Brief regering : Bestuurlijke Overleggen MIRT 25 en 26 november 2020, voortgang MIRT, moties en toezeggingen
35 570 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2021
Nr. 45 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN BINNENLANDSE ZAKEN EN
KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2020
Op 25 en 26 november 2020 hebben de Bestuurlijke Overleggen MIRT plaatsgevonden. Met
deze brief melden wij u per regio wat besloten is en informeren wij u over de voortgang
van lopende projecten. In de bijlagen zijn de integrale besluiten van de Bestuurlijke
Overleggen opgenomen en, voor zover deze al niet in deze brief zijn aangegeven, de
stand van zaken met betrekking tot moties van uw Kamer alsmede toezeggingen1.
De afspraken in de Bestuurlijke Overleggen zijn gemaakt tegen de achtergrond van een
aantal ontwikkelingen. Zo is de verwachting dat de mobiliteit per saldo blijft groeien.
Uit het meest recente mobiliteitsbeeld van het Kennisinstituut Mobiliteit (KIM) blijkt
dat we straks méér gebruik maken van de (water)wegen, het spoor, het openbaar vervoer
en de fietsinfrastructuur. We werken als gevolg van COVID-19 weliswaar meer thuis,
een ontwikkeling die we stimuleren. Daartegenover staan factoren die zorgen voor een
sterke toename van mobiliteit, zoals de bevolkingsgroei en woningbouw. Het is dus
van groot belang om te blijven investeren in infrastructuur, in een veilig en robuust
mobiliteitsnetwerk en innovatie.
Daarnaast ontbreekt de financiële bewegingsruimte om alle knelpunten aan te pakken.
De kosten voor instandhouding nemen de komende jaren toe. Aan het eind van het jaar
zal uw Kamer geïnformeerd worden over de budgetbehoefte voor instandhouding. Naast
de middelen die in de begroting zijn vrijgemaakt en naar voren zijn gehaald is met
de Minister van Financiën besloten om € 700 miljoen voor het beheer en onderhoud van
wegen, vaarwegen en watersystemen te versnellen.
Ook wordt voor spoor € 90 miljoen voor beheer en onderhoud bestemd voor risico’s die
zich in de jaren 2020–2025 voor kunnen gaan doen.
Ook is er sprake van forse kostenstijgingen bij lopende projecten. Deze kostenstijgingen
moeten worden opgevangen om te voorkomen dat deze projecten vertragen. De realisatie
van deze projecten is nodig om de verwachte mobiliteitsgroei te kunnen accommoderen.
We hebben dit najaar investeringsbeslissingen genomen voor de meest urgente knelpunten
ten laste van het Infrastructuurfonds met een totale omvang van ca. € 1,5 miljard.
Daarnaast zijn er besluiten genomen over de inzet van de resterende middelen uit het
Regeerakkoord.
Het kabinet heeft besloten tot oprichting van het Nationaal Groeifonds (Kamerstuk
35 300, nr. 83). Infrastructuur is één van de drie pijlers van het Nationaal Groeifonds die bijdraagt
aan economische groei en welvaart op de langere termijn. Met het Nationaal Groeifonds
wil het kabinet daarom investeren in infrastructuurprojecten. Het gaat om opgaven
die zich richten op maatschappelijke transities en die een schaalsprong in infrastructuur
mogelijk maken. Bijvoorbeeld op de plekken waar veel woningen (moeten) worden gebouwd,
rond en tussen grote steden en (lucht)havens en in verbinding met alle landsdelen
en onze buurlanden. Maar ook de opgave om te komen tot het verknopen van modaliteiten
en ontvlechten van personen en goederenvervoer, alsmede het faciliteren van een modal
shift. Kansen hiervoor zijn breed aanwezig in verschillende regio’s. Besluitvorming
over de eerste tranche vindt naar verwachting in het voorjaar plaats.
Bestuurlijk Overleg MIRT en voortgang programma’s en projecten Noordwest-Nederland
In het Bestuurlijk Overleg MIRT Noordwest-Nederland is gesproken over het breed gedragen
gezamenlijk beeld van de opgaven in dit gebied en de grote uitdagingen om deze opgaven
op kortere en langere termijn te realiseren. Bij het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma
Samen Bouwen aan Bereikbaarheid is het MIRT-onderzoek Zuidwestkant Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp
(ZWASH) afgerond en is gesproken over het vervolg. Daarnaast is de voortgang besproken
van het MIRT-onderzoek Amsterdam Bay Area, is afgesproken te starten met een MIRT-verkenning
A27 knooppunt Eemnes-Almere en zijn (financiële) afspraken gemaakt over de herontwikkeling
van station Amsterdam Lelylaan. Voor de Verstedelijkingsstrategie MRA zijn nadere
afspraken gemaakt over de evenwichtige ontwikkeling van de polycentrische metropoolregio
tot 2030, onder meer waar het gaat om versnelling van de woningbouw en daarvoor noodzakelijk
randvoorwaarden. Bij het programma U Ned is het MIRT-onderzoek Wonen, Werken, Bereikbaarheid
en Leefbaarheid in de Metropoolregio Utrecht vastgesteld met de daarin opgenomen verstedelijkingstrategie
met adaptief ontwikkelpad en zijn afspraken gemaakt over het vervolg. Voor de MIRT-verkenning
Noord-Hollandse Markermeerkust is de startbeslissing genomen in het kader van de Programmatische
Aanpak Grote Wateren (PAGW).
Betrouwbaar en robuust spoor
In 2019 is de Contourennota Toekomstbeeld OV 2040 vastgesteld (23 645, nr. 685). De contourennota beschrijft de gezamenlijke ambitie voor het OV richting 2040 en
dient daarbij als kader voor de stappen die dit MIRT in het OV zijn gezet. De verdere
uitwerking van het Toekomstbeeld wordt vormgegeven in de ontwikkelagenda, die op korte
termijn afgerond wordt en daarna aan uw Kamer aangeboden zal worden.
Het afgelopen jaar is stapsgewijs gewerkt aan de verbetering van de robuustheid en
betrouwbaarheid van de treindienst in lijn met dit toekomstbeeld door aanpassingen
in de infrastructuur. Zo is dit jaar gewerkt aan de verbetering van de energievoorziening
van de bovenleiding naar Zandvoort en het verlengen van het perron van Santpoort Noord.
Ook tijdens de afgelopen Bestuurlijke Overleggen MIRT is gewerkt aan verdere stappen.
Zo wordt in Noordwest Nederland de punctualiteit van de treinen bij Amsterdam Sloterdijk
verbeterd door de positie van de seinen aan te passen.
Zuidwestkant Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp
Ook in het bereikbaarheidsprogramma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid is onderzoek gedaan
naar de uitwerking van de doelen van het Toekomstbeeld OV. Het MIRT-onderzoek Zuidwestkant
Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp (ZWASH) is dit najaar afgerond.2 In dit MIRT-onderzoek is gekeken naar internationale, nationale en lokale bereikbaarheid
in relatie tot woningbouw en werkgelegenheid aan de (zuid)westkant van de metropoolregio
Amsterdam. Daarbij is breed gekeken naar verschillende bereikbaarheidsmaatregelen.
De Schipholspoortunnel vormt naar verwachting in de toekomst een knelpunt in de landelijke
dienstregeling. Gelet op de centrale ligging van de tunnel zal dit ook consequenties
hebben voor de dienstregeling op andere plekken in het land, en op de mogelijkheden
tot uitbreiding van de dienstregeling.
Uit het onderzoek komen het verlengen van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp
en het sluiten van de kleine metroring Isolatorweg-Amsterdam Centraal als effectieve
opties naar voren. Deze opties dragen bij aan zowel de grote verstedelijkingsopgave
als aan de verwachte mobiliteitsgroei na COVID-19. Door het scheiden van het regionale
(metro) en bovenregionale verkeer (trein), komt ruimte vrij in de Schipholtunnel.
Hierdoor kunnen er meer intercity’s rijden naar noord, oost en zuid Nederland, waardoor
er baten zijn voor heel Nederland. Ook biedt de metro meer ruimte voor internationale
treinen rondom Amsterdam. Het aanpassen van de Schipholtunnel om zo extra perronsporen
te maken of het bouwen van een nieuwe Schipholtunnel blijkt technisch te complex en
kent minder baten voor het lokale bereikbaarheidssysteem, daarom is die optie afgevallen.
Voor een vervolgstap in het MIRT is nu nog geen zicht op de benodigde 75% financiering.
Ook op de weg is er een opgave in deze corridor. Om deze opgave beter in beeld te
brengen wordt een aanvullend onderzoek binnen het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid
gestart, waarin gekeken wordt naar het herontwerp van het wegennetwerk. De ontwikkeling
van de luchtvaartcijfers is een belangrijke component binnen de ZWASH-corridor en
wordt daarom expliciet meegenomen in het onderzoek, zoals ook aangegeven in de luchtvaartnota.
Amsterdam Bay Area
Daarnaast wordt gewerkt aan een MIRT-onderzoek Amsterdam Bay Area aan de oostkant
van Amsterdam. Hier wordt toegewerkt naar het afronden van een ontwikkelstrategie
eind volgend jaar. De MRA heeft voor hetzelfde gebied het Handelingsperspectief Oostflank
aangeboden tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT.3
MIRT-verkenning Amsterdam Zuid
Er ligt een voorkeursalternatief voor dat aanlanding van internationale treinen mogelijk
maakt. Hiermee is de MIRT-verkenning derde perron Amsterdam Zuid afgerond. De definitieve
voorkeursbeslissing zal in het najaar van 2021 genomen worden. Daarvoor is ook verdere
uitwerking nodig van governance, eigendom en financiering van de voorzieningen voor
internationale treinen (terminal, beveiliging, logistiek). Daarnaast heeft de MIRT-verkenning
een samenhang met de voortgang ten aanzien van Zuidasdok. Na de definitieve besluitvorming
over de voorkeursbeslissing in het najaar van 2021 kan de planuitwerking starten.
Station Amsterdam Lelylaan
Met de Metropoolregio Amsterdam (MRA) is vorig jaar afgesproken om onderzoek te doen
naar station Amsterdam Lelylaan. Het station scoort slecht op sociale veiligheid en
stationsbeleving. Om dit aan te passen hebben Rijk en regio nu een integraal plan
opgesteld, waarbij de sociale veiligheid voor de reiziger voorop staat. De regio draagt
het grootste deel van het project van in totaal € 71 miljoen. Het Ministerie van IenW
draagt via cofinanciering € 15,8 miljoen bij aan de opgaven voor sociale veiligheid
en reizigersknelpunten op het station. Rond het station ontstaan door de herontwikkeling
de komende jaren kansen voor verdere verstedelijking.
Fietsparkeren en Amstelstram
Binnen de MRA heeft het Ministerie van IenW eerder bijgedragen aan de realisatie van
een fietsenstalling met 7000 plekken voor het station Amsterdam Centraal en aan de
Amsteltram naar Amstelveen en Uithoorn. De fietsenstalling is momenteel in volle realisatie,
de Amsteltram zal nog in 2020 gaan rijden tussen Amsterdam Zuid en Amstelveen Westwijk.
Deze tramlijn zal in 2024 verder rijden naar Uithoorn.
A9 Gaasperdammertunnel (SAA)
De A9 Gaasperdammertunnel maakt onderdeel uit van het weguitbreidingsprogramma Schiphol-Amsterdam-Almere
en is vanaf 23 november 2020 helemaal opengesteld voor verkeer. De eerste vijf rijstroken
werden begin juli al geopend. De tunnel bestaat uit 5 tunnelbuizen met in totaal 11
rijstroken, waaronder een wisselstrook. De tijdelijke A9 is sinds de openstelling
niet meer in gebruik en wordt de komende maanden helemaal afgebroken. Bovenop het
dak van de tunnel is al gestart met de aanleg van een park dat de wijken in Amsterdam
Zuidoost met elkaar verbindt en dat park wordt in 2021 opgeleverd. Met de ingebruikname
van de tunnel verbetert ook de leefbaarheid in de aangrenzende wijken.
A7/A8
De vaststelling van het ontwerpTracébesluit wordt voorzien in 2023 (was 2021) en de
vaststelling van het Tracébesluit in 2025 (was 2022). De risico’s en uitwerkingen
die spelen rondom stikstof zijn verwerkt in de planning. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat
meer tijd genomen voor de aanbesteding van ingenieursdiensten en de markt meer tijd
gegund voor de uitvoering van deze diensten. Dit is gedaan naar aanleiding van een
eerdere aanbesteding voor een ander project die geen inschrijving opleverde. De regionale
partners in het programma Corridor Amsterdam-Hoorn zijn hierover geïnformeerd.
Startbeslissing Noord-Hollandse Markermeerkust
Om in het Markermeer toe te werken naar robuuste natuur met een goede ecologische
waterkwaliteit is de startbeslissing genomen voor de MIRT-verkenning Noord-Hollandse
Markermeerkust. Vanuit de PAGW is voor dit project een totaalbudget van € 20 miljoen
gereserveerd. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 19 november 2019 (Kamerstuk
27 625, nr. 488).
Rozenoordbrug
Diverse bruggen in Nederland maken deel uit van een verhoogd inspectieprogramma, zo
ook de Rozenoordbrug (ring A10). Tijdens een inspectie is scheurvorming geconstateerd
in het zuidelijke deel van de Rozenoordbrug. Hiervoor zijn nu geen directe veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Rijkswaterstaat
onderzoekt samen met TNO de oorzaak, verdere ontwikkelingen en mogelijke beheersmaatregelen.
Partners van Rijkswaterstaat in de omgeving van de brug zijn hierover geïnformeerd.
Gebiedsgericht bereikbaarheidsprogramma U Ned
Op 30 juli 2020 is de Startbeslissing van de MIRT-verkenning «OV en wonen in de regio
Utrecht» gepubliceerd. Doel van de verkenning – waarvoor in totaal € 380 miljoen is
gereserveerd – is het verbeteren van de bereikbaarheid van Utrecht Science Park (USP)
per openbaar vervoer, het ontlasten van de Multimodale Knoop Utrecht Centraal (MKUC),
het per openbaar vervoer bereikbaar maken van nieuwe woon- en werklocaties en de bouw
van extra woningen op locaties die tot 2030 aan de orde zijn. Uw Kamer is hierover
geïnformeerd bij brief van 23 juli 2020 (Kamerstuk 35 300 A, nr. 116).
Als uitkomst van het MIRT-Onderzoek Wonen, Werken, Bereikbaarheid en Leefbaarheid
in de Metropoolregio Utrecht hebben Rijk en regio de verstedelijkingsstrategie Utrecht Nabij vastgesteld.4 In de strategie is nabijheid het leidend principe voor de ontwikkeling van de leefomgeving
voor de middellange termijn. Daarom zal de verstedelijking in de regio Utrecht met
name plaatsvinden op knooppunten en in de gebieden Utrecht Science Park-Lunetten/Koningsweg,
de A12-zone en Leidsche Rijn-Zuilen. Bij deze verstedelijking wordt ook gekeken naar
een versterking van de bereikbaarheid door een multimodaal mobiliteitspakket. Rijk
en regio geven vervolg aan Utrecht Nabij met het opstellen van verdiepende gebiedsonderzoeken en een mobiliteitsstrategie voor
de regio. De resultaten van de gebiedsonderzoeken en de mobiliteitsstrategie worden
geagendeerd op het Bestuurlijk Overleg MIRT van najaar 2021.
Ontwikkelbeeld Amersfoort
Over het Ontwikkelbeeld Regio Amersfoort 2040 is afgesproken om op het Bestuurlijk
Overleg Leefomgeving in het voorjaar 2021 op basis van het definitieve rapport te
spreken over de te kiezen richting en vervolgacties.
Ring Utrecht
Het Tracébesluit voor de Ring Utrecht is ondertekend. De stikstofopgave is ingepast
nadat het vorige Tracébesluit is vernietigd vanwege het wegvallen van de PAS-regeling.
We zijn voornemens het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht op 2 december 2020 te publiceren.
Op basis van de integraal geactualiseerde kostenraming bij het Tracébesluit is het
taakstellende budget voor de realisatie vastgesteld op € 1.490 miljoen (dit was € 1.225 miljoen).
Noordelijke Randweg Utrecht
Voor het gemeentelijke project Noordelijke Randweg Utrecht (NRU) is overleg met de
gemeente Utrecht en provincie Utrecht. De gemeente heeft aangegeven dat er een tekort
is van € 94 miljoen (excl. btw) en dat de gemeente het financiële risico van een project
met een dergelijke financiële omvang niet kan dragen. Vooralsnog is er geen zicht
op een sluitende dekking. Er wordt gezocht naar een oplossing hiervoor. Daarbij worden
er alternatieve oplossingen verkend die passen binnen het beschikbare budget.
A27 Almere Haven-knooppunt Eemnes
Voor het oplossen van het bereikbaarheidsknelpunt op de A27 Almere Haven-knooppunt
Eemnes zal een MIRT-verkenning worden gestart naar capaciteitsuitbreiding als onderdeel
van het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid.
Een capaciteitsuitbreiding zal tevens bijdragen aan een betere betrouwbaarheid van
het HOV De investeringskosten voor een verbreding zijn geraamd op € 29 miljoen (inclusief
btw). De regiobijdrage bedraagt 25%. Als eerste stap zal de startbeslissing worden
opgesteld.
Bestuurlijk Overleg MIRT en voortgang programma’s en projecten Zuid-Nederland
In het Bestuurlijk Overleg MIRT Zuid Nederland is gesproken over de start van de MIRT-verkenning
Hub ‘s-Hertogenbosch en over het nemen van een voorkeursbeslissing voor de A2 Deil
– ’s-Hertogenbosch – Vught. Bovendien zijn afspraken gemaakt over het vervolg van
het MIRT-Onderzoek naar verstedelijking en bereikbaarheid in de Brainportregio, onder
andere over het starten van een studie Toekomstvast Spoor Zuidoost-Nederland. Tot
slot is vanuit het Deltaprogramma Maas afgesproken te starten met zes pilots voor
Integraal Riviermanagement.
Brainport
Het integraal MIRT-onderzoek Verstedelijking en Bereikbaarheid Brainport is afgerond.
Rijk en regio zijn eensgezind over de koers en zullen gezamenlijk inzet plegen om
de Brainportregio richting 2040 verder te ontwikkelen.
Binnen het Stedelijk Gebied Eindhoven is er richting 2040 sprake van een woningbouwopgave
van ca. 62.000 woningen en ca. 72.000 potentiele werkplekken. Partijen onderschrijven
dat de keuze voor binnenstedelijk verdichten een toekomstvaste richting is, die verder
de agglomeratiekracht versterkt.
Bij deze opgaven hoort een passend, veilig, slim, robuust, duurzaam en toekomstvast
mobiliteitssysteem. Er zal worden ingezet op een verregaande mobiliteitstransitie
naar meer OV, fiets, slimme mobiliteit, parkeerbeleid, alsook toekomstvaste en robuuste
oplossingen voor de systeemopgaven op het wegennet. De ontwikkeling van de verstedelijking
en de bereikbaarheid zijn wederzijds afhankelijk. Rijk en regio spreken af dat de
inzichten uit het MIRT- onderzoek, het adaptief ontwikkelpad op hoofdlijnen en de
no-regret maatregelen zoals bij het multimodaal knooppunt rondom station Eindhoven
Centraal, een belangrijke basis vormen voor de gezamenlijke nadere uitwerking en onderzoek
het komend jaar. Partijen spreken af om de diverse afgesproken uitwerkingen tijdens
het Bestuurlijk Overleg MIRT van 2021 te agenderen, om op basis daarvan vervolgstappen
te kunnen zetten ten aanzien van de invulling van de opgaven, meerjarige samenwerking
en daarbij gezamenlijk te stellen prioriteiten en financiële afwegingen. Partijen
dragen daartoe (inclusief btw) ieder € 1 miljoen aan onderzoeksgeld bij.
Integrale studie Toekomstvast Spoor Zuidoost-Nederland
De integrale studie Toekomstvast Spoor Zuidoost-Nederland wordt gestart om toekomstvaste
oplossingen voor spoorknopen Eindhoven, Helmond en Venlo uit te werken in een adaptief
ontwikkelpad. Hiertoe behoort de lopende integrale studie emplacement Venlo en de
integrale studie emplacement Eindhoven waarbij ook het baanvak Eindhoven-Venlo en
station Helmond worden betrokken. Gebaseerd op de uitkomsten van het MIRT-onderzoek
Verstedelijking en Bereikbaarheid Brainport en Toekomstbeeld OV, is de studie voor
een toekomstvast emplacement Eindhoven gericht op bestaande en toekomstige opgaven
met betrekking tot de spoor- en perroncapaciteit. Voor het ondervangen van de meest
urgente opgaven op emplacement Eindhoven – o.a. emplacement westzijde – wordt aanvullend
€ 50 miljoen geïnvesteerd. De genoemde investering in urgente opgaven is noodzakelijk
voor het vergroten van de capaciteit op emplacement Eindhoven (o.a. Eindhoven-West)
voor het rijden van meer treinen, waaronder (maar niet uitsluitend) voor vervolgstappen
voor een intercityverbinding naar Heerlen en Aken.
Op basis van onderzoek door ProRail is een toekomstvast maatregelenpakket voor de
verbinding Eindhoven-Düsseldorf uitgewerkt. Naast de eerder gereserveerde € 10 miljoen
wordt op basis van dit onderzoek € 15 miljoen extra geïnvesteerd in benodigde infrastructuurmaatregelen
in Eindhoven en Venlo. Uitgangspunt daarbij is het gelijktijdig uitbreiden van het
aantal treinen, doordat de internationale trein niet in plaats van, maar als extra
trein zal rijden. Daardoor behouden Deurne, Blerick en Horst-Sevenum het huidige bedieningsniveau,
verbetert het IC-product voor Helmond en draagt dit bij aan de oplossing voor NMCA-knelpunt
Eindhoven-Helmond. De resterende opgave t.a.v. het NMCA-knelpunt en de uitkomsten
van de nadere verkenning voor een IC-verbinding naar Heerlen en Aken zullen bij de
integrale studie worden betrokken. Daarmee geef ik invulling aan de motie van het
lid Jetten c.s. (Kamerstuk 35 000 A, nr. 10) over het verbeteren van de dienstregeling Helmond-Eindhoven. Daarnaast wordt voor
emplacement Venlo een reservering à € 25 miljoen gedaan voor de aanleg van een spanningssluis
ter vervanging van de schakelbare bovenleiding die uiterlijk rond 2028 het einde van
zijn levensduur bereikt. De oplossing van een spanningssluis heeft baten voor zowel
het (grensoverschrijdend) personen- als het goederenvervoer en zorgt voor een betere
benutting van het emplacement Venlo.
Randstad/Eindhoven-Heerlen-Aken
In de brief van 7 september jl. (Kamerstuk 35 300 A, nr. 119) over de intercityverbinding Randstad/Eindhoven-Heerlen-Aken heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de nadere verkenning door ProRail voor een verdiepingsslag op de beschikbaar
gestelde informatie uit de plannen van NS en Arriva, conform de motie van het lid
Postma c.s. (Kamerstuk 35 300 A, nr. 104). Eveneens is aangegeven dat ProRail hiervoor minimaal zes maanden nodig denkt te
hebben. Conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg Spoorordening (Kamerstuk
29 984, nr. 901), deel ik in deze brief versneld de tussenstand van deze verkenning, zoals reeds
besproken tijdens de stuurgroep van 19 november jl. met provincies Limburg en Noord-Brabant.
De nadere verkenning heeft als doel om de alternatieve voorstellen van NS en Arriva
voor een intercityverbinding naar Heerlen en Aken (resp. vanuit Den Haag en Eindhoven)
te toetsen aan de voorgenomen gefaseerde verbetering van de verbinding (Kamerstuk
29 984, nr. 897) met als eerste stap de frequentieverhoging van de huidige sneltrein naar Aken twee
keer per uur. ProRail is gevraagd de consequenties van de plannen van de vervoerders
te toetsen op o.a. het netwerk (Toekomstbeeld OV), inpasbaarheid van dienstregeling
in Nederland en Duitsland, benodigde inframaatregelen, betrouwbaarheids- en punctualiteitsrisico’s
en kosten en baten voor de reiziger.
Op basis van de eerste inzichten (bijgaand de brief van ProRail hierover)5 blijkt dat aan de inpassing van beide alternatieve voorstellen op het al druk bereden
spoor, haken en ogen zitten. Het is dan ook aannemelijk dat er aanpassingen aan de
infrastructuur voor nodig zijn. In de stuurgroep (provincie Noord-Brabant, provincie
Limburg en Infrastructuur en Waterstaat) is gewisseld dat voor de exploitatie naar
verwachting geldt dat daarnaast in beide varianten rekening moet worden gehouden met
extra kosten vergelijkbaar met de eerder verwachte kosten voor een mogelijke IC vanuit
Amsterdam naar Aken.
Mede gelet op te verwachten noodzakelijke inframaatregelen is dit BO MIRT afgesproken
om een integrale studie toekomstvaste spoorknoop Eindhoven te starten voor het ondervangen
van de meest urgente opgaven op emplacement Eindhoven. Aanvullend wordt € 50 miljoen
geïnvesteerd voor deze studie en hieruit volgende maatregelen. De investering is noodzakelijk
voor het vergroten van de capaciteit op emplacement Eindhoven voor het rijden van
meer treinen, waaronder (maar niet uitsluitend) voor vervolgstappen voor een intercityverbinding
naar Heerlen en Aken. Daarom zullen ook de uitkomsten van de nadere verkenning worden
betrokken bij de integrale studie en zullen (tussentijdse) uitkomsten van de integrale
studie worden betrokken bij een uiteindelijke afweging over een intercityverbinding
naar Aken.
Samen met een afweging over maatschappelijke kosten, tijdigheid en de wijze van organiseren,
vormen de definitieve resultaten van de nadere verkenning de beslisinformatie voor
een afweging voorjaar 2021. Om tot goede beslisinformatie te komen zal ProRail de
komende maanden de resultaten van de nadere verkenning verder uitwerken. Om tot een
definitieve afweging te komen zullen, zoals eerder met uw Kamer gedeeld, de resultaten
van de marktverkenning internationale verbindingen en de voortgang van de integrale
studie toekomstvaste spoorknoop Eindhoven worden betrokken. Daarnaast zal ook met
betrokken Duitse partijen tot overeenstemming moeten worden gekomen. Hierover zal
ik uw Kamer aankomend voorjaar informeren.
Betrouwbaar en robuust spoor
In landsdeel Zuid wordt onder andere bij Tilburg de energievoorziening en op diverse
plaatsen de overwegen verbeterd. Teneinde een robuuste dienstregeling te rijden tussen
Breda en Eindhoven worden verbetermaatregelen getroffen en is extra aandacht voor
incidentenbestrijding.
Start MIRT-verkenning Hub ’s-Hertogenbosch
In lijn met de afspraak uit het Bestuurlijk Overleg MIRT 2019 en op basis van een
uitgewerkt handelingsperspectief knooppunt ’s-Hertogenbosch wordt een MIRT-verkenning
gestart naar de integrale knooppuntontwikkeling station ’s-Hertogenbosch. De verkenning
richt zich op de integrale ontwikkeling van een hoogwaardig mobiliteitsknooppunt waarbij
de multimodale reis wordt vergemakkelijkt en de verblijfskwaliteit van het station
sterk wordt verbeterd. Hierin worden de noodzakelijke oplossingen voor de transferknelpunten,
die met de toevoeging van extra treinen waaronder de tienminutentrein steeds nijpender
worden, meegenomen. Voor de verkenning wordt door het Ministerie van IenW, de provincie
Noord-Brabant en de gemeente ’s-Hertogenbosch in totaal € 85 miljoen gereserveerd.
In aanvulling op bestaande budgetten voor PHS-project transfer ’s-Hertogenbosch en
reservering voor vervanging van € 45 miljoen, reserveert het Ministerie van IenW € 25 miljoen
en de regio € 15 miljoen extra. De verkenning richt zich op maatregelen op en rond
het station: investeringen in een nieuw (zij)perron, de vernieuwing van de traverse,
vernieuwing van de stationshal centrum, realisatie van een stationshal en ontvangstdomein
aan de Paleiskwartierzijde, een upgrade van het busstation inclusief wachtvoorzieningen
en aanpassing van de voorpleinen. Een volgende fase biedt kansen voor verdere opschaling
en verdichting, waarbij ook de verstedelijkingsopgave een grotere rol zal spelen.
A2 Deil- ’s-Hertogenbosch – Vught
Met de provincies Noord-Brabant en Gelderland, gemeente ’s-Hertogenbosch en Regio
Rivierenland is inmiddels bestuurlijke overeenstemming bereikt over de inhoud van
de concept-voorkeursbeslissing voor dit project. De concept-voorkeursbeslissing bestaat
uit een voorkeursalternatief voor de A2 en een regionaal pakket aan zowel brede mobiliteitsmaatregelen
(met diverse maatregelen op het vlak van werkgeversbenadering, fiets, verkeersmanagement
e.d.) als diverse flankerende maatregelen gericht op het mobiliteitssysteem rond de
A2 voor de periode 2021–2030. Het Rijk stelt voor het te realiseren voorkeursalternatief
€ 830 miljoen (inclusief btw) beschikbaar. Voor de pakketten met mobiliteitsmaatregelen
stelt de provincie Noord-Brabant € 32,5 miljoen ter beschikking. De provincie Gelderland
heeft toegezegd zich in te spannen om nadere financiële bijdragen ter beschikking
te stellen.
A27 Houten Hooipolder
Onlangs is het Tracébesluit A27 Houten-Hooipolder, met nog een kleine uit te voeren
herstelactie, onherroepelijk geworden. Dat is goed nieuws omdat de aanbesteding van
dit project hiermee in gang gezet kan worden. Om de realisatie van dit project mogelijk
te maken hebben we de middelen met € 248 miljoen aangevuld tot € 1.718 miljoen. De
noodzaak van het ophogen van het projectbudget heeft een drietal oorzaken. Ten eerste
blijkt uit areaalonderzoeken, die ter voorbereiding van de aanbesteding zijn uitgevoerd,
dat de bodemgesteldheid en de toestand van de kunstwerken en wegverharding op dit
traject slechter zijn dan waar eerder vanuit werd gegaan. Ten tweede worden de engineeringkosten
hoger geraamd door marktontwikkelingen. En ten derde is er op 28 april 2020 aan uw
Kamer toegezegd (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2620) de doorvaarthoogte van de nieuwe Merwedebruggen in het project A27 Houten Hooipolder
opnieuw af te wegen. Mede op basis van de belangen voor de scheepvaart en de geldende
CCR-eisen is besloten om de brug hoger aan te leggen dan waarvan in het Tracébesluit
werd uitgegaan, waarmee deze op gelijke hoogte komt met de huidige Merwedebrug.
Vanwege de landelijke stikstofproblematiek is het Tracébesluit later onherroepelijk
geworden dan waarmee in de eerdere MIRT-planning rekening was gehouden. En door de
complexiteit en omvang van het project vergt de aanbesteding meer tijd. Dit project
is één van de vier pilotprojecten voor wat betreft de tweefasenaanpak en beoogt daarmee
op de lange termijn een beheersbaar en voorspelbaar verloop van het project te realiseren
met minder kans op vertraging en vertragingskosten. Op 3 maart 2020 is uw Kamer geïnformeerd
over de tweefasenaanpak (Kamerstuk 29 385, nr. 107). De projectmijlpalen zijn om bovengenoemde redenen als volgt aangepast: de MIRT
mijlpaal «Start realisatie» wordt 2023, openstelling tracé Zuid (Everdingen Hooipolder)
wordt 2029–2031 en de openstelling tracé Noord (Houten Everdingen) wordt eveneens
2029–2031.
De John S. Thompsonbrug (N324)
Sinds eind juli 2020 is het gebruik van de Thompsonbrug voor voertuigen zwaarder dan
10 ton niet meer toegestaan. Deze beperking is ingesteld om veilig gebruik van de
brug te kunnen blijven garanderen. De brug, gebouwd in de jaren «20 van de vorige
eeuw, is sterk verouderd en kan in de huidige staat de toegenomen belasting niet langer
op een verantwoorde manier aan. Mogelijkheden om de brug te versterken om weer tot
regulier gebruik zonder beperking te komen, worden in beeld gebracht. De verwachting
is dat begin 2021 de herstelmogelijkheden en de daarmee samenhangende kosten inzichtelijk
zijn.
Bus Rapid Transit Breda-Gorinchem-Utrecht
Om de ambities van het samenwerkingsverband Breda-Gorinchem-Utrecht voor een Bus Rapid
Transit-verbinding op langere termijn kracht bij te zetten wordt er voor de kortere
termijn tussen de samenwerkende partijen, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,
Rijkswaterstaat, Provincie Noord-Brabant en Provincie Zuid-Holland een Taskforce Minder
Hinder OV op de A27 ingesteld.
Doel van deze Taskforce is om aanvullende (innovatieve) mogelijkheden te onderzoeken
die de hinder kunnen verminderen die de busreizigers ondervinden tijdens de werkzaamheden
aan de A27 en om daarmee de basis te leggen voor een schaalsprong op langere termijn.
Parallel vindt er een uitwerking van maatregelen voor de middellange/lange termijn
plaats waarover op het Bestuurlijk Overleg MIRT 2021 nadere afspraken worden gemaakt.
Wilhelminakanaal herbouw Sluis II
De voorbereiding voor de aanbesteding van de herbouw Sluis II en afbouw Sluis III
zijn in volle gang. De planvoorbereiding voor de bouw van de nieuwe Sluis II kost
meer tijd door de stikstofproblematiek. Daarnaast is uit een marktconsultatie met
bouwende partijen gebleken dat de uitvoeringsperiode vanwege de complexiteit van het
project langer moet zijn. Op basis van beide nieuwe feiten is de planning geactualiseerd,
waarbij de ingebruikname verschuift van eind 2023 naar 2025. Ten slotte is het bestaande
budget opgehoogd met € 5 miljoen voor dekking van de verwachte kostenstijging als
gevolg van indexering en nieuwe eisen aan de stikstofberekening.
Maaslijn
Rijk en regio zijn in gesprek over de uitwerking van maatregelen die nodig zijn voor
de elektrificatie van de Maaslijn, alsmede maatregelen voor verbetering van de robuustheid
van de dienstregeling op de Maaslijn. Conform de bestuursovereenkomst blijven partijen
met elkaar in gesprek om de maatregelen op de Maaslijn zo snel als mogelijk te realiseren.
Bestuurlijk Overleg MIRT en voortgang programma’s en projecten Noord-Nederland
Tijdens het Bestuurlijk Overleg Noord-Nederland is onder andere overleg gevoerd met
de regio over ketenmobiliteit en hubs, de OV-verbinding Randstad – Noord-Nederland,
de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl, de internationale spoorverbinding Emmen-Rheine, decentralisatie
van de sprinterdiensten en waddenveren, zero emissie goederenvervoer en over kleine
infrastructurele knelpunten. Daarnaast is gesproken over een aantal projecten in het
kader van de Programmatische aanpak grote wateren: Verzachten randen van het Wad Koehool-Lauwersmeer,
Eemszijlen/Binnendijkse Slibsedimentatie, Friese IJsselmeerkust en Buitendijkse Slibsedimentatie
Eems-Dollard.
Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl
De Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl (HLD) is de belangrijkste hoofdvaarweg van Noord-Nederland
en van groot belang voor de nationale en regionale economie. Dit belang is in 2018
onderstreept door met de regionale bestuurders afspraken te maken over fase 2 van
de functionele opwaardering van de HLD naar een klasse Va vaarweg. In fase 2 worden
acht bruggen vervangen en opgewaardeerd. Ook moet de industriële automatisering (IA)
van de objecten op de HLD vervangen worden. Deze is einde technische levensduur en
voldoet niet aan de Landelijke Brug- en Sluisstandaard. Hierdoor is de kans op storingen
hoog, met stremming van het regionale verkeer tot gevolg. Besloten is tot het investeren
in de vervanging van de industriële automatisering op de objecten op de HLD en hiervoor
€ 118 miljoen beschikbaar te stellen.
Met betrekking tot de Paddepoelsterbrug is bekend welke waarde de regio en de omgeving
hechten aan een verbinding op de locatie van de oude Paddepoelsterbrug. Met de regio
is afgesproken om een financiële bijdrage van € 8,6 miljoen te leveren voor de herbouw
van de Paddepoelsterbrug als vaste brug op 9,1 meter MHWS (exclusief toeslagen) door
de gemeente Groningen. Voor de Gerrit Krolbrug is er door diverse bewonersorganisaties
een bewonersvariant ingediend met het verzoek om deze mee te nemen in de MIRT-planuitwerking.
Deze variant voldoet echter niet aan de Richtlijn Vaarwegen. Daarom is in samenspraak
met de regionale bestuurders besloten om de bewonersvariant Gerrit Krolbrug niet alsnog
mee te nemen in de verdere uitwerking. Er wordt gestreefd naar spoedige besluitvorming
over de voorkeursvariant medio 2021 waarna de juridische procedures starten en de
voorkeursvariant verder wordt uitgewerkt.
Pilot houten viaducten N7 Sneek
In 2008 en 2010 zijn twee viaducten met Accoya-hout uitgevoerd als duurzame pilot.
Bij een onlangs uitgevoerde inspectie aan de viaducten is gebleken dat de beoogde
levensduur van 80 jaar met de huidige of andere aanpak niet haalbaar is en dat het
onderhoudsregime hierop aangepast moet worden. Er zijn scheuren in het houtwerk aangetroffen.
Deze scheuren worden in 2021 hersteld. Beide bruggen zijn ondertussen veilig te gebruiken.
De komende vijf jaar worden de viaducten nauwlettend gemonitord zodat duidelijk wordt
wat de maximale levensduur is, waarna de pilot wordt geëvalueerd.
Vaarverbinding Ameland
Begin 2020 heeft uw Kamer zowel de resultaten van de «Lange Termijn Oplossingsrichtingen
bereikbaarheid Holwerd-Ameland» als het onafhankelijk onderzoek naar de verbinding
Holwerd-Ameland ontvangen (Kamerstuk 23 645, nr. 711). Vervolgens hebben Rijk en regio afgesproken een vervolgonderzoek te starten. In
dit vervolgonderzoek worden samen met de bestuurlijke partners, natuurorganisaties,
jongeren en de omgeving de verschillende bereikbaarheidsoplossingen voor Ameland uitgewerkt
en tegen elkaar afgewogen. Het streven is om dit onderzoek in 2023 af te ronden, waarna
besluitvorming kan plaatsvinden. Dit om ervoor te zorgen dat uiterlijk in 2029 een
oplossing voor de lange termijn gerealiseerd is.
Voortgang spoorprojecten Noord-Nederland
In Noord-Nederland wordt het spoor verbeterd. Zo zal eind dit jaar de sneltrein Groningen-Winschoten
gaan rijden, waarmee een belangrijke eerste stap wordt genomen in het project Wunderline.
Zoals tijdens de begrotingsbehandeling is toegezegd, wordt contact opgenomen met Duitsland
om het belang van het spoedig repareren van de Friesenbrücke bij Weener te benadrukken.
Met de verwachte realisatie van de ontvlechting van de sporen naar Emmen en naar Leeuwarden/Groningen
in het project Zwolle-Herfte en een aantal maatregelen tussen Zwolle en Meppel zullen
volgend jaar de sprinters Leeuwarden-Meppel door kunnen gaan rijden naar Zwolle. In
2022 zal daarnaast de spoorboog bij Hoogeveen worden opgeleverd waarmee de intercity’s
vanaf Zwolle eerder aan zullen komen op station Groningen. Daarmee ontstaat een betere
aansluiting op de regionale lijnen. Daarnaast zal door infrastructurele aanpassingen
vanaf de nieuwe dienstregeling tussen Leeuwarden en Groningen een extra sneltrein
kunnen rijden.
Internationaal spoorvervoer Emmen-Rheine
Kort grensoverschrijdend spoorvervoer kan een essentiële bijdrage leveren aan het
versterken van de ruimtelijk-economische relatie tussen grensregio’s. Het Ministerie
van IenW zal actief deel gaan nemen aan het internationale project Emmen-Rheine om
zo toe te werken naar een heractivering van het personenvervoer tussen Neuenhaus in
Duitsland en Coevorden in Nederland richting 2024. Voor de benodigde aanpassingen
aan het spoor in Noord-Nederland wordt door het Ministerie van IenW € 10 miljoen gereserveerd.
Voortgangsrapportage Regio Specifiekpakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL)
Zoals afgesproken met uw Kamer treft u hierbij in de bijlage de twaalfde en tevens
laatste voortgangsrapportage van het Regiospecifiekpakket Zuiderzeelijn aan.
Voortgang Programmatische Aanpak Grote Wateren in Noord-Nederland
Tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT hebben Rijk en regio de startbeslissing MIRT-verkenning
Koehool-Lauwersmeer ondertekend. Doel van dit project is om de randen van het wad
te verzachten door het terugbrengen van geleidelijke overgangen tussen land en water
en zoet- en zoutwater. Voor het realiseren van het PAGW-doel in de dijkversterkingsopgave
Koehool-Lauwersmeer is een rijksbudget van € 37,5 miljoen gereserveerd. Uw Kamer is
hierover geïnformeerd bij brief van 19 november 2019 (Kamerstuk 27 625, nr. 488). De versterking van natuur en dijk wordt tegelijkertijd uitgewerkt.
Daarnaast hebben Rijk en regio ook kennisgenomen van de door de Minister van IenW
in overeenstemming met de Minister van LNV genomen:
– voorkeursbeslissing voor de MIRT-verkenning Pilot buitendijkse slibsedimentatie waarvoor
een totaalbudget van € 10 miljoen is gereserveerd (Rijksbijdrage uit PAGW);
– startbeslissing Eemszijlen/Binnendijkse Slibsedimentatie (€ 15 miljoen Rijksbijdrage
uit PAGW);
– ecologische waterkwaliteit Friese IJsselmeerkust (IJsselmeergebied) (€ 8 miljoen Rijksbijdrage
uit PAGW).
Bestuurlijk Overleg MIRT Oost-Nederland en voortgang programma’s en projecten Oost-Nederland
In het Bestuurlijk Overleg over Oost-Nederland is gesproken over de N35, waar Rijk
en regio elk € 100 miljoen voor reserveren. Ook is overlegd over de A28 waarvoor het
Rijk € 30 miljoen beschikbaar stelt, over de strategische agenda A50 in relatie tot
de MIRT-verkenning A50 en over het knooppunt A1/A30. Op gebied van spoor zijn afspraken
gemaakt over het versnellen van de bestaande verbinding Amsterdam-Berlijn, waarvoor
het Rijk € 50 miljoen reserveert. Ook zijn afspraken gemaakt over het stationsgebied
Nijmegen en over het verbinden van Regio Achterhoek met stedelijke netwerken.
A50 Nijmegen-Eindhoven
Op de A50 corridor Nijmegen-Eindhoven hebben Rijk en regio een strategische agenda
met mobiliteitsaanpak vastgesteld. Hiervoor is conform de afspraak uit het Bestuurlijk
Overleg 2019 € 26 miljoen gereserveerd. Daarnaast is recent de startbeslissing getekend
voor de MIRT-verkenning A50 die zich richt op het traject Ewijk-Bankhoef-Paalgraven
met daarin de op basis van het MIRT-onderzoek6 opgenomen oplossingsrichtingen voor het deel Bankhoef-Paalgraven. Hiervoor is € 77 miljoen
gereserveerd (75% van de geraamde kosten). De strategische agenda kan nu in samenhang
met de MIRT verkenning tot uitvoering worden gebracht.
A1-A30
De MIRT-verkenning A1-A30 is besproken op het Bestuurlijk Overleg. Het Rijk en de
regio hebben een voorkeur uitgesproken voor het Voorkeursalternatief A1-A30. Naar
verwachting zal het Voorkeursalternatief in het eerste kwartaal van 2021 samen met
de bestuursovereenkomst inzake de A1-A30 kunnen worden ondertekend. Het budget voor
dit project bedraagt € 83,5 miljoen. De regionale partijen nemen hiervan in totaal
€ 11,5 miljoen voor hun rekening. De realisatie van dit project zal worden afgestemd
op de realisatie van het MIRT project A28/A1 Hoevelaken.
A28 Amersfoort-Hoogeveen
Tijdens het Bestuurlijk Overleg zijn er financiële afspraken gemaakt met de provincies
Gelderland, Overijssel en Drenthe over maatregelen die de doorstroming op de A28 de
komende jaren op peil moeten houden. Het Rijk stelt € 30 miljoen beschikbaar om gerichte
infrastructurele maatregelen te realiseren.
Tijdens het Bestuurlijk Overleg is ook de stand van zaken besproken van het gezamenlijk
MIRT-onderzoek naar de bereikbaarheid van Zwolle en omgeving in combinatie met een
verstedelijkingsstrategie. Dit onderzoek is dit voorjaar van start gegaan. Het streven
is de uitkomsten op het Bestuurlijk Overleg MIRT 2021 te bespreken.
N35 Marsroute
Met de provincie Overijssel heb ik afgesproken om de N35 aan te pakken.
We gaan een MIRT-verkenning starten om zo de verkeersveiligheid, leefbaarheid en doorstroming
op met name het traject tussen Wijthmen en Raalte en rond Mariënheem te verbeteren.
Ook uw Kamer heeft hier de afgelopen jaren middels meerdere moties aandacht voor gevraagd7. Middels dit besluit beschouw ik de moties en de toezegging uit het Nota Overleg
MIRT van 25 november 2019 als afgehandeld. Voor deze aanpak stelt het Rijk € 100 miljoen
en de provincie Overijssel eveneens € 100 miljoen beschikbaar. Daarbij wordt uitgegaan
van het wegbeeld van een regionale stroomweg, waarbij de aanpak een toekomstige uitbreiding
naar een 2x2 nog mogelijk maakt. De verdere afspraken vindt u in de bijlage.
N35 Nijverdal-Wierden
Voor de N35 Nijverdal-Wierden is recent besloten de openstelling aan te passen naar
2023–2025. Dit was 2022–2024. Zoals uw Kamer op 4 november 2019 per brief (Kamerstuk
35 300 A, nr. 12) reeds is medegedeeld, is de aanbesteding van dit project uitgesteld als gevolg van
de negatieve uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS).
In het voorjaar van 2020 is eveneens de zitting bij de Raad van State verplaatst door
de maatregelen rondom de COVID-19 crisis. De eerdere mijlpalen bleken daardoor niet
meer haalbaar. Recent heeft de Raad van State aangegeven ernaar te streven voor het
einde van dit jaar uitspraak te doen.
ViA15
Om de aanbesteding door te kunnen laten gaan is bij de Voorjaarsnota (Kamerstuk 35 450, nr. 1) een reservering van € 154 miljoen opgenomen, aanvullend op het taakstellend budget
voor de A12/A15 Ressen-Oudebroeken. Dit is ook in het MIRT overzicht 2021 verwerkt.
De budgetspanning kwam naar voren tijdens de aanbesteding van het project en is enerzijds
het gevolg van de marktsituatie met prijsstijgingen, anderzijds van het aanpassen
van de risicoverdeling. Daarnaast is het budget geïndexeerd met de jaarlijkse IBOI.
Met de regio zal na het onherroepelijk worden van het Tracébesluit in gesprek worden
gegaan over de definitieve oplossing voor het tekort. Daarnaast zijn de mijlpalen
van het project aangepast. Openstelling van dit tracé stond gepland op 2022–2024,
dit is aangepast naar 2023–2025. De reden voor deze verschuiving is de negatieve uitspraak
over het PAS en het feit dat de behandeling van het Tracébesluit bij de Raad van State
later plaats heeft gevonden door de COVID-19 crisis.
Aangezien de Raad van State nog geen uitspraak over het Tracébesluit heeft gedaan
en de uitspraak mogelijk verdere gevolgen heeft voor de planning en kosten van dit
project, wordt uw Kamer na de uitspraak nader geïnformeerd over de mogelijke gevolgen.
A1 Apeldoorn-Azelo
Op 24 september jl. is het eerste stuk van de verbrede A1 tussen Apeldoorn en Azelo
opengesteld. Het betreft de verbreding van het tracé tussen Twello en Rijssen dat
32 kilometer lang is. Naar verwachting zal het traject tussen Rijssen en Azelo volgend
jaar ook gereed zijn. Het resterende gedeelte tussen Apeldoorn en Twello wordt versneld
op de markt (Q4 2020) gebracht. Er is € 10 miljoen beschikbaar gesteld om deze versnelling
mogelijk te maken. Dit wordt ook gedaan om de grond, weg- en waterbouw sector ook
tijdens de COVID-19 crisis van voldoende werk te voorzien.
A28/A1 Knooppunt Hoevelaken
Over de gevolgen van stikstof op het project Hoevelaken is uw Kamer eerder geïnformeerd
(Kamerstuk 35 300 A, nr. 69). Het Tracébesluit is voorzien de eerste helft van 2021. Wanneer het Tracébesluit
ondertekend is kan dit project opnieuw aanbesteed worden. De verwachte openstelling
van dit project is 2028–2030.
Betrouwbaar en robuust spoor
In Oost-Nederland wordt nu al onderzoek gedaan naar perronverlenging op onder andere
de stations van Bilthoven en Den Dolder. Voor de komende jaren worden onderzoeken
naar het verbeteren van de energievoorziening gestart rondom Almelo, Arnhem en Nijmegen
en wordt onderzoek gedaan naar de benodigde aanpassingen in de baaninfrastructuur
tussen Harderwijk en Amersfoort.
Versnellen Intercity Berlijn
In het Bestuurlijk Overleg MIRT is besloten tot het starten van de verkenning om de
IC Berlijn met een half uur te versnellen op de huidige route per 2024. Een belangrijke
en zeer concrete verbetering van de verbinding naar de Duitse hoofdstad. Dit besluit
is genomen na zorgvuldige afstemming met de regio oost, ProRail, NS en de Duitse partners.
Middels de brief van 16 november 2020 «Onderzoek versnellen IC Berlijn» (Kamerstuk 29 984, nr. 905) is uw Kamer geïnformeerd over de aard van de versnelling en de maatregelen die worden
verkend. De versnelling komt voort uit volwaardig onderzoek en kent een optimale combinatie
van snelheid en hoeveelheid stops, conform de motie Amhaouch C.S. (Kamerstuk 29 984 nr. 819). De routevarianten voor een nog snellere verbinding naar Berlijn via Arnhem of Zwolle
zijn opties voor de langere termijn, want deze blijken op de middellange termijn niet
haalbaar. Dit heeft te maken met beschikbare capaciteit en de benodigde grote infrastructurele
werkzaamheden in zowel Nederland als Duitsland. Voor de langere termijn (na 2030)
worden deze verbindingen richting Berlijn (al dan niet met overstap) in het Toekomstbeeld
OV in samenhang met het nationale netwerk onderzocht. Een definitieve keuze voor de
lange termijn vraagt om een zorgvuldige afweging op basis van volwaardig onderzoek,
rekening houdend met aansluiting op het Duits spoornetwerk en afstemming met belangrijke
stakeholders. Daarmee wordt opvolging gegeven aan motie van het lid Amhaouch C.S.
die de regering verzoekt om de routevarianten op de korte, middellange- en lange termijn
volwaardig te onderzoeken en te komen tot een optimale combinatie van snelheid en
hoeveelheid stops.
Het Rijk reserveert € 50 miljoen voor de gemaakte afspraak. De infrastructurele aanpassingen
die nader worden uitgewerkt betreffen snelheidsverhogende maatregelen tussen Hengelo
en Oldenzaal grens en een extra perron in Oldenzaal en Deventer. Aangezien de huidige
verbinding naar Berlijn aan beide zijden van de grens ook een nationale functie heeft,
zijn de maatregelen no-regret, ongeacht de toekomstige route. De regio wordt goed betrokken bij de verkenning.
Ondertussen worden eind dit jaar worden al enkele treinen met 10 minuten versneld
door tijdelijke aanpassingen in de dienstregeling.
Verbetering stedelijke netwerken in Oost-Nederland
Met de regio is gesproken over het verbinden van de Achterhoek met de brede stedenring
op het spoor, waarvoor Rijk en regio zich inspannen elk tot € 1,2 miljoen euro bij
te dragen aan een extra perron op station Apeldoorn, waarmee de nader te onderzoeken
doorkoppeling op Zutphen van de trein naar Winterswijk mogelijk wordt. Voor reizigers
vanuit de Achterhoek kan dit een reistijdwinst van 13 minuten naar Apeldoorn en tot
30 minuten naar Amersfoort opleveren.
OV-Knooppunt Nijmegen
OV-knooppunten zijn belangrijke schakels in de mobiliteitsketen. In het Toekomstbeeld
OV zetten we ons dan ook in om OV-knooppunten toekomstbestendig te maken. Bij het
station Nijmegen ligt nu een kans om zowel een kwaliteits- als capaciteitssprong te
maken. Samen met de provincie Gelderland, de gemeente Nijmegen, NS en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kiezen we voor een integrale aanpak
van het station en het stationsgebied en realiseren we een innovatieve multimodale
hub van de toekomst. De regio neemt daarbij de helft van de bekostiging voor haar
rekening. Het Ministerie van IenW investeert € 27 miljoen in het station en stationsgebied.
Daarnaast wordt € 16 miljoen gereserveerd voor de realisatie van de fietsenstallingen
rondom het station. De uitvoering van PHS Nijmegen biedt momentum om ook de ontwikkeling
van het station op te pakken. Hiermee komt de kwaliteit van de infrastructuur beter
in balans met de kwaliteit van het knooppunt. Ook zullen PHS-investeringen beter renderen.
Daarnaast worden in de nabijheid van het station 2000 woningen gebouwd. BZK heeft
Nijmegen als een van de 14 prioritaire woningbouwlocaties aangewezen en heeft een
eerste tranche woningbouwimpuls toegekend.
Verduurzaming spoorlijnen
In aanloop naar de nieuwe regionale concessie heeft de provincie Overijssel het initiatief
genomen de mogelijkheden te onderzoeken voor het verduurzamen van meerdere regionale
spoorlijnen, waar nu nog dieseltreinen rijden. Na afronding van de studie van ProRail
wordt in het licht van de bredere duurzaamheidsambities voor het spoor en de reizigersbaten
met de regio besproken of en hoe hier verder invulling aan gegeven kan worden.
Snellere spoorverbindingen Zwolle-Enschede en Achterhoek-Arnhem/Apeldoorn
Een snellere verbinding van de landsdelen naar de Randstad en de stedenring uit het
Toekomstbeeld OV is voor Rijk en regio een belangrijk onderwerp, waarbij gezamenlijk
wordt opgetrokken. Voor de verbinding Zwolle-Enschede en vanuit verbindingen met de
Achterhoek met respectievelijk Arnhem en Apeldoorn worden onderzoeken uitgevoerd om
alle beslisinformatie beschikbaar te krijgen.
Fietsenstalling Zwolle
In Zwolle wordt op 4 december 2020 de nieuwe fietsenstalling met 5.800 plekken van
het station geopend, waarmee weer een stap is gezet in de ontwikkeling van het stationsgebied.
De Zwolse fietsenstalling is daarmee één van de grootste stallingen in Nederland.
Iedereen die met de fiets via station Zwolle reist, kan vanaf dat moment de fiets
makkelijk, veilig en droog stallen in een lichte en ruime stalling onder het Stationsplein.
In 2021 wordt nog gewerkt aan de oostelijke ingang van de stalling en de nieuwe inrichting
van het Stationsplein.
Verruiming Twentekanalen fase 2
Op woensdag 28 oktober 2020 is het contract ondertekend voor het project Verruiming
Twentekanalen fase 2. Dit project is het sluitstuk in de opwaardering van de Twentekanalen
door vergroting van de capaciteit, waar ook de ingebruikname van de tweede sluiskolk
bij Eefde begin dit jaar aan bijdraagt. In deze laatste fase wordt het gehele Zijkanaal
tot aan de haven van Almelo en het Hoofdkanaal vanaf Delden tot Enschede beschikbaar
gemaakt voor klasse Va schepen. Naast de vernieuwing van 35 km damwanden en de baggeropgave
gaat veel aandacht uit naar beheersing van de kwelproblematiek. Openstelling van het
project is voorzien in 2023.
Bestuurlijk Overleg MIRT en voortgang programma’s en projecten Zuidwest-Nederland
In het Bestuurlijk Overleg is het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma Mobiliteit
en Verstedelijking (MoVe) besproken en zijn vervolgafspraken gemaakt.
In het Bestuurlijk Overleg is het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma Mobiliteit
en Verstedelijking (MoVe) besproken en zijn vervolgafspraken gemaakt. Rijk en regio
hebben hierbij herbevestigd mobiliteit en verstedelijking in samenhang te blijven
ontwikkelen. Daarbij hebben Rijk en regio het startbesluit voor de MIRT-verkenning
CID-Binckhorst genomen met een reservering van Rijk en regio van € 150 miljoen, rijksbijdrage
€ 50 miljoen Voor de ontwikkeling van het Entreegebied Zoetermeer reserveert het rijk
samen met de regio € 10,5 miljoen (€ 4 miljoen Rijk) voor 1000 overdekte fietsstallingsplekken
bij het station en een goede entree voor het station aan de noordzijde.
In de regio Zuidwest wordt in 2021 de robuuste samenwerkingsorganisatie «Zuid-Holland
bereikbaar» opgezet om de hinder van werkzaamheden op en om de infrastructuur te beperken
en bij te dragen aan de mobiliteitstransitie. Hiervoor besluiten Rijk en regio voor
de komende 5 jaar gezamenlijk € 4,9 miljoen aan financiële middelen op jaarbasis beschikbaar
te stellen.
Rijk en regio hebben voor het project Rail Gent Terneuzen de intentie uitgesproken
een adaptieve strategie uit te werken en een intentieverklaring te tekenen. Hierin
zijn de afspraken van het compensatiepakket Zeeland (wind in de zeilen) verwerkt.
De gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta is vastgesteld waarna het brede gebiedsproces
verder wordt uitgewerkt in samenhang met de omgevingsagenda.
Betrouwbaar en robuust spoor
In de afgelopen periode is onderzoek gedaan naar verbetering van de energievoorziening
tussen Dordrecht en ‘s-Hertogenbosch. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar benodigde
aanpassingen van de perrons op de trajecten Lelystad-Rotterdam en Venlo-Schiphol-Dordrecht.
Rondom Rotterdam wordt bekeken hoe de infrastructuur optimaal ingericht kan worden.
Bereikbaarheidsprogramma Mobiliteit en Verstedelijking (MoVe)
Het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma Mobiliteit en Verstedelijking (MoVe)8 is een samenwerkingsprogramma van Rijk, Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Provincie
Zuid-Holland en de gemeenten Rotterdam en Den Haag. Bij het programma zijn regionale
vervoerders, NS, ProRail en de verstedelijkingsalliantie betrokken. Het programma
bevat onder meer:
• Preverkenning Schaalsprong Metropolitaan OV en Verstedelijking (MOVV);
• MIRT-verkenning Oeververbindingen regio Rotterdam en verkenning CID Binckhorst;
• Gebiedsuitwerking Voorne Putten en Rotterdamse Haven.
De preverkenning Schaalsprong MOVV heeft onderzocht wat op OV-mobiliteitsgebied nodig
is om tot 2040 170.000 woningen en 85.000 arbeidsplaatsen te realiseren, de agglomeratiekracht
in de regio te versterken en NMCA-knelpunten op te lossen. Een belangrijk deel van
deze opgave zal plaatsvinden in de zone Oude Lijn (Leiden-Dordrecht) en de 13 daaraan
gerelateerde stationsontwikkellocaties, en langs enkele regionale OV-corridors (RandstadRail,
metronetwerk). De Preverkenning heeft in beeld gebracht welke maatregelen op deze
corridors nodig zijn, en welke fasering en prioritering op basis van de verstedelijking
(waaronder de Woningbouwimpuls) nodig is. Voor de ruggengraat van het OV-systeem,
de Oude Lijn Leiden-Dordrecht, zal komend jaar worden toegewerkt naar een mogelijk
startbesluit voor een MIRT-verkenning. Nabij vier bestaande knooppunten op de Oude
Lijn vindt komende jaren een grote verstedelijkingsinspanning plaats: Leiden Centraal,
Den Haag Laan van NOI, Schiedam en Dordrecht. Dit vraagt om een aanpak van stations
en stationsomgeving om zowel de grotere reizigers- en overstappersaantallen als een
goed investeringsklimaat te faciliteren. Gezien de directe samenhang tussen de infrastructurele
opgave en de gebiedsontwikkeling op de vier knooppunten wordt een mogelijke MIRT-verkenning
Infrastructuur en Knooppunten Oude Lijn voorbereid. Voor een vervolgstap in het MIRT
is nu nog geen zicht op de benodigde 75% financiering. Voor de regionale railinfrastructuur
(Rotterdamse Metronet en Randstadrail) worden maatregelen voorbereid om op middellange
termijn de capaciteit te kunnen uitbreiden.
Oeververbindingen regio Rotterdam
De MIRT-Verkenning oeververbindingen regio Rotterdam richt zich op een zestal onderdelen,
die ieder voor zich maar ook in samenhang bijdragen aan de hoofddoelen in deze regio.
Het gaat om het verbeteren van de bereikbaarheid via de weg en het OV, het mogelijk
maken van verstedelijking, het verbeteren van de stedelijke leefkwaliteit en het vergroten
van kansen voor mensen. De onderdelen richten zich op een nieuwe multimodale oeververbinding
tussen Kralingen en Feijenoord, hoogwaardig OV-verbindingen, een treinstation Stadionpark,
en maatregelen op de A16 en Algeracorridor.
Eind 2019 is de Startbeslissing genomen door de vier opdrachtgevers. De Notitie Reikwijdte
en Detailniveau (NRD) voor het milieueffectrapport (MER) is op 8 januari 2020 ter
visie gelegd en de Nota van Antwoord is daarna gepubliceerd. Alle contracten zijn
gesloten voor de onderzoeken die nodig zijn voor zeef 1 (kansrijke oplossingsrichtingen)
en de omgeving is inmiddels volop betrokken.
De verwachting is dat de Notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen (het resultaat van
zeef 1 en de opdracht voor zeef 2) in het eerste kwartaal van 2021 wordt ontvangen
en een Voorkeursbeslissing begin 2022 genomen kan worden.
In het Bestuurlijk Overleg MIRT is afgesproken om in het kader van deze MIRT-Verkenning
de bijdrage van het HOV-pakket aan de ontwikkelmogelijkheden van de Oostflank Rotterdam
nader uit te werken. De Oostflank Rotterdam is een van de 14 gebieden die in de NOVI
is aangewezen voor grootschalige woningbouw. In 2021 is er meer inzicht hoe dat HOV-pakket
er uit ziet, wat het gaat kosten en wat de financiële mogelijkheden zijn om het te
realiseren. Bij de start van de verkenning hebben Rijk en regio afgesproken dat € 200 miljoen
wegenbudget IF ter beschikking staat voor oplossingen die bijdragen aan het aanpakken
van het NMCA knelpunt A16 Van Brienenoordcorridor. Uiteindelijk zal op basis van de
eindresultaten van de MIRT-verkenning en de op basis daarvan voorgenomen Voorkeursbeslissing
worden bepaald wat de bijdragen van Rijk en regio zullen worden.
Verkenning CID-Binckhorst
De Ministeries van IenW en BZK en de regionale partners (Den Haag, Leidschendam-Voorburg,
Provincie Zuid Holland en MRDH) hebben in 2020 gewerkt aan de vervolgfase van de verkenning
CID-Binckhorst. Centrale doelstelling is om de noodzakelijke verstedelijking in het
gebied van 25.500 woningen en 30.000 arbeidsplaatsen tot 2040, voortvarend op te pakken
en de geplande ontwikkeling niet te laten stilvallen. Het Ministerie van BZK heeft
in 2020 in het kader van de Woonimpuls een 1e tranche van totaal € 45,6 miljoen toegekend
om de woningbouw in de Binckhorst en het CID (HS kwartier) te versnellen. Het Ministerie
van IenW en de regionale partners reserveren nu gezamenlijk € 150 miljoen om voor
dit gebied het startbesluit voor de MIRT-verkenning te kunnen nemen om zodoende zicht
te houden om de grote woningbouwopgave in de Binckhorst in volle omvang te kunnen
gaan realiseren. Het Ministerie van IenW reserveert hiervoor € 50 miljoen. Deze stap
wordt nu gezet om te voorkomen dat de woningbouw stagneert. In het vervolg van de
MIRT-verkenning zal inzicht worden gegeven wat de verkeer- en vervoerseffecten en
kostenramingen van de drie Kansrijke Alternatieven (HOV Tram, Lightrail of HOV Bus/ART/Tram)
zijn. Naast de bijdrage aan de opgave van de woningbouw zal de MIRT-verkenning bijdragen
aan het oplossen van NMCA OV-knelpunten, het voorkomen van extra belasting van het
hoofdwegennet en de gezamenlijke OV- en fietsambities. Het streven is om in 2021 op
basis van de MIRT-verkenning het voorkeursalternatief vast te stellen.
Bereikbaarheid Rotterdamse Haven vanuit Voorne Putten
Dit jaar is onderzocht hoe de bereikbaarheid van de Rotterdamse Haven vanuit Voorne
Putten verbeterd kan worden. De uitkomst van fase 1 van dit onderzoek is dat er een
aantal (pakketten van) maatregelen kunnen worden genomen, waaronder het partieel verbreden
van de N57 in combinatie met het ongelijkvloers maken van een aantal kruisingen en
het aanbrengen van een aantal verbeteringen op en aan bestaande infrastructuur9. In het komende jaar wordt fase 2 van deze studie uitgevoerd, waarin het pakket van
maatregelen zal worden bepaald en deze maatregelen nader zullen worden uitgewerkt.
Ontwikkeling Entreegebied Zoetermeer
Zoetermeer is bezig met grootschalige stedelijke verdichting. In het zogenaamde Entree-gebied,
aan weerszijden van de Afrikaweg en rond de Mandelabrug worden tussen 2021–2030 ongeveer
4500 woningen gerealiseerd. Voor de te bouwen woningen in de nabijheid van de Afrikaweg
is het nodig om een langzaam verkeersroute richting het station te realiseren. Er
komt een route zonder hoogteverschillen vanuit de nieuwe wijk en het centrum van Zoetermeer
naar de Mandelabrug en het station. Tevens worden er 1000 overdekte fietsstallingsplekken
bij het station gerealiseerd en krijgt het station aan de noordzijde een goede entree
en aansluiting op de nieuwe woonwijk. Het geheel van mobiliteitsmaatregelen die aan
deze gebiedsontwikkeling gaat bijdragen kost € 21,5 miljoen. Het Rijk reserveert daartoe
€ 4 miljoen.
Fietsenstallingen Den Haag centraal en vernieuwing Den Haag Hollands Spoor
Op station Den Haag Centraal is de op één na grootste fietsenstalling ter wereld geopend.
De stalling biedt plek aan 8.000 fietsen, waarvan 700 OV-fietsen. Ook is er ruimte
gereserveerd voor bakfietsen en fietsen met kratjes of kinderzitjes.
Daarnaast is in september het vernieuwde station Den Haag Hollands Spoor en de bijbehorende
nieuwe fietsenstalling voor 2.500 fietsen geopend. Het station heeft er een nieuwe
volwaardige ingang bijgekregen met een nieuw stationsplein en winkels.
Spoorontsluiting in het havengebied tussen Terneuzen en Gent
Voor de verbeterde spoorontsluiting in het havengebied tussen Terneuzen en Gent hebben
Rijk en regio ingestemd met het uitwerken van een adaptieve strategie en een intentieverklaring.
Voor deze verbetering is € 15 miljoen gereserveerd vanuit het compensatiepakket Zeeland
waarvan maximaal € 2 miljoen wordt ingezet voor de verdere uitwerking van het project
(Kamerstuk 33 358, nr. 28).
De Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050
De Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050 is vastgesteld. De Gebiedsagenda geeft
gebiedsgericht uitvoering aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het is het resultaat
van een intensief gebiedsproces, waarbij voor de wateropgave de verbinding is gezocht
met de regionale economie en met prioritaire opgaven uit de NOVI, zoals circulaire
economie, energietransitie en klimaatadaptatie. Het uiteindelijke resultaat is een
langetermijnperspectief 2050 voor de ontwikkeling van de Zuidwestelijke Delta, een
kennis- en innovatieprogramma en een oriënterende uitvoeringsagenda 2030.10 De Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050 is een inspiratiedocument als vertrekpunt
voor verdergaande maatschappelijke en bestuurlijke samenwerking in de regio. Een eerste
stap is de start van een brede verkenning om zowel voor de korte als de lange termijn
in kaart te brengen welke gezamenlijke stappen gezet kunnen worden om te komen tot
een klimaatrobuuste zoetwaterverdeling, een goede (ecologische) waterkwaliteit en
hoogwaardige natuur in de Zuidwestelijke Delta.
A15 Maasvlakte-Vaanplein
In de MIRT-brief van 19 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 A, nr. 95) is aan uw Kamer gemeld dat de financiële spanning als gevolg van de afbouw van de
Botlekbrug ingeschat werd tussen de € 60 miljoen en € 70 miljoen. Inmiddels is een
groot deel van deze budgetspanning binnen het projectbudget opgevangen, waarmee de
budgetspanning aanzienlijk lager vastgesteld kan worden op € 24 miljoen. In het huidige
projectbudget zijn risicoreserveringen opgenomen waarvan de komende jaren moet blijken
in hoeverre deze vrijvallen. Gedurende de looptijd tot 2035 kan de spanning daarmee
mogelijk verder worden ingelopen of kan de risicoreservering worden aangesproken.
Ophogen van het projectbudget wordt nu niet noodzakelijk geacht.
A20 Nieuwerkerk a/d IJssel
De aanbesteding van de ingenieursdiensten voor het ontwerp Tracébesluit A20 Nieuwerkerk-Gouda
eerder dit jaar heeft helaas niet geleid tot een inschrijving. Na consultatie van
de markt heeft Rijkswaterstaat de aanbesteding met een aangepaste uitvraag opgestart
met onder meer aanpassing van de risicoverdeling. De huidige planning gaat ervan uit
in de zomer van 2021 de gunning te laten plaatsvinden, waarna de planuitwerking kan
starten. Vooruitlopend op de planuitwerking en realisatie van dit project zijn er
gesprekken met de betrokken regionale bestuurders gaande over het verbeteren van de
bereikbaarheid op de korte termijn.
Verkeersstudie A12 Gouda-Utrecht
Uit de verkeersstudie A12 Gouda-Utrecht van 2020, dat een vervolg is op de studie
van 2019 en als bijlage bij deze brief is toegevoegd, is gebleken dat het Utrechtse
wegennet in 2030 verzadigd is. Om de extra verkeersbewegingen als gevolg van de realisatie
van de woningbouwopgave te kunnen accommoderen zijn extra bereikbaarheidsmaatregelen
nodig. Eén van de onderwerpen van gesprek is het ontwikkelen van een aanpak voor korte
termijn maatregelen. Samen met de regio is de intentie uitgesproken om in april hierover
een besluit te nemen.
In het kader van U NED moet integraal worden besloten over de woningbouw – aantallen,
aard, locaties – en de daarvoor te nemen bereikbaarheidsmaatregelen. Dit betreft zowel
mobiliteits- en verkeersmanagement als investeringen in HWN, OWN, OV en fiets, waarbij
het voor wat betreft het HWN gaat om de Ring Utrecht (A2, A12, A27, A28) en om de
A12 Gouda-Utrecht. Dit vergt nader overleg en overeenstemming met de regio in het
kader van U NED. Voorts blijkt uit de verkeerstudie A12 Gouda-Utrecht dat er voor
dit traject ook sprake zal zijn van een kostbare ingreep, gelet de fundering van de
huidige rijbanen en de ondergrond. Er is dan ook geotechnisch onderzoek noodzakelijk
om een betrouwbare inschatting van de kosten te kunnen maken. Dit is nodig met het
oog op een te nemen besluit om een verkenning te starten.
Mede gezien de financiële situatie, de hoge kosten en de onzekerheden in de kostenraming
is het nog niet mogelijk om een MIRT-verkenning te starten naar capaciteitsuitbreiding
van de A12 in de richting van Gouda. Rijk en regio blijven in gesprek over het vervolg.
Afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen bij Rijk en regio
wordt gestreefd naar een startbeslissing voor een MIRT-verkenning in het BO MIRT 2021.
A4 Knooppunt Burgerveen-N14 & A4 Haaglanden-N14
De opdracht voor de planuitwerking van de A4 knooppunt Burgerveen-N14, genoemd in
het Regeerakkoord, is inmiddels gegund. Er wordt momenteel gewerkt aan het ontwerp
Tracébesluit, welke in de tweede helft van 2022 wordt verwacht. Het ontwerp Tracébesluit
A4 Haaglanden-N14 is begin dit jaar ter visie gelegd. De binnengekomen zienswijzen
worden verwerkt in de Nota van Antwoord bij het Tracébesluit. Met de gemeente Rijswijk
is overeenstemming bereikt over het realiseren van zowel een fiets- als ecoduct over
de A4, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de «meekoppelkansen» met de daarbij overeengekomen
regionale bijdrage.
A16 Rotterdam
Project A16 Rotterdam heeft eind vorig jaar vertraging opgelopen bij het verkrijgen
van de watervergunning. In eerste instantie was niet duidelijk of aan de vergunningsvoorwaarden
kon worden voldaan. Oorzaak hiervan waren onzekerheden rond de omgang met chlorideconcentraties
en PFAS in het projectgebied. Inmiddels is aan alle voorwaarden voldaan, zijn de benodigde
vergunningen verleend en zijn de bouwactiviteiten in volle gang. Met de opdrachtnemer
is een nieuwe planning opgesteld. De mijlpaal openstelling verschuift hierin met een
jaar, naar 2025. Opdrachtnemer heeft zelf en voor eigen rekening versnellingsmaatregelen
ingezet om de vertraging die in het domein van de opdrachtnemer liggen ongedaan te
maken. De extra kosten voor het Rijk als gevolg van de vertraging bedragen ordegrootte
€ 115–130 miljoen. Hiervoor is een risicoreservering getroffen. Afspraken hierover
worden de komende tijd contractueel uitgewerkt.
A16-N3
Begin november 2020 is het knooppunt A16-N3 volledig opengesteld. Met het realiseren
van dit project is de doorstroming verbeterd en is voorzien in ontsluiting van het
bedrijventerrein Dordtse Kil IV. Het project is gerealiseerd in een samenwerkingsverband
tussen Rijk, Provincie, gemeente Dordrecht en Wegschap Tunnel Dordtse Kil.
A24 Blankenburgverbinding
Het projectbudget van project Blankenburgverbinding wordt met € 18,7 miljoen verhoogd,
voornamelijk als gevolg van extra gemaakte kosten voor de omgang van met PFAS vervuilde
grond in het projectgebied (ca. € 14 miljoen) en maatregelen op het gebied van klimaatadaptatie
en hiermee samenhangende nieuwe normering/wet- en regelgeving waterveiligheid (ca.
€ 3,5 miljoen).
De aanleg van de A24 Blankenburgverbinding tussen Vlaardingen en Rozenburg verloopt
voorspoedig. De contouren van het tracé zijn buiten inmiddels duidelijk zichtbaar.
Het tracé wordt al gebruikt door bouwverkeer, zodat het onderliggend wegennet zoveel
mogelijk wordt ontlast. De funderingselementen voor de toeritten van de Maasdeltatunnel
zijn inmiddels gereed, evenals de passage van de metroverbinding Hoekselijn met de
Hollandtunnel, de landtunnel op de noordoever. De voorbereidende werkzaamheden voor
de verbreding van de A20 zijn uitgevoerd, de daadwerkelijke verbreding start begin
2021. Daarnaast zijn in het najaar de funderingswerkzaamheden van Knooppunt Vlaardingen
gestart.
Voor de verbinding van de A24 met de A15, knooppunt Rozenburg, worden komend jaar
de fly-overs over de A15 gebouwd. De twee dekken die hiervoor nodig zijn worden boven
de A15 gebouwd, terwijl het verkeer doorrijdt.
Tevens realiseren de regionale partners in goede samenwerking met Rijkswaterstaat
een impuls in het omliggend gebied. De projecten uit het Kwaliteitsprogramma Nieuw
Waterland krijgen steeds meer vorm. Begin 2021 start de uitvoering van de eerste projecten
gericht op verbetering van de waterkwaliteit, natuur en recreatie.
Goederenvervoercorridors
Op het Bestuurlijk Overleg Goederenvervoercorridors hebben partijen de contouren van
een Toekomstagenda voor de corridors Oost en Zuidoost voor de periode 2020–2030 vastgesteld.
Zij zetten in op versterking van robuuste achterlandverbindingen en het multimodaal
knooppuntennetwerk, ruimtelijk-economische ontwikkeling van strategische knooppunten,
digitalisering en verduurzaming. Binnen dit kader starten onderstaande maatregelen
op korte termijn.
Eén van de maatregelen om de robuustheid van de netwerken en knooppunten te vergroten
is het realiseren van een structurele modal shift van weg naar water. Hiervoor start
in 2021 een stimuleringsregeling van € 40 miljoen voor vervoerders en verladers, gericht
op bundeling en verplaatsing van vrachten van de weg naar de binnenvaart en het opzetten
van frequente bargelijndiensten. Verder wordt het vervoer over water aantrekkelijker
gemaakt door het stimuleren van de aanleg van kademuren met een regeling van € 10 miljoen
voor regionale initiatiefnemers.
In het Bestuurlijk Overleg is door alle betrokkenen benadrukt dat ook een modal shift
van weg naar spoor van belang is. In aanvulling op de regeling voor het stimuleren
van modal shift van weg naar water wordt de inzet hierop in overleg met de spoorgoederenvervoersector,
regio’s en de Topsector Logistiek verder uitgewerkt.
Er worden verkenningen gestart naar welke infrastructurele aanpassingen nodig zijn
voor het faciliteren van 740 meter lange treinen naar Venlo en Bad-Bentheim en het
toekomstbestendig maken van het spoor bij knooppunt Venlo.
Rijk en regio werken samen aan de MIRT-verkenning A15 Papendrecht – Gorinchem. Op
basis van nieuwe inzichten blijken er ingrijpendere maatregelen noodzakelijk te zijn
aan bestaande kunstwerken en het wegdek dan eerder verondersteld. Het traject A15
Papendrecht – Gorinchem vormt nu al een groot knelpunt en zonder maatregelen zal dit
in de toekomst alleen nog maar toenemen. Vanwege het belang van een goede doorstroming
op de A15 voor de bereikbaarheid en economie in Nederland, verhoogt het Rijk het beschikbare
budget voor de A15 Papendrecht – Gorinchem op met € 375 miljoen zodat een effectieve
voorkeursvariant uitgewerkt wordt.
In het Bestuurlijk Overleg MIRT Goederenvervoercorridors is het MIRT-Onderzoek Vergroten
robuustheid vaarwegen vastgesteld (bijlage). Verschillende vervolgonderzoeken worden
gestart naar maatregelen die bijdragen aan de robuustheid van de vaarwegen. Ook wordt
het uitgesteld onderhoud op het (hoofd)vaarwegennetwerk verminderd en worden stresstesten
uitgevoerd. In IRM-verband wordt gewerkt aan beleidsopties voor bodemligging. Er is
in dit kader € 100 miljoen gereserveerd voor het aanpakken van bodemknelpunten voor
de scheepvaart op de grote rivieren. Corridorpartijen zien kansen voor buisleidingen
bij het (internationale) transport van grondstoffen. Er wordt een haalbaarheidsonderzoek
voor een buisleidingtracé tussen Rotterdam en chemiecluster Chemelot (met internationale
aansluiting) uitgevoerd.
Om landelijke sturing op de ontwikkeling van bedrijventerreinen en de vestiging van
(grootschalige) logistiek te versterken start een onderzoek naar vraag en aanbod van
bedrijventerreinen en het provinciale (beleids-) instrumentarium.
In het kader van digitalisering van de corridors wordt geïnvesteerd in het digitaliseren
van processen en informatie-uitwisseling in het spoorgoederenvervoer. De corridors
worden verder verduurzaamd door alle Rijksligplaatsen voor binnenvaart te voorzien
van walstroom en het stimuleren van zero emissie laadinfrastructuur voor lange afstand
goederenvervoer via weg en water als onderdeel van Clean Energy Hubs.
Ten slotte wordt de haalbaarheid van een integrale corridoraanpak voor het goederenvervoer
op de route Amsterdam – Rotterdam – Antwerpen en verder (corridor Zuid) onderzocht.
Algemeen
Gevolgen COVID-19 bij projecten en onderhoud
De COVID-19 crisis en de aanpak ervan hebben uiteraard ook effect op Rijkswaterstaat,
de Grond-, weg- en waterbouw en de installatiebranche, en op ProRail en de spooraannemers.
De werkzaamheden buiten gaan zo veel mogelijk door mits de veiligheid en kwaliteit
voldoende geborgd kunnen worden. Hiervoor is een protocol «Samen veilig doorwerken»
afgesproken met Bouwend Nederland. De projecten volgen de afspraken zoals aan uw Kamer
bij brief van 21 april 2020 is gemeld over de aanpak infrasector tijdens de COVID-19
crisis (Kamerstuk 35 300 A, nr. 86). Deze afspraken houden in dat Rijkswaterstaat en ProRail de meerkosten ten gevolge
van RIVM richtlijnen in redelijkheid zullen vergoeden, waarbij deze meerkosten door
de marktpartijen onderbouwd moeten worden. Negatieve gevolgen voor projecten door
COVID-19 zijn opgetreden door bijvoorbeeld uitstel van zittingen van de Raad van State,
problemen met leveranties uit het buitenland, tekort aan personeel bij de aannemer
door reisbeperkingen naar Nederland en inefficiënt werken ten gevolge van RIVM-richtlijnen.
Tegelijkertijd heeft Rijkswaterstaat, samen met marktpartijen en brancheorganisaties,
werk naar voren gehaald. Dit werd ten eerste gedaan om gebruik te kunnen maken van
een periode waar er minder auto’s op de weg zijn en ten tweede om de vraaguitval bij
andere opdrachtgevers te compenseren. Ook ProRail heeft de mogelijkheden om werkzaamheden
naar voren te halen onderzocht. Zo zijn spoorwerkzaamheden aan de Schipholtunnel naar
voren gehaald. ProRail is in voortdurend overleg met de spooraannemers om te borgen
dat projecten en onderhoud zo adequaat mogelijk doorgang vinden.
Stikstof
Over de gevolgen van stikstof voor de zeven MIRT-projecten is uw Kamer eerder geïnformeerd
(Kamerstuk 35 300 A, nr. 92). In algemene zin kunnen wij daaraan toevoegen dat we alle mogelijkheden bezien om
vertraging op projecten en bij instandhouding te voorkomen of te beperken.
We zijn hierbij vanzelfsprekend ook afhankelijk van de beschikbaarheid van stikstofruimte
in bijvoorbeeld het stikstofregistratiesysteem of de stikstofruimte om extern te salderen.
Veilige, Slimme en Duurzame Mobiliteit
De komende jaren wordt het meerjarige programma Veilige, Slimme en Duurzame Mobiliteit
(VSD) gestart. De aanpak heeft als doel om bij te dragen aan de transitie naar een
veiliger, slimmer en duurzamer mobiliteitssysteem. Zoals geformuleerd in de Schets
Mobiliteit naar 2040, vraagt dit om een nieuwe manier van denken over het organiseren
van mobiliteit. Het programma richt zich op maatregelen die binnen de capaciteit van
de bestaande fysieke netwerken het gebruik van deze netwerken optimaliseren, op korte
termijn realiseerbaar zijn en leiden tot structurele effecten. Het gaat daarbij om
maatregelen op het gebied van smart mobility, doelgroepgerichte gedragsaanpak, logistiek/hubs,
minder hinder en maatregelen die het fietsgebruik stimuleren. Maatregelen ook die
opschaalbaar zijn en leiden tot versnelling van gewenste effecten. Het Ministerie
van IenW stelt voor het programma voor de komende vier jaar in totaal € 160 miljoen
beschikbaar. Met de regio’s zullen de meerjarige afspraken per gebied worden uitgewerkt,
waarbij 50% medefinanciering wordt vereist. Het Rijk neemt het voortouw om kaders
en uniforme standaarden te ontwikkelen. Dit najaar zijn de eerste concrete afspraken
al gemaakt (voor circa € 29 miljoen totaal). Deze richten zich onder meer op het bestendigen
van de positieve mobiliteitseffecten van de COVID-19 crisis door samenwerken met werkgevers
en onderwijsinstellingen. Zo zijn er afspraken gemaakt om werkgevers te stimuleren
en te helpen hun reisgedrag zoals nu tijdens de COVID-19 crisis te bestendigen; meer
thuiswerken en meer flexibel werken. Ook zijn er afspraken gemaakt over een grotere
rol van de fiets in het woon-werk verkeer. Met het onderwijs zijn afspraken gemaakt
over het meer op afstand leren. Het doel van deze afspraken is om op structurele wijze
filevorming aan te pakken. Dit geeft invulling aan de aankondiging in de brief van
10 juli 2020 over mobiliteit en de COVID-19 crisis (Kamerstukken 31 305 en 25 295, nr. 315) en aan de motie van het lid Postma c.s. (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 27). Op het gebied van Smart Mobility wordt een versnellingsimpuls gegeven aan de reeds
ingezette aanpak en werkwijze. Er wordt samen door overheid (Rijk-regio-gemeenten)
en bedrijfsleven gewerkt aan het opschalen van Smart Mobility toepassingen zoals digitalisering
van overheden, inkoop van data of expertise voor alle regio’s ten behoeve van digitalisering
uitvoeren, iVRI’s en MaaS.
MaaS
In het kader van MaaS zijn afspraken gemaakt die bijdragen aan schaalvergroting waaronder
het verplichten van de TOMP API als standaard voor data-uitwisseling binnen Mobility
as a Service, het onderzoeken van een nationaal systeem voor deelmobiliteitsvergunningen
en het inzetten op open en uniforme mobiliteitshubs voor deelmobiliteit.
Integraal Riviermanagement
Op het Deltacongres van 12 november 2020 is de intentieverklaring Integraal Riviermanagement
(IRM) gepresenteerd. De verklaring is mede namens de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondertekend
samen met de Deltacommissaris en voorzitters van de Deltaprogramma’s Rijn en Maas.
Met deze intentieverklaring verankeren we onze gezamenlijke ambities. We gaan regionale
overheden, koepelorganisaties en andere stakeholders vragen om zich hierbij aan te
sluiten om zo een brede basis te creëren voor het in ontwikkeling zijnde IRM. Ook
hebben wij in het Infrastructuurfonds € 100 miljoen gereserveerd voor het aanpakken
van laagwater/bodemknelpunten voor de scheepvaart op de grote rivieren. Deze reservering
wordt nu verder uitgewerkt naar concrete projecten in IRM-verband vanwege de samenhang
met andere opgaven in het rivierengebied. In Oost-Nederland wordt voortvarend gewerkt
aan de in 2019 gestarte pilotprojecten IRM en in dit Bestuurlijk Overleg MIRT heb
ik met Zuid-Nederland afspraken gemaakt over de start van zes nieuwe IRM-pilots. Daarbij
is gelet op mogelijkheden voor het opdoen van leerervaringen voor IRM, zodat ervaringen
op projectniveau bijdragen aan de beleidsontwikkeling op programmaniveau. Het gaat
om vijf onderzoeken, namelijk (1) Maasoevers Maastricht, (2) Samenhangende uitwerking
ten noorden van Venlo, (3) Alem en St. Andries, (4) Afweging doorstroombaar maken
landhoofd Gelderse Zijde A2 en (5) Hoogwaterveiligheid ’s Hertogenbosch (Crèvecoeur),
en een bijdrage aan een concreet regionaal voorstel voor het verlagen van een dam
in het rivierbed van de Maas nabij Roermond. Dat is goed voor de waterveiligheid en
biedt ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie-ondernemers.
Voor de verdere voortgang van de waterdossiers wordt verwezen naar de brief van 4 november
2020 die uw Kamer heeft ontvangen ten behoeve van het Wetgevingsoverleg Water (Kamerstuk
35 570 XII, nr. 98) (Kamerstuk 27 625, nr. 523).
Uw Kamer ontvangt hierbij het Eindboek Meerjarenprogramma Ontsnippering hierbij in
een bijlage11. Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel wegen en spoorwegen aangelegd. Dat heeft ons
land economisch vooruit geholpen, maar de keerzijde ervan was dat natuurgebieden versnipperd
raakten. In de afgelopen 15 jaar zijn meer dan 500 maatregelen genomen om deze weer
met elkaar te verbinden. Het eindboek toont de resultaten ervan, waardoor vele diersoorten
weer veilig kunnen oversteken. Deze verbindingen verminderen daarnaast ook de kans
op aanrijdingen. En dat is belangrijk, ten behoeve van zowel de verkeersveiligheid
als de biodiversiteit in de natuurgebieden.
Betrouwbaar en robuust spoor
Stapsgewijs wordt gewerkt aan de verbetering van de betrouwbaarheid en robuustheid
van de treindienst in lijn met het Toekomstbeeld OV. Naar aanleiding van de motie
van de leden Amhaouch en Schonis (Kamerstuk 29 984, nr. 875) is uw Kamer begin dit jaar geïnformeerd over de aanpak van aanvullende maatregelen
aan het spoor richting 2030 (Kamerstuk 32 404, nr. 97). Onder de noemer Spoorcapaciteit 2030 worden urgente infrastructuurmaatregelen uitgevoerd,
met als doel een robuust en veilig spoorsysteem voor verdere doorgroei en een nog
beter reisproduct voor de reiziger. Hiervoor is € 87 miljoen gereserveerd en hierboven
in de brief wordt aangegeven welke maatregelen er per landsdeel worden uitgevoerd.
Overwegen
De afgelopen jaren zijn positieve resultaten geboekt ten aanzien van de aanpak van
overwegen. Het aantal incidenten op overwegen op het hoofdspoor nam tussen 2000 en
2019 met 50% af en het aantal dodelijke slachtoffers op overwegen is in deze periode
met 70% gedaald. Dat goede vooruitgang met de overwegenaanpak wordt geboekt heeft
ook de ILT in haar jaarverslag opgemerkt door te melden dat in 2019 het grootste aantal
overwegen zijn aangepakt sinds 2014. De ILT benadrukt tegelijkertijd dat de overwegenaanpak
verder moet worden geïntensiveerd om ook in de toekomst de overwegveiligheid verder
te verbeteren. Mede daarom is besloten om tot en met 2023 ca. € 37,5 miljoen per jaar
extra te investeren in het NABO-programma. Uw Kamer wordt via de jaarlijkse brief
over de veiligheid op het spoor nader geïnformeerd over onder andere de aanpak van
overwegen.
Trillingen spoor
Er wordt € 20 miljoen euro beschikbaar gesteld voor extra onderzoek naar het tegengaan
van spoortrillingen. Dat is op 17 november 2020 ook aangegeven in de Kamerbrief over
de stand van zaken met betrekking tot spoortrillingen (Kamerstuk 29 984, nr. 906).
Brede Doeluitkering
Naast de toename van de beheer en onderhoudskosten op de hoofdinfrastructuur, nemen
ook de beheer, onderhoud- en vervangingskosten van de regionale railinfrastructuur
(tram en metro) in gelijke mate toe. Daardoor is regionaal steeds minder bestedingsruimte
voor de wettelijke verkeers- en vervoerstaken van de vervoerregio’s Amsterdam en MRDH
zoals duurzame bereikbaarheid, toegankelijkheid en verkeersveiligheid en nieuwe investeringen
die voortkomen vanuit de bereikbaarheids- en gebiedsprogramma’s. Daarom wordt bezien
of en zo ja welke aanpassingen nodig zijn in de omvang en systematiek van de doeluitkering
aan de vervoerregio’s (BDU).
Programma Toegankelijkheid stations
In het Programma Toegankelijkheid stations werkt ProRail aan de bereikbaarheid van
het perron en de trein, zodat een gelijkvloerse instap ontstaat. Daarnaast worden
maatregelen genomen voor mensen met een auditieve of visuele beperking. Ieder jaar
werkt ProRail aan diverse stations, zodat in 2030 alle stations toegankelijk zijn.
In 2020 zijn nieuwe liften of hellingbanen geplaatst op acht stations zoals op Haarlem
Spaarnwoude, Castricum, Deventer en Eijsden en is de perronhoogte op elf stations
verhoogd, onder andere op Bergen op Zoom, Helmond Brandevoort, Zoetermeer en Nijkerk.
Tractie-energievoorziening
De tractie-energievoorziening is een belangrijk onderdeel van een robuust en toekomstbestendig
spoorsysteem. Hierin past een systeemkeuze (doorontwikkelen huidig 1,5kV-systeem of
overschakelen op bijvoorbeeld 3kV). De verdere uitwerking van ontwikkelagenda van
Toekomstbeeld OV is het kader waarbinnen dit besluit verder beslag krijgt. Hiervoor
loopt inmiddels een vervolgonderzoek zoals aangekondigd in de MIRT-brief van 19 juni
jl. (Kamerstuk 35 300 A, nr. 95) Daarbovenop is nu € 15 miljoen gereserveerd voor verdere voorbereidende stappen.
Meerjarenprogramma Geluidsanering
De maatregelen vanuit het Meerjarenprogramma Geluidsanering worden bepaald bij het
vaststellen van de saneringsplannen op basis van gedetailleerd akoestisch onderzoek.
Voor wegen zijn deze onderzoeken inmiddels afgerond, voor spoor nagenoeg. Met het
in procedure brengen van de saneringsplannen is inmiddels ook gestart. Van de geplande
21 saneringsplannen voor wegen zijn er inmiddels vier onherroepelijk vastgesteld.
Voor spoor zijn er in totaal 41 saneringsplannen voorzien, waarvan er tot op heden
tien onherroepelijk zijn vastgesteld. Door koppeling aan al geplande werkzaamheden
wordt een deel van de uitvoering in latere jaren gerealiseerd. Voor de uitvoering
van het programma is € 1 miljoen (Kamerstuk 35 570 XII en Kamerstuk 35 570) beschikbaar. De saneringsplannen moeten uiterlijk 31 december 2023 zijn ingediend.
Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV)
In 2008 is het actieprogramma regionaal openbaar vervoer (AROV) gestart. Projecten
uit dit programma zijn bedoeld om het regionale openbaar vervoer te verbeteren. Over
de uitvoering van het AROV zijn overeenkomsten met decentrale overheden/regio’s gesloten.
In de vorige MIRT-brief is uw Kamer geïnformeerd dat een zes projecten vertraagd zijn.
Met de Vervoerregio Amsterdam is afgesproken om de AROV-projecten die in Noord-Holland
lopen éénmalig met vijf jaar te verlengen tot 31 december 2025, onder de voorwaarde
dat het Rijk regelmatig updates krijgt. De vijf projecten zijn vertraagd, maar staan
qua noodzaak niet ter discussie. Bovendien zijn alle projecten al aanbesteed of start
de aanbesteding binnenkort.
Ook voor het AROV-project Tram Maastricht-Hasselt zal de termijn eenmalig verlengd
worden tot 31 december 2026 onder scherpe voorwaarden over de voortgang. Indien de
realisatietermijn niet wordt gehaald zal de Rijksbijdrage worden teruggevorderd, aanvullende
financiering vanuit het Rijk is niet aan de orde en verantwoordelijkheid voor voortgang
en financiering ligt bij de regio in samenwerking met de Vlaamse overheid. Hierover
is tijdens het BO MIRT Zuid een afspraak gemaakt tussen Rijk en regio.
Korte termijn file-aanpak
De uitvoering van de korte termijn file-aanpak is volop bezig. Steeds meer maatregelen
zijn afgerond zoals het beschikbaar stellen van in-car informatie over ingestelde omleidingen bij incidenten. Ook zijn er vanuit de eerste
tranche met maatregelen 20 extra stand-by berger locaties gerealiseerd De zes extra
stand-by berger locaties uit de tweede tranche zijn nog niet gerealiseerd (Kamerstuk
31 305, nr.270). Vanwege juridische bezwaren is het niet mogelijk om deze toe te voegen aan de huidige
contracten of extra op de markt te zetten naast de huidige contracten. Begin 2022
worden de contracten voor bergers opnieuw aanbesteed.
Fiets
Fietsmaatregelen leveren een belangrijke bijdrage aan het oplossen van bereikbaarheidsknelpunten.
De fiets kan voor afstanden tot 15 kilometer een geschikt alternatief zijn voor autogebruik.
In de tijd van COVID-19 is actieve mobiliteit belangrijker geworden. Rijk en regio
zetten in op fietsstimulering en dragen daarmee bij aan het landelijke doel om extra
forenzen op de fiets te krijgen. Sinds het begin van de COVID-19 pandemie ligt het
aandeel fiets in het woon-werkverkeer hoger, deze stijging willen we vasthouden. Rijk
en regio hebben gezamenlijk de ambitie uitgesproken om de potentie van de fiets, als
volwaardige modaliteit en oplossing voor een aantal maatschappelijke opgaven, meer
structureel onderdeel te maken van bestuurlijke en financiële afspraken zowel binnen
de eigen bestuurslaag als ook tussen de verschillende bestuurslagen. In de Bestuurlijke
Overleggen MIRT 2020 hebben Rijk en regio procesafspraken gemaakt om middels regionale
fietsnetwerkplannen te komen tot een «Nationaal Toekomstbeeld Fiets (NTF)». In maart
2021 wordt gestreefd naar een eerste contourenschets en in september 2021 naar een
Nationaal Toekomstbeeld Fiets (NTF). Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de moties
van de leden Kröger en Schonis (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 104), van de leden Kröger, Laçin, Schonis en Van Es (Kamerstuk 35 300 A, nr. 109) en van het lid Laçin (Kamerstuk 35 426, nr. 16).
Rijk en regio werken samen om meer mensen gebruik te laten maken van de fiets en de
fiets-treinreis te bevorderen. In de afgelopen periode is de stallingscapaciteit bij
stations fors uitgebreid. Met de afspraken die bij het MIRT 2020 zijn gemaakt zal
de capaciteit in 2025 ongeveer 600.000 kunnen zijn. Daarmee is een belangrijke bijdrage
geleverd aan de uitvoering van het Bestuursakkoord Fietsparkeren bij Stations uit
2016. Hierbij is de afgesproken inhaalslag gemaakt om in de oplossing van de tekorten
aan fietsparkeerplaatsen te voorzien. Dit jaar hebben provincies en vervoerregio’s
aanvragen gedaan voor een cofinancieringsbijdrage uit € 75 miljoen extra Rijksmiddelen
vanuit het Klimaatakkoord. Bij de toekenning van bijdragen is het uitgangspunt dat
aandacht wordt besteed aan een hogere benutting van bestaande capaciteit en innovaties
in het fietsparkeren.
Minder Hinder
Minder Hinder gaat onderdeel uitmaken van de programmatische aanpak VSD (Veilig, Slim
en Duurzaam) zodat ook met de hinderaanpak wordt bijgedragen aan de transitie naar
een veiliger, slimmer en duurzamer mobiliteitssysteem.
Het komend decennium is sprake van een grote opgave op het gebied van onderhoud en
renovatie; zowel op en om het hoofdwegennet als op de hoofdspoorweginfrastructuur,
het regionale wegennet en het regionale/lokale OV-net. Daarom is in 2020 zowel landelijk
als regionaal gewerkt aan de uitwerking in de Bestuurlijke Overleggen MIRT 2019 gemaakte
afspraken over Minder Hinder. Daarbij geven Rijk en regio aan dat de gezamenlijke
hinder- en mobiliteitsaanpak, naast hinderreductie, mede gericht is op duurzame gedragsverandering
en bewust mobiliteitsgedrag van burgers en bedrijven (werkgevers en publiekstrekker).
Om deze verandering te ondersteunen werken Rijk en regio in 2021 gezamenlijk aan een
meer gecoördineerde inzet van nu nog afzonderlijke programma’s en projecten bijvoorbeeld
op het gebied van fiets, werkgevers- en onderwijsaanpak. Ook maken Rijk en regio uiterlijk
in de eerste helft van 2021 afspraken over een landelijke communicatiestrategie, waaronder
de mogelijke doorontwikkeling van «Van A naar Beter» en een landelijke campagne gericht
op de gewenste gedragsverandering. Het streven is om uiterlijk ultimo 2021 in elk
landsdeel een bindende meerjarige afspraak te maken over welke Rijks- en regionale
budgetten langs welk tijdpad gecoördineerd kunnen worden ingezet voor de regionale
en multimodale mobiliteitsaanpak.
Voorbeeld van de invulling van deze nieuwe aanpak is te vinden in de regio Zuidwest
zoals aangegeven bij landsdeel Zuidwest.
Maatschappelijke kosten-batenanalyses
De maatschappelijke kosten-batenanalyse is een belangrijk instrument in het MIRT-proces
en verschaft inzicht in de effecten van een voorgenomen project of maatregel op de
brede welvaart in Nederland. De kaders van de maatschappelijke kosten-batenanalyses
worden continu naar de laatste inzichten aangepast. Op deze wijze blijft het instrument
actueel. Een interdepartementale werkgroep heeft bijvoorbeeld de discontovoet geactualiseerd
die wordt toegepast in maatschappelijke kosten-batenanalyses. Daarnaast is naar aanleiding
van de motie van het lid Sneller de algemene leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyses
geëvalueerd vanuit het concept brede welvaart. Beide rapporten zijn dit najaar door
de Minister van Financiën naar uw Kamer verzonden. Tot slot worden de kengetallen
in maatschappelijke kosten-batenanalyses actueel gehouden en worden waar nodig methodische
aanvullingen gedaan.
NMCA
Zoals eerder aangekondigd (Kamerstuk 35 000 A, nr. 94) vullen we het instrument Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) aan, zodat
in de opvolger van de NMCA-2017 de mobiliteitsopgaven in breder perspectief in kaart
worden gebracht.
Vanuit de ontwikkeling van de mobiliteit laat de opvolger van de NMCA zien hoeveel
banen en voorzieningen men in Nederland kan bereiken per regio, en hoe zich dat ontwikkelt.
Hierin ligt de verbinding tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit. We nemen
de ontwikkeling van verkeersveiligheid mee in de analyse, uitgesplitst naar vervoerswijze.
Ook de effecten van mobiliteitsontwikkeling op duurzaamheid en milieu krijgen specifieke
aandacht. Daarnaast blijven de capaciteit en robuustheid van de netwerken onderdeel
van de analyse, en leggen we een directe relatie tussen deze opgaven met de ontwikkeling
van bereikbaarheid in gebieden. De grensoverschrijdende verplaatsingen van en naar
onze buurlanden worden meegenomen. Ook voor het goederenvervoer brengen we de opgave
in kaart op de verschillende corridors, bekeken vanuit goederenstromen in plaats van
per modaliteit. Hierin zal capaciteit en verdeling over de verschillende modaliteiten
centraal staan.
Uiteindelijk brengt de opvolger van de NMCA hiermee de verschillende aan mobiliteit
gerelateerde opgaven in beeld, en vormt het één van de informatiebronnen om vanuit
een breder perspectief beslissingen te kunnen nemen. Omdat de toekomst onzeker is
werken we onzekerheidsverkenningen uit. De mogelijke lange termijn effecten van COVID-19
op mobiliteit zal er daar één van zijn. Het doel van de analyse verandert niet: de
NMCA identificeert de mobiliteitsontwikkeling en daaruit voortkomende mogelijke opgaven
vanuit een nationaal perspectief. De NMCA brengt mobiliteitsontwikkeling in kaart
zonder aanvullend mobiliteitsbeleid. Zo wordt duidelijk hoe de mobiliteit zich ontwikkelt
wanneer na deze kabinetsperiode en na afronding van het MIRT-programma geen aanvullende
beleidsmaatregelen en mobiliteitsprojecten worden uitgevoerd. De opvolger van de NMCA
krijgt uw Kamer rond de zomer van 2021.
MIRT spelregels
In het voorjaar van 2021 zullen de geactualiseerde spelregels worden aangeboden, in
lijn met de toezegging die is gedaan in het Wetgevingsoverleg Mobiliteitsfonds op
10 september 2020 (Kamerstuk 35 426, nr. 22). De MIRT-spelregels schetsen het proces dat moet worden doorlopen bij investeringsbeslissingen
en de informatie-eisen waaraan moet worden voldaan; het is geen inhoudelijk beleidsafweegkader.
Op dit moment wordt nog gewerkt aan de voorstellen. Doel is onder meer om de spelregels
in lijn te brengen met de Wet Mobiliteitsfonds en de Omgevingswet en de daaraan gekoppelde
formuleringen en werkwijze(n) en de spelregels te verhelderen en te vereenvoudigen.
Daarbij wordt onder andere aandacht geschonken aan onderwerpen als verkeersveiligheid,
programmatisch werken, verkeersveiligheid, kostenbeheersing, adaptiviteit en duurzaamheid.
Over de aanpassingen zal ook met de regionale partners overleg worden gevoerd.
Op 1 januari 2020 is de Comptabiliteitswet 2016 inwerking getreden. Ingevolge artikel 3.1.
van de Comptabiliteitswet 2016 dienen alle voorstellen, voornemens en toezeggingen
een toelichting te bevatten waarin wordt ingegaan op (a) de doelstellingen, de doeltreffendheid
en de doelmatigheid die worden nagestreefd; (b) de beleidsinstrumenten die worden
ingezet; en (c) de financiële gevolgen voor het Rijk en, waar mogelijk, de financiële
gevolgen voor maatschappelijke sectoren. Om hieraan te voldoen is deze in een bijlage
aan de MIRT-brief toegevoegd12. In deze bijlage worden onder andere de doelstellingen van het MIRT toegelicht en
met een verwijzing naar het MIRT proces en de MIRT spelregels onderbouwd hoe de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de MIRT-projecten is gewaarborgd.
Slot
Wij kijken met voldoening terug op Bestuurlijke Overleggen MIRT, waarin we – ondanks
de beperkte financiële ruimte – toch goede afspraken met alle landsdelen hebben gemaakt
voor een bereikbaar, bewoonbaar, leefbaar en veilig Nederland. In het voorjaar 2021
vinden de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving plaats. Over de uitkomsten wordt u,
zoals te doen gebruikelijk, geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat