Brief regering : Reactie op brief van FNV, CNV en VCP over het Nationaal Groeifonds
35 570 XIX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2021
Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2020
Uw commissie heeft gevraagd om een reactie op de brief van FNV, CNV en VCP. In deze
                  brief brengen de vakbonden een aantal aandachtspunten bij het Nationaal Groeifonds
                  naar voren. Wij zullen hier in deze brief op ingaan.
               
FNV, CNV en VCP stellen in hun brief dat de vergroeningsdoelen en het doel om de lange
                  termijn brede welvaart te verhogen te vrijblijvend zijn opgesteld en dat het niet
                  goed aansluit bij de Europese Recovery and Resilience Facility (RRF)1. Daarnaast adresseren FNV, CNV en VCP de zorg dat het gebrek aan schotten tussen
                  de verschillende terreinen ertoe kan leiden dat de terreinen R&D en innovatie en kennisontwikkeling
                  veel minder aandacht krijgen dan infrastructuur, omdat de bbp-impact van dit laatste
                  terrein makkelijker te becijferen is. Ten slotte uiten de sociale partners de wens
                  om betrokken te worden bij de uitvoering van het fonds en hun kennis op het gebied
                  van productiviteitsgroei te benutten.
               
Lange termijn brede welvaart
Allereerst stellen we op prijs dat FNV, CNV en VCP een bijdrage leveren aan het debat
                  over het Nationaal Groeifonds en hun kennis en kunde aanbieden. We zullen in de toekomst
                  gezamenlijk onze welvaartsgroei op een andere manier moeten genereren dan we tot nu
                  toe deden. Het verdienmodel van de toekomst moet evenwichtig zijn en milieu, mensen
                  en samenleving respecteren. Deze opgave in combinatie met de teruglopende productiviteitsgroei
                  vormde de aanleiding om in de groeistrategie voor Nederland op de lange termijn te
                  onderzoeken hoe we onze economie duurzaam kunnen laten groeien. In deze groeistrategie
                  constateert het kabinet dat er aanleiding is voor extra investeringen, van incidentele
                  en niet-reguliere aard, om het verdienvermogen te versterken. Vooral binnen de terreinen
                  (1) kennisontwikkeling, (2) research & development (R&D) en innovatie en (3) infrastructuur
                  liggen kansen om middels deze investeringen het verdienvermogen te versterken.
               
We moedigen sociale partners aan om bij te dragen aan de ontwikkeling van investeringsvoorstellen
                  voor het Nationaal Groeifonds.
               
Met hun expertise en brede draagvlak op diverse sociaaleconomische onderwerpen kunnen
                  zij een goede bijdrage leveren om tot baanbrekende investeringsvoorstellen te komen.
               
Omdat de manier waarop Nederland nu zijn welvaart vergaart op termijn niet meer houdbaar
                  is, moeten op allerlei terreinen werkwijzen en productietechnieken veranderen. Dat
                  vraagt omvangrijke investeringen, waarmee moet worden voorkomen dat de toekomstige
                  generaties met een verouderd verdienmodel opgescheept zitten en er daarmee in welvaart
                  op achteruit gaan. Juist door in te zetten op het verhogen van het toekomstige verdienvermogen,
                  zorgt het Nationaal Groeifonds ervoor dat Nederland de middelen heeft om grote uitdagingen
                  zoals de klimaatverandering te adresseren. Het Nationaal Groeifonds kent wel degelijk
                  een aantal groene voorwaarden. Zo mogen investeringsvoorstellen niet in strijd zijn
                  met de ambities van het kabinet op het gebied van klimaat en moet de som van de maatschappelijke
                  kosten en baten van ieder investeringsvoorstel positief zijn. Hierin worden ook eventuele
                  effecten op de biodiversiteit en het klimaat meegenomen. Bij deze maatschappelijke
                  kosten-batenanalyse (MKBA) zal ook de CO2-uitstoot worden gemonetariseerd als maatschappelijke kosten.
               
Recovery and Resilience Facility
Met betrekking tot de relatie tussen het Nationaal Groeifonds en de Europese Recovery and Resilience Facility (RRF) zien we juist veel raakvlakken. In de groeistrategie wordt gesignaleerd dat
                  er grote uitdagingen liggen op het vlak van verduurzaming en digitalisering van de
                  economie. Het Nationaal Groeifonds is een belangrijk instrument bij het verwezenlijken
                  van de groeistrategie. De gekozen focusgebieden van het Nationaal Groeifonds bieden
                  dan ook bewust ruimschoots de mogelijkheid om voorstellen in te dienen die zich op
                  deze uitdagingen richten. De RRF richt zich ook op deze uitdagingen. Daarnaast past
                  het Nationaal Groeifonds binnen de landenspecifieke aanbevelingen die de Europese
                  Commissie aan Nederland heeft gedaan. In 2020 werd aanbevolen tot «het waarborgen
                  van de schuldhoudbaarheid, daarbij de investeringen verhogend». Deze aanbeveling is
                  tevens een pleidooi voor het versterken van de potentiële groei. Dit is een expliciete
                  beleidsprioriteit van zowel de RRF als het Nationaal Groeifonds.
               
Verdeling over de terreinen
In de ontwerpbegroting van het Nationaal Groeifonds is het budget evenredig verdeeld
                  over de drie gebieden. De commissie streeft in haar advies wel een evenwichtige meerjarige
                  balans tussen de verschillende terreinen na. Hiervoor is gekozen omdat het kabinet
                  op voorhand geen aanleiding heeft om meer budget aan de ene of aan de andere pijler
                  toekennen. De uiteindelijke verdeling hangt af van welke projecten op basis van de
                  toetsing door de beoordelingsadviescommissie het meest bijdragen aan het verdienvermogen
                  binnen de criteria van het fonds. Naarmate het bbp-effect moeilijker te kwantificeren
                  is, kan de commissie haar kwalitatieve oordeel van het bbp-effect zwaarder mee laten
                  wegen. De commissie bepaalt daarvoor zelf haar analytische methoden. Daartoe kan zij
                  expertise inwinnen van externe deskundigen zoals het CPB, AWTI, PBL, KIM, SCP of NWO,
                  maar ook uit het buitenland. Vanwege haar onafhankelijkheid bepaalt de commissie zelf
                  welke experts zij raadpleegt.
               
Wij zullen de commissie wijzen op de bij de sociale partners aanwezige expertise op
                  het gebied van bijvoorbeeld arbeidsproductiviteitsgroei, sociale innovatie en leven
                  lang ontwikkelen.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën