Brief regering : Reactie op mededelingen Europese Commissie over de AVG
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 2994
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2020
Op 9 september 2020 heeft uw Kamer mij verzocht om te reageren op een tweetal mededelingen
van de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») aan de Raad en het Europees Parlement
over gegevensbescherming. Dit betreft de mededelingen over «Gegevensbescherming als
pijler van zeggenschap van de burger en de EU-aanpak van de digitale transformatie
– twee jaar toepassing van de AVG» (hierna: «evaluatieverslag AVG») en de mededeling
over «volgende stappen om het EU acquis van de voormalig derde pijler aan gegevensbeschermingsregels
aan te passen.1 Door middel van deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet.
1. Evaluatieverslag AVG
Op 24 juni 2020 publiceerde de Commissie haar mededeling over twee jaar toepassing
van de AVG. Hiermee heeft de Commissie voor de eerste maal voldaan aan de verplichting
uit artikel 97 van de AVG om een verslag over de evaluatie van de AVG te publiceren.
Bij totstandkoming van het verslag is rekening gehouden met de bijdragen van de Raad
en het Europees Parlement.
In het evaluatieverslag wordt de centrale rol van de AVG in het Europese digitale
beleid benadrukt. De AVG wordt essentieel geacht om de fundamentele rechten van burgers
te beschermen en het vertrouwen in digitale toepassingen te borgen. De verordening
biedt een breed basiskader voor de verwerking van persoonsgegevens, dat ook voldoende
flexibel is gebleken ten aanzien van nieuwe technologie en bij de bestrijding van
het Covid-19 virus. De Commissie prijst voorts de belangrijke aanjagende rol van de
AVG in internationale gegevensbescherming.
Ik ben zeer tevreden dat de Commissie de door Nederland gewenste «brede evaluatie»
heeft uitgevoerd en zich daarbij niet heeft beperkt tot de in artikel 97 AVG genoemde
onderwerpen, te weten internationale doorgiften en het samenwerkings- en coherentiemechanisme
(hoofdstukken V en VII).2 Ook constateer ik dat de door Nederland ingebrachte punten grotendeels een plek in
het verslag hebben gekregen. Wel toont de Commissie zich behoudender ten aanzien van
eventuele aanpassingen van de AVG dan ik graag zou hebben gezien. Hoewel ik de AVG,
net als de Commissie, een succesvolle verordening en een belangrijke hoeksteen in
de digitale samenleving vindt, ontslaat dit de wetgever niet van de verantwoordelijkheid
om waar nodig aanpassingen te overwegen. In het licht van dat standpunt ben ik wel
blij dat de Commissie aankondigt te onderzoeken of het passend is om eventuele gerichte
aanpassingen aan de verordening voor te stellen. Mede daarom zie ik voldoende aanknopingspunten
om de Nederlandse standpunten de komende tijd verder te brengen, ook in Europees verband.3
Hieronder ga ik in op de belangrijkste bevindingen van de Commissie. Deze zal ik verbinden
aan de Nederlandse inzet bij de vergaderingen over de Raadspositie ten aanzien van
dit evaluatieverslag, zoals met uw Kamer gedeeld per brief van 31 oktober 2019.4
Handhaving en samenwerkings- en coherentiemechanisme
De Commissie is positief over het werk van de toezichthouders en het functioneren
van het samenwerkings- en coherentiemechanisme maar benoemt een aantal verbeterpunten.
Zo wijst de Commissie erop dat de toezichthouders, naast de boetebevoegdheid, ook
andere instrumenten ter beschikking hebben (zoals het verbod op een verwerking) en
kunnen toezichthouders meer gebruik maken van de mogelijkheden om gezamenlijk onderzoek
te verrichten bij grensoverschrijdende verwerkingen. Met name bij deze grensoverschrijdende
verwerkingen is verdere vooruitgang nodig om het toezicht hierop beter te harmoniseren
en klachten hierover efficiënter en succesvoller af te doen. De European Data Protection
Board (EDPB) is reeds gestart met een reflectieproces hierover.
Voorts merkt de Commissie op dat de richtsnoeren van de EDPB over het algemeen leiden
tot tevredenheid bij de verschillende belanghebbenden, maar dat er wel behoefte is
aan nadere duiding over een aantal belangrijke begrippen. Ook kunnen er inconsistenties
zijn tussen nationale richtsnoeren en die van de EDPB. Wat betreft de richtsnoeren
van de EDPB reken ik mij tot die tevreden belanghebbenden, die wel vragen om (spoedige)
additionele richtsnoeren over bepaalde belangrijke begrippen uit de AVG. Hierbij denk
ik, zoals tevens bij de evaluatie is ingebracht, met name aan begrippen die relevant
zijn bij het gebruik van nieuwe technologie. Een voorbeeld hiervan betreft de verduidelijking
van het begrip «menselijke tussenkomst», hetgeen van groot belang is bij de inzet
van autonome systemen.5 Ik onderschrijf voorts het verzoek van de Commissie aan de EDPB en de nationale toezichthouders
om te waarborgen dat nationale richtsnoeren volledig in overeenstemming zijn met die
van de EDPB. Dit is van cruciaal belang om een consequente toepassing van de AVG en
zodoende rechtseenheid te borgen.
Als laatste wijst de Commissie op het belang om voldoende personele, financiële en
technische middelen aan de de toezichthouders toe te wijzen. De Commissie noemt Nederland
als één van de landen waar de toezichthouder relatief het meest is gegroeid. Volgens
de Commissie moeten de budgetten van nationale toezichthouders worden bezien in relatie
tot de grootte van de digitale economie en niet alleen in relatie tot de grootte van
de bevolking van het land. Zij verzoekt de lidstaten derhalve om voldoende financiële
middelen beschikbaar te stellen. Ik steun deze oproep. Ik heb daarom samen met de
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een extern budgetonderzoek uit laten voeren om te
komen tot een gedeeld beeld van een gezonde financiële basis voor de uitoefening door
de AP van haar wettelijke taken. Mijn brief over dit onderzoek is op 19 november jl.
aan uw Kamer verzonden.
Harmonisatie en fragmentatie
De Commissie constateert dat vrijwel alle lidstaten hun wetgeving met succes hebben
aangepast in lijn met de AVG.6 Ook al voorziet de AVG in een consistente aanpak van gegevensbeschermingsregels,
geeft de AVG lidstaten in bepaalde gevallen ruimte om nadere bepalingen vast te stellen
of om verdere invulling te geven aan de AVG bepalingen. Het is aldus de Commissie
essentieel dat bij de invulling van de aan de lidstaten toekomende marges niet verder
wordt gegaan dan hen is toegestaan. Daarbij geeft zij lidstaten in overweging het
gebruik van specificatieclausules, waar die de werking van de interne markt kunnen
belemmeren, te beperken. Voorts merkt de Commissie op dat de benadering van lidstaten
bij het vaststellen van afwijkingen van artikel 9 AVG (betreffende het verbod op de
verwerking van bijzondere persoonsgegevens) soms verschilt. De Commissie zal in dat
licht monitoren of de nationale uitvoeringswetgeving rechtmatig is. Zij zal zich ook
inzetten om de verschillende benaderingen nader tot elkaar te brengen en een consistente
aanpak te bevorderen, specifiek ook ten aanzien van nieuwe technologieën.
Nederland heeft zich in het proces richting de evaluatie op het standpunt gesteld
dat fragmentatie van zowel de implementatie als interpretatie van de AVG zoveel mogelijk
moeten worden voorkomen, met name waar die kan leiden tot extraterritoriale uitleg
van nationale uitvoeringswetten.7 Het heeft daarbij specifiek aandacht gevraagd voor het verschil tussen lidstaten
wat betreft de leeftijdsgrenzen voor het geven van toestemming met betrekking tot
diensten in de informatiemaatschappij en de problemen die dit meebrengt voor ouders
en verzorgers, kinderen en dienstverleners. Ik ben dan ook tevreden dat de Commissie
dit specifieke voorbeeld noemt bij haar overwegingen over fragmentatie en steun de
Commissie in haar inspanningen om deze te beperken, uiteraard waar dat mogelijk is
gelet op het karakter van de verwerking.8 Een geschikt instrument om fragmentatie verder te beperken is het inzetten van een
AVG-deskundigengroep van lidstaten om uitwisselingen van standpunten en ervaringen
tussen de lidstaten en de Commissie te bevorderen.9 Ook hiervoor heeft Nederland tijdens de evaluatie gepleit.
Voorts geeft de Commissie aan te zullen nagaan of het, in het licht van nieuwe ervaring
en jurisprudentie, passend zou zijn om gerichte wijzigingen van een aantal bepalingen
van de AVG voor te stellen. Ik vind het goed nieuws dat de Commissie de deur op een
kier zet voor een aantal gerichte wijzigingen van de AVG. Als voorbeeld benoemt zij
bovengenoemde door Nederland aangebrachte punt betreffende harmonisatie van leeftijdgrenzen
voor het geven van toestemming.
Als laatste verdient opmerking dat Nederland bij de evaluatie heeft voorgesteld om
de AVG te wijzigen, om, in afwijking van het verbod in artikel 9 AVG en onder strikte
voorwaarden, bijzondere categorieën van persoonsgegevens te mogen verwerken om discriminatie
in (algoritmische) systemen te voorkomen. Omdat de Commissie voor nu geen wijziging
van de AVG voorziet zal ik bezien of op nationaal niveau een wettelijke grondslag
kan worden gecreëerd om – waar dat proportioneel is – af te wijken van het verbod
op verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens. Ik zal gelijktijdig
met de Commissie in gesprek treden om te onderzoeken of er alternatieve mogelijkheden
zijn om alsnog een Europese grondslag in het leven te roepen.10
Individuen de mogelijkheid geven hun gegevens te controleren
Uit onderzoek blijkt dat EU-burgers zich in toenemende mate bewust zijn van de mogelijkheden
die de AVG biedt om controle over hun gegevens te hebben, zowel door uitoefening van
hun rechten (bijv. op wissing of rectificatie) maar ook door de procedurele mogelijkheden
(bijv. om een klacht in te dienen over een gegevensverwerking). De EDPB staat volgens
de Commissie aan de lat om door middel van richtsnoeren en formulieren meer handvatten
te bieden voor de praktijk om de uitoefening van de AVG-rechten te vergemakkelijken.
Dit verzoek kan ik van harte steunen.
Speciale aandacht wordt door de Commissie besteed aan het recht op gegevensoverdraagbaarheid.
Terecht stelt zij dat dit recht een enorm potentieel heeft, dat van groot belang is
in de digitale economie. Hierbij wordt een koppeling gemaakt met de aangekondigde
Digital Services Act en de door de Commissie gepubliceerde data strategie. Bij uitwerking
van de voorstellen die hieruit voortvloeien zal de Commissie bezien hoe uitoefening
van het recht op gegevensoverdraagbaarheid kan worden vergemakkelijkt en versterkt.
Ik ben zeer tevreden dat de Commissie ruime aandacht besteed aan de mogelijkheden
om de werking van het recht op overdraagbaarheid te verbeteren. Wel blijf ik bij de
Commissie aandacht vragen voor de beperkte reikwijdte van dit recht, dat beperkt is
tot gegevens die door betrokkene worden verstrekt. Ik heb eerder aangegeven dat een
goede werking van dit recht essentieel is voor burgers om over te stappen van aanbieder,
en daarmee de macht van een beperkt aantal grote techbedrijven waar nodig terug te
dringen.11 Het kabinet heeft in het BNC Fiche over de Europese Datastrategie reeds aangegeven
dat het uitkijkt naar de uitwerking van de aangekondigde «datawet», specifiek ook
met het oogmerk om daarin de verplichtingen omtrent het recht op overdraagbaarheid
van gegevens uit de AVG concreter te maken.12
Kansen en uitdagingen voor organisaties, met name in het MKB
De Commissie constateert dat verschillende belanghebbenden melden dat de vereisten
van de AVG vooral voor het MKB een uitdaging vormen, maar benadrukt dat de risico-benadering
uit de AVG zich niet leent voor derogaties op basis van de grootte van de organisatie
van de verwerkingsverantwoordelijke omdat de grootte geen indicatie geeft van de risico´s
die een verwerking kan opleveren voor een betrokkene. Het MKB zal daarom moeten leunen
op praktische richtsnoeren en modellen van toezichthouders. Wel noemt de Commissie
de verplichting voor (een deel van) het MKB om een verwerkingsregister bij te houden
als mogelijke aanleiding om te bezien of het passend is om een aantal gerichte aanpassingen
aan de AVG kunnen worden voorgesteld.13 Ik zal mij in blijven zetten om te bezien of een dergelijke gerichte aanpassing gestalte
kan krijgen en uw Kamer van de vorderingen op dat gebied op de hoogte houden.
Verder benadrukt de Commissie dat het volledige AVG-instrumentarium voor naleving,
bestaande uit modelcontractbepalingen, certificeringsmechanismes en gedragscodes,
beter benut moet worden, specifiek ook om naleving van de AVG voor het MKB werkbaarder
te maken. Zelf werkt de Commissie onder meer aan nieuwe modelcontract bepalingen (hierna:
SCC´s) voor overeenkomsten tussen verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers en stimuleert
zij, mede door verlening van financiële steun, EU-gedragscodes op het gebied van gezondheid
en onderzoek. Daarbij roep het de EDPB op om verdere ondersteuning te bieden bij de
volledige inzet van het AVG-instrumentarium voor naleving. Ik steun de initiatieven
van de Commissie en de oproep aan de EDPB om ondersteuning te bieden bij het gebruik
van het volledige AVG instrumentarium. Ik blijf met de Commissie en de AP in gesprek
om vorderingen te maken met betrekking tot het facultatieve karakter van de toezichthouder
bij gedragscodes en het bevorderen van één standaardformulier voor het melden van
datalekken.14 Over dat laatste kan ik melden dat de AP begin komend jaar met een nieuw formulier
voor het melden van datalekken zal komen.
AVG en nieuwe technologie
De Commissie is positief over het technologieneutrale karakter van de AVG, waardoor
deze breed toepasbaar is op nieuwe technologieën. Het kader is voldoende flexibel
gebleken, specifiek in het licht van de Covid-19 pandemie. Wél benadrukt de Commissie
dat ten aanzien van veel technologieën nadere verduidelijking nodig is, zoals bij
blockchain en kunstmatige intelligentie. Zij verzoekt de EDPB dan ook om met richtsnoeren
op deze punten te komen en eerdere richtsnoeren te herzien indien nieuwe technologie
daartoe noopt. Permanente monitoring van de AVG in het licht van nieuwe technologie
is volgens de Commissie een vereiste. Daarbij moet rekening worden gehouden met nieuwe
initiateven van de Commissie op het gebied van KI en haar data strategie.
Voorop gesteld moet worden dat ik het met de Commissie eens ben dat nadere verduidelijking
van de AVG ten aanzien van nieuwe technologieën aan de EDPB is. Ik ben van mening
dat daarmee een zekere spoed is geboden. De Commissie wijst zelf terecht op de samenhang
van de AVG op dit gebied met een aantal van haar andere trajecten, zoals het «witboek
kunstmatige intelligentie».15 Om in navolging van het witboek de correcte keuzes te maken ten aanzien van eventuele
nieuwe regelgevingstrajecten is meer duidelijkheid geboden over de invulling en uitleg
van een aantal belangrijke bepalingen en begrippen uit de AVG die raken aan de inzet
algoritmen. Ik zal mij ten aanzien van eventuele nieuwe trajecten inzetten om coherentie
en consistentie met de AVG te borgen.
Daarbij komt dat ik niet bij voorbaat uit wil sluiten dat ook ten aanzien van de AVG
nader handelen door de communautaire of nationale wetgever geboden kan zijn. Op zichzelf
kent de AVG een technologieneutrale opzet, in die zin dat de AVG de verwerking van
persoonsgegevens normeert en dus niet de onderliggende technologie. Dit laat onverlet
dat nieuwe technologie er, gelet op de bescherming die de AVG beoogt te bieden, toe
kan leiden dat moet worden bezien of de AVG de inzet daarvan op een juiste wijze normeert.
De wetgever moet, zoals de Commissie opmerkt, monitoren of de bestaande kaders voldoende
bescherming bieden, maar ook of deze niet onnodig belemmerend werken. Ik ben dan ook
zeer tevreden dat de Commissie aangeeft de AVG-deskundigengroep in te zetten om te
kunnen spreken over de verschillende interpretaties van de AVG mede in relatie tot
nieuwe technologieën om daarmee een gezamenlijk beeld te vormen over de werking van
de verordening in relatie tot bepaalde technologische ontwikkelingen.
Als laatste merkt de Commissie op dat krachtige handhaving van de AVG is geboden jegens
grote digitale platforms, specifiek als het gaat om online reclame en microtargeting. Zoals reeds benoemd onder «toezicht» acht ik het van groot belang dat toezichthouders
in de gehele Europese Unie voldoende middelen ontvangen. Voorts zal het kabinet bij
ontwikkeling van haar onderzoeks- en beleidsagenda «normering en toezicht algoritmen»
bezien of het toezicht op algoritmen in de private sector voldoende is geborgd. Daarmee
wil het kabinet mede bewaken dat het toezicht op (grote) techbedrijven voldoende integraal
vorm heeft. Over deze agenda wordt Uw Kamer in december van dit jaar nader geïnformeerd.
Ontwikkeling van een modern internationaal instrumentarium voor gegevensoverdracht
De Commissie verkeert in een vergevorderd stadium in de onderhandeling voor een adequaatheidsbesluit
voor Zuid-Korea en verkent verder mogelijkheden voor besluiten met een aantal landen
in Azië en Zuid Amerika. Wat betreft de herziening die de Commissie uit moet voeren
van de reeds onder de richtlijn tot stand gekomen adequaatheidsbesluiten merkt zij
op dat het na uitspraak in de Schrems-II zaak een apart verslag uit zal brengen over
de herziening van deze 11 adequaatheidsbesluiten. Voorts werkt de Commissie aan het
moderniseren van de modelcontractbepalingen voor doorgifte (SCC´s) in het licht van
de AVG. Tevens wordt een oproep aan de EDPB gedaan om haar inzet te intensiveren met
betrekking tot het borgen van diverse overdrachtsinstrumenten voor internationale
doorgifte. Als laatste benoemt de Commissie het belang om strenger te handhaven op
de extraterritoriale reikwijdte van de AVG; deze reikwijdte is niet voor niets bij
invoering van de AVG uitgebreid.16
Allereerst verdient opmerking dat het door de Commissie genoemde Schrems-II arrest
inmiddels door het Hof van Justitie van de Europese Unie is gewezen.17 De uitspraak heeft grote impact gehad op het door de Commissie in het kader van deze
mededeling geëvalueerde instrumentarium voor internationale doorgifte. In reactie
op een brief van NL Digital heb ik op 30 september jl. gereageerd op de gevolgen van
deze uitspraak.18
Wat betreft zowel nieuwe adequaatheidsbesluiten als het evalueren van de reeds bestaande
besluiten zal de Commissie, in het licht van voornoemde uitspraak, extra kritisch
moeten bezien of deze besluiten stand zullen houden bij het Hof. Dat geldt net zo
goed voor een adequaatheidsbesluit voor het VK waar de Commissie momenteel aan werkt,
als voor een nieuw adequaatheidsbesluit voor de VS. De kwaliteit en toekomstbestendigheid
van deze besluiten dient nu voorop te staan. Uit contacten met de Commissie maak ik
op dat zij doordrongen is van het belang van nieuwe en solide adequaatheidsbesluiten,
aangezien een adequaatheidsbesluit het voornaamste instrument blijft om persoonsgegevens
met derde landen uit te wisselen. Ik kijk dan ook uit naar het aangekondigde verslag
van de Commissie over de reeds bestaande adequaatheidsbesluiten.
Ook de door de Commissie genoemde SCC´s voor internationale doorgifte zijn door genoemd
arrest nog relevanter geworden. In navolging van dit evaluatieverslag zijn de concept
SCC´s inmiddels gepubliceerd. Dat geldt tevens voor de conceptrichtsnoeren van de
EDPB over «passende maatregelen» die door organisaties kunnen worden genomen om de
SCC´s te kunnen blijven gebruiken voor doorgifte, ook na de Schrems-II uitspraak.19 Ik ben verheugd met de oproep aan de EDPB om haar werkzaamheden met betrekking tot
de instrumenten voor internationale doorgifte te intensiveren. Het stroomlijnen en
versnellen van de goedkeuringsprocedure voor bindende bedrijfsvoorschriften (BCR´s)
en het realiseren van de juridische infrastructuur voor het gebruik van gedragscodes
en certificeringsmechanismen is essentieel voor een goede werking van deze instrumenten.
Bevorderen van internationale samenwerking en convergentie op het gebied van gegevensbescherming
De Commissie constateert dat de AVG als belangrijk referentiepunt fungeert voor derde
landen om ook hun privacywetgeving aan te passen. De Commissie zet zich dan ook actief
in om ook buiten de EU gegevensbeschermingswetgeving te bevorderen, bij voorkeur wetgeving
die in grote mate overeenstemt met de AVG.20 Zo steunt zij hervormingsprocessen in verband met nieuwe of gemoderniseerde gegevensbeschermingsregels
in derde landen door de uitwisseling van ervaring en best practices en bevordert zij gezamenlijke handhaving. Dit doet zij onder meer door nieuwe fora
in te richten om hier met derde landen over van gedachten te wisselen21 en door het stimuleren van het concept van «Data Free Flow with Trust» binnen multilaterale
fora. Hierbij benoemt de Commissie ook het belang van de relatie met internationale
handel, in bijvoorbeeld bilaterale en multilaterale onderhandelingen over handelsovereenkomsten,
waaronder over digitale handel (e-commerce).
Het bevorderen van convergentie met de AVG in de gegevensbeschermingsregimes van derde
landen is belangrijk om (digitale) handel te kunnen drijven met deze landen. Ik steun
de ambities van de Commissie op dit gebied dan ook van harte. In de onderhandelingen
over vrijhandel worden regels gesteld over het voorkomen van barrières bij digitale
handel. Deze regels zijn belangrijk voor het waarborgen van vrije internationale gegevensstromen
en zijn van wezenlijk belang voor de concurrentiepositie en het innovatievermogen
van bedrijven met inbegrip van het MKB. Dergelijke overeenkomsten moeten voldoende
ruimte bieden aan de ondertekenaars om de fundamentele rechten van hun burgers te
borgen, specifiek wat betreft gegevensbescherming en privacy. Het is goed om te zien
dat de Commissie hier scherp op toeziet en ik kijk uit naar het onderzoek dat de Commissie
zal verrichten naar de synergie tussen de Europese instrumenten voor handel en gegevensbescherming.
Samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zet ik
mij in om de consistentie tussen de AVG en het internationale handelsbeleid te borgen.
2. Volgende stappen om het acquis aan de gegevensbeschermingsregels aan te passen
Ik heb kennisgenomen van de mededeling van de Commissie waarin zij de volgende stappen
schetst om het acquis van de voormalige derde pijler aan de gegevensbeschermingsregels aan te passen. Met
de Richtlijn 2016/680 in 2016 zijn nieuwe regels tot stand gekomen voor de verwerking
van persoonsgegevens op het terrein van politie en justitie. De richtlijn is per 1 januari
2019 geïmplementeerd in de gewijzigde Wet politiegegevens en de Wet justitiële en
strafvorderlijk gegevens.22
Op grond van artikel 62, lid 6, van de richtlijn is de Commissie gehouden om na te
gaan of andere handelingen die de Unie heeft vastgesteld in verband met verwerking
door de bevoegde instanties voor rechtshandhavingsdoeleinden aan de richtlijn moeten
worden aangepast. Dat heeft de Commissie gedaan en op basis daarvan heeft zij vastgesteld
dat van de 26 door haar bekeken rechtshandelingen van de Unie 16 geen wijziging behoeven
en 10 niet volledig in overeenstemming zijn met de richtlijn en derhalve moeten worden
gewijzigd. De Commissie concludeert daarom dat voor die tien rechtshandelingen een
wetgevingsinitiatief passend is. Het gaat om de volgende 10 instrumenten:
1) Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams;
2) Besluit 2005/671/JBZ van de Raad betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking
in verband met strafbare feiten van terroristische aard, zoals gewijzigd door Richtlijn
(EU) 2017/541;
3) Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie tussen
de rechtshandhavingsinstanties;
4) Besluit van de Raad betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de
ontneming van vermogensbestanddelen;
5) Besluiten van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking,
in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit
(Prümbesluiten);
6) Besluit van de Raad inzake het gebruik van informatica op douanegebied;
7) Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken met Japan;
8) Richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel (Richtlijn 2014/41/JBZ);
9) Richtlijn betreffende de uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde
verkeersovertredingen;
10) Richtlijn over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens).
De Commissie heeft aangegeven nog dit jaar dan wel in 2021 met voorstellen voor wijziging
van deze instrumenten te komen, in voorkomend geval aan de hand van nog uit te voeren
onderzoeken en evaluaties of in het licht van lopende zaken bij het Hof van Justitie.
De regering ziet de voorstellen met belangstelling tegemoet en zal ze dan op hun merites
beoordelen.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming