Brief regering : Reactie op moties helmplicht snorfietsen, 30 km/h in bebouwde kom en continu voeren autoverlichting
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 884 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2020
Op 27 oktober (Handelingen II 2020/21, nr. 16, Stemmingen) hebben de stemmingen plaatsgevonden
over de moties ingediend bij het notaoverleg verkeersveiligheid van 12 oktober (Kamerstuk
29 398, nr. 878). Bij twee aangenomen moties heeft uw Kamer om een brief verzocht:
1. de gewijzigde motie van het lid Postma c.s. met het verzoek het ontwerpbesluit helmplicht
snorfiets uiterlijk vóór het kerstreces naar de Kamer te sturen in een apart voorstel,
waarbij geen koppeling wordt gemaakt met voertuigen met een maximum constructiesnelheid
tot 25 km per uur of het kader voor lichte elektrische voertuigen1
2. de nader gewijzigde motie van de leden Kröger en Stoffer over het ontwikkelen van
een afweegkader waarbij een maximumsnelheid van 30 km/h in de bebouwde kom als leidend
principe gehanteerd wordt met de mogelijkheid om op doorgaande wegen hiervan af te
wijken als het veilig kan, en gezamenlijk hiervoor een plan op te stellen2
In deze brief wordt ingegaan op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze
moties. Tevens zijn de belangrijkste uitkomsten van het onlangs opgeleverde verdiepingsonderzoek
van Arcadis naar de effecten van een helmplicht voor snorfietsers3 opgenomen. Het volledige rapport treft u aan in de bijlage bij deze brief4. Tot slot wordt ingegaan op de nader gewijzigde motie-Schonis over het verplicht
continu voeren van autoverlichting5.
Helmplicht snorfietsers
Op 26 oktober 2020 heb ik uw Kamer een brief gestuurd over het proces om een helmplicht
voor snorfietsers te regelen6. In deze brief zijn de knelpunten aangegeven die daarbij spelen. Tevens is aangegeven
dat voor zorgvuldige besluit- en beleidsvorming nader onderzoek van TNO nodig is voor
het soort helm dat geschikt is voor de diverse typen snorfietsen en een uitvoeringstoets
van RDW in relatie tot de vraag of in het kentekenregister verschillende typen snorfietsen
kunnen worden onderscheiden en welke consequenties dit meeneemt voor de uitvoering.
Inmiddels zijn de opdrachten hiertoe in gang gezet. Echter, de uitkomsten en de verwerking
hiervan in het ontwerpbesluit zijn niet gereed binnen de termijn die uw Kamer stelt
in deze motie voor aanbieding van het ontwerpbesluit. Dit zou betekenen dat uw Kamer
wordt gevraagd te reageren op een ontwerpbesluit dat niet af is en waarvan niet alle
(uitvoerings-)consequenties in beeld zijn. Zoals eerder aangegeven is het in procedure
brengen van een besluit waarin deze knelpunten nog niet zijn geadresseerd, geen begaanbare
weg.
Intussen wordt gewerkt aan oplossingen voor de voorziene knelpunten alleen gericht
op snorfietsen. Er is reeds ingezet op onderzoek naar de geschiktheid van een ander
soort helm. Tevens wordt de RDW verzocht een uitvoeringstoets te doen om te beoordelen
of in het kentekenregister kan worden voorzien in een eventuele differentiatie naar
soort helm en wat de impact daarvan is. Verder wordt over de handhavingsaspecten afgestemd
met het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Naar verwachting liggen de uitkomsten van de hierboven genoemde onderzoeken in het
voorjaar op tafel en kan dan een voorstel aan uw Kamer worden gedaan. De ontwikkelingen
op het terrein van het LEV-kader zijn dan niet meegewogen. Een voorstel voor de gebruikerseisen
voor LEVs waaronder een eventuele helmplicht is vóór de zomer gereed waarna meteen
doorgepakt zou kunnen worden met de helmplicht voor snorfietsers. Door de koppeling
met het LEV-kader los te laten is de inschatting dat hiermee een tijdswinst wordt
geboekt van enkele maanden.
Verdiepingsonderzoek Arcadis
In de brief aan uw Kamer van 22 september is gerefereerd aan een lopend verdiepingsonderzoek
naar de effecten van een helmplicht voor snorfietsers7. Dit onderzoek van Arcadis is inmiddels beschikbaar gekomen. De belangrijkste conclusie
is dat een helmplicht voor snorfietsers een substantieel positief effect zal hebben
op de verkeersveiligheid van snorfietsers inclusief overstappers naar een ander vervoermiddel.
In het onderzoek geeft 55% van de snorfietsers aan over te stappen als de helmplicht
wordt ingevoerd. Van deze groep kiest 39% voor de auto, 23% voor de e-bike en 20%
voor de fiets. Andere modaliteiten waarnaar snorfietsers overstappen zijn de bromfiets
en de motor.
De onderzoekers concluderen dat er voor de overstappers geen extra risico’s optreden
die niet door het huidige verkeersveiligheidsbeleid (kunnen) worden opgevangen. Het
advies is om voldoende aandacht te blijven besteden aan enkele groepen overstappers:
mannelijke bromfietsers en oudere (elektrische) fietsers. De onderzoekers bevelen
aan om voorlichting en educatie te bieden over het voertuig waarnaar wordt overgestapt.
Daarnaast adviseren zij om overstappers aan te zetten tot het kiezen voor een relatief
veiliger alternatief vervoermiddel.
Deze aanbevelingen neem ik ter harte. Ik zie ze als een ondersteuning van beleid.
Ik ondersteun de gemeenten en provincies op verschillende manieren bij hun verantwoordelijkheid
voor de verkeersveiligheid van de ouderen op de (elektrische) fiets. Zo investeert
IenW – samen met de medeoverheden – in het verbeteren van de (fiets)infrastructuur.
Voor 1e tranche van de verkeersveiligheidsimpuls stelt IenW 200 miljoen (50% rijksbijdrage)
beschikbaar voor aanvragen van medeoverheden om de lokale en provinciale wegen en
fietspaden veiliger te maken. Dit komt ook de voornoemde risicogroepen ten goede.
Daarnaast ontwikkelt het Kennisnetwerk SPV materialen en kennis voor medeoverheden
over oudere verkeersdeelnemers. Het programma Doortrappen ondersteunt lokale en provinciale
partijen om ouderen zo lang mogelijk veilig te laten fietsen. Tot slot wordt gewerkt
aan het opstellen van het plan veilige mobiliteit ouderen waar ook aandacht zal zijn
voor de oudere fietser. Naar verwachting is dit plan begin 2021 afgerond en zal het
met uw Kamer worden gedeeld.
Afwegingskader voor 30 km/h in de bebouwde kom
Op 27 oktober 2020 heeft uw Kamer de nader gewijzigde motie van de leden Kröger en
Stoffer aangenomen. Deze motie verzoekt de regering in overleg met gemeenten en de
SWOV een afwegingskader te ontwikkelen waarbij een maximumsnelheid van 30 km/h in
de bebouwde kom als leidend principe gehanteerd wordt met de mogelijkheid om op doorgaande
wegen hiervan af te wijken als het veilig kan, en gezamenlijk hiervoor een plan op
te stellen.
Om uitvoering aan deze motie te geven zal ik – in aanvulling op de bestaande richtlijnen
en stappenplannen uit Duurzaam Veilig voor het veilig inrichten en het categoriseren
van wegen – gezamenlijk met onder andere SWOV, CROW, wegbeheerders, het openbaar ministerie
en maatschappelijke partners het plan met een afwegingskader opstellen. Hierin is
ook aandacht voor de uitvoering ervan, voor bijvoorbeeld wegbeheerders en de verkeershandhaving.
Het afwegingskader kan wegbeheerders ondersteunen bij hun afwegingen voor het veilig
inrichten en beheren van wegen binnen de bebouwde kom.
Naar verwachting kan ik het gezamenlijke plan met het afwegingskader uiterlijk in
de zomer van 2021 aan uw Kamer aanbieden.
In het notaoverleg Verkeersveiligheid van 12 oktober 2020 heb ik uw Kamer toegelicht
dat op veel wegen binnen de bebouwde kom al een maximumsnelheid van 30 km/h geldt,
bijvoorbeeld in woonwijken en bij scholen. Dit is in lijn met de visie Duurzaam Veilig
en de ontwerprichtlijnen die hieruit voortvloeien, waarin gesteld wordt dat wegen
worden gecategoriseerd en ingericht naar functie, vorm en gebruik. Zoals in het Strategisch
Plan Verkeersveiligheid 2030 is benoemd, constateer ik dat veel 30 km/h-wegen nog
niet optimaal volgens de richtlijnen zijn ingericht. Een passende weginrichting is
ook voor nieuwe 30 km/h-wegen van belang.
Daarom stimuleer ik gemeenten en andere wegbeheerders reeds om hun wegen veiliger
in te richten. Met de investeringsimpuls draag ik financieel bij aan het nemen van
effectieve maatregelen, bijvoorbeeld verkeersdrempels, kruispuntplateaus op 30 km/h-wegen
en vrijliggende fietspaden langs 50 km/h-wegen. Het Kennisnetwerk SPV ondersteunt
gemeenten bij het opstellen van maatregelen, bijvoorbeeld met een factsheet over de
verkeersveiligheid van de basisschoolomgeving.
Verplicht continu voeren van autoverlichting
Ten aanzien van de motie Schonis over de mogelijkheid tot een wettelijke verplichting
voor het continu voeren van autoverlichting zal in kaart worden gebracht wat de mogelijke
effecten van deze maatregel zijn, zowel op het gebied van verkeersveiligheid als bijvoorbeeld
het milieu. Het onderzoek wordt in gang gezet zodat de resultaten beschikbaar kunnen
zijn in het tweede kwartaal van 2021, conform het verzoek in de motie.
De SWOV geeft aan dat het voeren van autoverlichting overdag kan leiden tot minder
ongevallen en daarmee een positief effect op verkeersveiligheid, maar het is onduidelijk
hoe groot dit effect is. Een mogelijk nadelig effect is dat het continu voeren van
voertuigverlichting zorgt voor een verhoogd brandstofverbruik (of energieverbruik
bij een elektrisch voertuig). Ik wil daarom de effecten van deze maatregel goed in
kaart laten brengen, onder meer door te onderzoeken hoeveel voertuigen op dit moment
overdag nog niet met verlichting aan rijden, en zal uw Kamer uiterlijk in het tweede
kwartaal van 2021 hierover informeren. Afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek
zal ik deze maatregel opnemen in het nieuwe landelijk actieplan verkeersveiligheid.
Tot slot wil ik uw Kamer hierbij graag melden dat ik recent lid ben geworden van het
High Level Panel for Road Safety van de FIA8. Dit panel heeft als doel om internationaal de aandacht voor verkeersveiligheid te
vergroten. Ik ben er van overtuigd dat onze Nederlandse kennis en kunde hier een belangrijke
bijdrage aan kan leveren, maar dat we ook kunnen leren van de aanpak van andere deelnemende
landen en internationale organisaties. Ik kijk daarom uit naar een succesvolle samenwerking
met alle deelnemers van het panel.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.