Brief regering : Fiche: Verordening Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed ledger technology (DLT)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2950
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 8 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Onderneming Europese High Performance
Computing (Kamerstuk 22 112, nr. 2948)
Fiche: Mededeling EU-Strategie voor het digitale geldwezen (Kamerstuk 22 112, nr. 2949)
Fiche: Verordening Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed
ledger technology (DLT)
Fiche: Verordening digitale operationele weerbaarheid (DORA) (Kamerstuk 22 112, nr. 2951)
Fiche: Mededeling strategie voor retailbetalingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2952)
Fiche: Mededeling Nieuw Actieplan Kapitaalmarktunie (Kamerstuk 22 112, nr. 2953)
Fiche: Mededeling «Een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030» (Kamerstuk
22 112, nr. 2954)
Fiche: Gewijzigd voorstel verordening Europese klimaatwet (Kamerstuk 35 448, nr. 1)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Verordening Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed
ledger technology (DLT)
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een pilot regime voor
marktinfrastructuren gebaseerd op distributed ledger technology
b) Datum ontvangst Commissiedocument
24 september 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 594
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM:2020:594:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2020) 201
f) Behandelingstraject Raad
Raad Economische en Financiële Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel is onderdeel van het «Digital Finance Package», een pakket maatregelen
dat ziet op de kansen en risico’s van digitalisering in de financiële sector.1 De verordening richt zich op het experimenteel gebruik van distributed ledger technology (DLT) in infrastructuren voor de handel in financiële instrumenten. DLT is de verzamelnaam
voor technologieën die staan voor het betrouwbaar, onweerlegbaar en herleidbaar decentraal
vastleggen van informatie, transacties of softwareprogramma’s (zoals slimme contracten
en programmeerbare transacties). Blockchain is een vorm van DLT. Hierdoor kunnen transacties
in financiële instrumenten onmiddellijk geregistreerd en afgewikkeld worden en wordt
de transactieketen korter. DLT kan namelijk de stappen van clearing, afwikkeling en bewaring combineren, terwijl de bestaande regelgeving ervan uitgaat
dat dit gescheiden activiteiten zijn. Om deze reden is DLT een interessante technologie
voor gebruik in de financiële sector.
Een specifieke financiële toepassing waarbij het gebruik van DLT mogelijk voordelen
kan opleveren is de handel in financiële instrumenten. De handel in financiële instrumenten
is sterk gereguleerd, met name om juridische duidelijkheid te verschaffen over de
afwikkeling van transacties. Het doel hiervan is om de rechten en verplichtingen van
de verschillende partijen die bij deze transacties betrokken zijn te waarborgen. In
het traditionele model zijn bij de uitgifte, handel en clearing en settlement van financiële instrumenten meerdere partijen en infrastructuren betrokken. Zo wordt
de handel gedaan via een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) en zijn bij de clearing en settlement een centrale effectenbewaarinstelling (CSD) en een centrale tegenpartij (CCP) betrokken.
Met het gebruik van DLT kan er overgegaan geworden naar één gedeelde infrastructuur
om een transactie uit te voeren. Omdat het wetgevende kader uitgaat van het traditionele
model waarbij elke partij een eigen infrastructuur heeft, kan het zijn dat de mogelijkheden
van DLT niet benut kunnen worden. Om partijen toch de ruimte te bieden om DLT te gebruiken,
komt de Commissie met dit voorstel voor een pilot regime. Met het pilot regime wordt het mogelijk dat in de DLT-infrastructuur de rollen van een CSD en een MTF
vervuld kunnen worden onder gezag van één van beide (in het geval van een MTF de beleggingsonderneming
of marktexploitant die de MTF beheert). De rollen van de MTF of CSD blijven bestaan,
maar worden op een andere manier ingevuld.
De Commissie stelt dit pilot regime voor naar aanleiding van signalen vanuit de sector. Marktpartijen hebben aangegeven
dat zij vanwege de bestaande wetgeving geen DLT kunnen gebruiken bij de handel in
financiële instrumenten. Hierbij bleek het lastig om exact aan te wijzen welke aanpassingen
aan de huidige wetgeving nodig zijn. Om tegemoet te komen aan de zorgen uit de sector
en om gezamenlijk te onderzoeken welke regels het gebruik van DLT mogelijk belemmeren,
stelt de Commissie voor om een pilot regime te starten. In het pilot regime kunnen beleggingsondernemingen of marktexploitanten die een MTF exploiteren en CSD’s
uitgezonderd worden van enige bepalingen uit de richtlijn markten voor financiële
instrumenten 2014 en de verordening markten voor financiële instrumenten (MiFID II
en MiFIR)2 en de verordening centrale effectenbewaarinstellingen (CSDR).3 Om investeerders en consumenten te beschermen, maar ook om risico’s voor de financiële
stabiliteit te mitigeren, heeft de Commissie een aantal zaken afgebakend. Zo kunnen
alleen beleggingsondernemingen of marktexploitanten die een MTF exploiteren, of CSD’s
(securities settlement systems) gebruik maken van het regime. Daarnaast zijn de bepalingen
waarvoor een uitzondering aangevraagd kan worden eveneens afgebakend.
Om gebruik te maken van het pilot regime, moet de aanvragende partij toestemming krijgen van de relevante nationale toezichthoudende
instantie. Hierbij moet de aanvrager duidelijk aangeven waarom die gevraagde uitzondering
afgegeven dient te worden. Daarnaast komen alleen projecten binnen bepaalde bandbreedtes
(qua omzet, gebruikers etc.) in aanmerking. Om risico’s voor investeerders en gebruikers
te beperken en misbruik (bijv. het ontwijken van de reguliere regels) te voorkomen,
dient de partij regelmatig te rapporteren aan de toezichthoudende instantie. Als de
partij zich niet houdt aan de gestelde kaders, kan de toezichthoudende instantie het
project stoppen.
De Commissie geeft aan dat het pilot regime tijdelijk is en uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd. Op basis
van deze evaluatie wordt besloten of het pilot regime wordt voortgezet of niet.
b) Impact assessment Commissie
Zoals eerder aangegeven, is er vanuit de sector aangegeven dat regelgeving mogelijk
het gebruik van DLT belemmert, maar de sector kon niet precies aanwijzen welke artikelen
belemmerend zouden zijn. Zo ontstond er een vicieuze cirkel: de sector creëerde geen
infrastructuren op basis van DLT vanwege onzekerheid of dit was toegestaan, waardoor
het voor de wetgever onmogelijk was om te onderzoeken welke regelgeving met het oog
op gebruik van deze techniek belemmerend werkt, waardoor er geen aanpassingen gedaan
kunnen worden aan de wet, waardoor de sector geen infrastructuren op basis van DLT
creëert, etc. Uit de openbare consultatie en uit gesprekken die de Commissie met de
sector heeft gevoerd, werd evenwel op een abstracter niveau duidelijk waar de bestaande
regels mogelijk knellen.
Op basis van deze bevindingen heeft de Commissie drie beleidsopties onderzocht. De
eerste betrof niet-wetgevende maatregelen, zoals het verduidelijken van de regelgeving
door middel van een niet-bindende interpretatie van de bestaande wetgeving door de
Commissie en de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s). Optie 2 betrof het
direct aanpassen van het bestaande financiële acquis. Optie 3 betrof het pilot regime dat met deze verordening wordt voorgesteld. Voor optie 1 is niet gekozen, omdat dit
geen harde wetgevende middelen zijn. Niet-wetgevende middelen zijn niet voldoende
om experimenten met het gebruik van DLT mogelijk te maken. Zo kunnen nationale toezichthouders
de niet-bindende interpretatie naast zich neerleggen en zou de onzekerheid in de markt
betreffende het gebruik van DLT onder de bestaande wet- en regelgeving blijven bestaan.
Hierdoor zouden er alsnog bepalingen kunnen zijn waaraan bedrijven zich dienen te
houden, die het gebruik van DLT tegenhouden. Optie 2 was onwerkbaar, omdat het onduidelijk
is welke precieze bepalingen knellen. Zo is de Commissie bij optie 3 uitgekomen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In de Kamerbrief Regulering van crypto’s, heeft het kabinet het advies van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche
Bank over de regulering van crypto’s en het gebruik van DLT aan de Tweede Kamer gepresenteerd.
4 In dit advies geven de toezichthouders aan noodzaak te zien voor aanpassingen aan
het Europees regelgevend kader voor ondernemingsfinanciering, om zo het gebruik van
DLT te accommoderen. Hierbij gaven de toezichthouders aan dat specifiek gekeken moest
worden naar het gebruik van DLT in de clearing, afwikkeling en bewaring van financiële instrumenten. In het rapport leggen de toezichthouders
uit dat de bestaande regelgeving niet was opgesteld met de mogelijkheden die DLT kan
bieden in het achterhoofd, waardoor de regels onnodig belemmerend kunnen werken bij
de toepassing van DLT.
Zoals het kabinet in de eerdergenoemde Kamerbrief heeft aangegeven kan het gebruik
van DLT toegevoegde waarde hebben bij de handel in financiële instrumenten. Het kan
efficiëntievoordelen opleveren, omdat het in potentie het aantal schakels in de keten
kan verminderen. Daarnaast biedt het mogelijkheden om transacties via slimme geautomatiseerde
contracten af te handelen. Anderzijds moet er ook voldoende oog zijn voor mogelijke
risico’s. Het huidige regelgevend kader is opgesteld om investeerders en consumenten
te beschermen en juridische zekerheid te bieden bij toepassing van traditionele technieken
met een centrale vertrouwde derde partij. De praktijk moet uitwijzen of hetzelfde
niveau van bescherming met de huidige wetgeving en hetzelfde toezichtkader ook mogelijk
is met het gebruik van DLT of dat permanente aanpassing van wetgeving noodzakelijk
is.
Omdat het vooraf lastig is vast te stellen waar bestaande regelgeving met het oog
op het gebruik van deze nieuwe DLT-technieken precies knelt, heeft het kabinet bij
de Commissie erop aangedrongen om nader onderzoek en eventuele voorstellen te doen.
Met dit pilot regime komt de Commissie tegemoet aan deze wens.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie voor een verordening ten behoeve
van een pilot regime om het gebruik van DLT in de handel in financiële instrumenten te accommoderen. Het
opstellen van een pilot regime is in de ogen van het kabinet een innovatieve oplossing waarmee de wetgever samen
met de toezichthouders en de sector een beter beeld kan krijgen van eventuele onbedoelde
wettelijke bepalingen die het gebruik van DLT tegenhouden. Daarbij is het een interessante
manier om onnodige regeldruk tegen te gaan.
Het kabinet is positief over het voorstel. De verordening biedt een duidelijk afgebakend
kader waarbinnen partijen bij hun nationale toezichthouders ontheffingen kunnen aanvragen
op een aantal bepalingen die te maken hebben met de handel, clearing, afwikkeling en bewaring van financiële instrumenten. Hierbij is de verordening met
name bedoeld om experimenten te faciliteren – zo zijn er limieten opgesteld om ervoor
te zorgen dat alleen relatief kleinschalige projecten onder het kader vallen. Om het
niveau van bescherming voor investeerders en consumenten op peil te houden en om misbruik
te voorkomen, moeten partijen duidelijk aangeven waarom en waarvoor zij een ontheffing
nodig hebben, en welke mitigerende maatregelen zij nemen om eventuele risico’s te
adresseren. Als deze partijen op enig moment gedurende hun project niet meer voldoen
aan de vooraf gestelde voorwaarden, hebben de toezichthouders voldoende middelen om
de toestemming in te trekken en de projecten te stoppen. Het kabinet is van mening
dat dit voldoende waarborgen biedt om experimenten op verantwoorde wijze te faciliteren.
Hierbij wordt opgemerkt dat, hoewel het kabinet het nut van deze vereisten begrijpt
en onderstreept, het regime hierdoor beperkt is tot een kleine groep partijen en de
eisen ervoor zorgen dat er beperkte ruimte voor innovatie is.
Op detailniveau heeft het kabinet behoefte aan meer duidelijkheid op een aantal punten.
Zo vraagt het kabinet zich af of er ook onderdelen zijn van de richtlijn betreffende
de definitieve afwikkeling van betalingen en effectentransacties (Settlement Finality Directive, SFD) waarvoor partijen een uitzondering zouden kunnen vragen. Daarnaast vraagt het
kabinet zich af welke rol een «host»-toezichthouder heeft ten opzichte van de «home»-toezichthouder
van de lidstaat die de ontheffing onder dit regime verleent, en in hoeverre een partij
op basis van het aan zijn vergunning verbonden EU-paspoort in een andere lidstaat
bepaalde diensten mag verlenen met gebruikmaking van de in de lidstaat van herkomst
van die partij verleende ontheffing. Het kabinet zal hierover verduidelijking vragen
bij de Commissie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Over het algemeen is het Commissievoorstel positief ontvangen. Meerdere lidstaten
zien de problematiek waarbij onduidelijk is welke regels precies het gebruik van DLT
in de weg zitten. Wel zijn er bij sommige lidstaten zorgen over eventuele verschillen
in toepassing van het pilot regime. Deze lidstaten verwachten dat partijen in sommige lidstaten minder gebruik van het
pilot regime zullen maken dan andere, of dat sommige toezichthouders sneller toestemming
geven voor een ontheffing dan andere, en vragen zich af wat dit betekent voor het
gelijke speelveld.
In het Europees Parlement is het lid Ondřej Kovařík (Renew/TSJ) aangewezen als rapporteur.
De Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement behandelt het
onderwerp. Het rapport van de rapporteur is op het moment van schrijven van dit fiche
nog in behandeling in het EP.5
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
De voorgestelde rechtsbasis van het voorstel is artikel 114 VWEU. Dit artikel geeft
de EU bevoegdheid om maatregelen te treffen die de werking van de interne markt betreffen.
Het voorstel heeft mede tot doel de regels omtrent het gebruik van DLT in marktinfrastructuren
te harmoniseren en te verhelderen om zo de belemmeringen op de werking van de interne
markt voor financiële diensten te verminderen. Het kabinet kan zich vinden in deze
rechtsbasis.
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel als positief. Het voorstel
betreft een pilot regime dat partijen, onder bepaalde voorwaarden, uitzondert van bepaalde bepalingen uit
bestaande financiële richtlijnen en verordeningen. Het scheppen van een uitzonderingsmaatregel
op EU-regelgeving kan niet door lidstaten zelf worden gedaan en dient op EU-niveau
te worden geregeld. Het huidige financiële acquis laat geen ruimte aan lidstaten om
de bestaande EU-wetgeving op een andere manier te interpreteren of aan te passen.
Daarnaast heeft het voorstel betrekking op partijen die in meerdere lidstaten actief
zijn, of waarbij partijen uit verschillende lidstaten met elkaar samenwerken. Doordat
het pilot regime van toepassing is in de gehele EU, wordt zo het gelijke speelveld behouden en is
de wetgeving consistent in alle lidstaten.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel als positief. Het voorstel
geeft enerzijds flexibiliteit en ruimte om bepaalde technologieën te gebruiken die
mogelijk incompatibel zijn met bestaande regelgeving, maar is anderzijds duidelijk
afgebakend en gelimiteerd tot die bepalingen die mogelijk knellen. Aangezien het gaat
om een pilot regime dat tot doel heeft om meer duidelijkheid te verschaffen (zowel voor de deelnemende
bedrijven als de wetgever) omtrent de vraag welke regels mogelijk knellen, steunt
het kabinet het tijdelijke karakter ervan. Een verdergaand en meer permanent voorstel
zou niet proportioneel zijn gelet op het voorgaande.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie geeft aan kosten te verwachten voor de Europese Effecten- en Marktenautoriteit
(ESMA), onder andere voor personeel, training en IT-infrastructuren. De kosten worden
geschat tussen € 150.000 en € 300.000 en worden gedekt door een verhoging van de begroting
van ESMA vanuit het Meerjarig Financieel Kader.
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
De Commissie verwacht kosten tussen € 150.000 en € 250.000 voor de nationale toezichthouder,
onder andere voor personeel, training en IT-infrastructuren. De uiteindelijke kosten
hangen af van de definitieve verordening en de eigen uiteindelijke kosteninschatting
van de in Nederland aangewezen toezichthoudende instantie. In het geval van Nederland
ligt het in de rede dat de AFM of DNB wordt aangewezen als toezichthouder. Uit de
Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) volgt dat partijen die onder toezicht staan
van de AFM en/of DNB dit toezicht zelf bekostigen. In deze situatie zijn de gevolgen
voor de rijksoverheid dus zeer beperkt.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Het gaat bij dit voorstel om een speciaal regime waarvan de gebruiker zelf kan beslissen
om er gebruik van te maken. De kosten die vanuit dit regime voortvloeien, zullen de
kosten voor het additionele toezicht zijn (zie ook paragraaf b).
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Zoals aangegeven gaat het om een optioneel regime. Bedrijven beslissen zelf of zij
er gebruik van willen maken. Met dit voorstel zijn geen extra lasten gemoeid voor
partijen die geen gebruik maken van dit regime.
De partijen die gebruik maken van het regime worden uitgezonderd van bepaalde bepalingen
uit het bestaande financiële acquis. Zo is er enerzijds sprake van een daling in administratieve
lasten. Anderzijds dient de deelnemende partij allereerst toestemming te krijgen van,
en vervolgens tweemaal per jaar te rapporteren aan, de nationale toezichthouder. Daarnaast
dienen deelnemende bedrijven voortdurend te verifiëren dat zij binnen de gestelde
limieten blijven om gebruik te kunnen blijven maken van het uitzonderingsregime. Deze
verplichtingen zijn doelmatig en noodzakelijk, omdat het doel van het voorstel is
om tot een beter begrip te komen waar de bestaande regelgeving schuurt en om ervoor
te zorgen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de soepele en betrouwbare werking van
het effecten- en betalingsverkeer en de bescherming van consumenten.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Met dit voorstel schept de Commissie ruimte voor experimenten met een nieuwe technologie,
waarbij het doel is om bedrijven meer duidelijkheid te verschaffen en te onderzoeken
hoe een duurzaam toekomstig regelgevend kader gecreëerd kan worden. Hiermee is de
verwachting dat dit voorstel bij zal dragen aan de Europese concurrentiekracht, omdat
Europa een aantrekkelijkere plaats wordt voor partijen die DLT willen gebruiken.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Onder het pilot regime kunnen uitzonderingen gegeven worden voor de vereisten uit MiFIR, MiFiD II en de
CSDR.6 MiFID II is een richtlijn die geïmplementeerd is in de Wet op het financieel toezicht
(Wft). Als partijen gebruik maken van de mogelijkheden in het verordeningsvoorstel
kunnen zij een gedeeltelijke ontheffing krijgen van bepaalde onderdelen van de Wft.
Bij overtreding van het in de verordening gestelde kader of de door de toezichthouder
gestelde voorwaarden, kan de uitzondering ingetrokken worden. Er zijn geen andere
sancties in het voorstel opgenomen. Evenwel geldt dat als de partij dan niet stopt
met het project, de partij waarschijnlijk in overtreding is van MiFIR, MiFID II en/of
CSDR, en dat de sancties die hieruit vloeien toegepast kunnen worden.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Niet van toepassing.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening is van toepassing vanaf 12 maanden na de datum van inwerkingtreding.
Aangezien er geen nationale wetgeving hoeft aangepast te worden, acht het kabinet
dit haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Uiterlijk vijf jaar nadat de verordening van toepassing is presenteert ESMA een rapport
aan de Commissie over hoe het pilot regime heeft gefunctioneerd. Op basis hiervan presenteert de Commissie een rapport aan het
Europees Parlement en de Raad over verdere stappen (verlenging van het regime, aanpassingen
of verbreden van het toepassingsgebied, permanent maken, beëindigen). Zoals eerder
aangegeven acht het kabinet het wenselijk dat dit regime grondig wordt geëvalueerd
voordat wordt besloten welke opvolging eraan wordt gegeven. Het kabinet kan zich daarom
vinden in de voorgestelde evaluatiebepalingen.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Zoals aangegeven ligt het in de rede om de AFM of DNB te belasten met het toezicht
op de naleving van deze verordening. Beide zijn toezichthouder op de door deze verordening
gereguleerde entiteiten en op de wetgeving waarvoor onder het regime uitzonderingen
gegeven kunnen worden. De verordening is duidelijk afgebakend ten aanzien van wat
de eisen zijn voor de partijen die er gebruik van willen maken en van welke uitzonderingen
zij gebruik kunnen maken. Het kabinet acht het voorstel daarom uitvoerbaar.
b) Handhaafbaarheid
Zoals onder a) beschreven, zijn de kaders van de verordening duidelijk, waardoor de
toezichthouder duidelijke eisen kan stellen en een duidelijk mandaat heeft waarbinnen
de toezichthouder kan opereren. De sanctie uit het voorstel, namelijk het intrekken
van de toestemming aan een partij om gebruik te maken van het regime, is duidelijk
omschreven en in combinatie met de sancties die uit de CSDR voortvloeien (zoals beschreven
onder paragraaf 6.a.) handhaafbaar.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken