Brief regering : Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
29 628 Politie
Nr. 985 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2020
Overzicht en aanleiding
Het rapport Lokale Handhaving door de Politie van de Inspectie van Justitie en Veiligheid raakt aan een kwestie die breder is en
                  waarover ik uw Kamer al eerder heb geïnformeerd. In de verschillende brieven over
                  dit onderwerp vanaf december 20171 tot en met mijn meest recente brief van 30 juni 20202 heb ik inzichtelijk gemaakt hoe de operationele bezetting zich ontwikkelt en hoe
                  de investeringen van dit kabinet in de politie hun weerslag krijgen. Daarbij is altijd
                  aangegeven dat de politiecapaciteit door een dal zal gaan. Daarin zijn we nu aangekomen.
               
De uitdaging waar de politie voor staat is duidelijk. Momenteel is in de Gebiedsgebonden
                  Politiezorg (GGP) sprake van een onderbezetting en van andere factoren die leiden
                  tot inzetbaarheids- en inplanbaarheidsvraagstukken, waardoor grote rooster- en werkdruk
                  ontstaat. Uit de analyse die als bijlage bij deze brief is gevoegd blijkt dat het
                  vooral knelt bij de agenten die in roosterdienst werken (incidentafhandeling)3. In de relevante functiegroepen bij de GGP is op dit moment een onderbezetting van
                  1.175 fte. Die problematiek speelt overigens niet overal in gelijke mate. Het doet
                  zich versterkt voor in de grootstedelijke gebieden.
               
Dit trekt een wissel op alle agenten die in de GGP werkzaam zijn. Deze situatie wordt
                  veroorzaakt door een combinatie van factoren: de later dan verwachte leeftijdsgebonden
                  uitstroom, de financieel noodzakelijke afbouw van eerder ontstane overbezetting, en
                  de verhoogde doorstroom naar andere functies binnen de politie. De inmiddels verhoogde
                  instroom van aspiranten kan met die ontwikkelingen op dit moment nog geen gelijke
                  tred houden.
               
Een tweede set aan factoren ter verklaring van de hoge werkdruk zit in de veranderingen
                  van het werkaanbod: denk bijvoorbeeld aan de vele demonstraties, de (verhoogde) inzet
                  vanuit de basisteams in het kader van het stelsel van bewaken en beveiligen en het
                  groeiend aantal meldingen over personen met verward gedrag. De afhandeling van zo’n
                  melding bijvoorbeeld, gaat vanwege de tijd gemoeid met het beschikbaar komen van passend
                  vervoer en/of veilige opvang, gepaard met een verdergaand verlies aan feitelijke operationele
                  inzetbaarheid. In het gesprek dat wij voeren heeft ook uw Kamer regelmatig zorgen
                  geuit over de gevolgen van de capaciteitsdruk voor het werk van de politie in het
                  algemeen en voor het werk in de basispolitiezorg en de wijkgerichte aanpak in het
                  bijzonder. Het rapport van de Inspectie onderstreept dit laatste nog eens.
               
Hoewel het mijn zorgen over de huidige situatie zeker niet kan wegnemen, zij toch
                  opgemerkt dat de hier aan de orde zijnde problematiek zich in de komende jaren wel
                  degelijk zal oplossen. De politieorganisatie is op weg naar een nieuw evenwicht tussen
                  formatie- en bezetting in 2024–2025, ook binnen de GGP. Vanaf dat moment is de vervangingsopgave
                  achter de rug en zal de landelijke uitbreiding van de operationele capaciteit met
                  2.400 fte gerealiseerd zijn. Daaronder zijn agenten voor de wijk en capaciteit voor
                  bewaken en beveiligen, zeden en mensenhandel, conform de besluiten die het kabinet
                  de afgelopen jaren in overleg met uw Kamer heeft genomen. Hiervoor heeft het kabinet
                  circa 400 miljoen euro structureel aan de politieorganisatie beschikbaar gesteld.
               
In 2018 kwam daarnaast nog 91 miljoen euro beschikbaar om de onvermijdelijke periode
                  van krapte zoveel als mogelijk te verlichten door de operationele medewerkers te ontlasten
                  en zo meer voor politiewerk beschikbare uren te creëren. Dit zijn incidentele middelen,
                  in drie tranches, voor de jaren 2019–2021. Deze middelen konden en kunnen lokaal op
                  verschillende manieren worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het inzetten van overuren
                  of het inhuren van niet-executieve medewerkers4.
               
Om de politie sneller weer op zijn (uit te breiden) capaciteit te brengen is recentelijk
                  nog besloten tot een vernieuwing van het basispolitieonderwijs die de opleidingsduur
                  zal terugbrengen van drie naar twee jaar en het onderwijs meer toekomstbestendig zal
                  maken5. Dat is een beslissing van blijvende betekenis voor een betere politie. In essentie
                  zijn daarmee alle beslissingen genomen die genomen kónden worden om over een aantal
                  jaren een verjongde en uitgebreide politieorganisatie te hebben staan.
               
Het is echter onvermijdelijk dat in de tussentijd de druk op de mensen in de GGP groot
                  blijft en dat er op vele plekken, moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Ik ben mij
                  ervan bewust wat dat met politiemensen doet. Dat zie ik bij al mijn werkbezoeken in
                  de GGP. Dat geldt te meer in deze voor iedereen belastende corona-tijd. Van de politie
                  en van anderen wordt ook nu weer om een extra inspanning gevraagd. Het is indrukwekkend
                  te zien dat al die politiemensen er dan toch weer voor ons staan.
               
In lijn met de al genomen besluiten en ingezette acties die ik hierboven heb aangeduid,
                  zijn aanvullende maatregelen nodig. Daarover zijn politie, de gezagen de bonden en
                  ikzelf het eens. In de komende weken en maanden zal nadere uitwerking van die maatregelen
                  plaatsvinden. Daarbij worden ook de gezagen betrokken. Deze maatregelen, waarvan ik
                  later in deze brief een nader beeld geef, zullen de huidige bezettings- en roosterproblematiek
                  niet geheel kunnen oplossen, maar wel verder verlichten. Waar het gaat om het werkaanbod
                  van de politie zullen de gezagen en ikzelf met nog meer scherpte en terughoudendheid
                  keuzes moeten maken als het gaat om bijvoorbeeld nieuwe taken, landelijke of lokale
                  prioriteiten. Ook zal vaker dan voorheen het collectieve, organisatiebelang moeten
                  prevaleren boven de alleszins te begrijpen wensen van individuele medewerkers. Het
                  besef dat maatregelen onvermijdelijk zijn legt een gezamenlijke verantwoordelijkheid
                  op ons allen, wetende dat die maatregelen consequenties zullen hebben voor het werk
                  van de politie, voor de medewerkers en voor de burgers.
               
Binnen de politieorganisatie vraagt dit een beroep op de solidariteit en betrokkenheid
                  van alle politiemedewerkers uit alle onderdelen van de politieorganisatie. En dat
                  terwijl in de afgelopen tijd al zoveel van deze medewerkers is gevraagd. Uw Kamer
                  en ik hebben hiervoor bij meerdere gelegenheden onze waardering uitgesproken. De korpschef
                  en ik hebben gezamenlijk onderzocht of er naast de woorden, niet ook een tastbaar
                  gebaar van waardering en stimulans gemaakt kan worden. De korpschef van politie heeft
                  met mijn volle steun besloten zijn medewerkers in december een netto geldbedrag van
                  € 300 te doen toekomen. Dat achten wij gelet op de krapte in de GGP en de solidariteit
                  en flexibiliteit die dat van de medewerkers blijft vragen, niet meer dan gepast.
               
De gevraagde solidariteit en de aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk omdat de
                  taak die in ons land aan de politie is opgedragen, te weten de handhaving van onze
                  rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen van ons die deze behoeven, altijd moet
                  worden vervuld. Die verantwoordelijkheid blijft, ongeacht onderbezetting, rooster-
                  of werkdruk.
               
Dat gegeven legt op mij en de korpschef en op onze opvolgers een extra verantwoordelijkheid
                  om ervoor te zorgen dat een situatie als waarin we nu zitten, zich niet nog een keer
                  kan voordoen. Samen met de korpsleiding van politie ga ik hier onderzoek naar doen.
                  Wat is er voor de politieorganisatie nodig om een volgende uitstroompiek tijdig in
                  beeld te krijgen en te kunnen opvangen? Evident houd ik de samenhang in de gaten met
                  lopende trajecten zoals het WODC-onderzoek ter uitvoering van de motie Rosenmöller
                  inzake de financiering van politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak (Kamerstuk
                  35 300, C).
               
Aanvullende maatregelen
Zoals gezegd doet de druk op de inzetbare capaciteit zich vooral voor bij agenten
                  die in roosterdienst werken (incidentafhandeling), in de praktijk vooral in de GGP.
                  Daarin zit de kern van de problematiek, want er is beduidend minder inzetbare capaciteit,
                  terwijl de roosters altijd gevuld moeten worden. Daardoor moet een groter beroep worden
                  gedaan op de beschikbare agenten en dus ook op wijkagenten. De recentste cijfers van
                  de politie laten zien dat we de komende jaren op veel plaatsen in het land rekening
                  moeten houden met hoge roosterdruk voor de relatief kleine groep agenten die in de
                  GGP belast zijn met de incidentafhandeling, die 24 uur per dag en 7 dagen per week
                  doorgaat.
               
Er zijn aanvullende maatregelen nodig om de basispolitiezorg als het gaat om de incidentafhandeling
                  de komende tijd te garanderen en de betrokken politiemedewerkers op korte termijn
                  zoveel als mogelijk te ontlasten. Die conclusie wordt door politie, bonden, gezagen
                  en mijzelf breed gesteund. Daarbij is en blijft het wijkgerichte werken de basis van
                  de politiezorg in ons land. In verband met maatschappelijke ontwikkelingen als digitalisering
                  en polarisatie staat de politie daar de komende jaren voor de opgave om de verankering
                  in de wijk te behouden en de positie op het web te versterken. Om die doorontwikkeling
                  van de GGP zo goed mogelijk te kunnen begeleiden en sturen, brengen de politie en
                  ik de situatie en het werkaanbod in de basisteams zo nauwgezet mogelijk in kaart.
                  In de bijlage bij deze brief vindt u een aantal elementen daarvan.
               
De politie, de politievakbonden en ik hebben een pakket aan mogelijke tijdelijke maatregelen
                  geïdentificeerd. Wij zijn het erover eens dat solidariteit en collectiviteit de uitgangspunten
                  moeten zijn, zowel nu als bij het duurzaam samen verder bouwen aan de politie die
                  de maatschappelijke uitdagingen ook in de toekomst adequaat tegemoet kan treden. Vanaf
                  vandaag betekent dit dat alle politieonderdelen en alle politiemedewerkers in principe
                  een bijdrage leveren aan het aanpakken van de roosterdruk in de GGP en er dus potentieel
                  in alle domeinen lastige keuzes moeten worden gemaakt. Het besluit om maatregelen
                  te nemen wordt op eenheidsniveau door de politiechef samen met het gezag genomen en
                  in daartoe geëigende overleggen met de bonden en de medezeggenschap besproken. Er
                  is een palet aan maatregelen in kaart gebracht, waar de politiechef afhankelijk van
                  de lokale situatie uit kan kiezen. Alle eenheden en alle basisteams zijn immers verschillend
                  qua uitgangspositie ten tijde van de inrichting, qua actuele (onder)bezetting en de
                  mate waarin dat knelt, qua inzetbaarheid en wat betreft werkgebied en werklast. Tot
                  de maatregelen waaruit door politiechefs gekozen kan worden, behoort het inzetten
                  van gecertificeerde medewerkers uit andere onderdelen in de vol continu roosters in
                  de GGP, bijvoorbeeld voor een aantal diensten per jaar. Zo kan het inzetten van bijvoorbeeld
                  medewerkers van districtsrecherches, informatieknooppunten en flexteams als ook de
                  inzet van operationeel experts of van medewerkers die in een programma- of beleidsfunctie
                  actief zijn, potentieel enkele honderden extra fte’s aan inplanbare capaciteit opleveren.
                  Aan de instroom-kant behoort het vergroten van de instroom met «executieven met een
                  specifieke inzet» (ESI) in de gebiedsgebonden politie tot de mogelijkheden. Voorts
                  worden er creatieve maatregelen in kaart gebracht om de GGP te ontlasten, zoals het
                  inzetten van studenten bij de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit. Ook zal worden
                  bezien of er mogelijkheden zijn voor de eenheden om elkaar te ontlasten middels een
                  vorm van bovenregionale bijstand. Waar het gaat om het werkaanbod van de politie zullen
                  door de gezagen in extra scherpte lokale en landelijke keuzes gemaakt moeten worden.
               
De korpschef zal centraal zicht verschaffen op lokale uitgangssituaties en de genomen
                  maatregelen. Hij laat de effecten daarvan monitoren en informeert mij daar periodiek
                  over. Effecten zullen worden gerelateerd aan de 24/7 inzet van de basisteams. In het
                  Strategisch Beraad en in de bijzondere commissies wordt samen met de bonden het effect
                  van de maatregelen geëvalueerd en bezien of het noodzakelijk is om die te intensiveren.
                  Zowel op eenheidsniveau als via het LOVP zullen de gezagen hierbij ook betrokken zijn.
                  Op basis van het beeld van de lokale uitgangssituaties kan (centrale) bijsturing plaats
                  vinden op bijvoorbeeld het verdelen van de nieuwe instroom, het verdelen van vacatureruimte
                  over alle onderdelen van de eenheid of het anders omgaan met de invulling van vacatures.
                  Het is de bedoeling dat met al deze maatregelen een substantiële inzetbaarheidswinst
                  in de GGP wordt geboekt. Dat is echter geen gratis capaciteit en zal onvermijdelijk
                  ten koste gaan van belangrijk werk elders. Het kan leiden tot een minder snelle doorstroom
                  van zaken in bijvoorbeeld de veel voorkomende criminaliteit, minder inzet in de informatieorganisaties
                  van de politie, of minder mogelijkheden voor inzet bij evenementen. De incidentenafhandeling
                  en het werk in de wijk hebben de primaire aandacht nodig en dat zal in de komende
                  jaren voor ons allemaal niet alleen leidend zijn, maar ook merkbaar.
               
Reactie op Inspectierapport
De Inspectie legt in haar rapport Lokale Handhaving door de Politie de vinger op een van de consequenties van het hierboven uiteengezette knelpunt ten
                  aanzien van de inzetbare politiecapaciteit in de GGP. De Inspectie concludeert dat
                  wijkagenten hun verbindende rol in de wijk in de middelgrote gemeenten en op het platteland
                  niet voldoende waar kunnen maken, doordat zij in deze gebieden vaak voor noodhulp
                  worden ingezet. Ook vormen de vele signalen over personen met verward gedrag voor
                  een grote belasting van de politie. Volgens de Inspectie heeft dit tot gevolg dat
                  het kennisniveau van en inzicht in problemen in de wijk bij de politie afneemt, waardoor
                  wijkagenten geen goede invulling kunnen geven aan hun signalerende en preventieve
                  rol. De politie is daarvoor in toenemende mate afhankelijk van de gemeente. Met name
                  de thema’s ondermijning en jeugd worden in de grote en middelgrote steden zo opgepakt
                  dat de politie steeds meer een repressieve uitvoeringsorganisatie is geworden, aldus
                  de Inspectie.
               
De Inspectie doet twee aanbevelingen aan mij. In eerste plaats beveelt de Inspectie
                  mij aan om met het (lokaal) gezag te bespreken wat voor soort politieorganisatie wenselijk
                  is in Nederland, namelijk een meer repressieve politieorganisatie of een politie die
                  in verbinding is met alle lagen van de samenleving. Vanzelfsprekend ben ik doorlopend
                  met de gezagen in gesprek over de positie van de politie in de samenleving, welke
                  politie we in de toekomst nodig hebben en wat dit betekent voor de gewenste doorontwikkeling
                  van de politie. Helder is dat noch de gezagen noch ik zelf van mening zijn dat er
                  sprake is van een op handen keuze tussen een politie in verbinding of een repressieve
                  politie. Wel zien wij aanleiding om de politie op beide elementen verder toekomstbestendig
                  te maken.
               
Verder verwijs ik nog naar de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Den Boer
                  c.s.6 Deze motie verzoekt om in samenspraak met de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
                  (hierna: WRR) en in samenspraak met burgers een visie te ontwikkelen op de toekomst
                  van de politiefunctie in Nederland. Over mijn eerste gesprekken met de WRR, berichtte
                  ik u in januari van dit jaar. Inmiddels is de WRR begonnen met verschillende activiteiten
                  die zullen uitmonden in een WRR-verkenning in het voorjaar van 2021. De WRR verkent
                  de vraag of reflectie op de taak van de politie nodig is gegeven twee maatschappelijke
                  trends. Het betreft de steeds verdergaande digitalisering van de samenleving en trend
                  dat steeds vaker private partijen veiligheidstaken op zich nemen. Ter ondersteuning
                  van deze verkenning onderzoekt de WRR eveneens wat een aantal andere Europese landen
                  op dit gebied doen. Ik verwacht de opbrengsten daarvan in het late voorjaar van 2021
                  aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
               
Ook beveelt de Inspectie mij aan om in gesprek te gaan met de Staatssecretaris van
                  VWS over mogelijkheden om personen met verward gedrag voortijdig op te pikken en door
                  te geleiden. Zoals uw Kamer bekend, ben ik hierover reeds geruime tijd met mijn collega
                  van VWS in gesprek. Uw Kamer is over de voortgang in het realiseren van passend vervoer,
                  de inrichting van beoordelingslocaties en de instelling van een meldnummer onlangs
                  geïnformeerd7. Over het vraagstuk van de gegarandeerde beschikbaarheid van beveiligde bedden vinden
                  nu constructieve overleggen plaats. Over de uitkomst daarvan zal uw Kamer op korte
                  termijn worden geïnformeerd. Kortom, ook in dit lastige onderwerp wordt de nodige
                  voortgang geboekt.
               
Maatschappelijke ontwikkelingen en GGP
De Inspectie snijdt breder het thema aan van verbondenheid van de politie in de wijken.
                  Laat daar geen misverstand over bestaan maar dat is, was en zal de prioriteit van
                  het kabinet, de gezagen en de politie zelf zijn. Evident vergt dat onderhoud en ook
                  blijvende investeringen. De al eerder met uw kamer gedeelde ontwikkelagenda GGP is
                  juist bedoeld om ervoor te zorgen dat de GGP ook in een veranderende maatschappij
                  zo geworteld kan blijven in onze maatschappij als nodig is om effectief te kunnen
                  zijn voor de veiligheid van onze samenleving. Door in de wijken aanwezig te zijn –
                  zowel fysiek als digitaal – en de bewoners, ondernemers en instellingen die er actief
                  zijn te kennen en door hen gekend te worden, genereert de politie de nodige slagkracht
                  om aan de voorkant van lokale en maatschappelijke problemen te zitten en er, waar
                  nodig, doeltreffend tegen op te treden.
               
Voor een stevige (informatie)positie van de politie in de wijken is het nodig om de
                  wijze waarop de politie in verbinding staat af te stemmen op de ontwikkelingen in
                  de samenleving. Veiligheidsvraagstukken veranderen en vragen om een vernieuwde aanpak
                  als gevolg van ontwikkelingen zoals globalisering, de internationalisering van criminaliteit,
                  de (verdere) digitalisering van de samenleving. Het profiel van wijken verandert als
                  gevolg van verschuivingen in de demografie van Nederland. Hierdoor ontstaat er bijvoorbeeld
                  een steeds groter verschil tussen stad en platteland. Wijken en buurten veranderen
                  ook doordat de problemen die er spelen veranderen. We zien dit bijvoorbeeld als gevolg
                  van de aanwezigheid van ondermijnende criminaliteit in een wijk of buurt. Er kunnen
                  dan als het ware parallelle samenlevingen ontstaan waarin de politie weinig (of geen)
                  voet aan de grond krijgt. Ook een ontwikkeling als de huidige Covid-19 crisis draagt
                  eraan bij dat de politie (en haar partners) zich in sommige wijken (tijdelijk) moet
                  instellen op andere problemen. We zien bovendien dat het onrustig is in Nederland.
                  Dit uit zich bijvoorbeeld in de antiracisme- en anti-lockdown-demonstraties, in de
                  aanhoudende boerenprotesten en in rellen en ongeregeldheden in bepaalde wijken deze
                  zomer.8 Dergelijke uitingen van maatschappelijk ongenoegen geven blijk van polarisatie en
                  spanningen tussen bepaalde groepen burgers, maar ook van een binnen bepaalde groepen
                  beleefd anti-overheidssentiment.
               
Ontwikkelagenda GGP
De maatschappelijke ontwikkelingen, zoals hierboven genoemd, werken door in het werkaanbod
                  van de GGP. Ze vragen van de politie om flexibel en wendbaar te zijn en lokaal op
                  een effectieve wijze te reageren op de veranderingen in de samenleving. Dit is een
                  doorlopende opgave voor de politieorganisatie. De Ontwikkelagenda GGP stimuleert –
                  en ondersteunt waar nodig – het proces van de doorontwikkeling van de GGP en benoemt
                  voor de komende jaren welke maatschappelijke ontwikkelingen daarbij leidend zullen
                  zijn. Zo wordt er vanuit de agenda gewerkt aan het verder integreren van de digitale
                  wereld in het werk van de GGP («werken in wijk en web»). De komende tijd wordt ingezet
                  op het versterken van de digitale vakbekwaamheid van de medewerkers. Dit gebeurt door
                  middel van trainingen en begeleiding door gespecialiseerde medewerkers of vrijwilligers,
                  het uitbreiden van het aantal digitale wijkagenten in de basisteams die zich richten
                  op de online verbindingen in een bepaalde wijk en het stimuleren van een netwerk van
                  digitale wijkagenten waarbinnen kennis en ervaringen kunnen worden uitgewisseld.
               
Als gevolg van de digitalisering van het werk in de GGP zijn de mogelijkheden om mobiel
                  te werken toegenomen. Dit biedt de mogelijkheid om de verbinding met de wijk en de
                  informatiepositie van de politie te versterken door daar aanwezig te zijn waar burgers
                  zijn en er behoefte aan hebben. Er wordt in dit verband geëxperimenteerd met het op
                  een eigentijdse wijze aanwezig zijn in de wijk («versterken van wendbare nabijheid»).
                  De politie bereidt momenteel een aantal pilots voor waarin het gebruik van elektrische
                  voertuigen als mobiel gesprekspunt in de wijken en buurten getest wordt. Deze voertuigen
                  kunnen bijvoorbeeld op markten, scholen of evenementen worden ingezet en zijn een
                  vorm om voor burgers herkenbaar in de wijken aanwezig te zijn en een laagdrempelig
                  contact te bieden. Met de pilot Gaming zet de politie in om laagdrempelig contact
                  te leggen met jongeren om zo te horen wat er speelt en waar nodig te helpen. De politie
                  zet ook in op het versterken van de wendbare nabijheid door te verkennen op welke
                  wijze de surveillance in de toekomst kan worden vormgegeven. Er wordt thans onderzoek
                  gedaan naar nieuwe concepten in de noodhulp. Het is de verwachting dat dit onderzoek
                  inzichten kan opleveren met betrekking tot een eventueel efficiëntere en effectievere
                  inzet van de capaciteit in de basisteams voor het werk in de GGP.
               
Verder reageert de politie op de ontwikkeling van polarisatie en spanningen in de
                  samenleving en de invloed die dit heeft op het politiewerk in de GGP («omgaan met
                  de wereld in de wijk»). De Ontwikkelagenda GGP sluit op dit punt aan bij de visie
                  «Politie voor iedereen». Daarnaast wordt er onder de noemer «Bondgenoten» gewerkt
                  aan de opbouw van netwerken waarbij gemeente, politie en mensen uit de «haarvaten»
                  van de lokale gemeenschappen met elkaar in contact staan. Die verbinding leidt tot
                  onderling vertrouwen en draagt bij aan de legitimatie van de politie. De netwerken
                  kunnen bovendien worden ingezet ter voorkoming of vermindering van maatschappelijke
                  onrust in de wijken. Ook wordt de aanpak van ondermijning in de basisteams versterkt
                  («samenspannen tegen ondermijning»). Er wordt thans ingezet op de versterking van
                  de start-bekwaamheid, vakbekwaamheid en handelingsbekwaamheid van medewerkers, onder
                  meer in het kader van de nieuwe basisopleiding. Daarnaast stimuleert de politie de
                  bewustwording van ondermijning onder kwetsbare doelgroepen, zoals ondernemers en jeugd,
                  door voorlichting te geven en hierin samen te werken met partners.
               
De verbeteringen in de capaciteit, de versterking van de vakbekwaamheid en de verbeterde
                  omgang met nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zullen er naar mijn overtuiging
                  voor zorgen dat de politie in Nederland opgewassen zal blijken te zijn voor de taken
                  van nu en morgen. Dat zoiets blijvende investeringen vergt, is niet nieuw. Recentelijk
                  nog heb ik van de gezagen en de politie een notitie ontvangen over hoe zij tegen de
                  noodzaak aankijken voor verdere versterking van de politie. Daarin wordt gewezen op
                  de noodzaak meer capaciteit beschikbaar te stellen, maar net zo belangrijk is de doorontwikkeling
                  van de politieorganisatie en het politievak. De plannen die dit kabinet mogelijk heeft
                  gemaakt, vergen nog tot 2024 – 2025 om volledig uitgevoerd te kunnen worden. Wat daarbovenop
                  en daarna nog nodig en mogelijk is, zal aan een nieuw kabinet zijn.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.