Brief regering : Reactie op het amendement van het lid Kwint over een discretionaire bevoegdheid om in schrijnende omstandigheden ouders recht op kinderopvangtoeslag te laten houden
35 598 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag
Nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2020
Woensdag 11 november 2020 spraken wij elkaar tijdens het wetgevingsoverleg over het
voorstel van de Wet kinderopvang in verband met wijzigingen met betrekking tot het
recht op kinderopvangtoeslag1. Tijdens het overleg heb ik toegezegd schriftelijk terug te komen op het bij uw Kamer
ingediende amendement van de Socialistische Partij (SP) op bovengenoemd wetsvoorstel2.
In het amendement geeft de SP aan dat lichamelijke of psychische ellende niet onnodig
verdiept moet worden en dat als de aanspraak op kinderopvangtoeslag wegvalt dit niet
direct betekent dat er altijd zorg gedragen kan worden voor een kind in de thuissituatie.
Om die reden beoogt het amendement van de SP een discretionaire bevoegdheid aan de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te geven, waarmee in aantoonbaar schrijnende
gevallen waarin het recht op kinderopvangtoeslag is vervallen, ouders toch recht houden
op kinderopvangtoeslag. In de toelichting van de SP tijdens het wetgevingsoverleg,
noemde de SP zowel de gemeentelijke regeling rondom Sociaal Medische Indicatie (SMI)
als het landelijke geregelde recht op kinderopvangtoeslag. Ik stel deze appreciatie
daarom in twee delen op. In de eerste plaats bespreek ik de gemeentelijke regeling
rondom SMI. In het tweede gedeelte ga ik in op de regels rondom kinderopvangtoeslag.
Ik ben het met de SP eens dat er meerdere redenen kunnen zijn waarom ouders niet de
volledige zorg voor hun kinderen kunnen dragen en dat het wegvallen van de aanspraak
op kinderopvangtoeslag soms lastig (direct) op te lossen is in de thuissituatie. De
kinderopvangtoeslag is echter een generieke regeling en geen oplossing voor alle situaties
die zich kunnen voordoen.
Indien ouders niet (meer) aan de voorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag
voldoen, maar er sprake is van een schrijnende situatie waarin de kinderen niet thuis
opgevangen kunnen worden, omdat de ouders wegens lichamelijke of psychische redenen
niet voor de kinderen kunnen zorgen, dan kunnen zij bij de gemeente terecht voor een
tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op basis van SMI. Daarnaast zijn er ook
andere voorzieningen die de gemeente kan inzetten.
Voor kinderen in de leeftijd van 2/2,5 tot 4 jaar is er peuteropvang en kinderen in
dezelfde leeftijd met een risico op een onderwijsachterstand hebben recht op voorschoolse
educatie. De gemeente kan ook hulp bieden aan ouders en kinderen vanuit de Wet maatschappelijke
ondersteuning of de Jeugdwet wanneer de thuissituatie daarom vraagt.
De casuïstiek in deze gevallen is vaak ingewikkeld; sommige ouders hebben meer dan
één probleem en de behoeften per ouders zullen verschillen. Daarom is er maatwerk
nodig. De gemeente is in staat om dit te kunnen leveren. Uit het onderzoek dat dinsdag
10 november 2020 naar uw Kamer is gestuurd, blijkt dat gemeenten SMI goed uitvoerbaar
vinden en dat SMI in de afgelopen jaren ook beter ingebed is geraakt in het sociale
domein. Gemeenten kunnen met SMI en met andere middelen of bevoegdheden – bijvoorbeeld
met voorschoolse educatie of op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning –
gezinnen die in een schrijnende situatie zitten, ondersteunen. Het is goed dat gemeenten
meerdere mogelijkheden hebben om gezinnen te ondersteunen en daardoor ook beter in
staat zijn om naar de bredere problematiek van deze gezinnen te kijken en hen daar
waar mogelijk bij te helpen. Wanneer ouders van mening zijn dat zij bij hun gemeente
niet voldoende geholpen worden, dan kunnen zij bezwaar of beroep instellen tegen het
besluit van de gemeente of anders bij hun gemeenteraad aankloppen.
Ik vind het niet passend om de Minister van SZW bevoegdheid te geven om gemeenten
als het ware te overstemmen door een oordeel te vellen over hun regelingen. Verschillende
regelingen en bevoegdheden zijn immers bewust decentraal geregeld. Een rol daarbij
voor de rijksoverheid als een soort eindbeoordelaar past niet in ons stelsel van interbestuurlijke
verhoudingen.3
Wel zal ik in het gesprek dat ik met de VNG zal hebben over SMI, naar aanleiding van
de toezegging die ik heb gedaan aan mevrouw Nijkerken-de Haan, ook dit punt over schrijnende
situaties aan de orde brengen.
Tijdens het wetgevingsoverleg ging het ook over het – landelijk geregelde – recht
op kinderopvangtoeslag. Het amendement heeft juridisch gezien de kenmerken van een
hardheidsclausule voor het recht op kinderopvangtoeslag. Op 7 juli 2020 is in de Algemene
wet inkomensafhankelijke regeling (hierna: Awir) een hardheidsclausule opgenomen,
die onder andere van toepassing is op de kinderopvangtoeslag.4 Die hardheidsclausule is bedoeld voor die situaties waarin de toepassing van wet-
en regelgeving over toeslagen zodanige gevolgen heeft dat het zeer onredelijk is om
die voor rekening van de betrokken perso(o)n(en) te laten. Dat kunnen individuele
gevallen zijn, maar ook groepen van gevallen. Voor deze gevallen kan de Minister van
Financiën, in overeenstemming met de Ministers die het aangaat, beleidsregels opstellen
waarin het begunstigende beleid wordt uitgewerkt. De personen die vallen onder de
(groepen van) gevallen waarop de beleidsregel ziet, kunnen zich daarop beroepen. Dat
kan ertoe leiden dat een onherroepelijk geworden beschikking kan worden herzien in
het voordeel van de belanghebbende.5
De beschreven hardheidsclausule uit de Awir beoogt een oplossing te bieden voor de
situatie waarin sprake is van gevolgen waarvan het zeer onredelijk is om die voor
rekening voor de belanghebbende te laten. Deze hardheidsclausule is in de Awir opgenomen
zodat deze van toepassing is op alle toeslagen. Een vangnet voor dergelijke uitzonderlijke
situaties waar de SP om verzoekt, bestaat dus al. Ik vind het niet raadzaam om twee
gelijk bedoelde bepalingen naast elkaar te hebben staan. Er zullen dan immers twee
routes en twee loketten waar burgers kunnen aankloppen voor soortgelijke casuïstiek
ontstaan wat voor burgers meer verwarring en complexiteit kan oproepen dan dat het
wegneemt.
Kortom: een amendement om de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een bevoegdheid
te geven om een oordeel te vellen over gemeentelijk beleid vind ik niet passend en
een hardheidsclausule voor het recht op kinderopvangtoeslag bestaat sinds kort. Om
bovenstaande argumenten ontraad ik dit amendement.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van 't Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid