Brief regering : Reactie op de notitie Grip op draaideurfraudeur bij faillissementen
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 293
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN RECHTSBESCHERMING EN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2020
In het wetgevingsoverleg op 11 mei jl. is door de Minister voor Rechtsbescherming
een schriftelijke reactie toegezegd1 op de notitie «Grip op de draaideurfraudeur bij faillissementen», die door de leden
Van Dam (CDA) en Van Nispen (SP) is opgesteld. Zij vragen terechte aandacht voor dit
probleem en de maatschappelijke schade en gevolgen van malafide handelen. Met deze
brief en in lijn met de eerdere toezegging2 om te bezien hoe grip is te krijgen op financieel-economische veelplegers geven wij
een reactie.
Inleiding
Fraude leidt tot aanzienlijke schade voor bedrijven, particulieren en overheid, vervalst
de concurrentieverhoudingen en ondermijnt de rechtstaat. Wij onderschrijven het belang
van het voorkomen en bestrijden van faillissementsfraude. Met het wetgevingsprogramma
Herijking Faillissementsrecht is met steun van uw Kamer een ingrijpende herziening
van wetgeving gerealiseerd. Dit heeft onder meer geleid tot de herziening van het
strafrechtelijk faillissementsrecht, de invoering van het civielrechtelijk bestuursverbod
en de fraudesignalerende taak van curatoren. Wij onderschrijven het oordeel van de
leden Van Dam (CDA) en Van Nispen (SP) dat deze pakketten van maatregelen een positief
effect hebben gehad op de aanpak van faillissementsfraude. Door ons is eerder inhoudelijk
toegelicht welk flankerend fraudebestrijdingsbeleid in aanvulling op het voornoemde
wetgevingsprogramma is uitgevoerd, inclusief de genomen maatregelen.3 Dit geldt in het bijzonder voor de werking van het civielrechtelijk bestuursverbod.
Mede vanwege de wens om faillissementsfraudeurs beter preventief aan te kunnen pakken
is besloten tot invoering van de wet. De lijnen zetten we voort. Ook kent de strafrechtelijke
aanpak faillissementsfraudezaken diverse successen. Zo zijn diverse geldboetes en
gevangenisstraffen geëist door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en zijn deze in
verschillende zaken door de rechter opgelegd.4
WODC-onderzoek naar beroepsfraudeurs faillissementsfraude
In lijn met onze eerdere reactie hebben we het WODC verzocht om een wetenschappelijk
onderzoek uit te voeren naar de aard en (schatting van) de omvang van de groep beroepsmatige
faillissementsfraudeurs. Het WODC-onderzoek start nog dit jaar en loopt door tot in
2021. Dit onderzoek is wenselijk omdat het leidt tot beter inzicht in de groep beroepsfraudeurs,
hun gedragingen en de vraag of en hoe daar met een subjectgerichte aanpak beter grip
op is te krijgen. Een belangrijke notie is dat een subjectgerichte aanpak een geringe
kans van slagen lijkt te bieden als criminelen zich zodanig organiseren dat zij zich
blijvend kunnen verschuilen achter constructies en andere personen (katvangers)5. De huidige strategie is erop gericht om beroepsfraudeurs, katvangers en faciliterende
partijen te bestraffen en hun netwerken te verstoren. Daarnaast is het beleid gericht
op preventie van faillissementsfraude, aangezien het voorkomen uiteindelijk het meest
effectief is als het gaat om de bestrijding van fraude. Een goede analyse is ook van
belang de beantwoording van de vraag hoe het proactief signaleren en volgen van individuele
veelplegers vorm kan krijgen binnen de kaders van de rechtstaat, bijvoorbeeld met
welke randvoorwaarden en waarborgen dan rekening is te houden. Uw Kamer wordt geïnformeerd
na afronding van het WODC-onderzoek. Naar verwachting zal dat plaatsvinden in de eerste
helft van 2021.
Beleidsreactie
De notitie van bevat verschillende signalen en suggesties, die de leden Van Dam en
Van Nispen (hierna: de initiatiefnemers) hebben beschreven aan de hand van gesprekken
met professionals en relevante publieke en maatschappelijke partijen. Wij zijn de
initiatiefnemers erkentelijk voor hun onderzoek en ideeën. In onze reactie gaan we
in op de vier onderdelen van de notitie:
1) Zet in op een persoonsgerichte aanpak van faillissementsfraudeurs;
2) Verdeel de krachten;
3) Verruim de Garantstellingsregeling Curatoren;
4) Waarborg de veiligheid van curatoren en deurwaarders.
1) Zet in op een persoonsgerichte aanpak
In het eerste onderdeel vragen de initiatiefnemers aandacht voor de aanpak van de
georganiseerde (of: beroeps-) faillissementsfraudeurs. Zij doelen op een groep mensen
die vanwege eerdere strafrechtelijke veroordelingen of op basis van criminele inlichtingen
bekend zijn. De stellers verzoeken om met een verkennend onderzoek de groep beroepsfraudeurs
in kaart te brengen. Daarnaast vragen zij om een dadergerichte aanpak die zich richt
op het proactief signaleren, volgen en opsporen van beroepsfraudeurs.
Zoals hiervoor is toegelicht, wordt met de uitvoering van het WODC-onderzoek uitwerking
gegeven aan de aanbeveling om met een verkenning beter zicht en beter grip te krijgen
op de groep beroepsfraudeurs.
2) Verdeel de krachten
In het tweede onderdeel «Verdeel de krachten» vragen de initiatiefnemers aandacht
voor drie onderwerpen.
In de eerste plaats pleiten zij ervoor om de curator de primaire zorg te geven voor
de aanpak van gelegenheidsfraudeurs met direct daarachter de regionale Finec-teams
van de politie-eenheden. Fraudesignalering is een wettelijke taak van de curator.
De curator kan bij vermoedens van faillissementsfraude op een laagdrempelige wijze
fraude melden of daarvan aangifte doen. Een curator komt echter geen bemoeienis of
zeggenschap toe over de opsporing of vervolging naar aanleiding van zijn melding of
aangifte. Het is aan het Openbaar Ministerie om te besluiten in welke zaken vervolging
wordt ingesteld. De toedeling van capaciteit van de regionale Finec-teams van de politie
en de prioriteitstelling voor de strafrechtelijke opsporing vindt plaats onder het
gezag van het Openbaar Ministerie.
In de tweede plaats pleiten de initiatiefnemers ervoor dat de FIOD en het Functioneel
Parket primair zijn belast met de aanpak van beroepsfraudeurs. Dit is om te waarborgen
dat er een landelijke aanpak is en kennis en capaciteit niet versnipperd raakt. Dit
sluit aan bij de huidige werkwijze daarbij de complexe faillissementszaken worden
opgepakt door de FIOD en het Functioneel Parket.
In de derde plaats wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de rol van de curator en
het belang van de fraudespreekuren. De oproep van de initiatiefnemers is om meer informatie-uitwisseling
tussen de deelnemers binnen een kennisplatform faillissementsfraude en het fraudespreekuur
te stimuleren.
Ons zijn op dit moment echter geen concrete belemmeringen bekend die de gewenste informatie-uitwisseling
tussen de fiscus of banken met de curator in de weg zouden staan. Om duidelijkheid
te bieden over de wettelijke mogelijkheden, bijvoorbeeld aan beginnende curatoren,
is de Leidraad afdoening (frauduleuze) faillissementen ontwikkeld. In samenspraak
met de curatorenverenigingen wordt bezien of de Leidraad op onderdelen verbetering
behoeft.
De initiatiefnemers merken op dat in elk arrondissement in elk geval het Openbaar
Ministerie het bestaan van een functionerend fraudespreekuur tot zijn verantwoordelijkheid
moet rekenen. Het fraudespreekuur is een waardevol initiatief van de insolventie rc’s,
het Openbaar Ministerie, de FIOD en ervaren fraudecuratoren. Het (periodieke) fraudespreekuur
kan alleen goed functioneren met de inzet en trouw van alle deelnemers. Alle deelnemende
partijen zijn medeverantwoordelijk voor deze vorm van samenwerking. Wij stellen vertrouwen
in de deelnemende partijen dat zij elkaar de nodige medewerking geven en dat zij eveneens
goed in staat zijn om in hun vertegenwoordiging te voorzien. Het Openbaar Ministerie
kan bijvoorbeeld vanuit een arrondissementparket of door het Functioneel Parket worden
vertegenwoordigd. Die invulling van de juiste vertegenwoordiging van het OM is verder
aan het OM.
3) Verruim de Garantstellingsregeling
In het derde onderdeel pleiten de initiatiefnemers voor een verdere verruiming van
Garantstellingsregeling curatoren 2012 (hierna: GSR) om curatoren hun fraudesignalerende
rol optimaal te laten benutten. In de beleidsreactie bij de evaluatie van de Garantstellingsregeling
curatoren 20126 (hierna: GSR) heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven niet over te gaan
tot uitbreiding van de GSR. Er is geen aanleiding om dat nu anders te beoordelen.
Door de Minister voor rechtsbescherming is toegelicht dat het vorderen van een civielrechtelijk
bestuursverbod al als subsidiaire vordering, dus als onderdeel van een garantstellingsaanvraag,
kan worden aangevraagd en is aangegeven om voor verdere besluitvorming over de mogelijkheid
van zelfstandige vorderingen de evaluatie (2021) van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod
af te zullen wachten. De suggestie om een businesscase te laten uitvoeren om te verkennen
hoe er meer geld geïnvesteerd kan worden in de GSR, zodanig dat deze in verhouding
komt te staan tot extra opbrengsten, is in lijn met andere initiatieven. Zo heeft
de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven het wenselijk te vinden om in het kader
van de herijking van de GSR binnen het financiële kader te onderzoeken of ruimte is
te bieden voor een beperkte experimenteerruimte. Ook is uw Kamer eerder geïnformeerd
over de (nog lopende) verkenning met curatoren, banken en de Belastingdienst naar
meer middelen voor curatoren ten behoeve van de afwikkeling van lege boedels.7
Ad 4) Veiligheid waarborgen van curatoren en deurwaarders
In het vierde en laatste onderdeel van de notitie vragen de initiatiefnemers naar
aanleiding van een specifieke situatie aandacht voor de kwetsbaarheid van curatoren,
die te maken hebben met (doods)bedreigingen bij de afwikkeling van faillissementen.
Wij zijn het met de initiatiefnemers eens dat het van groot maatschappelijk belang
is dat faillissementen ordentelijk kunnen worden afgehandeld en dat een curator, zonder
vrees voor repercussies, zich van zijn wettelijke bevoegdheden en middelen moet kunnen
bedienen. Dit geldt ook voor deurwaarders. Iedere vorm van verbaal of fysiek geweld
is onacceptabel.
De stellers verzoeken het kabinet om de veiligheid van curatoren expliciet onderdeel
te maken van het stelsel van bewaken en beveiligen.
Als risico en dreiging daartoe aanleiding geven, zullen aanvullend passende maatregelen
worden genomen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen. Van de overheid
mag verwacht worden dat ze beveiligingsmaatregelen treft op het moment dat de aantasting
van de veiligheid van personen of organisaties zulke vormen dreigt aan te nemen dat
zij daar op eigen kracht geen weerstand meer tegen kunnen bieden. Het stelsel gaat
uit van een gelaagde verantwoordelijkheid. Personen én de organisatie waar zij deel
van uitmaken zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor hun eigen veiligheid8.
In 2019 is met vier beroepsgroepen (advocaten, officieren van justitie, rechters en
journalisten) een ontwikkelagenda opgesteld met verschillende weerbaarheidsversterkende
initiatieven. Door samen te werken en het delen van best practices worden de verschillende beroepsgroepen in staat gesteld hun eigen weerbaarheid te
vergroten en wordt de werkgever in staat gesteld om zijn rol op dit terrein goed te
vervullen. De inzet is om de opbrengsten van de werkgroep breed te delen, zodat ook
andere kwetsbare beroepsgroepen, zoals curatoren en deurwaarders, geholpen worden
om kennis, expertise en handelingsperspectieven te borgen. De Koninklijke Beroepsvereniging
voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) is aan de slag gegaan met tips en suggesties van
het OM en de politie om agressie en geweld tegen deurwaarders te verminderen. Deze
zijn uitgewerkt in een checklist en aanbevelingen aan haar leden. Dit heeft geleid
tot een vermindering van het aantal agressiemeldingen9. In het regulier overleg tussen de KBvG met de Minister voor Rechtsbescherming wordt
het thema agressie jegens deurwaarders en aanverwante zaken besproken. Dit is in het
samenwerkingsconvenant afgesproken10. Een curator kan bijstand vragen van de politie bij het binnentreden van bedrijfsruimten
of de woning van de failliete bestuurder. In samenspraak met de curatorenverenigingen
en de politie is voorzien in praktische informatie, die is verstrekt aan curatoren
als onderdeel van de Leidraad voor de afwikkeling van fraude-faillissementen. Ook
met de curatorenverenigingen wordt het thema agressie en bedreiging besproken.
Tot slot
Met deze brief zijn we ingegaan op de suggesties en aandachtspunten uit de notitie
«Grip op de draaideurfraudeur». De notitie bevat belangrijke signalen die wij met
de partijen zullen bespreken die zijn betrokken bij de bestrijding van faillissementsfraude.
Ook hebben wij toegelicht dat door het WODC onderzoek wordt uitgevoerd naar de aard
en omvang van de beroepsmatige faillissementsfraudeurs. Dat onderzoek komt ook tegemoet
aan het verzoek van de leden Van Dam en Van Nispen. Na afronding wordt uw Kamer nader
geïnformeerd over de resultaten en de mogelijke aanpassingen in het beleid om de aanpak
van veelplegers faillissementsfraude aan te scherpen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Medeindiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid