Brief regering : Reactie op opiniestuk inzake rendementen box 3
35 572 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)
Nr. 81 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2020
Op 1 december 2020 is door het Financieel Dagblad (FD) een opiniestuk gepubliceerd
met de kop «Staatssecretaris Vijlbrief maakt opnieuw fouten bij aanpassing spaartaks».1 De schrijvers van dit opiniestuk stellen dat de rendementspercentages van box 3,
voor onroerende zaken en aandelen, niet overeenkomstig de wet zijn berekend en dat
het aanpassingsproces van de langetermijnrendementen van box 3 niet transparant is.
In het algemeen overleg Belastingen en Belastingdienst van 2 december 2020 heeft mevrouw
Lodders vragen gesteld naar aanleiding van dit opiniestuk. Daarnaast heeft de heer
Omtzigt naar aanleiding van dit opiniestuk schriftelijke vragen gesteld over de vaststelling
van de rendementen in box 3. Ik vind het belangrijk om eventuele twijfel over de juistheid
van de berekeningen weg te nemen. In deze brief licht ik daarom graag toe waarom de
stellingname uit het opiniestuk in het FD onjuist is. Bijgevoegd stuur ik u tevens
de antwoorden op de vragen van de heer Omtzigt (Aanhangsel Handelingen II, 2020/21,
nr. 1102).
Herijking rendementspercentages
Per 1 januari 2017 is het box 3-stelsel herzien. Onderdeel van deze herziening is
een jaarlijkse herijking van de forfaitaire rendementspercentages. Deze herziening
van het box 3-stelsel is het gevolg van een aanpassing van de Wet inkomstenbelasting
2001 middels het Belastingplan 2016.2 De wijze van herijking van de rendementspercentages van box 3 is toegelicht in de
artikelsgewijze toelichting bij het Belastingplan 2016.3 Hieronder wordt ingegaan op de herijking voor onroerende zaken en aandelen.
Onroerende zaken
Als gevolg van het Belastingplan 2016 is in artikel 10.6ter van de Wet inkomstenbelasting
2001 het volgende opgenomen:
«Het rendement op onroerende zaken over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele
verandering van het CBS-prijsindexcijfer voor Bestaande Koopwoningen (2010 = 100)
in het betreffende kalenderjaar.»
De wijze waarop deze verandering wordt berekend is nader toegelicht in de artikelsgewijze
toelichting van het Belastingplan 2016.4 Daar is inzake de herijking van het rendement van onroerende zaken het volgende opgenomen:
«Het rendement op onroerende zaken over het jaar t-2 wordt gesteld op de procentuele
verandering van het CBS-prijsindexcijfer voor Bestaande Koopwoningen (2010 = 100)
in het betreffende jaar. Daartoe wordt de mutatie genomen van deze index in het jaar t-2
in procenten ten opzichte van de index in het jaar t-3.»
In het opiniestuk worden de ultimo-standen van het prijsindexcijfer van het CBS gebruikt,
terwijl uit de toelichting volgt dat, voor onroerende zaken, de index in het kalenderjaar
bepalend is. In het opiniestuk wordt daarnaast voor de hele periode vanaf 2017 gebruik
gemaakt van het basisjaar 2015=100, terwijl deze ten tijde van de invoering van de
herziening van het box 3-stelsel (1 januari 2017) nog niet bestond.
In onderstaande tabel 1 staan de cijfers zoals die door het Ministerie van Financiën
worden gebruikt voor de herijking. In tabel 2 staan de cijfers zoals die zijn berekend
in het opiniestuk. Het CBS is na de herziening van het box 3-stelsel per 2017 namelijk
overgestapt van het basisjaar 2010=100 naar een nieuw basisjaar 2015=100. Voor de
toepassing van de wet wordt daarom, zoals aangegeven in de fiscale moties en toezeggingenbrief
van 17 september 2019, per 2020 de overstap van het CBS gevolgd.5 Dit is noodzakelijk omdat het CBS geen cijfers meer publiceert met het basisjaar
2010=100. In de wet is – zoals hierboven te zien is – echter nog wel 2010=100 opgenomen.
Hierdoor kan onduidelijkheid ontstaan over het gehanteerde CBS-indexcijfer. Om deze
onduidelijkheid weg te nemen zal ik bij een volgend wetgevingstraject de wet hierop
aanpassen.
Tabel 1: Gehanteerde CBS-prijsindexcijfer verkoopprijzen bestaande koopwoningen
stand jaar
% verandering
kalenderjaar
index 2010=100
2014
86,1
2015
88,5
2,79%
2016
93,0
5,08%
2017
100,0
7,53%
index 2015=100
2017
113,0
2018
123,2
9,03%
2019
131,7
6,90%
Bron: CBS
Tabel 2: CBS prijsindexcijfer verkoopprijzen bestaande koopwoningen volgens het opiniestuk
stand
% verandering
stand ultimo
index 2015=100
dec-2014
97,9
dec-2015
101,1
3,27%
dec-2016
107,9
6,73%
dec-2017
116,8
8,25%
dec-2018
126,6
8,39%
dec-2019
134,8
6,48%
Bron: CBS
Samenvattend betekent dit dat voor de in het opiniestuk gehanteerde berekeningen niet
de in de artikelsgewijze toelichting vastgelegde herijkingssystematiek is gevolgd
en een onjuist basisjaar is gehanteerd.
Aandelen
Als gevolg van het Belastingplan 2016 is met betrekking tot de herijking van het rendementspercentage
op aandelen in artikel 10.6ter van de Wet inkomstenbelasting 2001 het volgende opgenomen:
«Het rendement op aandelen over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele verandering
van de MSCI Europe Standard Gross Local Index in het betreffende kalenderjaar.»
De wijze waarop deze verandering wordt berekend is nader toegelicht in de artikelsgewijze
toelichting bij het Belastingplan 2016.6 Voor de herijking van het rendement op aandelen is daar het volgende opgenomen:
«Het rendement op aandelen over het jaar t-2 wordt gesteld op de procentuele verandering
van de beleggingsindex voor Europa (bruto in lokale valuta), zoals gepubliceerd door
Morgan Stanley Capital International, in het betreffende kalenderjaar. Daartoe wordt
de mutatie opgenomen van deze index aan het einde van het jaar t-2 in procenten ten
opzichte van de index aan het einde van het jaar t-3.»
In het opiniestuk wordt ten onrechte niet de MSCI Europe gross Local gebruikt, zoals in de wet is bepaald, maar de MSCI Europe gross EUR. In het opiniestuk wordt voor de valutaweging daarmee niet uitgegaan van «bruto in
lokale valuta». Het gebruik van de euro in plaats van de lokale valuta (de Britse
pond in dit verband) leidt tot het in het opiniestuk benoemde verschil in uitkomsten.
Het verschil tussen het door het Ministerie van Financiën gehanteerde rendementspercentage
en het rendementspercentage uit het opiniestuk is daarmee het gevolg van het feit
dat in het opiniestuk niet de door de wet voorgeschreven valuta wordt gehanteerd.
Tabel 3 MSCI Europe Gross Local (conform wet) versus MSCI Gross EUR (opiniestuk)
EuropE Standard (Large+Mid Cap)
Index Level
Gross
Gross
Gross
Gross
Currency
Local
EUR
Local
EUR
Date
Stand
Stand
stijging in %
stijging in %
dec 31, 2014
7.001,615
191,286
dec 31, 2015
7.383,129
208,085
5,45%
8,78%
dec 30, 2016
7.966,486
214,791
7,90%
3,22%
dec 29, 2017
9.059,091
238,165
13,72%
10,88%
dec 31, 2018
8.151,495
214,340
– 10,02%
– 10,00%
dec 31, 2019
10.154,165
271,954
24,57%
26,88%
Bron: MSCI.com
Transparantie
In het opiniestuk wordt tevens aangegeven dat het aanpassingsproces van de langetermijnrendementspercentages
niet transparant is. De wijze waarop deze rendementspercentages jaarlijks worden herijkt
is, zoals hierboven toegelicht, nader toegelicht in de bijbehorende artikelsgewijze
toelichting. Daarnaast wordt de herijking van rendementspercentages van box 3 jaarlijks
toegelicht in de fiscale moties- en toezeggingenbrief.7 De toelichting vermeldt voor alle componenten (rendement voor spaargeld, aandelen,
obligaties en onroerende zaken) zowel het jaarlijkse rendement en (voor beleggen)
het langetermijnrendement. Ook wordt aangegeven welk indicatoren (waaronder het CBS
prijsindexcijfer verkoopprijzen voor bestaande koopwoningen en de MSCI Europe gross Local) daarvoor worden gebruikt en de wegingsfactoren die worden toegepast. Tot slot is
in de fiscale moties- en toezeggingenbrief van 17 september 2019 ook aangegeven dat
voor onroerende zaken, in lijn met het CBS, voortaan het basisjaar 2015=100 wordt
gehanteerd. Dit jaar was de toelichting op de herijking van de rendementspercentages
opgenomen in het schriftelijk overleg van 27 november 2020 naar aanleiding van de
fiscale moties- en toezeggingenbrief van 15 september 2020.8 Om die reden kan niet worden gesteld dat de herijking van de rendementspercentages
niet transparant verloopt.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën