tegenaan loopt en hoe het huidige stelsel
verbeterd zou kunnen worden zonder dat de verkeersveiligheid in het geding komt.9
Ik onderschrijf de uitgangspunten die genoemd worden door het CBR. Ook kan ik mij
vinden in de drieledige ambitie van het CBR: »De ambitie van het CBR is een bijdrage te leveren aan de realisatie van een wendbaar
stelsel van medische rijgeschiktheid waar meer eigen verantwoordelijkheid bij de klant
ligt en waarbinnen het CBR laagdrempelig adviseert en screent, proportioneel handelt,
en alleen op zaken stuurt waar we weten dat er een risico is voor de verkeersveiligheid.»
Het CBR doet een aantal aanbevelingen om het huidige stelsel te verbeteren. Zo beveelt
het CBR aan om de 75+ keuring te handhaven, maar op een andere manier vorm te geven.
Het CBR stelt voor om vanaf de leeftijd waarop bekend is dat de kans op functieverlies
toeneemt te screenen op drie hoofddomeinen: gezichtsvermogen, cognitie en motoriek,
oftewel zien, denken, doen. Op dit moment is de keuringsleeftijd 75 jaar. Het CBR
pleit niet voor een verhoging van deze leeftijd. Ook geeft het CBR aan een voorstander
te zijn van een meldplicht voor rijbewijsbezitters met een medische indicatie die
een risico voor de verkeersveiligheid met zich meebrengt. Ik neem deze adviezen mee
als mogelijke opties voor een optimalisatie van het stelsel.
Voorts adviseert het CBR de beoordeling van de rijgeschiktheid nog steviger te verankeren
op wetenschappelijk aangetoonde risico's. Dat deel ik. Ik ben in gesprek met de Gezondheidsraad
om te bezien hoe wij vanaf 2021 kunnen komen tot een meerjarenplanning waarin het
effect van bepaalde aandoeningen op de rijgeschiktheid onder de loep wordt genomen.
Signalen die het CBR vanuit de praktijk opvangt krijgen hierin een plek, alsmede nieuwe
wetenschappelijke inzichten. Daarbij zal ook worden bezien in welke mate de afzonderlijke
inspanningen en onderzoeken meer Europees gecoördineerd kunnen worden in de vorm van
een kennisalliantie.
Tot slot geeft het CBR aan wendbaarder te willen zijn door wet- en regelgeving sneller
dan nu het geval is te kunnen doorvoeren in de uitvoeringsprocessen. Met het CBR voer
ik hierover nu al het gesprek om dit verder te concretiseren, zodat gezamenlijk kan
worden bezien hoe die processen verder kunnen worden geoptimaliseerd. Zo’n analyse
is ook nuttig ten behoeve van de herziening van de derde rijbewijsrichtlijn die waarschijnlijk
in de tweede helft van 2022 zal worden voorgesteld door de Commissie. Een groot deel
van de regelgeving is immers Europees bepaald. De analyse van het CBR vormt onderdeel
van het bepalen van de Nederlandse inzet in de EU ten aanzien van die herziening.
Verbeteringen in de ketenregie
In mijn opdracht aan de heer Eringa afgelopen voorjaar heb ik onder meer gevraagd
om te kijken naar het stelsel medische rijgeschiktheid. In zijn eindverslag schrijft
de heer Eringa dat de burger gebaat is bij een klantgerichte en goed samenwerkende
keten van partijen.10 Dat vraagt meestal ook om een zekere mate van regie. Een verbetering lijkt mogelijk
in de werkrelatie tussen het CBR en twee belangrijke ketenpartners aldus de heer Eringa:
de rijschoolbranche als het gaat om de rijvaardigheid en de keuringsartsen als het
gaat om de rijgeschiktheid. Ik heb het CBR gevraagd om een advies hierover. Dit advies
treft u in bijlage. Het CBR schrijft de wens te delen om de kwaliteit van aangeleverde
medische informatie uit rijgeschiktheidskeuringen zo goed mogelijk te borgen. Het
CBR ziet verdere digitalisering van het gehele proces hierbij als een belangrijke
vervolgstap in het realiseren van deze wens.
Door te investeren in de ontwikkeling van een meer gestructureerd digitaal rapport,
neemt de kans op fouten af en nemen de mogelijkheden voor beoordeling door een automatisch
protocol sterk toe. Daarbij wordt met digitalisering snel op grote schaal objectieve
informatie verkregen die kan dienen voor verdere onderbouwing van beleid en voor verbeteringen
van de dienstverlening door het CBR. Zo kunnen burgers in de toekomst wellicht gebruik
maken van een digitale zelfverwijzing waarbij de keurend artsen en medisch specialisten
hun positie als aanbieder van rijbewijskeuringen nadrukkelijker moeten verwerven,
wat de kwaliteit ten goede kan komen.
Hoe nu verder?
1. Brede consultatie voor fundamentele keuzes
Het SWOV-rapport illustreert dat de huidige manier van werken al een behoorlijk risicogestuurd
karakter kent. Daarnaast bevat het rapport alternatieven waarmee het risicogestuurde
karakter van het huidige stelsel kan worden verbeterd. Zoals bovenstaand beschreven,
kennen deze alternatieven voor- en nadelen waar een afweging in moet worden gemaakt.
Er is daarnaast geen uitgesproken draagvlak voor één van de alternatieven. Bovendien
zijn er ook nog varianten te bedenken in de concrete vormgeving van de alternatieven
zoals blijkt uit de visie van het CBR.
Een aanvullende stap is nodig waarin de alternatieven, en de vorm daarvan, verder
worden geconcretiseerd in de vorm van varianten om deze te beoordelen op het gebied
van het draagvlak, de haalbaarheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid. Op basis van
de nu vergaarde kennis wil ik een aantal varianten uitwerken die gericht zijn op het
verbeteren van het risicogestuurd karakter van het huidige stelsel. Gedacht kan worden
aan verschillende varianten van de meldplicht en de leeftijdskeuring. Het CBR geeft
goede voorbeelden van varianten die ik wil meenemen. Daarnaast wil ik als variant
meenemen of we de keuring voor aanvragers van een C/D-rijbewijs (ofwel beroepschauffeurs)
anders moeten en kunnen inrichten gelet op de opmerkingen van SWOV hierover. In Nederland
moeten C/D-rijbewijshouders iedere vijf jaar een medische keuring ondergaan om vast
te stellen of «er nog steeds voldaan is aan de minimumnormen inzake lichamelijke en
geestelijke geschiktheid». Vooral voor jonge beroepschauffeurs die geen medische indicatie
hebben, is deze keuring onnodig belastend, volgens SWOV. De derde rijbewijsrichtlijn
bevat de doelstellingen waar alle lidstaten van de Europese Unie aan moeten voldoen,
maar laat het aan de lidstaten om te bepalen wat de manier is waarop getest wordt
of iemand voldoet aan de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
Uit het SWOV-rapport blijkt dat bijvoorbeeld lidstaten als Finland en Zweden ruimte
zien om pas vanaf het 45e levensjaar een medische keuring als voorwaarde voor verlenging
van het C/D-rijbewijs te hanteren. In Zweden bijvoorbeeld wordt tussen de eerste aanvraag
en het 45e levensjaar volstaan met het invullen van een gezondheidsverklaring en het
tonen van een bewijs van voldoende gezichtsvermogen.
Zodra deze varianten gereed zijn, zet ik een gerichte consultatie in gang. Daarbij
worden verschillende maatschappelijke organisaties, overheden en private partijen
betrokken, zoals het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de rijscholenbranche, artsen,
verzekeraars en anderen. Ook wil ik een burgerpanel betrekken bij deze consultatie.
Deze activiteiten vinden plaats in 2021. Daarmee is 2021 een voorbereidend jaar om
tot richtinggevende keuzes te komen over de inrichting van het medisch stelsel.
Uiterlijk begin 2022 stuur ik uw Kamer mijn visie op de optimalisatie van het stelsel
medische rijgeschiktheid. In februari deel ik met u de planning voor het proces in
2021.
2. Stabiliteit belangrijke voorwaarde om uitvoeringsproblemen structureel op te lossen
Op de achtergrond speelt mee dat het CBR uit een moeilijke periode komt. De organisatie
is nu nog te kwetsbaar om op stel en sprong ingrijpende, onvoldoende doordachte aanpassingen
door te voeren in de werkwijze. Het CBR werkt nu met man en macht om een goede dienstverlening
te kunnen bieden. Er wordt duidelijk voortgang geboekt. De continuïteit van dienstverlening
is echter wel kwetsbaar als gevolg van COVID-19. Daarom acht ik het van belang om
op de korte termijn het CBR de ruimte te geven om het huidige verbetertraject af te
ronden. Ondanks de goede resultaten, is er nog veel werk te doen om het nieuwe IT-systeem
verder te optimaliseren en de processen en werkwijzen te bestendigen en te borgen.
Om deze vervolgstappen te zetten, is stabiliteit bij het CBR een belangrijke voorwaarde.
Dit geeft het CBR ook nadrukkelijk aan in de eigen reflectie op de optimalisatie stelsel
medische geschiktheid.11 Ik heb deze brief als bijlage opgenomen12.
3. Aan de slag met korte termijn verbeteringen
Naast de bovenstaande verkenning om te kijken welke verbeteringen aan het stelsel
mogelijk zijn, zie ik op basis van het SWOV-rapport en CBR-visiedocument ook kansen
op de korte termijn om verbeteringen door te voeren die positief bijdragen aan de
verkeersveiligheid.
Communicatie verbeteren rondom morele verantwoordelijkheid
Bij iedere verlenging van het rijbewijs dient informatie te worden verstrekt over
de morele verantwoordelijkheid om medische indicaties te noemen als deze de verkeersveiligheid
kunnen beïnvloeden. Dit draagt bij aan de bewustwording onder mensen van de verplichting
om melding te maken van medische indicaties die de rijvaardigheid benadelen. Ik zal
met de RDW en het CBR bezien welke verbeteringen mogelijk zijn om rijbewijshouder
bij iedere verlenging bewust te maken van deze morele verantwoordelijkheid.
Daarnaast werkt het CBR aan een betere voorlichting voor rijden met aandoeningen.
In 2020 wordt hiervoor extra aandacht besteed aan autisme, hart- en vaatziekten, oogaandoeningen
en rijden met medicijnen. Bewustzijn creëren over het nut en noodzaak van een medische
keuringen bij aandoeningen is één van de elementen waar ik mij samen met het CBR voor
inzet. Er vindt frequent overleg plaats met zorgverleners over het informeren van
patiënten over rijgeschiktheid. Ook het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik
(IVM) zet zich in opdracht van mijn ministerie in om apothekers en huisartsen via
het farmacotherapeutisch overleg bij te scholen over veilig rijden en medicatiegebruik.
Digitalisering
Het CBR geeft aan dat er ook nog de nodige winst te behalen valt in het verder stimuleren
van het digitaal indienen van de gezondheidsverklaring door burgers en het digitaal
indienen van keuringsverslagen en rapporten door de medische professionals. Dit ligt
in lijn met de doelstelling van het Programma Rijgeschiktheid aan het stuur om zoveel
mogelijk te sturen op het digitaal verwerken van een aanvraag medische Rijgeschiktheid.
Op dit moment wordt gemiddeld 82% van de aanvragen digitaal ingediend. Bij de 75-plussers
is dat 53%. Vervolgens wordt door 77% van de artsen gebruik gemaakt van het digitale
artsenportaal om het keuringsverslag of medisch rapport in te dienen. Er worden een
aantal concrete acties in gang gezet om deze winst te behalen. Het CBR ondersteunt
en helpt mensen samen met bibliotheken bij het digitaal contact met de overheid via
Informatiepunt Digitale Overheid. Tevens bekijkt het CBR de mogelijkheid om DigiD
machtigingen in te voeren zodat ouderen hun kinderen kunnen machtigen om digitaal
de gezondheidsverklaring namens hen in te dienen. Tot slot communiceert CBR actief
tips en instructies over hoe men de gezondheidsverklaring digitaal kan indienen. Dat
doet CBR via de eigen websites en via bijlagen bij brieven13.
Regeling Eisen Geschiktheid 2000 (REG2000)
Ik voer frequent overleg met het CBR en de Gezondheidsraad waar uitvoeringsopgaven
worden besproken en er gezamenlijk gekeken wordt of er aanleiding is om de Regeling
Eisen Geschiktheid 2000 (REG2000) te actualiseren. Uitgangspunt hierbij is dat mensen
veilig moeten kunnen deelnemen aan het verkeer, en niet meer eisen worden gesteld
dan nodig.
Een voorbeeld hiervan is de verplichte herkeuring voor mensen met een pacemaker. Het
CBR constateerde dat volgens de huidige regelgeving mensen met een pacemaker verplicht
herkeurd moeten worden. De pacemaker zorgt ervoor dat de aandoening waarvoor de pacemaker
is geplaatst stabiel blijft. De pacemaker zelf lijkt geen directe aanleiding tot periodieke
beoordeling wanneer de aandoening onder controle is. Ik heb de Commissie Rijgeschiktheid
van de Gezondheidsraad daarom gevraagd of het wenselijk is om verplichte herkeuring
bij deze stabiele aandoening te blijven hanteren of dat deze afgeschaft kan worden.
De Gezondheidsraad heeft mij op 30 november jl. geadviseerd de verplichte herkeuring
voor de pacemaker voor mensen met een klein rijbewijs af te schaffen14. De huidige regelgeving stelt dat dragers van een pacemaker nu verplicht zijn om
zich elke tien jaar te laten herkeuren. De Gezondheidsraad heeft geconstateerd dat
deze herkeuring geen toegevoegde waarde heeft voor de rijgeschiktheid, omdat een pacemaker
een aandoening stabiliseert. De werking van de pacemaker zelf wordt al regelmatig
in het ziekenhuis gecontroleerd of er wordt gebruik gemaakt van thuismonitoring.
Een verplichte herkeuring wordt gezien als een onnodige last. Ik ben daarom voornemens
om het advies van de commissie Rijgeschiktheid op te volgen. Uiteraard kunnen er los
van het dragen van een pacemaker wel andere redenen zijn waarom iemand medisch gekeurd
moet worden, zoals de onderliggende aandoening of leeftijd van de desbetreffende persoon.
Daarmee biedt het afschaffen van deze herkeuring ruimte om maatwerk te kunnen toepassen
bij personen met een pacemaker.
Met de Gezondheidsraad werk ik aan een meerjarenprogramma voor benodigde adviezen
over de relatie tussen aandoening en de rijgeschiktheid. Ik heb de leden van de commissie
Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad gevraagd om hier kennis over nieuwe wetenschappelijke
inzichten bij te betrekken.
In 2021 zal de commissie mij adviseren over de verplichte rij-test bij ADHD en de
verplichte medische keuring bij autismespectrumstoornissen. Er blijft in deze programmering
ook ruimte voor nieuwe urgente onderwerpen die in de toekomst naar voren kunnen komen.
Op dit moment werk ik samen met het CBR aan de implementatie van de adviezen van de
commissie rijgeschiktheid over hoofdstuk 10 van de REG2000. In de regelgeving zal
voortaan verwezen worden naar de adviezen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
ter bevordering der Pharmacie (KNMP). Zij zullen voor verschillende soorten geneesmiddelen
rijgeschiktheidsadviezen opstellen. Burgers, apothekers en artsen hebben zo te allen
tijde inzicht in de meest recente rijvaardigheidsadviezen. Hierdoor wordt de kans
verkleind dat burgers onder invloed van rijgevaarlijke medicijnen de weg op gaan.
Ook worden de regels voor burgers versoepeld bij gebruik van antidepressiva en psychostimulantia.
Personen die een antidepressivum of psychostimulantium gebruiken en geen rijgevaarlijke
bijwerkingen ervaren, kunnen na verloop van tijd rijgeschikt worden verklaard.
Pilot diabetes en oogmetingen
Ik heb samen met het CBR gesproken met de Diabetes Vereniging Nederland en het Nederlands
Oogheelkundig Gezelschap om te verkennen of en hoe oogmetingen die plaatsvinden in
het kader van het zorgtraject van een persoon met diabetes mellitus, ook benut kunnen
worden voor de medische keuring. Dit met als doel het keuringsproces aan te laten
sluiten bij de wensen van de klant. Wanneer deze verkenning is afgerond, informeer
ik uw Kamer over de mogelijkheden die er zijn voor een pilot.
Innovatie in de uitvoeringspraktijk
Het CBR bereidt zich ook voor op de toekomst. In opdracht van mijn ministerie werkt
het CBR aan een innovatieprogramma waarbij er onder meer aandacht is voor medische
rijgeschiktheid. Zo gaat het CBR op termijn onderzoeken wat de impact kan zijn van
ADAS-systemen op de rijgeschiktheid voor mensen met cognitieve aandoeningen. Onderzocht
zal worden of het helpt om bij bepaalde medische aandoeningen eisen te stellen aan
het al dan niet gebruik van een ADAS-systeem. Mogelijk dat sommige ADAS-systemen bij
sommige aandoeningen eerder een hogere taakbelasting met zich meebrengen dan een afname
van de taakbelasting. Daarnaast wordt gekeken of rij-data benut kan worden voor maatgerichte
coaching van onder meer oudere verkeersdeelnemers en beroepschauffeurs. Specifieke
data omtrent rijgedrag van bijvoorbeeld oudere bestuurders kunnen leiden tot een maatwerk-
en begeleidingstraject teneinde deze doelgroep te ondersteunen en mobiel te houden.
Daarnaast werkt het CBR ook verder aan het aanbieden en doorontwikkelen van de online
Rij Bewust Test.
Relatie nationale stelselherziening met Europese regelgeving
De derde rijbewijsrichtlijn schrijft voor om aanvragers van een rijbewijs met een
medische aandoening te toetsen en regelmatig medisch te controleren. Dit Europese
kader is van belang omdat dit de ruimte bepaalt voor lidstaten omtrent wat wel of
niet nationaal kan worden geregeld. Dat we nu in Nederland met elkaar het gesprek
voeren over het stelsel van de medische rijgeschiktheid komt op een uitgelezen moment
aangezien de Europese Rijbewijsrichtlijn herzien zal worden. Naar verwachting zal
de Europese Commissie daartoe in de tweede helft van 2022 een voorstel doen. Dit biedt
mij de gelegenheid om knelpunten uit deze regelgeving aan te kaarten bij de Europese
Commissie. Ik ben met het CBR in gesprek over de punten die namens Nederland kunnen
worden ingebracht tijdens de besprekingen in de EU. Daartoe wordt op dit moment gewerkt
aan een «position paper» die naar verwachting volgend voorjaar klaar is. Ik wil hierin
graag aansturen op een kennisalliantie, zodat onderzoeksresultaten tussen lidstaten
gedeeld kunnen worden over de effectiviteit van maatregelen die bijdragen aan een
sterk stelsel medische rijgeschiktheid.
Conclusie
Het SWOV-rapport leert ons dat het huidige stelsel niet verkeerd is, maar alternatieven
mogelijk zijn. De alternatieven dragen er mogelijk aan bij dat het huidige stelsel
kan worden verbeterd, dit vraagt wel nog om een concretiseringsslag. Ik wil in 2021
uitwerken welke concrete mogelijkheden er zijn om het stelsel te verbeteren. Daarbij
wil ik ook het CBR-visiedocument benutten. Bij dit vervolgproces zal ik een brede
consultatie inrichten om zodoende draagvlak te creëren voor eventuele verbeteringen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat