Brief regering : Voortgang duurzame transities en launching customerschap
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 735 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2020
Het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» van oktober 2017 beschrijft de ambitie
van het kabinet om de inkoopkracht van het Rijk als launching customer te benutten
om duurzame transities te versnellen en innovaties te stimuleren. Rijkswaterstaat
heeft de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan negen concrete launching customer trajecten.
Ik informeerde uw Kamer hierover middels een periodieke rapportage (zie Kamerstuk
30 196, nrs. 612 en 678).
In deze brief schets ik u – mede namens de Staatssecretaris van IenW – enkele voorbeelden
van projecten die Rijkswaterstaat en ProRail de afgelopen jaren hebben gerealiseerd.
Daarna ga ik dieper in op de lessen die Rijkswaterstaat met het launching customer
programma heeft geleerd.
Het programma launching customer wordt eind 2020 afgerond. Dit betekent niet dat de
launching customer trajecten zullen stoppen. Een aantal succesvolle launching customer
trajecten gericht op duurzaamheid zal worden ondergebracht in de uitvoering van de
IenW strategie «Naar klimaatneutrale en circulaire rijkinfrastructuurprojecten» waarover
ik uw Kamer op 15 juni 2020 heb geïnformeerd (zie Kamerstukken 32 813 en 35 300 A, nr. 535). Hierin trekt Rijkswaterstaat samen met ProRail op. De resultaten in deze brief
zijn de eerste stappen op weg naar de ambitie die ik vanuit het klimaatakkoord heb
vastgesteld voor mijn departement (om in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair
te werken met hoogwaardig hergebruik van alle materialen en halvering van het gebruik
van primaire grondstoffen).
Welke concrete resultaten zijn bereikt?
Enkele resultaten die Rijkswaterstaat en ProRail in de afgelopen jaren hebben bereikt
met het launching customer programma zijn:
Resultaten Rijkswaterstaat
• Het eerste prototype van een circulair viaduct van betonblokken is opgebouwd, getest
en gedemonteerd en heeft geholpen om kennis en praktijkervaring op te doen met modulair
bouwen. Om tot circulaire viaducten te komen die standaard kunnen worden toegepast
in projecten moet er verder worden geïnvesteerd in deze ontwikkeling. Als vervolg
op het eerste prototype is in februari 2020 een nieuwe SBIR oproep (Small Business
Innovation Research) Circulaire Viaducten gepubliceerd waarin bedrijven zijn uitgedaagd
om voorstellen in te dienen voor de doorontwikkeling van circulaire viaducten. Bijvoorbeeld
door beton te ontwikkelen waar minder CO2 bij vrijkomt, door andere materialen te gebruiken zoals hout, staal of door juist
in te zetten op hergebruik van bestaande materialen en onderdelen.
• Op het gebied van wegverhardingen test Rijkswaterstaat nu verschillende varianten
van duurzaam asfalt zodat grootschalige toepassing mogelijk wordt. In een aantal projecten
is al gevalideerd duurzaam asfalt toegepast, zoals bij de A1, A6 en A27/A1. Bij de
A1 wordt ten opzichte van het referentiejaar 2009 37% CO2 gereduceerd.
• Voor circulair wegmeubilair worden nieuwe materialen zoals bamboe en bio composiet
nu toegepast. Verkeersborden die nog goed zijn worden hergebruikt door alleen de stickers
te vervangen.
Voor een uitgebreider overzicht van de resultaten van de launching customer projecten
van Rijkswaterstaat verwijs ik naar de bijgevoegde brochure1.
Resultaten ProRail
• ProRail realiseerde het meest circulaire perron van Nederland in Bunde. De perrontegels
bestaan voor 76% uit gerecycled materiaal. Daarbij gebruikte ProRail materialen uit
de oude perrontegels van station Anna Paulowna. Op dit moment zijn er al vijf van
deze perrons.
• Daarnaast gebruikte ProRail voor het eerst de proeftuinaanpak om duurzame innovaties
te versnellen in de «Proeftuin Duurzame Dwarsliggers». Hierin wordt een nieuw type
dwarsliggers getest met een potentiële CO2-winst van wel 75%.
• ProRail en Rijkswaterstaat werkten samen aan een primeur: het toepassen van geopolymeerbeton
in een hoofddraagconstructie van een overheidsproject. Dit cementloos beton werd gebruikt
voor het realiseren van een testwand in een spoorwegonderdoorgang in Heiloo. Eén van
de grootste voordelen van geopolymeerbeton is de fors lagere CO2-footprint ten opzichte van traditioneel cementbeton. Uit voorlopige calculaties en
proeven lijkt geopolymeer in elk geval 50% minder CO2-uitstoot te veroorzaken.
Wat waren de leerervaringen van Rijkswaterstaat?
Enkele belangrijke lessen uit de launching customer aanpak zijn:
1. Verbind de ontwikkeling van innovaties aan de reguliere productie van aanleg en onderhoudsprojecten
Uiteindelijk gaat het erom dat de innovaties zo snel mogelijk toegepast worden in
de praktijk van infrastructuur projecten. Daar ontstaat de milieuwinst die we willen
bereiken en bovendien biedt het bedrijven een verdienmodel. Innovaties snel, maar
ook veilig en verantwoord opnemen in de aanleg- en onderhoudsprojecten vraagt om middelen
voor het ontwikkelen, testen en valideren. Het vraagt ook om een specifieke samenwerking
die is gericht op het einddoel: het toepassen van de innovaties in de projecten. Er
is geleerd dat Rijkswaterstaat tijdens de ontwikkeling van innovaties samen met bedrijven
en met experts uit de productieprocessen stapsgewijs besluiten moet nemen. Daarbij
bestaat telkens de optie om – mede gelet op schaarse middelen – te stoppen met innovaties
die onvoldoende bijdragen aan bijvoorbeeld CO2-reductie of de circulaire economie.
2. Verbind het innoveren als launching customer aan de doelen en aanpak voor de lange
termijn
Ik zie innovaties als een middel om ambities te realiseren. Dat betekent dat die ambities,
vaak ook voor de langere termijn, helder en inspirerend moeten zijn. De IenW ambitie
voor de GWW is om in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair te werken. Deze ambitie
geeft focus en richting. De trajecten circulair viaduct, duurzaam asfalt en duurzaam
beton, innovaties in de kustlijnzorg en circulair wegmeubilair zullen worden ondergebracht
in de uitvoering van de IenW strategie «Naar klimaatneutrale en circulaire Rijksinfrastructuur-projecten».
Een aantal andere trajecten zal worden ondergebracht in project-overstijgende programma’s
waar gewerkt wordt aan duurzame leefomgeving, mobiliteit, digitalisering en big data.
Dit zijn onder andere de trajecten: asfaltonderhoud met big data en remote sensing.
3. Zorg dat je de voortgang kunt meten
In de strategie «Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten»
wordt nu gewerkt aan een dashboard en een monitoringsprotocol om de resultaten te
monitoren. Het meetbaar maken van de resultaten is een onderdeel daarvan. Op die manier
kunnen we volgen hoeveel CO2-reductie we bereiken en welke bijdrage we leveren aan de circulaire economie.
4. Ontwikkel de kennis die nodig is om verder te komen
Om verder te komen met de innovaties is nieuwe kennis nodig. Daarbij kan gedacht worden
aan kennis om de CO2-reductie van verschillende materialen te kunnen vergelijken en aan kennis over de
veiligheid en levensduur van nieuwe duurzame materialen. Omdat we circulair willen
werken, moeten we ook nog leren hoe we maatschappelijke kosten baten analyses maken
over meerdere levenscycli. Deze nieuwe kennis wordt efficiënt en dus voor meer trajecten
tegelijk ontwikkeld.
5. Benutten van de Rijksinkoopkracht vraagt maatwerk
Afhankelijk van welke innovaties Rijkswaterstaat nodig heeft en hoe ver bedrijven
met de ontwikkeling ervan zijn, moet gekozen worden voor een passende inkoopvorm.
Het is dus nodig om bewust stil te staan bij, en te kiezen voor een inkoopstrategie
waarbij met maatwerk recht wordt gedaan aan de situatie in de markt, aan de te verwachten
maatschappelijke meerwaarde van innovaties en aan de financiële mogelijkheden en beperkingen
van het Rijk om te ondersteunen bij de ontwikkeling van deze innovaties. Rijkswaterstaat
heeft geleerd dat naast launching customer meerdere inkoop strategieën effectief kunnen
zijn. Een SBIR of een innovatiepartnerschap kan bedrijven helpen bij het gericht ontwikkelen
van nieuwe oplossingen. Aan de andere kant kan RWS reeds bestaande innovaties binnenhalen
door bijvoorbeeld projecten functioneel uit te vragen aan de markt (in plaats van
oplossingen gedetailleerd voor te schrijven) en daarbij de duurzaamheidseisen stapsgewijs
op te hogen via de zogenaamde MKI (milieukosten-indicator).
Vooruitblik
De IenW- doelen voor het klimaatakkoord zijn ambitieus. Met de launching customer
aanpak hebben we een stevige start gemaakt. Maar er is nog een lange weg te gaan tot
2030. Voor het realiseren van de ambitie om in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair
te zijn zal nieuwe kennis moeten worden ontwikkeld en zullen nieuwe materialen en
werkwijzen moeten worden getest.
Met het LC9-programma hebben we geleerd hoe we de kracht van inkoop en goede ideeën
vanuit de markt daarvoor kunnen benutten. Er is geleerd om doelgericht vorm en inhoud
te geven aan het zijn van een launching customer. Deze leerervaringen zijn blijvend
van nut voor huidige maar ook voor toekomstige transitie-opgaven.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat