Brief regering : Brede verkenning toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie
24 446 Ruimtevaartbeleid
Nr. 72
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2020
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW),
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV), het onderzoek aan van het bureau Dialogic over de toegevoegde
waarde van ruimtevaarttechnologie1. Aanleiding vormen de motie van het lid Amhaouch c.s.2 en de toezegging van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het
algemeen overleg natuur van 12 september 2019 om uw Kamer te informeren over het mogelijke
gebruik van aardobservatietechnieken uit de ruimtevaart voor de landbouw.
In deze brief zal ik stilstaan bij de hoofdconclusies van het onderzoek. Vervolgens
ga ik in op het tweede deel van de motie, waarin de regering wordt gevraagd om te
komen tot scenario’s om beter vorm te geven aan de Nederlandse ambities.
De toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie
Ruimtevaarttechnologie, zo laat het onderzoek zien, heeft inmiddels de haarvaten van
onze samenleving bereikt. Satellietnavigatie maakt deel uit van consumenten-elektronica
en professionele toepassingen waar plaats en tijd er toe doen. In dunbevolkte gebieden
zonder aardse infrastructuur biedt satellietcommunicatie een uitkomst, net als bij
de toepassingen waar veiligheid cruciaal is. Aardobservatie laat over nagenoeg het
hele beleidsmatige en economische spectrum een breed scala aan toepassingen zien.
De onderzoekers van Dialogic brengen in het onderzoek de «enge» en brede toegevoegde
waarde van ruimtevaart in beeld. De Nederlandse ruimtevaartsector in enge zin is in
2018 afgerond naar schatting goed voor circa 10.500 FTE, 1,9 miljard euro productiewaarde,
en 1 miljard euro toegevoegde waarde. Het onderzoek toont bovendien aan dat de ruimtevaartsector
sinds 2014 bovengemiddeld is gegroeid, qua werkgelegenheid zelfs met meer dan 20%.
Dit laat zien dat de Nederlandse ruimtevaartsector concurrerend blijft op deze wereldwijde
groeimarkt. Daarbij blijft ESTEC een aanzienlijk aandeel (circa 40%) van de directe
en indirecte werkgelegenheid in ons land voor zijn rekening nemen.
De brede toegevoegde waarde van ruimtevaart laat zich volgens de onderzoekers niet
eenduidig kwantitatief in beeld brengen. De onderzoekers rekenen alleen de activiteiten
tot de ruimtevaart die beogen objecten te bouwen die naar de ruimte moeten (upstream) en activiteiten die direct ruwe data uit de ruimte bewerken (downstream), alsook relevante activiteiten van kennisinstellingen en ESTEC. De bedrijven die
vervolgens deze bewerkte data en signalen omzetten in producten en diensten (zoals
navigatieapparatuur en satelliettelevisie) worden in het onderzoek niet tot de ruimtevaartsector
gerekend, laat staan de sectoren die vervolgens deze producten en diensten afnemen.
De onderzoekers kiezen daarom voor een overwegend kwalitatieve benadering om de brede
toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie te bepalen. Uit literatuurstudie, een
enquête en zes workshops met experts uit de domeinen van het missiegedreven innovatiebeleid
concluderen zij dat de afhankelijkheid en daarmee het economisch belang van ruimtevaart
in brede zin sneller toenemen dan de economische betekenis van de ruimtevaartsector
in enge zin. Het onderzoek laat vervolgens zien op welke wijze ruimtevaarttechnologie
binnen de zes domeinen van het missiegerichte innovatiebeleid wordt gebruikt en welke
trends daarin zichtbaar zijn. Hoewel de focus van het onderzoek is gericht op de prioriteiten
van het missiegedreven innovatiebeleid, zijn de conclusies over de toegevoegde waarde
ook van toepassing op (deel)sectoren die niet door dit beleid worden gedekt. Figuur
1 bevat een overzicht van de brede toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie per
domein, die in relatie staan met de beleidsopgaven van departementen en daaraan gelieerde
sectoren.
Uit het onderzoek komt naar voren dat ruimtevaarttechnologie voor nagenoeg alle domeinen
als een enabling technology voor een moderne overheid en een concurrerende marktsector kan worden gezien. In
combinatie met bestaande technologie (zoals in situ monitoring) en nieuwe technologie (zoals kunstmatige intelligentie) kan ruimtevaarttechnologie
zorgen voor een betere uitvoering van publieke taken. Voor de daaraan gelieerde sectoren
zal de toegang tot en het gebruik van data en signalen uit ruimtevaarttoepassingen
een groeiende concurrentiefactor worden.
Figuur 1: Overzicht brede toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie
Het onderzoek laat tenslotte zien dat we in velerlei opzicht nog maar aan het begin
staan van de mogelijkheden die ruimtevaart biedt. Enerzijds komen door groeiende prestaties
van ruimtevaartinstrumenten (qua nauwkeurigheid en snelheid) telkens nieuwe toepassingsmogelijkheden
in beeld, anderzijds identificeert het onderzoek kritische succesfactoren aan vraag-
en aanbodzijde die de absorptie van ruimtevaarttechnologie in de weg kunnen staan.
Ook al ligt de verantwoordelijkheid voor deze domeinspecifieke en soms zeer complexe
vraagstukken uiteindelijk bij de departementen zelf, het Netherlands Space Office (NSO) blijft het gebruik van ruimtevaarttechnologie door overheden, kennisinstellingen
en bedrijven stimuleren. De aanbevelingen in het onderzoek om de benutting van het
ruimtevaartpotentieel te verbeteren worden dan ook door de betrokken departementen
en het NSO herkend en in de meeste gevallen al opgepakt. Het Satellietdataportaal,
SBIR’s om samen met bedrijven toepassingen van satelliettechnologie voor publieke
taken te ontwikkelen, netwerkbijeenkomsten en de uitvoering van het G4AW-programma
zijn concrete manieren waarop het NSO haar faciliterende rol voor het gebruik van
ruimtevaarttechnologie invult.
Scenario’s voor het Nederlandse ruimtevaartbeleid
In de Nota Ruimtevaartbeleid 20193 geeft het kabinet aan op welke wijze ruimtevaart relevant is voor de maatschappij,
wetenschap, economie en politiek-strategische doelstellingen. Op basis van een advies
van het Netherlands Space Office NSO is een prioriteitenkader uitgewerkt dat als leidraad diende voor de budgettaire
keuzes tijdens de Ministeriële Conferentie SPACE19+ in Sevilla van het Europese Ruimtevaartagentschap
ESA in november 2019. Voor Nederland werden nadrukkelijk aardobservatie en de technologieprogramma’s
(waaronder optische satellietcommunicatie) als prioriteiten naar voren gebracht.4 Daarnaast investeert Nederland in autonome Europese toegang tot de ruimte en ondersteunde
Nederland de reële stijging van de middelen voor het verplichte wetenschappelijke
programma en de verplichte investeringen in de basisinfrastructuur van ESA (Basic Activities).
De rijksoverheid investeert de komende jaren € 387,5 miljoen in ruimtevaart (zie ook
tabel 1), zo’n € 125 miljoen per jaar. De inschrijving in ESA-programma’s en het nationaal
flankerend beleid worden uit middelen op de begrotingen van OCW en EZK gefinancierd.
Daarnaast investeert Nederland met middelen op de begroting van IenW in weersatellieten
van EUMETSAT, in het bevorderen van het gebruik van satellietdata en in de exploitatie
van instrumenten voor de meting van luchtkwaliteit. Het Ministerie van Defensie investeert
in de opbouw van een ruimtevaartcapaciteit van de krijgsmacht en zal met een ruimtevaartstrategie
naar buiten treden. Het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,
het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid
investeren in toepassingen van ruimtevaarttechnologie binnen hun beleidsdomein. Dit
geldt ook voor het subsidieprogramma Geodata for Agriculture and Water (G4AW) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat ruimtevaarttechnologie beschikbaar
maakt voor betere en duurzame voedselproductie en efficiënt watergebruik in G4AW-partnerlanden.
Naast de middelen in tabel 1 voor ruimtevaart, kunnen bedrijven en kennisinstellingen
participeren in de ruimtevaartprogramma’s van de EU (Galileo en Copernicus) en een
beroep op andere publieke financieringsbronnen doen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de
EU-programma’s op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (Horizon Europe) en defensiesamenwerking (European Defense Fund). Om de slaagkans van Nederlandse partijen in EU-programma’s te verhogen, heeft het
kabinet € 255 miljoen voor cofinanciering uitgetrokken en ondersteunen NSO en RVO
partijen in de ruimtevaartsector die een beroep op deze fondsen willen doen. Ook nationale
instrumenten voor (missiegedreven) innovatie, het bedrijvenbeleid en het wetenschapsbeleid
zijn voor het ruimtevaartcluster relevant. Deze Europese en nationale middelen worden
doorgaans via competitieve tenderprocedures verdeeld. Zeker bij een laag toekenningspercentage,
zijn deze regelingen voor het Nederlandse ruimtevaartcluster daarmee een nuttige,
maar ook riskante financieringsbron. Tabel 2 geeft een (niet-uitputtend) overzicht
van relevante Europese en nationale financieringsmogelijkheden voor de ruimtevaartsector.
Nederland investeerde in 2019 in Sevilla € 283,5 miljoen in verplichte en optionele
ESA-programma’s, zo’n 30% meer dan in 2016. Het NSO gaf in haar advies aan dat zelfs
met dit hogere budget ingrijpende keuzes noodzakelijk waren om het programma passend
te maken binnen het beschikbare budget. Daarbij benoemde het NSO kansen die met een
bedrag van € 70 miljoen in 2020–2022 (circa € 25 miljoen per jaar) zouden kunnen worden
gerealiseerd. In de Brede maatschappelijke heroverweging over een Innovatieve Samenleving5 benoemt de ambtelijke werkgroep als mogelijke beleidskeuze overigens een verhoging
van het ruimtevaartbudget met € 50 miljoen per jaar, onder verwijzing naar de afspraak
in het ESA-Verdrag dat lidstaten naar rato van hun BNP aan het ESA-budget bijdragen,
ook voor optionele programma’s. Met een BNP-aandeel van 4,64%, droeg Nederland in
Sevilla voor 2,2% aan het ESA-budget bij. Indien de Kamer deze overweging zou delen,
dan ligt een verdere verhoging van het ruimtevaartbudget in de rede.
Een jaar na het verschijnen van het NSO-advies zijn deze nog niet gerealiseerde kansen
nog steeds relevant, ook al zal de uitwerking van deze kansen inmiddels verschillend
zijn, alleen al omdat de inschrijving in bepaalde ESA-programma’s voorlopig gesloten
is. In het verlengde van het dictum van de motie vormen deze nog niet gerealiseerde
kansen de basis voor vier scenario’s om de Nederlandse ruimtevaart ambities te realiseren.
De bredere afweging van een investering in ruimtevaart ten opzichte van andere investeringen
is buiten de context van deze brief gelaten.
Scenario 1: Aardobservatie en datagebruik
In de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 kreeg aardobservatie prioriteit, waarna tijdens
de ESA-Raad in Sevilla € 48 miljoen in het aardobservatie-programma van de ESA investeerde.
Daarvan werd € 26 miljoen geoormerkt om een hoofdrol voor een
Nederlands consortium op één van de sub-instrumenten van de CO2-monitoringsmissie van de EU mogelijk te maken. Het NSO adviseerde om hiervoor € 25
miljoen extra uit te trekken indien de budgettaire kaders dit hadden toegelaten.
Een intensivering van de publieke investeringen in aardobservatie en (data)-toepassingen
is nog steeds denkbaar. Als voorbeeld ontwikkelen Nederlandse partijen als opvolger
van Tropomi momenteel technologie voor een nationale infrastructuur voor kleine satellieten
die dagelijks en wereldwijd de emissies van broeikasgassen en luchtvervuiling op bronniveau
kan meten. Een volgend kabinet zal over een dergelijk project besluiten moeten nemen,
in beginsel in aanloop naar de ESA-Raad op ministerieel niveau in 2022. Het ligt voor
de hand om de gebruikers van een dergelijk project (zoals het RIVM, KNMI, universiteiten
en bedrijven) te consulteren bij de nadere uitwerking van dit initiatief. Daarbij
zijn de uitkomsten relevant van het Kennisprogramma Stikstof, onder meer naar het
gebruik van satellietmetingen, in aansluiting op het advies van de Commissie Hordijk
in juni 20206.
Scenario 2: Ruimtevaarttechnologie, m.n. optische satellietcommunicatie
Zoals aangegeven in de Kennis en Innovatie Agenda (KIA) Veiligheid, zal naar verwachting
de behoefte aan snelle en veilige communicatie en navigatie alleen maar groeien. Door
het verslechterende veiligheidsbeeld groeit de behoefte aan een eigen, operationele
ruimtecapaciteit van onze strijdkrachten. Maar ook voor bedrijven (en burgers) neemt
de behoefte aan snelle en veilige communicatie en navigatie toe, bijvoorbeeld door
de groei van het Internet of Things en 5G.
Optische satellietcommunicatie biedt een snelle en veilige communicatieoplossing voor
sectoren in het defensie- en veiligheidsdomein en voor publieke en private organisaties
die kritische infrastructuur beheren (denk aan banken, energie, hightech-industrie, dijkbewaking etc.). Om Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen te helpen
een positie op deze snelgroeiende markt te verwerven investeerde Nederland € 34 miljoen
in het ARTES-satellietcommunicatieprogramma van ESA.
Het NSO adviseerde echter om € 25 miljoen extra uit te trekken, indien de budgettaire
kaders dit hadden toegelaten. Niet alleen beschikken Nederlandse kennisinstellingen
een sterke op het terrein van sensoren (terminals) op vliegtuigen en grondstations
ten behoeve van optische satellietcommunicatie. Daarnaast biedt deze technologie kansen
voor het fotonica en optomechatronische industriële ecosysteem in ons land. Het marktperspectief
voor Nederland kan volgens deze partijen in dit ecosysteem oplopen tot zo’n € 5 miljard
per jaar.
Scenario 3: Toegang tot de ruimte
Overheden in de hele wereld voeren hun ruimtevaartuitgaven op. De groeiende inzet
van overheden loopt parallel met de groeiende mogelijkheden voor commerciële ruimtevaartactiviteiten.
Digitalisering en het Internet of Things fungeren hier als economische motor, terwijl voortschrijdende miniaturisering zorgt
voor kostendalingen en lagere toetredingsdrempels voor nieuwe bedrijven.
In lijn met het prioriteitenkader van NSO investeerde Nederland € 32 miljoen in toegang
tot de ruimte en € 2 miljoen in veiligheid in de ruimte. NSO adviseerde om € 10 miljoen
extra uit te trekken, om te borgen dat Nederland een bijdrage blijft leveren aan Europese
toegang tot en gebruik van de ruimte. Daarbij nemen investeringen in veilige en duurzame
ruimtevaart in belang toe, evenals het Europese aandeel in de nieuwe missies naar
de Maan en Mars. Exploratie-missies in de ruimte blijven inspireren, zoals de belangstelling
voor de ruimtereizen van André Kuipers laat zien.
Scenario 4: astronomische ruimtemissies
Nederland heeft vanaf het begin een sterke bijdrage geleverd aan de wetenschappelijke
missies van ESA. In de komende jaren zullen missies als ATHENA, SPICA, LISA en ARIEL
leiden tot baanbrekende wetenschappelijke ontdekkingen. De Nederlandse astronomische
gemeenschap houdt daarbij de synergie tussen instrumentontwikkeling (via SRON en TNO)
en grootschalige infrastructuur-ontwikkeling in de ruimte en op de grond in het oog.
In lijn met het prioriteitenkader stelde NSO in haar advies voor om € 10 miljoen extra
uit te trekken voor kennisontwikkeling om Nederlandse deelname aan de LISA-missie
mogelijk te maken, indien de budgettaire kaders daarvoor ruimte hadden geboden. De
ESA wil met de Laser Interferometer Space Antenna (LISA) samen met NASA in de ruimte zwaartekrachtgolven meten.
Conclusie
Uit het onderzoek van Dialogic komt naar voren dat ruimtevaarttechnologie voor nagenoeg
alle domeinen als een enabling technology voor een moderne overheid en een concurrerende marktsector kan worden gezien. Tegelijkertijd
staan we nog maar aan het begin van het benutten van de mogelijkheden die ruimtevaart
voor overheden en bedrijven biedt. Ook al ligt de verantwoordelijkheid voor deze domeinspecifieke
en soms zeer complexe vraagstukken uiteindelijk bij de departementen zelf, het Netherlands Space Office (NSO) blijft een sleutelrol vervullen bij de bewustwording, kennis- en vraagbundeling en
stimuleren van het gebruik van ruimtevaarttechnologie.
Op de begrotingen van EZK, OCW, IenW en Defensie is tot en met 2022 jaarlijks zo’n
€ 125 miljoen beschikbaar voor ruimtevaartactiviteiten. De overige departementen (LNV,
JenV en BZ) investeren met name in toepassingen van ruimtevaarttechnologie in hun
beleidsdomein. Het NSO gaf in haar advies voor de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 aan
dat € 70 miljoen extra nodig was geweest om de ambities van het Nederlandse ruimtevaartbeleid
te realiseren, bijna € 25 miljoen per jaar. Het volgende kabinet kan dit advies van
het NSO bij haar bredere budgettaire afwegingen betrekken.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat