Brief regering : Familiebedrijven
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 434 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2020
Voor het kabinet zijn familiebedrijven van belang, omdat ze een krachtige motor van
onze economie zijn. Ongeveer 60% van het Nederlandse bedrijfsleven1 is een familiebedrijf. Ze realiseerden in 2018 een omzet van 403 miljard euro (25%
van Nederlands totaal), een toegevoegde waarde van 103 miljard euro (26% van Nederlands
totaal) en zorgden voor 2,5 miljoen werknemersbanen (29% van Nederlands totaal). Naast
het grote economische belang zijn familiebedrijven vaak voortrekker op het gebied
van duurzaamheid en maatschappelijk betrokken ondernemen. Ze scoren hoog op het vlak
van liefdadigheid, hebben een sterke lokale verwevenheid en leveren vaak een bijdrage
aan lokale evenementen en organisaties zoals sportclubs.
In vervolg op mijn brief van 10 februari 20202 informeer ik u hierbij over de uitvoering van de moties van de leden Amhaouch en
Palland3 en van de leden Aartsen en Bruins4.
CBS-onderzoek
De motie van de leden Amhaouch en Palland verzoekt de regering, via het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS), kwantitatieve gegevens beschikbaar over familiebedrijven,
uitgesplitst naar grootteklasse, te verzamelen en beschikbaar te stellen, waarbij
de ontwikkelingen over een langere periode inzichtelijk zijn, uitgesplitst naar landelijk,
provinciaal en gemeentelijk niveau.
Het CBS heeft recentelijk dit onderzoek afgerond en treft u in bijlage 1 aan5. Het CBS volgt de definitie van familiebedrijven van de Europese Commissie (2009).
De definitie bepaalt dat een familiebedrijf een bedrijf is, waarbij één familie direct
of indirect een meerderheid van zeggenschap heeft (bij beursgenoteerde bedrijven 25 procent).
De familie moet formeel betrokken zijn bij het bestuur en het bedrijf moet ook juridisch
overdraagbaar zijn. De definitie omvat zodoende ook eerste generatie familiebedrijven
die nog niet aan een volgende generatie zijn overgedragen. Eenmanszaken en zelfstandigen
zijn volgens de Europese Commissie-definitie ook familiebedrijven. Ze worden in de
onderzoeksresultaten apart benoemd als bedrijven van ondernemingsgroepen met 1 werkzame
persoon» en tellen niet mee in de definitie van familiebedrijven «in enge zin» in
het vervolg van deze brief. Daar gaat het bij familiebedrijven alleen om familiebedrijven
van 2 werkzame personen of groter.
In 2018 telde Nederland 272.830 familiebedrijven (CBS, Familiebedrijven in Nederland,
2020). Dit komt neer op 60% van alle bedrijven, exclusief bedrijven van ondernemingengroepen
met één werkzame persoon. Er is sprake van een grote diversiteit aan familiebedrijven.
De meeste familiebedrijven zijn kleinere bedrijven: bijna 88% van de familiebedrijven
is een micro-bedrijf (2 tot 10 werkzame personen). Familiebedrijven komen in de hele
Nederlandse economie voor: relatief het meest in de landbouw, bosbouw en visserij,
maar ook in de horeca, de autohandel en -reparatie, de detailhandel en de bouwnijverheid
komen familiebedrijven relatief vaak voor.
Familiebedrijven zijn over het algemeen ouder dan niet-familiebedrijven. Ongeveer
62% van de familiebedrijven is ouder dan 10 jaar (36% bij niet-familiebedrijven).
Van de 273 duizend familiebedrijven hebben 32 duizend bedrijven (een kleine 12 procent)
meer dan één generatie van de familie in het bestuur. Het percentage familiebedrijven
dat meer dan één generatie van de familie in het bestuur heeft is groter naarmate
de bedrijfsgrootte toeneemt. Onder familiebedrijven in het midden- (50–250 werkzame
personen) en grootbedrijf (250+) heeft respectievelijk 15 en 20 procent van de bedrijven
meer dan één generatie van de familie in het bestuur.
Als wordt gekeken naar de bijdrage van vestigingen van familiebedrijven aan de totale
omzet en toegevoegde waarde6 van de betreffende provincies dan valt op dat dit sterk varieert. In Overijssel,
Friesland en Gelderland leveren vestigingen van familiebedrijven relatief de grootste
bijdrage. Dit beeld geldt ook voor de toegevoegde waarde. In Noord-Holland was de
bijdrage van familiebedrijven aan de omzet en toegevoegde waarde relatief het kleinst.
Het aandeel werknemersbanen van familiebedrijven loopt per provincie niet veel uiteen.
Corona
Familiebedrijven kenmerken zich door flexibiliteit, financiële onafhankelijkheid en
snelle besluitvorming. RSM-Nyenrode heeft in april en juli 2020 onderzoek gedaan onder
(voornamelijk grotere) familiebedrijven. Deze laatste peiling is mede op verzoek van
EZK gehouden. Van dezelfde groep respondenten stelt ruim 65 procent dat zij in juli
optimistischer zijn over de overlevingskansen van hun bedrijf vergeleken met de situatie
in april 2020. Ook de verwachtingen ten aanzien van omzet en winst en de omvang van
het personeel zijn veel positiever. 61% van de familiebedrijven geeft aan dat de coronacrisis
binnen het bedrijf heeft geleid tot blijvende innovatie.
Familiebedrijven hebben gebruik kunnen maken van het pakket aan noodmaatregelen dat
de overheid heeft ingesteld naar aanleiding van de coronacrisis. Hierbij gaat het
onder andere over de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS),
de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid
(NOW), het uitstel van betaling van belastingen en de verruimde kredieten en borgstellingen.
Onderdeel van het noodpakket is tevens een speciaal overbruggingskrediet, de Corona-Overbruggingslening
(COL). Dit is gericht op startups, scale-ups en (innovatieve) mkb’ers, die overwegend
met extern eigen vermogen gefinancierd zijn of die de afgelopen jaren hun groei hebben
gefinancierd met intern eigen vermogen, zoals veel familiebedrijven.
Kansen en knelpunten
De motie van de leden Aartsen en Bruins verzoekt de regering om breed onderzoek te
doen, in samenwerking met de relevante stakeholders, naar knelpunten voor familiebedrijven,
en hierover zo spoedig mogelijk aan de Kamer te rapporteren. Voor dit onderzoek heb
ik een aantal stappen ondernomen, zoals beschreven in de Kamerbrief van 10 februari
2020, waaronder de organisatie van twee rondetafelgesprekken met zowel grote als middelgrote
en kleine familiebedrijven. Tevens heb ik het Landelijke Expertisecentrum Familiebedrijven
(LEF) gevraagd een essay te schrijven over de kenmerken, kansen en knelpunten van
familiebedrijven.
In dit essay (bijlage 2)7 wordt het driecirkelmodel van Tagiuri & Davis gebruikt om te laten zien hoe familiebedrijven
zich onderscheiden van andere organisaties en hun unieke karakter te beschrijven.
Kern van dit model is dat bij familiebedrijven sprake is van drie «systemen» (familie,
bedrijf en eigendom) die elkaar overlappen doordat personen tegelijkertijd meerdere
rollen vervullen. De complexiteit in familiebedrijven neemt toe als de belangen strijdig
zijn met elkaar en is daarmee groter dan bij niet-familiebedrijven.
De familiefactor kan in sommige gevallen een voordeel zijn en in andere gevallen een
nadeel. Knelpunten zijn daardoor niet eenduidig te benoemen. Zo hebben familiebedrijven
veelal een hoge mate van zelf-financiering en daardoor veel weerstandsvermogen. Het
grotendeels herinvesteren van winsten is niet ongewoon. Tegelijkertijd aarzelen familiebedrijven
om externe financiering aan te trekken, waarbij ze controle uit handen moeten geven.
Familiebedrijven hebben een sterke lokale verwevenheid en leveren een bijdrage aan
lokale instellingen zoals sportclubs, kerken en scholen. Dit leidt enerzijds tot een
sterk lokaal netwerk en anderzijds kan leiden tot een bepaalde geslotenheid waarbij
er te weinig nieuwe interactie en kennis ontstaat.
Voor veel families is continuïteit van het bedrijf de belangrijkste doelstelling die
wordt nagestreefd. Het expliciteren van de economische en niet-economische doelstellingen
en het actief nastreven en monitoren gebeurt relatief weinig in het midden- en kleinbedrijf,
waaronder ook veel familiebedrijven. Het versterken van het bestuur in familiebedrijven
is van belang. Een Raad van Advies of een familiestatuut zijn mogelijkheden om de
structuur van het bedrijf af te stemmen op de specifieke situatie.
De uitdagingen voor de toekomst zijn divers. Meer dan de helft van directeuren bij
familiebedrijven is ouder dan 55 jaar, terwijl affiniteit met digitalisering juist
ligt bij jongere generaties. Familiebedrijven kiezen vaak voor een stapsgewijze benadering
van internationalisering welke dan ook vaak op een kleinere schaal plaat vindt. Familiebedrijven
investeren minder in opleidingen, daarentegen hebben ze unieke kennisbasis die door
generaties heen is opgebouwd. Demografische ontwikkelingen zoals een hogere levensverwachting
waardoor generaties langer samenwerken maar ook de toename van het opleidingsniveau
hebben effect op het familiebedrijf.
Het essay van het LEF vormde de basis van een aantal gesprekken met familiebedrijven
en vertegenwoordigers daarvan zoals FamilieBedrijven Nederland (FBNed), VNO-NCW/MKB-NL
en ONL. Hierbij is zowel met grote, middelgrote als kleinere familiebedrijven gesproken.
De beschreven kenmerken, kansen en knelpunten uit het essay zijn tijdens die gesprekken
herkend en onderschreven door de aanwezige familiebedrijven. In de gesprekken werd
het grote belang van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) als faciliteit voor familiebedrijven
benadrukt.
Relevant overheidsbeleid
Het bedrijvenbeleid draagt bij aan de welvaartsgroei door het bevorderen van innovatie
en ondernemerschap. Het zorgt er voor dat (familie)bedrijven – groot en klein – kunnen
floreren en hun bijdrage kunnen leveren aan de brede welvaart van onze samenleving.
In 2018 is door het kabinet het MKB-actieplan gepresenteerd, dat een breed scala aan acties en maatregelen bevat om het mkb waar
nodig een steun in de rug te geven. Veel van de familiebedrijven behoren tot het mkb
en kunnen dus gebruik maken van het bijbehorende instrumentarium. Thema’s die in het
MKB-actieplan aan bod komen zijn menselijk kapitaal, financiering (waaronder de Borgstelling
MKB-kredieten), digitalisering, toepassing innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving
en fiscaliteit. Deze thema’s zijn eveneens aan de orde gekomen tijdens de rondetafelgesprekken
met familiebedrijven. Eind oktober 2020 verschijnt de voortgangsrapportage over het
MKB-actieplan, waarin wordt beschreven welke acties de afgelopen voor het mkb zijn
ingezet en welke resultaten daarmee zijn bereikt.
In 2019 ben ik als onderdeel van het MKB-actieplan het programma MKB-deals gestart. Via de MKB-deals ondersteun ik provincies en gemeenten en hun lokale partners
en netwerken bij regionale en lokale mkb-programma’s die aansluiting op de thema’s
uit het MKB-actieplan. Twee van de negen MKB-deals uit de eerste ronde richten zich
op het stimuleren van familiebedrijven. Bij de MKB-deal «Family Next» van de provincie
Overijssel worden familiebedrijven gestimuleerd om te vernieuwen en in te spelen op
digitalisering, verduurzaming en bedrijfsopvolging. Hierbij wordt samengewerkt met
werkgevers- en brancheorganisaties, onderwijsinstellingen, het Landelijke Expertisecentrum
Familiebedrijven en andere regionale overheden. Bij de MKB-deal «Innovatie in het
kleine familiebedrijf» van de provincie Limburg wordt in samenwerking met MKB-Limburg,
Maastricht University en Zuyd Hogeschool ingezet op het tijdig bij huidige en toekomstige
eigenaren van familiebedrijven onder de aandacht brengen van vernieuwingskansen, zodat
de toekomstbestendigheid van het kleinere familiebedrijf wordt vergroot. De opgedane
kennis, informatie en best practices uit deze en de andere MKB-deals zijn erg waardevol
en worden gedeeld met en tussen nationale en regionale beleidsmakers en intermediaire
organisaties via het Kennisnetwerk regionale economie van Platform31.
Het kabinet heeft oog voor de specifieke knelpunten die familiebedrijven ervaren bij bedrijfsopvolging. Daartoe is er een aantal voorzieningen in de belastingwetgeving, waaronder de BOR.
De BOR is gericht op een (gedeeltelijke) vrijstelling van de schenk- en erfbelasting.
Dit betreft een belangrijk instrument dat er op gericht is de continuïteit van bedrijven
en daarmee de werkgelengheid te borgen. In 2021 wordt de BOR geëvalueerd. Na afronding
wordt deze aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Een bedrijfsovername is een natuurlijk moment om te investeren in een duurzame bedrijfsvoering.
Speciaal voor de agrarische sector, waarin een groot aandeel van de familiebedrijven
actief is, bestaat er sinds 1 januari 2020 het Vermogensversterkend Krediet (VVK). Voor de agrarische bedrijfsovername wordt meestal alle financieringsruimte gebruikt,
waardoor de jonge ondernemer pas enkele jaren later aan de slag kan met de gewenste
en noodzakelijke investeringen voor de duurzame doorontwikkeling van het bedrijf.
Om dat sneller te kunnen doen, kunnen startende boeren en tuinders daarvoor een VVK
aanvragen, een achtergestelde borgstellingslening. Deze regeling verlaagt de financiële
drempel voor de jonge ondernemers om de continuïteit van hun bedrijven sneller toekomstgericht
– duurzaam – te versterken. In de campagne Groeien naar morgen van het Ministerie van LNV wordt dit nog nieuwe instrument nadrukkelijk onder de
aandacht van jonge agrarische ondernemers gebracht.
Bedrijfsopvolging, bedrijfsoverdracht en bedrijfsovername moeten tijdig en zorgvuldig
worden gepland. Het Ondernemersplein en de KVK helpen ondernemers bij het proces van
bedrijfsoverdracht door voorlichting en informatie te geven. Informatie vanuit de rijksoverheid hierover is te vinden op de website:
https://ondernemersplein.kvk.nl/. Ook de twee genoemde MKB-deals besteden aandacht aan bedrijfsopvolging. Daarnaast
is een uitgebreid scala aan commerciële partijen actief die advies geven op deze thema’s
aan familiebedrijven.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat