Brief regering : Onderzoek loonruimte minimumloon Caribisch Nederland
35 570 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2021
Nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2020
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland van 27 juni
20191 heeft mijn voorganger een onderzoek aangekondigd naar de ruimte om het wettelijk
minimumloon in Caribisch Nederland in de toekomst verder te verhogen. Dit onderzoek
is uitgevoerd door onderzoeksbureau Ecorys. Hierbij bied ik u het onderzoek aan2.
Ook wil ik u in deze brief informeren over de monitoring van het ijkpunt voor het
sociaal minimum. Het gaat om een nulmeting voor de verhouding tussen het besteedbaar
inkomen per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden
in 2018. In deze cijfers is het effect van de maatregelen die het kabinet per 1 januari
2019 en 1 januari 2020 heeft genomen om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch
Nederland te verbeteren niet meegenomen. Ook de impact van de coronacrisis zit niet
in deze cijfers, omdat de pandemie in 2018 nog niet speelde.
Tot slot wil ik uw Kamer informeren over de indexering van het minimumloon, de uitkeringen
en andere bedragen met ingang van 1 januari 2021.
Uitkomsten onderzoek ruimte verhogen wettelijk minimumloon
Uit het onderzoek blijkt dat de winst en hoge arbeidsproductiviteit in de sectoren
handel, transport en zakelijke diensten op Bonaire3, waar bijna de helft van de laagbetaalde werknemers werken, erop wijzen dat veel
bedrijven zich een hoger minimumloon kunnen veroorloven. Aan de andere kant zijn er
bedrijven, met name in de «hospitality» sector en de bouw, die, gezien de lage winstgevendheid
door een verhoging van het minimumloon in de problemen kunnen komen. Een opvallende
constatering is dat in interviews wordt aangegeven dat bij de meeste werkgevers de
laagste lonen substantieel boven het minimumloon liggen. Dat zou betekenen dat een
verhoging van het minimumloon niet per definitie hoeft te leiden tot hogere loonkosten.
Het rapport bevat daarnaast waardevolle informatie over loonopbouw en invloed van
minimumloon op werkgelegenheid en prijzen. De uitkomsten van het onderzoek geven meer
houvast in de discussie, maar geven geen eenduidig beeld ten aanzien van de ruimte
voor het verhogen van het minimumloon, binnen de context van economische- en arbeidsmarktfactoren.
Om de uitkomsten in de juiste context te zien, zijn enige kanttekeningen te plaatsen
bij het onderzoek. Een eerste kanttekening is dat de CBS-statistieken, met name de
cijfers over de winstgevendheid en arbeidsproductiviteit van bedrijven, waarop het
onderzoek is gebaseerd, dateren uit 2017 en 2018. Het veldwerk en de interviews zijn
in februari 2020 verricht, vlak voor het coronavirus Caribisch Nederland bereikte.
Uitspraken over de ruimte om het minimumloon aan te passen, kunnen daarom inmiddels
reeds achterhaald zijn.
Inmiddels is de situatie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba drastisch veranderd. De
sociaaleconomische situatie op de eilanden, die al een relatief slechte uitgangspositie
hadden met grote uitdagingen op het terrein van armoedebestrijding, is momenteel aanzienlijk
verslechterd als gevolg van de coronacrisis. Het toerisme, een belangrijke bron van
inkomsten, is nagenoeg opgedroogd. Daarnaast heeft het bedrijfsleven, met name de
horeca, een zware klap gehad als gevolg van het sluiten van winkels, restaurants en
kantoren in het kader van de coronamaatregelen. Het steunpakket heeft de klappen weliswaar
helpen opvangen, maar dekt het ondernemersrisico niet volledig af. Net als Europees
Nederland is voor Caribisch Nederland een diepe recessie ingetreden. Gelet op deze
ontwikkelingen is het aannemelijk dat de economische draagkracht om het minimumloon
te kunnen verhogen in hoog tempo aan het afbrokkelen is.
Aan de andere kant legt deze crisis de noodzaak bloot om stappen te zetten aan de
inkomenskant in de richting van het ijkpunt voor het sociaal minimum. Steeds meer
mensen worden afhankelijk van het vangnet van de onderstand. Te meer omdat een werkloosheidsuitkering,
zoals we die in Europees Nederland kennen, ontbreekt4. Het aantal mensen in de onderstand is voor Caribisch Nederland als totaal opgelopen
van ruim 600 per 1 januari 2020 tot bijna 700 per 1 september 2020. Dit is een stijging
van circa 14%. Tegelijkertijd ligt het huidige niveau van de onderstand nog 40 tot
50% onder het ijkpunt voor het sociaal minimum.
Om de onderstand te kunnen verhogen, dient echter het minimumloon te worden verhoogd
om ervoor te zorgen dat werken blijft lonen. Dit is het dilemma in deze discussie.
Vanwege de mogelijke negatieve gevolgen voor de economie en de arbeidsmarkt moet het
tempo en de mate van verdere verhogingen van de onderstand en het wettelijk minimumloon
zorgvuldig afgewogen worden in het licht van deze coronacrisis.
Om een vervolg te kunnen geven aan de uitkomsten van het onderzoek ga ik dit najaar
eerst in gesprek met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en met
de Centraal Dialogen5 van Bonaire en Sint Eustatius6.
Monitoring van het ijkpunt voor het sociaal minimum
Om tot een sociaal minimum te komen moeten de kosten van levensonderhoud en de inkomens
van inwoners in Caribisch Nederland met elkaar in balans worden gebracht. Om daar
concreet naar toe te werken heeft het kabinet in 2019 voor vier verschillende huishoudtypen
een ijkpunt voor het sociaal minimum vastgesteld. Het verschil tussen de inkomens
en kosten van levensonderhoud moet verkleind worden, om uiteindelijk te verdwijnen.
Net als u hecht ik er belang aan dat objectief wordt vastgesteld of het beoogde doel
wordt bereikt.
Om te beoordelen of het verschil tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud
daadwerkelijk kleiner wordt, is inzicht in de onderlinge verhouding tussen de inkomens
en de kosten van levensonderhoud van belang. Met het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) heb ik gesprekken gevoerd over de wijze waarop dit het beste kan worden vormgegeven
op basis van beschikbare data. Dit heeft geleid tot een nieuwe statistiek die voor
2018 voor het eerst in beeld is gebracht.
In Tabel 1 is de verhouding tussen het besteedbaar inkomen7 per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden
in 2018 weergegeven. In de bijlage zijn de cijfers uitgesplitst per eiland. Ook is
in de bijlage een toelichting bij de totstandkoming van de cijfers opgenomen. Omdat
het gaat om cijfers in 2018 zie ik de statistieken als nulmeting voor de verhouding
tussen het besteedbaar inkomen per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het
sociaal minimum per huishouden. Als in 2021 de inkomensgegevens van 2019 vastgesteld
worden, kan inzicht geboden worden in de verhouding tussen het besteedbaar inkomen
per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden
in 2019. Daarmee wordt ook de ontwikkeling tussen 2018 en 2019 zichtbaar.
Tabel 1: Besteedbaar inkomen t.o.v. ijkpunt sociaal minimum 2018
Caribisch Nederland
Huishoudens
Huishoudens
Personen
Personen
Kinderen
Kinderen
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Totaal
10.100
23.600
5.050
Ingedeeld
8.200
100
15.500
100
3.350
100
Inkomen tot 75% ijkpunt sociaal minimum
1.650
20
2.750
18
600
18
Inkomen tot 90% ijkpunt sociaal minimum
2.050
25
3.600
23
850
26
Inkomen tot 100% ijkpunt sociaal minimum
2.400
29
4.250
27
1.000
29
Inkomen tot 110% ijkpunt sociaal minimum
2.700
33
4.850
31
1.150
34
Inkomen tot 125% ijkpunt sociaal minimum
3.250
39
5.800
37
1.350
40
Uit de cijfers komt naar voren dat 29 procent van de huishoudens in Caribisch Nederland
in 2018 een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor
het betreffende huishouden. Daarbij moet worden aangemerkt dat de cijfers geen indicatie
geven van het aantal huishoudens dat voldoende inkomen heeft om in de kosten van levensonderhoud
te voorzien. In het ijkpunt voor het sociaal minimum is namelijk de beoogde verlaging
van de kosten van wonen en kinderopvang verdisconteerd. Zo lang deze kostenverlagingen
niet zijn gerealiseerd, zijn de werkelijke kosten hoger.
Ook vind ik het belangrijk om daarbij te benadrukken dat het gaat om cijfers over
2018. De cijfers geven geen indicatie van het effect van de maatregelen die het kabinet
per 1 januari 2019 en 1 januari 2020 heeft genomen om de inkomenspositie van inwoners
van Caribisch Nederland te verbeteren8. Ook heeft de coronacrisis geen impact gehad op deze cijfers, want die is vanaf half
maart 2020 gaan spelen.
Tegelijkertijd bevestigen de cijfers de noodzaak van de inzet van het kabinet om bestaanszekerheid
van inwoners van Caribisch Nederland over de volle breedte te verbeteren. De komende
jaren zal het kabinet in samenspraak met de openbare lichamen en de Centraal Dialogen
blijven werken aan het verbeteren van de situatie. Het doel is en blijft dat de kosten
worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat een situatie ontstaat waarin alle
inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen
voorzien.
Indexering van minimumloon en uitkeringen per 1 januari 2021
Elk jaar, per 1 januari, worden de bedragen van het minimumloon en uitkeringen (onderstand,
kinderbijslag, AOV en AWW) en andere bedragen in Caribisch Nederland geïndexeerd met
de consumentenprijsindex (CPI) per eiland, zoals vastgesteld over het voorafgaande
derde kwartaal door het CBS.
In het derde kwartaal van 2020 waren consumentengoederen en diensten op Bonaire 4,8
procent goedkoper dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Op Sint-Eustatius daalden
de prijzen op jaarbasis met 3,3 procent en op Saba met 1,6 procent. Voor alle drie
eilanden waren dit de grootste gemeten prijsdalingen sinds het CBS in 2011 startte
met deze prijsindices.
De recente prijsdalingen zijn voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de toeslagen
die de overheid per 1 mei 2020 verstrekt op elektriciteit, water en internet. De vaste
gebruikstarieven voor elektriciteit en water zijn hierdoor nul, en op vaste internetverbindingen
is er een maandelijkse korting van 25 dollar.
Het verlagen van de kosten voor water, elektriciteit en telecom per 1 mei 2020 betreft
een tijdelijke (corona)maatregel om ook aan de uitgavenkant te werken aan de armoedeproblematiek
op Caribisch Nederland. Het is niet wenselijk dat een tijdelijke maatregel tot lagere
uitkeringen zou leiden (via deflatie), waardoor het beoogde effect van armoedebestrijding
van de tijdelijke maatregel (deels) teniet wordt gedaan. Om verlagingen van het minimumloon
en de uitkeringen, als gevolg van de deflatie te voorkomen, zal ik komend jaar de
bedragen per saldo niet wijzigen.
Uitzondering hierop is de kinderbijslag, die verhoogd wordt met 2,4% als gevolg van
middelen die vrijvallen uit het budget voor de verhoging van het kindgebonden budget
voor het derde kind in Europees Nederland. Zodra de tijdelijke maatregelen, die hebben
geleid tot deze deflatie, per 2022 zijn afgelopen, zal de gebruikelijke manier van
indexeren worden hervat. Op deze manier lopen de indexeringen en het niveau van de
uitkeringen per 2023 weer in lijn met het basispad en zijn er geen structurele kosten
verbonden aan deze maatregel.
Tot slot
Zoals gezegd zal het kabinet de komende jaren, ondanks de coronacrisis, in samenspraak
met de openbare lichamen en de Centraal Dialogen blijven werken aan het verbeteren
van de situatie. Het doel is en blijft dat dat het minimumloon en de inkomens worden
verhoogd en de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat een situatie
ontstaat waarin alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud
kunnen voorzien.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van ’t Wout
BIJLAGE
Nadere toelichting totstandkoming statistieken
De tabellen bieden inzicht in hoe het besteedbaar inkomen per huishouden in 2018 zich
verhoudt tot het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden. Hiertoe
is het in 2019 vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum voor verschillende huishoudtypes
teruggerekend naar 2018. Omdat in 2020 inkomensgegevens voor 2018 pas definitief vastgesteld
worden door het CBS, gaat het om de situatie in 2018. De reden hiervoor is dat belastingen
pas na twee jaar definitief vastgesteld worden en de inkomensdata in de tussenliggende
periode dus nog kan wijzigen.
Om te komen tot een representatieve statistiek voor huishoudens in Caribisch Nederland,
zijn de volgende huishoudens meegenomen in de statistieken: alleenstaande met 1 kind,
alleenstaande met 2 kinderen, alleenstaande met 3 kinderen, paar, paar met 1 kind,
paar met 2 kinderen en paar met 3 kinderen.
Door het meenemen van huishoudens met meerdere kinderen, is ook inzicht verkregen
in het aantal kinderen dat opgroeit in een huishouden met een besteedbaar inkomen
dat lager is dan het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum voor het betreffende
huishouden. Dit inzicht ontbrak vooralsnog, zoals ook is benoemd in de brief van 9 april
2020 aan de Eerste Kamer over de nadere uitwerking van de ambities op het gebied van
kinderarmoede9.
Huishoudens met meerdere volwassenen, huishoudens met meer dan drie kinderen en overige
huishoudsamenstellingen zijn niet meegenomen in de statistieken, hoewel dit type huishoudens
wel voorkomt in Caribisch Nederland. Het meenemen van dergelijke huishoudens zal naar
verwachting van het CBS een neerwaarts effect hebben op het aantal huishoudens met
een inkomen onder het ijkpunt voor het sociaal minimum. Dit omdat in huishoudens met
meerdere volwassenen ook het inkomen hoger kan zijn.
Tabel I: Besteedbaar inkomen t.o.v. ijkpunt sociaal minimum – Bonaire
Bonaire
Huishoudens
Huishoudens
Personen
Personen
Kinderen
Kinderen
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Totaal
8.100
19.100
4.050
Ingedeeld
6.500
100
12.350
100
2.600
100
Inkomen tot 75% ijkpunt sociaal minimum
1.350
20
2.200
18
450
17
Inkomen tot 90% ijkpunt sociaal minimum
1.600
25
2.750
22
600
24
Inkomen tot 100% ijkpunt sociaal minimum
1.850
29
3.250
26
700
27
Inkomen tot 110% ijkpunt sociaal minimum
2.100
32
3.750
30
800
32
Inkomen tot 125% ijkpunt sociaal minimum
2.500
39
4.500
36
950
37
Tabel II: Besteedbaar inkomen t.o.v. ijkpunt sociaal minimum – Sint-Eustatius
Sint Eustatius
Huishoudens
Huishoudens
Personen
Personen
Kinderen
Kinderen
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Totaal
1.300
2.900
700
Ingedeeld
1.100
100
2.050
100
500
100
Inkomen tot 75% ijkpunt sociaal minimum
200
20
400
20
100
23
Inkomen tot 90% ijkpunt sociaal minimum
300
30
600
29
200
35
Inkomen tot 100% ijkpunt sociaal minimum
350
33
650
33
200
40
Inkomen tot 110% ijkpunt sociaal minimum
400
37
750
37
250
44
Inkomen tot 125% ijkpunt sociaal minimum
450
42
850
42
250
50
Tabel III: Besteedbaar inkomen t.o.v. ijkpunt sociaal minimum – Saba
Saba
Huishoudens
Huishoudens
Personen
Personen
Kinderen
Kinderen
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Totaal
750
1.600
350
Ingedeeld
600
100
1.150
100
250
100
Inkomen tot 75% ijkpunt sociaal minimum
100
16
200
16
50
19
Inkomen tot 90% ijkpunt sociaal minimum
150
24
250
23
50
28
Inkomen tot 100% ijkpunt sociaal minimum
200
28
300
27
50
31
Inkomen tot 110% ijkpunt sociaal minimum
200
33
350
32
100
36
Inkomen tot 125% ijkpunt sociaal minimum
250
40
450
42
100
50
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.