Brief regering : Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep NOW en Tozo
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 195
                   	BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2020
Inleiding
Hierbij zenden wij uw Kamer de vijfde editie van de brief «monitoring arbeidsmarkt
                  en beroep NOW en Tozo». In de vierde editie van deze brief1 hebben wij toegezegd uw Kamer eind november te informeren over het beroep op SZW-maatregelen
                  uit het noodpakket en over het beeld op de arbeidsmarkt. Met deze brief komen we tegemoet
                  aan deze toezegging.
               
Deze brief bevat een actualisatie van het beroep op de NOW en het beroep op de Tozo.
                  Daarnaast geeft deze brief een beeld van de situatie op de arbeidsmarkt de afgelopen
                  maanden.
               
Beroep op de NOW en Tozo
In deze paragraaf gaan we in op het gebruik van de afgesloten en lopende SZW-maatregelen
                  uit het steun- en herstelpakket. Daarmee richten we ons op de NOW 1, NOW 2, het eerste
                  tijdvak van de NOW 32, de Tozo 1, Tozo 2 en Tozo 3.
               
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
De NOW 3 heeft drie tijdvakken, waarvoor een werkgever los kan besluiten om wel of
                  geen aanvraag te doen. Werkgevers kunnen van 16 november tot en met 13 december een
                  aanvraag indienen voor het eerste tijdvak (1 oktober tot en met 31 december). UWV
                  streeft ernaar dat werkgevers van 15 februari tot en met 14 maart 2021 een aanvraag
                  kunnen doen voor het tweede tijdvak (1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021). Voor
                  het derde tijdvak (1 april 2021 tot en met 30 juni 2021) is dit 17 mei tot en met
                  13 juni 2021.
               
Er zijn tot en met 26 november 27.603 aanvragen ingediend en 22.159 behandeld. Hiervan
                  zijn er 20.988 goedgekeurd. Werkgevers kunnen nog tot 13 december een aanvraag indienen
                  voor het eerste tijdvak van de NOW 3. In totaal vertegenwoordigen deze bedrijven ongeveer
                  380 duizend werkenden. Er zijn 1.171 aanvragen afgewezen3. De voornaamste redenen dat aanvragen zijn afgewezen zijn dat de onderneming die
                  NOW 3 aanvraagt is gestart na 1 februari 2020 (ongeveer 500) of dat de onderneming
                  een loonsom van € 0 had over de maand juni of april (ongeveer 400).
               
Op dit moment is er voor 379 miljoen euro aan voorschotten verstrekt. Het voorschot
                  is gelijk aan 80% van de aangevraagde subsidie en wordt in drie betalingen verstrekt.
                  Het totale subsidiebedrag dat tot op heden is aangevraagd bedraagt naar inschatting
                  ongeveer 1,420 miljard euro voor een periode van 3 maanden. Dit bedrag kan bij de
                  afrekening van de definitieve subsidie wijzigen, bijvoorbeeld als blijkt dat de loonsom
                  bij werkgevers is afgenomen of als de omzetdaling lager uitvalt dan verwacht.
               
Het aantal goedgekeurde aanvragen is het grootst in de sector horeca en catering.
                  Deze sector vertegenwoordigt ook het grootste aantal werkenden waarvoor een beroep
                  op de NOW wordt gedaan (ongeveer 160 duizend personen). Hierna volgen de sectoren
                  vervoer en logistiek en de sector overige commerciële dienstverlening (beiden ongeveer
                  43 duizend). De sector bank en verzekeringswezen heeft het grootste gemiddelde aangegeven
                  omzetverlies, namelijk 87%.
               
De meeste toekenningen komen toe aan bedrijven met minder dan 10 werknemers (60,9%).
                  Uiteraard is de gemiddelde hoogte van de subsidieaanvraag voor deze groep werkgevers
                  lager dan voor werkgevers met een hoger aantal werknemers. Bijna de helft (44,5%)
                  van de eerste voorschotverstrekking van de NOW komt toe aan kleine werkgevers met
                  maximaal 50 werknemers. Iets minder van één vijfde (17,6%) komt toe aan werkgevers
                  met 50 tot 250 werknemers. Het overige deel, meer dan een derde (37,9%), komt toe
                  aan werkgevers met 250 of meer werknemers.
               
Hieronder staat de belangrijkste informatie samengevat en aangevuld met actuele informatie
                  omtrent de NOW 1, NOW 2 en de NOW 3:
               
Tabel 1: Voorlopige stand van zaken NOW
NOW 1
(maart-mei)
NOW 2
(juni-september)
Aanvragen
148.335
65.319
Toekenningen
139.538
63.654
Afwijzingen
8.797
1.665
Werknemers
2.654.0386
1.335.030
Totaal voorschotten
€ 7.909.442.879
€ 4.286.965.891
Subsidiebedrag
€ 9.886.803.599
€ 5.358.707.364
NOW 3, 1e tijdvak
(oktober-december)
NOW 3, 2e tijdvak
(januari – maart)
NOW 3, 3e tijdvak
(april – juni)
Aanvragen
27.603
Aanvraagloket nog niet geopend
Aanvraagloket nog niet geopend
Toekenningen
20.988
Afwijzingen
1.171
Werknemers
378.997
Totaal voorschotten
€ 378.634.887
Subsidiebedrag
€ 1.419.880.826
De cijfers rondom de NOW 1 en NOW 2 zijn beperkt gewijzigd ten opzichte van de vorige
                  editie van deze brief. Zo is in beide regelingen het aantal toekenningen toegenomen
                  en het aantal afwijzingen afgenomen. Daarnaast is het aantal betrokken werknemers
                  en de totale subsidie toegenomen.
               
Er zijn tot en met 26 november 19.448 vaststellingsaanvragen voor de NOW 1 binnengekomen.
                  Werkgevers hebben tot 23 maart 2021 de tijd om een aanvraag tot vaststelling te doen
                  in het geval dat zij geen verklaring of een derdenverklaring moeten meesturen. Voor
                  werkgevers die een accountantsverklaring moeten meesturen is dit 29 juni 2021. Deze
                  aanvragen tot vaststelling moeten nog leiden tot een beslissing. Werkgevers ontvangen
                  deze uiterlijk na 52 weken van het UWV. In de brief over de NOW «Vaststellingsbeschikkingen
                  NOW 1 en dilemma's in de NOW», die ook vandaag richting uw Kamer is verstuurd, wordt
                  er verder ingegaan op de stand van zaken.
               
Als losse bijlage bij deze brief wordt een factsheet van het UWV meegezonden4. Hierin zijn onder meer cijfers opgenomen over de toekenningen naar arbeidsmarktregio,
                  het gemiddeld opgegeven omzetverlies per sector en de verstrekte voorschotbedragen
                  per sector.
               
Uit CBS-cijfers blijkt tot in hoeverre het gebruik van de NOW 1 overlapt met die van
                  de NOW 2 en met de TVL5. Het CBS meldt dat 40 procent van bedrijven tussen de 2 en 250 werkzame personen
                  met NOW 1 ook gebruik maakt van NOW 2. Van alle bedrijven die gebruik maken van één
                  van beide NOW-regelingen gebruikten vooral bedrijven vanuit de sector cultuur, sport
                  en recreatie beide deelregelingen (58 procent). Met 18 procent maakte ook een minderheid
                  van de deelnemende bedrijven gebruik van zowel TOGS als TVL-1.
               
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
Eerder hebben we uw Kamer geïnformeerd over de snelle monitoring die vanuit SZW is
                  opgezet om een indicatie te geven van het gebruik van de Tozo.
               
Op basis van de gestratificeerde schatting verwachten we in totaal ongeveer 119.000
                  aanvragen binnen de Tozo 2 regeling. Op dit moment leveren binnen de snelle monitoring
                  ongeveer 115 gemeenten cijfers aan over het aantal Tozo 2 aanvragen. Ongeveer 106.000
                  van de aanvragen betreft inkomensondersteuning en 13.000 voor een lening voor bedrijfskapitaal.
                  Van 88 gemeenten hebben we nadere informatie ontvangen over de afhandeling van aanvragen.
                  Van de aanvragen voor inkomensondersteuning is ongeveer 88% toegekend en ongeveer
                  6% afgewezen. Voor bedrijfskrediet is dit ongeveer 64% en ongeveer 22%. De overige
                  aanvragen zijn nog niet afgehandeld of zijn ingetrokken of buiten behandeling gesteld.
                  De onderlinge verhouding tussen deze laatste categorieën is niet bekend.
               
Recentelijk is ook een schatting van het aantal aanvragen voor de Tozo 3 uitgevoerd.
                  Op basis van de gestratificeerde steekproef verwachten we dat in de eerste maand oktober
                  ongeveer 65.000 aanvragen zijn ingediend. Dit zijn 61.000 aanvragen voor ondersteuning
                  in levensonderhoud en 4.000 aanvragen voor een lening voor bedrijfskapitaal. De schatting
                  van het aantal Tozo 3 aanvragen is gebaseerd op cijfers van 121 gemeenten.
               
Bij de gestratificeerde schatting wordt er rekening gehouden met de grootte van de
                  gemeenten (klein, middelgroot, groot en G4) en de daarbij horende verschillen. Dat
                  vergroot de betrouwbaarheid van de cijfers. Net zoals bij eerdere metingen is er een
                  relatief groter beroep op de Tozo 2 en Tozo 3 in de G4 dan in kleinere gemeenten.
                  Door een schatting per type gemeente te maken wordt rekening gehouden met dergelijke
                  verschillen.
               
Hieronder staan de schattingen samengevat en aangevuld met informatie omtrent de Tozo
                  1 uit vorige edities van de monitoringsbrief:
               
Tabel 2: Tozo
Schatting Tozo 1 (maart-mei)
Schatting Tozo 2
(juni-augustus)
Schatting Tozo 3
(oktober)
Totaal aantal aanvragen
374.000
119.000
65.000
Aandeel inkomensondersteuning
Ongeveer 90%
Ongeveer 90%
Ruim 90%
Naast de schatting van het aantal aanvragen die wij zelf monitoren, heeft het CBS
                  zogeheten registratiecijfers gepubliceerd voor de maanden juli6, augustus7 en september8. Hierdoor krijgen we een voorlopig beeld van het gebruik van de Tozo. Het aantal
                  geregistreerde uitkeringen levensonderhoud (Tozo en Bbz) is gestegen van 64.510 in
                  juni9 naar 68.710 in juli, 84.200 in augustus en 84.790 in september.
               
Het CBS heeft ondertussen nader voorlopige cijfers gepubliceerd over Tozo uitkeringen
                  levensonderhoud voor de maanden maart10, april11 en mei12 waarin ten opzichte van de voorlopige cijfers correcties zijn uitgevoerd en administratief
                  vertraagde informatie is verwerkt. Uit deze nader voorlopige cijfers over mei blijkt
                  bijvoorbeeld dat er totaal ongeveer 254.300 uitkeringen levensonderhoud zijn uitgekeerd,
                  waar in de voorlopige cijfers (gepubliceerd op 16 juli) 13 het aantal geregistreerde uitkeringen op 176.830 stond. Volgend jaar zullen de cijfers
                  definitief gemaakt worden.
               
Deze (nader) voorlopige CBS-cijfers kunnen niet zonder meer vergeleken worden met
                  de geschatte aantallen aanvragen uit de snelle monitoring. De cijfers verschillen
                  omdat er verwerkingstijd nodig is voordat een aanvraag een daadwerkelijke uitkering
                  wordt of dat bedrijfskapitaal wordt verstrekt. Ook hebben diverse gemeenten voorschotten
                  verstrekt aan ondernemers, die nog niet als uitkering voor levensonderhoud op grond
                  van de Tozo zijn verwerkt. Daarnaast zullen er ook aanvragen zijn die afgewezen of
                  teruggetrokken worden en dus niet leiden tot een uitkering of lening. Ook geldt dat
                  een aanvraag op meerdere maanden uitkering betrekking kan hebben en vaak heeft. In
                  de CBS-cijfers komt deze uitkering iedere maand terug.
               
In de CBS-tabellen over het gebruik van Tozo wordt met ingang van de registratiemaand
                  mei ook een uitsplitsing van het aantal inkomensondersteuningen en leningen voor bedrijfskapitaal
                  gemaakt. Hoewel nog niet alle gemeenten in de tabel op basis van voorlopige registratie
                  opgenomen kunnen worden, wordt hiermee de regionale spreiding van het beroep op de
                  Tozo regeling inzichtelijker.
               
Een aanvullende analyse van het CBS geeft tevens inzicht in de sectoren waarin de
                  bedrijven van personen met een Tozo- of Bbz-uitkering voor levensonderhoud actief
                  zijn. Zowel in juli, augustus en september betreft het vooral bedrijven in de sectoren
                  specialistische zakelijke diensten, cultuur, sport en recreatie, handel en horeca.
               
Voor misbruik en oneigenlijk gebruik bij de NOW en Tozo wordt verwezen naar de vorige
                  editie van deze brief.
               
Beeld van de arbeidsmarkt
In deze paragraaf schetsen we een beeld van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
                  Daarmee actualiseren we het beeld uit de vorige monitoringsbrief. We richten ons voornamelijk
                  op recent uitgekomen publicaties en cijfers, bijvoorbeeld van het CBS, CPB en UWV,
                  die ingaan op de meest recent afgesloten maanden (augustus, september en oktober)
                  en het meest recent afgesloten kwartaal (derde kwartaal 2020).
               
Aan het eind van deze periode ontstond er een opleving in de pandemie. Het is aannemelijk
                  dat de economie en arbeidsmarkt door deze opleving en de ingevoerde contactbeperkingen
                  zullen verslechteren. Deze brief geeft hier nog geen beeld van, enerzijds omdat er
                  nog geen cijfers beschikbaar zijn over november en anderzijds omdat de arbeidsmarkt
                  vertraagd reageert op de ontwikkelingen in de economie. Met de volgende brief wordt
                  u geïnformeerd over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in november, december en
                  januari.
               
De arbeidsmarkt is in de afgelopen periode gedeeltelijk hersteld. Het aantal banen,
                  het aantal werkenden en het aantal gewerkte uren laten een opleving zien. Ook daalt
                  het aantal werklozen en het aantal bijstandsuitkeringen en stabiliseert het aantal
                  WW-uitkeringen. Het beeld verschilt echter per sector: de banenkrimp herstelt in de
                  ene sector sneller (handel, vervoer en horeca) dan in de andere (uitzendbranche) en
                  de groei in de WW-uitkeringen sinds het begin van de crisis is in de ene sector groter
                  (horeca) dan in de andere. Daarnaast zijn er sectoren die groeien, zoals de sector
                  openbaar bestuur en overheidsdiensten.
               
Aantal banen, werkenden en werklozen
Uit CBS-cijfers over derde kwartaal van 202014 blijkt dat het aantal banen na een krimp weer gedeeltelijk is hersteld. Het aantal
                  banen15 is met 164.000 toegenomen van het tweede op het derde kwartaal. Daarmee is de banenkrimp
                  van het tweede kwartaal met 55% hersteld. Tegelijkertijd ligt het aantal banen nog
                  steeds 1,2% onder het niveau van het eerste kwartaal van 2020.
               
Gedeeltelijk herstel is ook terug te zien in CBS-cijfers over het aantal werkenden
                  en werklozen in de afgelopen drie maanden (augustus16, september17 en oktober18). Het aantal werkenden is van augustus met ongeveer 37.000 personen gestegen en bedraagt
                  in oktober 8.946.000. Daarmee ligt het aantal werkenden 90.000 hoger dan tijdens het
                  dieptepunt in mei (8.856.000). Tegelijkertijd ligt het aantal werkenden nog 111.000
                  onder het niveau van februari 2020 (9.057.000). De toename van werkenden zit vooral
                  in de laatste maand. Dit is het gevolg van een toename van personen dat een baan vond.
                  Hierdoor is ook de netto-arbeidsparticipatie in augustus toegenomen tot 68,2 (+0,2
                  procentpunt).
               
De werkloze beroepsbevolking is de afgelopen drie maanden met 20.000 afgenomen, namelijk
                  van 426.000 in augustus naar 406.000 in oktober. De werkloosheid is mede gedaald doordat
                  minder personen vanuit de niet-beroepsbevolking weer op zoek gaan naar werk en beschikbaar
                  zijn voor werk. Deze groep vindt vaker direct werk en komt daardoor direct in de werkzame
                  beroepsbevolking, zonder tussenstop in de werkloze beroepsbevolking. Hierdoor is het
                  werkloosheidspercentage van augustus op oktober afgenomen naar 4,3% (-0,3 procentpunt).
               
De spanning op de arbeidsmarkt neemt af. Waar de arbeidsmarkt voor de crisis historisch
                  gezien nog erg krap was (relatief veel arbeidsvraag), is de tijd van krapte volgens
                  de spanningsindicator van het UWV over19. Dit komt vanwege de toename van het aantal personen met kortdurende WW en de afname
                  van het aantal vacatures. Ook in de hiervoor genoemde kwartaalcijfers van het CBS
                  blijkt dat de spanning afneemt. Het CBS meet de spanning op de arbeidsmarkt met het
                  aantal vacatures per 100 werklozen. Deze indicator neemt af omdat er minder vacatures
                  zijn en meer werklozen. Waar de indicator medio 2019 nog 93 bedroeg staat deze nu
                  op 51, terwijl dit vorig kwartaal nog 57 was.
               
Gewerkte uren
Het aantal gewerkte uren is bijna volledig hersteld. Na een afname van 5,7% in het
                  tweede kwartaal is het aantal gewerkte uren met 4,7% in het derde kwartaal gestegen.
                  Het aantal gewerkte uren per persoon20 is bijna volledig hersteld. Na een daling van 4,3% in het tweede kwartaal volgde
                  een stijging van 4,1% in het derde kwartaal.
               
De mogelijkheid tot thuiswerken en het hebben van een vitaal beroep blijken belangrijke
                  verklarende factoren voor de daling van het aantal gewerkte uren tijdens de lockdown
                  in het begin van de crisis. Dat blijkt uit een studie van Gaudecker et. al21. Voor werkenden met de mogelijkheid om vanuit huis te werken of voor werkenden in
                  een vitaal beroep was een daling in het aantal gewerkte uren beperkt, namelijk tot
                  2–3 uren. Voor personen zonder vitaal beroep en die bijna altijd fysiek op locatie
                  aanwezig moet zijn was de daling in het aantal gewerkte uren hoger, namelijk 7–8 uren.
                  Het aantal gewerkte uren steeg na de versoepeling van de lockdown. Eén derde van de
                  initiële verlaging van het aantal gewerkte was in juni nog steeds aanwezig
               
Uitkeringsgebruik
Het aantal WW-uitkeringen is in de maanden augustus22 en september23 afgenomen en vervolgens in oktober24 gestabiliseerd. Het aantal WW-uitkeringen daalde in augustus met 9.100 en in september
                  met 13.200. Dat het aantal lopende uitkeringen daalde kwam omdat de uitstroom uit
                  de WW groter was dan de instroom. In augustus en september was de uitstroom uit de
                  WW per week ongeveer even hoog, namelijk ongeveer 9.400 en ongeveer 9.500. De instroom
                  in de WW per week lag in augustus echter hoger (ongeveer 7.100) dan in september (ongeveer
                  6.200). De instroom in de WW lag in september weer op het niveau van het jaar daarvoor.
                  In oktober bleef het aantal lopende WW-uitkeringen gelijk aan 278.000. De instroom
                  trok namelijk weer aan tot ongeveer 8.500 per week. Tegelijkertijd daalde de uitstroom
                  tot een vergelijkbaar niveau.
               
Het aantal bijstandsuitkeringen en het aantal personen met een bijstandsuitkering
                  is in de afgelopen maanden licht gedaald. Het aantal bijstandsuitkeringen lag in september
                  op ongeveer 364.000, terwijl dit in augustus, juli en juni respectievelijk 367.000,
                  368.000 en 367.000 was25. Het aantal personen met een bijstandsuitkering is ook gedaald, namelijk van 427.000
                  in juni naar, 426.000 in juli,424.000 in augustus en 423.000 in september26. Cijfers over september zijn nog niet beschikbaar. Het verschil tussen het aantal
                  algemene bijstandsuitkeringen en het aantal mensen met een algemene bijstandsuitkering
                  komt hoofdzakelijk door uitkeringen die verstrekt worden aan paren. Beide partners
                  tellen mee als bijstandsgerechtigde.
               
Ook uit de Divosa benchmark Werk & Inkomen blijkt dat de bijstand in augustus27 en september28 daalt. Dat komt omdat de uitstroom uit de bijstand in augustus en in september met
                  2,2% en 2,6% hoger was dan de instroom, respectievelijk 2% en 2,2%. In juli was dat
                  nog niet het geval. De uitstroom (2,1%) was toen lager dan de instroom (2,4%). Dat
                  de uitstroom de afgelopen maanden steeg komt mede doordat de uitstroom naar onderwijs
                  steeg. Dat is een jaarlijks terugkerend seizoens-effect. In september speelt ook dat
                  de uitstroom naar werk weer aantrekt.
               
Analyse naar contractvorm
Sinds de coronacrisis is het aandeel vaste contracten en zelfstandigen (verder) opgelopen
                  en er is sprake van een (verdere) afname in het aantal flexibele contracten. Ongeveer
                  twee derde van de werkenden werkt op een vast contract. Het resterende deel is ongeveer
                  evenredig verdeeld over flexibele contracten en zelfstandigen. Het aandeel vaste contracten
                  was in het eerste kwartaal 63% en steeg in het tweede kwartaal (64%) en het derde
                  kwartaal (64,1%). Voor zelfstandigen was dit respectievelijk 16,8%, 17,2% en 17,2%.
                  De toename bij zelfstandigen zit voornamelijk bij zelfstandigen zonder personeel in
                  plaats van bij zelfstandigen met personeel. Tegelijkertijd daalde het aantal flexibele
                  contracten van 20,2% in het eerste kwartaal, naar 18,8% in het tweede kwartaal en
                  18,7% in het derde kwartaal. Dat sluit aan bij gegevens uit een rondgang van het CBS
                  bij ondernemers in september29. Daaruit blijkt dat hun vraag naar flexibele arbeid is afgenomen.
               
In hoeverre deze ontwikkeling een gevolg is van de coronacrisis of een effect van
                  de Wet arbeidsmarkt in Balans is nog niet duidelijk. De ontwikkeling ligt namelijk
                  in lijn met de voorgaande jaren. De arbeidsmarkt was voor de coronacrisis historisch
                  gezien erg krap: er waren relatief veel vacatures. Werkgevers waren dan ook naarstig
                  op zoek naar personeel. Inmiddels is de situatie op de arbeidsmarkt veranderd. Het
                  is dan ook in dit stadium niet mogelijk de verschillende effecten uit elkaar te houden
                  en los te bezien van de ingrijpende arbeidsmarkteffecten van de coronacrisis, het
                  overheidsbeleid ter zake, de economische gevolgen en de invloed van de Wet arbeidsmarkt
                  in balans. Daar is het te vroeg voor en daarvoor is een uitgebreidere evaluatie nodig.
               
Zelfstandigen maakten een hevigere urenterugval mee in het tweede kwartaal, maar zien
                  net zoals werknemers bijna een volledig herstel in het derde kwartaal. Het aantal
                  gewerkte uren per persoon viel in het tweede kwartaal gemiddeld terug met 4,3%. Voor
                  zelfstandigen was dit 7,2% en voor werknemers 3,7%. Het herstel van gewerkte uren
                  is voor beide groepen bijna volledig, namelijk 7,2%30 voor zelfstandigen en 3,3% voor werknemers.
               
Sectorale analyse
De mate waarin het aantal banen in het derde kwartaal herstelde verschilt per sector.
                  Het aantal banen bij uitzendbureaus nam beperkt toe met 17.000 van het tweede op het
                  derde kwartaal. De banendaling was ten opzichte van het eerste kwartaal 2020 met een
                  totale daling van 106.000 banen (13,7%) in deze sector het grootst. De sector handel,
                  vervoer en horeca veerde echter weer voor een groot deel terug, met 71.000 van de
                  103.000 verloren banen.
               
Het UWV concludeert dat er door de NOW momenteel veel banen behouden blijven31. Het UWV maakt, op basis van het verwachte omzetverlies van een sector, een inschatting
                  van de banen die potentieel geraakt zijn door de coronacrisis32. Deze inschatting wordt vergeleken met de gerealiseerde banenkrimp in een sector.
                  Het baanbehoud door de NOW is het verschil tussen beiden. Volgens het UWV zijn er
                  in de luchtvaart veel banen behouden gebleven. Er zijn echter ook sectoren waar het
                  beeld anders is, zoals in de reisbranche. Het verschil tussen beide sectoren ligt
                  volgens het UWV mogelijkerwijs in het aandeel flexibele contracten en tot in hoeverre
                  werkgevers anticiperen op langdurige vraaguitval.
               
De grootste toename van WW-uitkeringen zit in de sectoren horeca en personenvervoer33. Het aantal WW-uitkeringen is in deze sectoren van februari op september met respectievelijk
                  96% en 76% gestegen. Het aantal WW-uitkeringen in de horeca nam met name in de lente
                  toe, maar nam in de zomermaanden weer af. Hierna volgt de reisbranche (57%), beveiliging
                  en opsporing (51%) en overig verhuur en overige zakelijke diensten (40%).
               
Er zijn ook sectoren die groeien en beroepen die kansen bieden. Uit de kwartaalcijfers
                  van het CBS blijkt dat er banengroei is in de sectoren openbaar bestuur en overheidsdiensten
                  (1,1%), informatie en communicatie (0,8%) en onderwijs (0,8%). Volgens het UWV zitten
                  de meest kansrijke beroepen in de sectoren zorg, onderwijs, ICT en techniek34. Te denken valt aan verpleegkundigen, ICT’ers, leraren en monteurs. De spanningsindicator
                  van het UWV laat een vergelijkbaar beeld zien. Volgens deze indicator is de arbeidsmarkt
                  de beroepsklasse ICT «zeer krap». De beroepsklassen technische beroepen en zorg en
                  welzijn zijn «krap».
               
Analyse naar gender
In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Bergkamp en van Weyenberg over
                  de gevolgen van de coronacrisis voor vrouwen is toegezegd aandacht te besteden aan
                  de situatie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt35.
               
De ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van mannen en vrouwen laat tijdens de coronacrisis
                  een gemengd beeld zien. Aan de ene kant ligt de afname van de werkzame beroepsbevolking
                  vooral bij mannen. Het aantal werkenden is van februari op augustus met 111.000 personen
                  gedaald. De afname van het aantal werkende mannen (64.000) is groter dan die van vrouwen
                  (47.000). Aan de andere kant loopt de werkloosheid onder vrouwen sterker op dan bij
                  mannen. Van de 132.000 extra werklozen tussen februari en augustus zijn er ongeveer
                  76.000 vrouw en ongeveer 56.000 man. De groei van de werkloosheid onder vrouwen (76.000)
                  is daarmee groter dan de daling van het aantal werkenden vrouwen (47.000). Dat heeft
                  te maken met de definitie van werkloosheid, namelijk dat iemand geen baan heeft én
                  op zoek is naar werk én beschikbaar is voor werk. De werkloosheid kan stijgen omdat
                  mensen hun baan verliezen, maar ook omdat mensen weer op zoek gaan naar werk. Dat
                  laatste is vaker bij vrouwen het geval. In tegenstelling tot mannen kiezen vrouwen
                  er dus vaker voor om op zoek te gaan naar werk of beschikbaar te zijn voor werk.
               
Vooruitblik
Uitgaande van de ramingen zal de werkloosheid verder oplopen. Het CPB verwacht volgens
                  de novemberraming36 een werkloosheid van 4,1% in 2020 en een werkloosheid van 6,1% in 2021. De steunmaatregelen
                  en het opvallend snel herstel in het derde kwartaal hebben de oploop van de werkloosheid
                  in 2020 beperkt. Omdat de werkloosheid minder hard opliep dan voorspeld in de vorige
                  raming37 heeft het CPB de raming voor 2020 met 0,2%-punt verlaagd naar 4,1%. Vanwege de tweede
                  golf heeft het CPB de raming voor de werkloosheid in 2021 met 0,2%-punt beperkt verhoogd,
                  namelijk tot een jaargemiddelde van 6,1%. Tegelijkertijd ligt deze voorspelling lager
                  dan met het «tweedegolf scenario» uit de vorige raming, namelijk 8,5%. Dit zijn jaargemiddelden.
                  In het vierde kwartaal van 2020 van het jaar ligt de werkloosheid in de basisraming
                  op 6,2%. Zie figuur 1 in de bijlage. De werkloosheid piekt in 2021 en daalt daarna
                  naar een jaargemiddelde van 4,5% in 2025.
               
Het verloop van de pandemie en de economische vooruitzichten zijn echter onzeker.
                  Daarom publiceert het CPB naast een basisraming ook een «start-stop-scenario», waar
                  na de tweede golf nieuwe golven volgen en eventuele vaccins onvoldoende beschikbaar
                  of werkzaam zijn. In het «start-stop-scenario» ligt de werkloosheid in 2021 vanwege
                  een verdere verzwakking van bedrijven op een jaargemiddelde van 7,4%. In het vierde
                  kwartaal van 2020 ligt de werkloosheid op 8,4%. Zie figuur 1 in de bijlage.
               
Tot slot
Het kabinet blijft de situatie op de arbeidsmarkt en het beroep op de NOW en Tozo
                  op de voet volgen en u hierover via deze brief informeren. De volgende editie van
                  de monitoringsbrief staat gepland voor eind februari. Dat sluit aan bij de opening
                  van het loket voor aanvragen voor het tweede tijdvak van de NOW 3 en het verschijnen
                  van nieuwe arbeidsmarktinformatie van het CBS.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  B. van ’t Wout
Bijlage
                  
Figuur 1: Verloop van de werkloosheid uit de novemberraming van het CPB
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid