Brief regering : Geannoteerde Agenda Informele Raad WSBVC 3 december 2020
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 584
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2020
Geannoteerde Agenda WSBVC
Op 3 december aanstaande vindt een informele Raad WSBVC plaats via videoconferentie.
                  Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.
               
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                  de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid.
                  Tevens bevat de Geannoteerde Agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers
                  op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsook conclusies die door de
                  Raad door middel van een schriftelijke procedure worden afgedaan.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE VTC RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 3 december
                     2020
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
– Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
– Geannoteerde Agenda Informele VTC Raad WSBVC 3 december 2020
– Schriftelijke procedures
– Kwartaalrapportages
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen
                  over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).
               
Terugblik
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening
                  883/2004 overeengekomen. Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie gestemd. Ook
                  Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus
                  onthielden zich van stemming.
               
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de
                  Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019
                  lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het
                  EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens zijn in het voorjaar
                  van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten
                  tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde. Naast Nederland maakten
                  een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast
                  stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok
                  vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde
                  lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese
                  landen daarentegen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk
                  toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier
                  vervolgens over de EP-verkiezingen heen getild. In het najaar van 2019 zijn de trilogen
                  tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse voorzitterschap hervat. De
                  standpunten van de Raad en het EP bleken echter te zeer uit elkaar te liggen om tot
                  overeenstemming te kunnen komen. Onder het Kroatische voorzitterschap is er vervolgens
                  geen voortgang geboekt in de onderhandelingen.
               
Stand van zaken
In vergelijking met de vorige voortgangsrapportage is er weinig veranderd. Het huidige
                  Duitse voorzitterschap heeft dit dossier weer opgepakt en wil proberen om gedurende
                  haar voorzitterschap een akkoord over de herziening van de Verordening te bereiken.
                  Daartoe heeft het voorzitterschap een aantal raadswerkgroepen met lidstaten georganiseerd
                  en een aantal trilogen met de Commissie en het EP.
               
Belangrijk onderwerp van bespreking is een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke
                  wetgeving, namelijk de plicht tot voorafgaande notificatie bij detachering. Dit is
                  een voorstel van het EP. Het voorstel houdt in dat detacheringen vooraf aan het sociale zekerheidsorgaan in de zendende lidstaat moeten worden gemeld. Dit
                  orgaan moet dit weer doorgeven aan het orgaan in de ontvangende lidstaat. Deze verplichting
                  geldt niet in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties. Veel lidstaten wijzen
                  echter op de administratieve lasten en afbakeningsproblemen die gepaard gaan met een
                  dergelijke notificatieplicht. Daarom wordt verkend of deze administratieve lasten
                  kunnen worden gemitigeerd door digitale oplossingen. Daarnaast wordt onderhandeld
                  over de nog openstaande onderdelen van het werkloosheidshoofdstuk.
               
Zowel de Europese Commissie (in haar Mededeling van 13 mei jl.2) als rapporteur Bischoff en de schaduwrapporteurs van het EP hebben aangedrongen
                  op een snelle afronding van het dossier in het licht van de Corona-crisis. Het kabinet
                  acht een snelle afronding van de herziening niet noodzakelijk.
               
Het Duitse voorzitterschap zal tijdens de Raad WSBVC van 3 december informatie geven
                  over de stand van zaken van de onderhandelingen.
               
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland.
                     Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met
                     het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en
                     voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende
                     minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet
                     konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke
                     gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde
                     blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.
                  
Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening
                     met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere
                     stakeholders.
                  
Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo
                     kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van
                     de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke
                     wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen.
                  
Geannoteerde Agenda Informele VTC Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 3 december
                     2020
Hierbij geef ik u een overzicht van de Nederlandse inbreng bij de informele VTC Raad
                  WSBVC van 3 december, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. Er worden twee beleidsdebatten
                  gevoerd. Bij een informeel overleg kan geen besluitvorming plaatsvinden.
               
Beleidsdebat over eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming in de platformeconomie
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat, gedachtewisseling over de positie van werkenden in de platformeconomie.
                  Op het moment van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda was het discussiestuk
                  nog niet beschikbaar.
               
Verwachte inhoud/achtergrond agendapunt
Door technologische veranderingen kan werk makkelijker op een niet-traditionele manier
                     worden georganiseerd. Dit creëert kansen en vormt tegelijkertijd enorme uitdagingen
                     voor de wereld van werk zoals wij die kennen. De opkomst van platformwerk is een goed
                     voorbeeld.
                  
De groei van de platformeconomie roept belangrijke vragen op over de arbeidsrechtelijke
                     status van platformwerkers, hun toegang tot sociale bescherming, hun recht op collectieve
                     vertegenwoordiging en onderhandelen, hun inkomsten en hun soms onstabiele en slechte
                     arbeidsvoorwaarden.
                  
Tijdens het beleidsdebat zal naar verwachting van gedachten worden gewisseld over
                     hoe gezorgd kan worden voor eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming voor
                     werkenden in de platformeconomie.
                  
Inzet Nederland
Nederland zal tijdens het beleidsdebat inbrengen dat de kansen die innovatie en technologische
                     ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bieden gegrepen moeten worden, zonder dat dit ten
                     koste gaat van de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van werkenden. Daarbij
                     is van belang dat platformwerk echt wordt ingezet om op een nieuwe wijze vraag en
                     aanbod bijeen te brengen en dat voorkomen wordt dat dit type werk, met behulp van
                     algoritmisch management, ingezet wordt om regels over werknemerschapsbescherming te
                     ontwijken.
                  
Het kabinet onderzoekt hoe de rechtspositie van platformwerkers kan worden versterkt,
                     zoals aangekondigd in de vijfde voortgangsbrief over «werken als zelfstandige» (Kamerstuk
                     31 311, nr. 235). In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Borstlap (kabinetsreactie
                     van 11 november jl., Kamerstuk 29 544, nr. 1028) geeft het kabinet aan dat het een voorstel uitwerkt om via een rechtsvermoeden de
                     rechtspositie van platformwerkers te versterken. De resultaten van dit onderzoek zullen
                     worden meegenomen bij de bepaling van de Nederlandse inzet in Europa.
                  
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting zullen lidstaten ingaan op de ontwikkelingen in hun land ten aanzien
                     van de bescherming van werkenden in de platformeconomie. Het Europees Parlement heeft
                     geen rol in het beleidsdebat.
                  
In het Commissiewerkprogramma voor 2021 is opgenomen dat de Europese Commissie eind
                     2021 komt met voorstel ten aanzien van platformwerkers.
                  
Beleidsdebat over de implementatie van de gendergelijkheidsstrategie 2020–2025 om
                     gelijke arbeidsmarktparticipatie van mannen en vrouwen te bereiken
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat, gedachtewisseling over de implementatie van de gendergelijkheidsstrategie
                  van de Europese Commissie. Op het moment van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda
                  was het discussiestuk nog niet beschikbaar.
               
Verwachte inhoud/achtergrond agendapunt
Naar verwachting zal er van gedachten worden gewisseld over de prioriteiten van de
                     strategie voor gendergelijkheid 2020–2025. Gendergelijkheid is een sleutelprincipe
                     in de Europese Pijler voor Sociale Rechten, in lijn daarmee heeft de Commissie maart
                     jl. de strategie voor gendergelijkheid 2020–2025 uitgebracht. Ten einde de gendergelijkheid
                     in de Unie (en daarbuiten) te vergroten noemt de Commissie in haar strategie een aantal
                     (wetgevings-)voorstellen, maatregelen en investeringen. Deze zijn verdeeld onder:
                  
– «Vrij zijn van geweld en stereotypen»
– «Gelijke kansen op succes in de samenleving en de economie»
– «Op voet van gelijkheid deelnemen aan bestuur, economie en samenleving»
Inzet Nederland
Nederland zal tijdens het beleidsdebat de lijn van het kabinet verkondigen zoals verwoord
                     in het BNC fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2861) over de strategie. Het kabinet waardeert het feit dat de Commissie met deze strategie
                     gendergelijkheid weer op de Europese agenda zet, hier heeft Nederland zich samen met
                     een aantal andere lidstaten hard voor gemaakt.
                  
De huidige strategie strookt over het algemeen met de inzet van het kabinet en is
                     een waardevolle aanvulling op nationale maatregelen. Het kabinet verwelkomt deze genderstrategie
                     dan ook.
                  
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting zullen alle lidstaten ingaan op hun visie op de gendergelijkheidsstrategie
                     en prioriteiten voor hun lidstaat. Daarbij valt specifiek op te merken dat enkele
                     Oost-Europese lidstaten naar verwachting hun onvrede over het bestaan en/of de inhoud
                     van de strategie voor gendergelijkheid 2020–2025 zullen uiten.
                  
Het Europees Parlement heeft geen rol in het beleidsdebat.
Raadsconclusies en andere stukken die middels schriftelijke procedure worden vast
                     gesteld
Nu Formele Raden vaak geen doorgang vinden i.v.m. Covid-19 zullen verschillende raadsconclusies
                  en andere stukken op korte termijn middels een schriftelijke procedure in Coreper
                  worden vastgesteld. In het nu volgende geef ik aan om welke stukken op SZW-terrein
                  het gaat en wat de Nederlandse positie is.
               
Voorstel wijziging richtlijn carcinogene en mutagene stoffen – Carcinogenen IV
Doel
Instemmen met algemene oriëntatie op het voorstel voor een Richtlijn van het Europees
                  Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming
                  van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia
                  op het werk.
               
Inhoud/achtergrond
De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel uitgebracht voor wijziging van de
                  Richtlijn betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling
                  aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (Carcinogenenrichtlijn). In 2016,
                  2017 en 2018 zijn een eerste, tweede en derde uitbreidingsvoorstel uitgebracht met
                  grenswaarden voor in totaal 22 nieuwe stoffen en aanscherping van 2 bestaande grenswaarden.
                  Het nu voorliggende voorstel betreft een vierde uitbreiding. Doel van de onderliggende
                  richtlijn is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming van
                  de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan carcinogene stoffen
                  op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel
                  naar een gelijk Europese speelveld voor het bedrijfsleven door op Europees niveau
                  uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover dus meer duidelijkheid te verschaffen
                  aan werkgevers en werknemers.
               
Inzet NL
Het kabinet staat positief ten opzichte van dit voorstel. Afgelopen jaren heeft het
                  kabinet, soms samen met andere lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging,
                  herhaaldelijk aan de Commissie verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal
                  stoffen met grenswaarden in de Europese richtlijn. Het kabinet is daarom positief
                  over de huidige uitbreiding. Het kabinet is daarentegen teleurgesteld over het relatief
                  beperkt aantal stoffen waarvoor grenswaarden wordt voorgesteld in dit voorstel.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op basis van de behandelingen in de Raadswerkgroep blijkt dat de aanpassing van de
                  richtlijn en uitbreiding van het aantal grenswaarden op brede steun kan rekenen van
                  de lidstaten, naar verwachting kunnen alle lidstaten met het voorstel instemmen. Het
                  Europees Parlement heeft zich in 2015 in algemene zin uitgesproken voor uitbreiding
                  van het aantal stoffen met grenswaarden in deze richtlijn. In het Europese raadgevend
                  Comité Veilig en Gezond Werken (bestaande uit overheden en sociale partners) bestaat
                  steun voor de waarden die nu door de Commissie in het voorstel zijn opgenomen.
               
Raadsconclusies jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie
Doel Raadsbehandeling
Aanname Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.
Inhoud/achtergrond
In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei van de Europese Unie (Annual Sustainable
                  Growth Strategy, ASGS) blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische
                  beleidsuitdagingen voor het komende jaar. Gezien de doelstellingen van de huidige
                  Commissie is de nadruk van dit document meer op duurzame economische groei komen te
                  liggen. De vier dimensies – ecologische duurzaamheid, productiviteit, billijkheid
                  en macro-economische stabiliteit – die in de strategie voor duurzame groei van vorig
                  jaar zijn vastgesteld, moeten volgens de Commissie de leidende beginselen zijn die
                  ten grondslag liggen aan de plannen voor herstel en veerkracht van de lidstaten en
                  hun nationale investeringen en hervormingen. De strategie legt dit jaar een nadrukkelijke
                  link met de Europese Faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF).
               
In de conceptraadsconclusies over de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de
                  jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 wordt onder meer ingegaan op de gevolgen
                  van COVID-19 voor arbeidsmarkten. Daarbij wordt het belang benadrukt dat arbeidsmarktmaatregelen
                  en sociaal beschermingsbeleid bijdragen aan het herstel. De conclusies roepen tevens
                  op om de pijler van sociale rechten te implementeren, met inachtneming van huidige
                  competentieverdeling. Verder dient bij de groene, digitale en demografische transities
                  rekening gehouden te worden met de gevolgen voor werkgelegenheid.
               
De conclusies staan ook stil bij de Europese Faciliteit voor herstel en veerkracht.
                  Structurele uitdagingen van lidstaten dienen geadresseerd te worden met het RRF. De
                  conclusies roepen lidstaten op om in hun herstelplannen essentiële hervormingen en
                  investeringen op arbeidsmarktterrein op te nemen om de gevolgen van de coronacrisis
                  te mitigeren. Tenslotte roepen de conclusies de Commissie op om zo snel mogelijk het
                  Europees Semester proces – waar tijdelijk aanpassingen aan zijn gedaan in het kader
                  van de Faciliteit voor herstel veerkracht – weer volledig te herstarten.
               
Inzet NL
Nederland kan instemmen met de voorliggende tekst over de raadsconclusies en herkent
                  de hierin geschetste uitdagingen en kernboodschappen.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op het moment van het schrijven zijn de conclusies nog niet afgerond. Naar verwachting
                  kunnen alle lidstaten instemmen met de uiteindelijke conclusies.
               
Raadsconclusies mensenrechten en decent work in wereldwijde waardenketens
Doel
Aanname van Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.
Inhoud/achtergrond
De Raadsconclusies benadrukken het grote belang van het bevorderen van mensenrechten
                  en decent work in de wereldwijde waardenketens, inclusief een no-tolerance beleid
                  ten aanzien van kinderarbeid, dwangarbeid en mensenhandel. De Commissie wordt opgeroepen
                  om in 2021 een Europees actieplan te lanceren dat zich richt op het tot stand brengen
                  van duurzame waardenketens, inclusief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
                  (IMVO), en dat ook rekening houdt met de opgedane ervaringen als gevolg van de COVID-pandemie.
                  Het Actieplan beoogt een coherente implementatie van de VN richtsnoeren over bedrijfsleven
                  en mensenrechten, de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de Tripartiete
                  Beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van
                  de Internationale Arbeidsorganisatie. Tevens wordt de Commissie opgeroepen om een
                  wetgevend kader op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur ter tafel te brengen,
                  waar een «due diligence« verplichting onderdeel van is. «Due diligence« betekent dat
                  bedrijven risico’s op mensenrechtenschendingen in hun internationale ketens in kaart
                  brengen, deze risico’s voorkomen, aanpakken of stoppen en hierover communiceren. Deze
                  Raadconclusies ondersteunen hiermee de voornemens die de Commissie eerder heeft geuit.
                  Daarnaast worden lidstaten opgeroepen nationale actieplannen ter bevordering van de
                  VN richtsnoeren over bedrijfsleven en mensenrechten op te stellen, te vernieuwen of
                  te actualiseren en om zich aan te sluiten bij de Alliance 8.7, een wereldwijd partnership
                  dat zich richt op het versnellen van de inspanningen om VN-duurzaamheidsdoel 8.7 te
                  bereiken (uitbanning van kinder- en dwangarbeid, mensenhandel en slavernij).
               
Inzet Nederland
Nederland kan zich goed vinden in de Raadsconclusies. Nederland pleit al geruime tijd
                  actief voor een Europees Actieplan op het gebied van IMVO. Dit is een belangrijke
                  stap voorwaarts onder Duits voorzitterschap. De Raadsconclusies zijn in lijn met het
                  Nederlandse kabinetsbeleid, zoals o.a. neergelegd in de beleidsnota »Van voorlichten
                  tot verplichten: een nieuwe impuls aan internationaal maatschappelijk verantwoord
                  ondernemerschap» (Kamerstukken 26 485 en 35 495, nr. 337) over de herziening van het IMVO-beleid. In deze beleidsnota spreekt het kabinet
                  zich uit voor een «due diligence« verplichting, die bij voorkeur op Europees niveau
                  wordt ingebed om de gezamenlijke impact van bedrijven te vergroten en een gelijk speelveld
                  te bereiken.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de raadsconclusies.
Conclusies over het rapport van de Europese Rekenkamer over de bestrijding van kinderarmoede
Doel
Aanname Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.
Inhoud/achtergrond
Op 29 september 2020 heeft de Europese Rekenkamer een rapport3 gepubliceerd over de rol van de Europese Commissie en de Europese Unie in de bestrijding
                  van kinderarmoede. De Rekenkamer heeft onderzocht hoe EU-middelen, juridische instrumenten,
                  de Europese pijler van sociale rechten en het Europees Semester hebben bijgedragen
                  aan het aanpakken van kinderarmoede. De Rekenkamer concludeert dat kinderarmoede nog
                  steeds een ernstig probleem is in de EU, waarbij bijna één op de vier kinderen nog
                  altijd met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd. De Rekenkamer stelt dat
                  het lastig is om te beoordelen of de initiatieven van de Commissie voldoende doeltreffend
                  waren. De Rekenkamer pleit voor de ontwikkeling van interne richtsnoeren in het kader
                  van het Europees Semester proces die duidelijkheid moet scheppen wanneer lidstaten
                  een landspecifieke aanbeveling ontvangen op het gebied van kinderarmoede. Daarnaast
                  spoort zij de Commissie aan om de voorbereiding inzake de Europese kindgarantie af
                  te ronden, zodat deze gepubliceerd kan worden.
               
De voorliggende Raadsconclusies onderstrepen het belang van de aanbevelingen in het
                  rapport en roepen de Commissie op deze uit te voeren om kinderarmoede in de toekomst
                  tegen te gaan.
               
Inzet Nederland
NL onderschrijft het belang van het bestrijden van kinderarmoede en staat positief
                  tegenover de aanbevelingen van de Rekenkamer. NL is voorstander van kennisuitwisseling
                  tussen lidstaten over dit beleidsthema. Nederland zet vooral op nationaal niveau in
                  op de bestrijding van kinderarmoede, als onderdeel van bredere armoedebestrijding.
                  Nederland is dan ook geen voorstander van een verplichte inzet van middelen uit de
                  structuurfondsen op dit thema en heeft in de Raadswerkgroep samen met enkele lidstaten
                  verzocht de tekst op dit punt aan te passen.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende Raadsconclusies.
                  Enkele lidstaten zijn groot voorstander van interventie van de Commissie op dit terrein
                  en hebben dit tevens in een non-paper verduidelijkt. Het Europees Parlement speelt
                  geen rol bij Raadsconclusies.
               
Raadsconclusies over de loonkloof en de waardering en verdeling van (betaalde en onbetaalde)
                     zorgtaken tussen vrouwen en mannen
Doel
Aanname van Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.
Inhoud/achtergrond
De Raad benadrukt in haar conclusies dat lidstaten meer actie moeten ondernemen om
                     de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten, waarbij deze conclusies specifiek
                     aandacht vragen voor de waardering en verdeling van betaalde en onbetaalde zorgtaken.
                     In de COVID-19 pandemie is duidelijk geworden dat met name vrouwen zowel betaalde
                     als onbetaalde zorgtaken op zich nemen. Tegelijkertijd krijgen zij nog vaak niet hetzelfde
                     betaald en verrichten zij vaker onbetaalde zorgtaken.
                  
De Raadsconclusies roepen lidstaten op gelijke kansen inzake persoonlijke ontwikkeling
                     en vrije keuze bij beslissingen over zorgtaken te realiseren. Daarnaast roepen de
                     conclusies op om een gelijkere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen
                     en mannen en een beter begrip en bewustzijn van de verdeling en de waardering van
                     betaalde en onbetaalde zorg te realiseren. Verder moet er gezorgd worden voor een
                     betere waardering en maatschappelijke en economische erkenning van onbetaalde zorg.
                  
Inzet Nederland
Nederland kan zich goed vinden in de lijn van de concept conclusies. Het is positief
                  dat dit thema wordt besproken gelet op het feit dat er binnen de EU nog veel uitdagingen
                  zijn ten aanzien van het dichten van de loonkloof. Dit wordt onderschreven in de Raadsconclusies.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op dit moment is nog onduidelijk of de Raadsconclusies kunnen rekenen op unanieme
                  steun. Enkele lidstaten zijn ontevreden over het gebruik van de termen gender en gendergelijkheid
                  in de tekst en over het refereren aan de in maart 2020 uitgebrachte gendergelijkheidsstrategie
                  van de Commissie.
               
Kwartaalrapportages
In het nu volgende rapporteer ik over de stand van zaken in lopende onderhandelingen.
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
In maart 2019 is in de Raad een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt op de EGF
                  verordening. Nederland kon niet instemmen met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie.
                  Naast Nederland stemde één andere lidstaat tegen. Twee lidstaten onthielden zich van
                  stemming. Er werd nog over een aantal aspecten van het EGF gesproken in het kader
                  van de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK, zoals de hoogte van het budget
                  en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. Met het akkoord over het nieuwe MFK is
                  hier ook een besluit over genomen. Het EGF blijft een fonds buiten de MFK-plafonds.
                  Het budget is vastgesteld op bijna 1,5 miljard in lopende prijzen voor de periode
                  2021–2027. Momenteel vinden er over de ESF+ verordening nog trilogen met het Europees
                  Parlement plaats. Het Duits voorzitterschap verwacht deze op korte termijn te kunnen
                  afronden.
               
Kwartaalrapportage: ESF+
Op de ESF+ verordening werd in 2019 al een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt.
                  De Europese Commissie heeft vanwege de Covid-19 uitbraak op 28 mei jl. een geactualiseerd
                  voorstel gepresenteerd voor ESF+. Dit geactualiseerde ESF+ voorstel bevatte een verhoging
                  van de thematische concentratie gericht op jeugdwerkloosheid (tenminste 15% i.p.v.
                  10% van ESF+ enveloppe, indien het NEET’s- percentage4 boven het EU-gemiddelde ligt) en een verplichte allocatie van tenminste 5% van de
                  ESF+ enveloppe gericht op kinderen in armoede. Ook is het belang van het promoten
                  van omscholing en bijscholing met het oog op een veranderende arbeidsmarkt, mede ter
                  ondersteuning van de groene en digitale transities, beter verankerd in de voorgestelde
                  verordening. Op deze geactualiseerde ESF+ verordening is in juli jl. een gedeeltelijk
                  akkoord op Raadsniveau bereikt. In dit akkoord is er geen sprake van een verhoging
                  van de thematische concentratie voor jeugdwerkloosheid en, in lijn met de Nederlandse
                  inzet, is er geen sprake van een verplichte allocatie voor kinderen in armoede. Tevens
                  is er met het bereiken van een akkoord op het MFK duidelijkheid gekomen over het ESF+
                  budget voor Nederland. Voor Nederland heeft de Europese Commissie een budget van 414
                  miljoen euro (lopende prijzen) voor de periode 2021–2027 voorgesteld. De bespreking
                  van de verwerking van de Europese Raad conclusies in de ESF+ verordening is afgerond.
                  Momenteel vinden de trilogen met het Europees Parlement plaats, er is nog geen zicht
                  op een akkoord.
               
Kwartaalrapportage: Wijziging FEAD verordening
Het FEAD5 betreft een fonds voor de meest kwetsbare mensen in de samenleving. De Europese Commissie
                  heeft in het kader van het herstelpakket een voorstel gedaan om de FEAD-verordening
                  aan te passen. De voorgestelde wijziging van de FEAD verordening maakt het voor lidstaten
                  mogelijk middelen aan het lopende FEAD-programma toe te voegen voor de jaren 2020,
                  2021 en 2022. Dit betreft additionele middelen voor de lopende programma’s (periode
                  2014–2020) onder het cohesiebeleid en betreft een vrijwillige keuze van de lidstaat.
                  Nederland heeft tijdens de bespreking van de voorgestelde wijzigingen het belang van
                  sociale inclusie benadrukt en dit is in de overwegingen van de verordening opgenomen.
                  De onderhandelingen in de Raadswerkgroep zijn afgerond en de trilogen met het Europees
                  Parlement zijn gestart. Het Duitse voorzitterschap hoopt deze op korte termijn af
                  te ronden.
               
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen t.o.v. de vorige kwartaalrapportage. De onderhandelingen
                     over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn is:
                  
– Dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste
                           40% van de leden van Raden van Commissarissen vrouw, dan wel man is (of tenminste
                           33% voor zowel RvC als voor Raden van Bestuur);
                        
– Dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel
                           gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor Raden van Commissarissen; en
                        
– Dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria,
                           waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat
                           van het ondervertegenwoordigde geslacht.
                        
Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties
                     opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.
                  
Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken
                     met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van
                     de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele
                     jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is
                     op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel
                     te heroverwegen. Naar verwachting blijft de blokkerende minderheid in stand. De Commissie
                     heeft haar intentie uitgesproken om het dossier weer op te starten.
                  
Kwartaalrapportage: Besluit verlenging mandaat ODA-netwerk
Er is een akkoord gesloten tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
                  over het verlengen van het mandaat van het ODA-netwerk. Het ODA-netwerk6 biedt een platform waar UWV ervaringen kan delen met andere arbeidsvoorzieningsdiensten
                  in Europa. Er kan binnen het ODA-netwerk van elkaar geleerd worden en het ODA-netwerk
                  heeft haar meerwaarde in de afgelopen jaren aangetoond door het aanleveren van gestructureerde
                  assessments, waaraan UWV haar beleid kan toetsen en vergelijken met anderen. Het kabinet
                  steunt daarmee het verlengen van het mandaat van dit netwerk. Aangezien het akkoord
                  in het afgelopen kwartaal gesloten is, zal dit de laatste maal zijn dat er gerapporteerd
                  wordt over dit voorstel.
               
Kwartaalrapportage: Besluit van de Raad betreffende de ratificatie van Verdrag 190
                     betreffende de beëindiging van geweld en pesterijen op het werk
Het Raadsbesluit dat voorligt, machtigt lidstaten tot het ratificeren van ILO-verdrag
                     190, het Verdrag tegen geweld en intimidatie op de werkvloer en de bijbehorende aanbeveling.
                     Nederland heeft in ILO-verband voor zowel het Verdrag als de aanbeveling gestemd.
                     Dit Raadsbesluit is noodzakelijk omdat de inhoud van het Verdrag deels onder de bevoegdheid
                     van de EU valt. Het Verdrag staat echter niet toe dat de EU partij wordt. De lidstaten
                     worden daarom gemachtigd om, voor zover het EU-bevoegdheden betreft, het Verdrag in
                     het belang van de Unie te ratificeren. Lidstaten worden daarnaast aangemoedigd spoedig
                     te ratificeren.
                  
Na aanname van het Raadsbesluit is het aan lidstaten, in overleg met sociale partners,
                     om te bepalen of zij het Verdrag ratificeren. Een definitieve tekst van het Raadsbesluit
                     is nog niet beschikbaar, maar het kabinet kan naar verwachting akkoord gaan. Besluitvorming
                     over dit Raadsbesluit vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid. Vanwege het belang
                     van ILO-verdragen hecht het voorzitterschap aan het bereiken van consensus. Op moment
                     van opstellen van deze Geannoteerde Agenda is nog niet bekend of alle lidstaten het
                     Raadbesluit kunnen steunen. Voorafgaand aan de vaststelling van het besluit is goedkeuring
                     van het Europees Parlement vereist. De positie van c.q. het krachtenveld in het Europees
                     Parlement is op dit moment niet bekend.
                  
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.