Brief regering : Verslag van de informele JBZ-raad van 8-9 oktober 2020
32 317 JBZ-Raad
Nr. 639 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS
VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2020
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
het verslag aan van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken op 8 en 9 oktober 2020 via videoconferentie, waar de Minister van Justitie en
Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan hebben
deelgenomen.
Europees Crisisbeheer
Graag informeert de Minister van Justitie en Veiligheid u over het volgende. Mede
door de recente ervaringen met de COVID-19 crisis die het belang van goede coördinatie
en communicatie in EU-verband hebben benadrukt, staat de hervorming van Europees crisisbeheer
op de agenda in Brussel.
Het kabinet acht een grotere en meer coördinerende rol voor de Raad wenselijk bij
versterking van coördinatie en communicatie tussen EU-lidstaten. In het bijzonder
is het kabinet voorstander van het verder versterken van de geïntegreerde EU-regeling
politieke crisisrespons (IPCR) tot een meer permanent raadsinstrument met mogelijk
een gekozen voorzitter. Deze structuur kan bijdragen aan het versterken van EU crisisbeheer
door een meer strategisch en agenderend forum te zijn. Daarbij komt dat door een meer
permanent mechanisme de communicatiekanalen en andere structuren actief blijven, waardoor
de betrokkenen uit de verschillende lidstaten elkaar snel kunnen vinden in tijden
van crises. Ook staat het kabinet positief ten opzichte van de oprichting van een
permanente technische raadswerkgroep voor crisismanagement, waarbij preventie en paraatheid
verbeterd worden. Deze structuur kan bijdragen aan strategische sturing, betere afstemming
tussen beleidsterreinen en betere communicatie.
Het kabinet zal zich bij gelegenheid de komende periode inzetten om deze ideeën verder
uit te dragen en gedachtenvorming hierover in Brussel te vorm te geven. Ook zal het
kabinet in deze discussie blijven uitdragen dat de primaire verantwoordelijkheid en
bevoegdheid ten aanzien van crisisbeheersing bij de lidstaten ligt. Daarbij vindt
het kabinet het van belang dat een grondige evaluatie wordt uitgevoerd van het Europees
crisisbeleid.
Voorstellen op het gebied van Asiel en Migratie
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 29 september jl. heeft uw Kamer verzocht
om een brief met daarin een reactie op de gepresenteerde voorstellen van de Europese
Commissie op het gebied van asiel en migratie. In lijn met de staande afspraken tussen
uw Kamer en het kabinet zal uw Kamer worden geïnformeerd over de deze voorstellen
en de beoordeling van het kabinet van deze nieuwe Commissie voorstellen via het BNC-traject.
Tijdens het Algemeen Overleg Vreemdelingen- en Asielbeleid van 24 september jl. heeft
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met uw Kamer dit proces reeds besproken.
Mede met het oog op het behandelvoorbehoud dat uw Kamer heeft geplaats bij deze voorstellen
zal uw Kamer zo spoedig mogelijk een BNC-fiche ontvangen over de algemene Mededeling
en over de individuele deelvoorstellen, inclusief de appreciatie van het kabinet en
de kabinetsinzet voor de onderhandelingen. Helaas is niet mogelijk gebleken om het
fiche over de algemene Mededeling via een versneld traject aan uw Kamer te versturen.
Naar verwachting zullen de BNC-fiches voor alle voorstellen rond 4 november aan uw
Kamer worden verstuurd.
Deze afspraken zijn bevestigd via de aanbiedingsbrief van de Geannoteerde Agenda van
de JBZ-raad van 8–9 oktober1 en vervolgens toegelicht in de aanbiedingsbrief bij het Schriftelijk Overleg n.a.v.
de Geannoteerde Agenda van de JBZ-raad van 8-9 oktober dat voorafgaand aan het notaoverleg
van 6 oktober jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 638) met uw Kamer is gedeeld2. Tijdens dit notaoverleg over de asiel- en migratieonderwerpen op de JBZ-raad van
8-9 oktober, stelden uw leden dat in afwachting van het kabinetsstandpunt – dat via
alle BNC-fiches met uw Kamer wordt gedeeld – een debat of algemeen overleg na het
ontvangen van de BNC-fiches, de voorkeur heeft.
Voor de goede orde kan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid u nogmaals verzekeren,
dat het kabinet geen onomkeerbare besluiten zal nemen inzake de Mededeling en de betreffende
deelvoorstellen alvorens de BNC-fiches met uw Kamer zijn gedeeld. Het proces in Brussel
geeft daar ook geen aanleiding toe. De Commissie heeft tijdens de JBZ-Raad op 8 oktober
de voorstellen nader toegelicht en de Lidstaten hebben de gelegenheid gekregen om
een eerste reactie te geven. Daarnaast heeft het Duitse Voorzitterschap van de Raad
van de Europese Unie een voorstel gedaan voor de verdere, politieke behandeling van
de voorstellen. Uw Kamer wordt hier, zoals gebruikelijk, nader over geïnformeerd via
het verslag van de JBZ-raad. Vooruitlopend daarop informeert de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid u dat het Voorzitterschap inzet op het aannemen van Raadsconclusies
tijdens de JBZ-raad op 4-5 december a.s. Deze Raadsconclusies moeten politieke richting
geven voor de verdere inhoudelijke behandeling van deze voorstellen. Ter ondersteuning
van dit proces heeft het Voorzitterschap laten weten een extra JBZ-raad te beleggen
op 13 november. Dit geeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer
graag ter overweging mee bij het plannen van het verzochte debat.
Wijziging OLAF verordening
Tot slot maakt de Minister van Justitie en Veiligheid graag van deze gelegenheid gebruik
om u te berichten dat er recent besluitvorming heeft plaatsgevonden over de wijziging
van de OLAF-Verordening, die nodig was in verband met de oprichting van het EOM3. Een grote meerderheid van de lidstaten heeft in Coreper op 30 september jl. ingestemd
met de uitkomst van de triloog, die op 24 juni jl. onder het Kroatische voorzitterschap
was afgesloten. Nederland heeft zich bij deze gelegenheid onthouden van stemming,
omdat het zich op onderdelen (met name het mandaat van OLAF ten aanzien van btw-fraude
en zijn toegang tot bankgegevens) niet kon vinden in de uiteindelijke tekst.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken,
8–9 oktober 2020
Belangrijkste resultaten
Nieuw pact voor Migratie en Asiel
Namens de Europese Commissie presenteerden Commissaris Johansson en Vicepresident
Schinas de voorstellen voor een nieuwe migratie- en asielpakket. Het voorzitterschap
herhaalde het voorstel voor een stapsgewijze behandeling van de voorstellen: eerst
een politiek akkoord in de JBZ-Raad van december 2020 op drie hoofdelementen (procedure
voorafgaand aan aankomst in de EU, voorkomen van misbruik van asielsystemen en solidariteit).
Het voorzitterschap is van plan om medio november een extra JBZ-Raad te organiseren.
Tijdens een uitgebreide tafelronde werden de voorstellen verwelkomt en stelden de
meeste lidstaten deze op merites te zullen beoordelen. In dit verband werd door verschillende
lidstaten om verduidelijking gevraagd. Sommige lidstaten maakten duidelijk nu reeds
vast te houden aan de bekende posities. Het voorzitterschap nam notie van de preoccupaties
van de lidstaten maar concludeerde ook dat er vastbeslotenheid bij lidstaten heerst
om het hele systeem te herijken en een Europese oplossing te zoeken.
Relatie met derde landen inzake Migratie – Noord-Afrika en Westelijke Balkan
Het voorzitterschap stond stil bij twee initiatieven voor nauwere samenwerking met
de Westelijke Balkan en landen in Noord-Afrika. Respectievelijk Oostenrijk en Italië
gaven achtergrondinformatie over beide initiatieven. Er vond geen uitgebreide discussie
plaats over dit agendapunt.
Europees Politie Partnerschap
Alle interveniërende lidstaten, en de Commissie, steunden het voorzitterschapsdocument
en de daarin genoemde aandachtspunten. Hierbij werden met name het belang van het
verbeteren van samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten en het gebruik van
nieuwe technologieën genoemd.
Conclusies toegang tot het recht
De conclusies werden door vrijwel alle lidstaten gesteund. Daarbij wezen lidstaten
op het belang van toegang tot het recht voor alle burgers en een balans tussen het
benutten van nieuwe technologieën en het waarborgen van fundamentele rechten en rechtsstatelijkheid.
Nederland benadrukte dat de Raadsconclusies een belangrijk moment zijn om de horizontale
justitiële belangen voor digitalisering te markeren. Tevens stonden het voorzitterschap
en de Commissie stil bij het verschijnen van het eerste jaarrapport in de EU toetsingscyclus
voor de rechtsstaat.
EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
Onder vrijwel alle lidstaten, en de Commissie, bestond er steun voor de agendering
van dit onderwerp. De lidstaten gingen in op hun nationale aanpak bij de bestrijding
van online seksueel kindermisbruik. Hierbij pleitten meerdere lidstaten voor een versterking
van de internationale samenwerking alsmede verdere maatregelen op Europees niveau.
Nederland presenteerde de recente ervaringen met de nationale aanpak van «naming and
shaming». Ook sprak Nederland zijn steun uit voor een verklaring op Europees niveau
over rechtmatige toegang tot versleutelde gegevens. Tevens vroeg de Commissie aandacht
voor de snelle totstandkoming van de derogatie van de e-privacyrichtlijn.
Oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De Europese Hoofdaanklager lichtte de huidige stand van zaken nader toe. Meerdere
lidstaten vroegen om meer duidelijkheid omtrent de arbeidsvoorwaarden voor de gedelegeerd
Europese aanklagers. Nederland benadrukte het belang van dialoog tussen EOM en de
lidstaten over dergelijke besluiten van het College met impact op de lidstaten. De
Commissie onderstreepte de hoop dat het EOM dit jaar operationeel werkzaam zal zijn.
Antisemitisme en haatzaaien
Onder zowel alle lidstaten alsmede de Commissie bestond er brede steun voor de aanpak
tegen antisemitisme en haatzaaien. De meeste lidstaten zijn actief bezig met het opstellen
ofwel verder ontwikkelen van de nationale antisemitisme strategie. Door het Grondrechtenagentschap
werd het dalende aantal gerapporteerde incidenten aangekaart, de meeste lidstaten
herkennen dit beeld. Hierbij onderstreepten enkele lidstaten het belang van het systematisch
rapporteren van incidenten. Concluderend benadrukte de Commissie het belang van een
beter georganiseerde gecoördineerde aanpak tegen antisemitisme.
Raadsconclusies Handvest voor de Grondrechten
Het is niet gelukt om overeenstemming te bereiken over de Raadsconclusies over het
Handvest van de Grondrechten in de context van AI en digitale verandering. Het belangrijkste
openstaande punt vormt het gebruik van de term gendergelijkheid. Hard bevochten rechten
van vrouwen, meisjes en LHBTI-personen zijn binnen de EU en de VN opnieuw punt van
discussie en dat is zorgelijk. Nederland intervenieerde om het belang van de Raadsconclusies
te onderstrepen en sprak onbegrip uit voor de controverse omtrent het opnemen van
verwijzingen naar gendergelijkheid en LHBTI. Het Duits voorzitterschap zal de lidstaten
benaderen om te proberen de openstaande punten op te lossen. Nederland gaf aan in
de verdere bespreking bereid te zijn door te werken aan de tekst in lijn met agreed
language.
E-evidence
De Commissie en het voorzitterschap verschaften een update van de laatste stand van
zaken omtrent de onderhandeling inzake het EU-pakket, de onderhandeling over het tweede
aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit en de
onderhandelingen tussen de EU en de VS inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch
bewijsmateriaal voor justitiële samenwerking in strafzaken. Er dient progressie gemaakt
te worden op alle drie dossiers.
Vervolg van de Schrems II uitspraak
Wegens gebrek aan tijd is dit agendapunt niet inhoudelijk besproken. De Commissie
zal de lidstaten schriftelijk informeren over de follow-up van het Schrems II arrest.
Overlevering van veroordeelde EU onderdanen van derde landen naar hun lidstaten
Litouwen presenteerde haar non-paper en deed daarbij een oproep voor een Europese
aanpak voor de overdracht van gevonniste personen met een EU-nationaliteit door derde
landen. Een tweetal lidstaten steunden deze oproep. De Commissie wijst op de geldigheid
van de Raad van Europa verdragen in dit verband. Het voorzitterschap gaf aan dit onderwerp
voor bespreking op technisch niveau te zullen agenderen.
I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
1. Nieuw pact voor Migratie en Asiel
Namens de Commissie presenteerden Commissaris Johansson en Vicepresident Schinas de
voorstellen voor een nieuw migratie- en asielpakket. De Commissie stelde dat zij op
basis van de voorafgaande consultaties heeft gepoogd alle belangen en zorgen van Lidstaten
een plek te geven in de voorstellen. Vertrouwen tussen Lidstaten is nodig om gezamenlijk
afspraken te kunnen maken, aldus de Commissie. Zowel het Duitse voorzitterschap als
de Commissie benadrukten het belang van dit geactualiseerde voorstel om te komen tot
een alomvattend asiel- en migratiesysteem.
Het voorzitterschap herhaalde het voorstel voor een stapsgewijze behandeling van de
verschillende componenten van het Plan: eerst een politiek akkoord in de JBZ-Raad
van 3-4 december 2020 op drie hoofdelementen (procedure voorafgaand aan aankomst in
de EU, voorkomen van misbruik van asielsystemen en solidariteit). Het voorzitterschap
is van plan om medio november een extra JBZ-Raad te organiseren. Een aantal lidstaten
gaf aan vast te willen houden aan de pakketbenadering.
Tijdens een uitgebreide tafelronde werd duidelijk dat lidstaten de voorstellen verwelkomen
en deze op merites zullen beoordelen, maar ook dat verschillende lidstaten nu reeds
hun bekende posities innemen. Zo riepen de zuidelijke lidstaten op tot meer solidariteit,
benadrukten zij het belang van een herplaatsingsmechanisme na SAR-operaties en gaven
zij aan te vrezen dat de grensprocedure alleen maar voor meer lasten voor de lidstaten
van eerste aankomst zullen zorgen. De Oostelijke lidstaten verwierpen juist het idee
van verplichte solidariteit en benadrukten het belang van goed grensbeheer, terugkeer
en inzet in landen van herkomst en transit. Een aantal lidstaten bracht in dit kader
het voorstel voor ontschepingsplatforms in de regio weer naar voren. Met name de bestemmingslanden
in Noord-Europa, waaronder Nederland, stelden de voorstellen een goede basis te vinden
voor verdere onderhandelingen. Nederland heeft steun uitgesproken voor de voorgestelde
stapsgewijze aanpak van het voorzitterschap. Nederland noemde een aantal positieve
elementen uit de voorstellen, zoals de aandacht voor partnerschappen met derde landen
en het daarbij inzetten van alle beschikbare instrumenten, de verplichte screening
en grensprocedure, de aandacht voor mensensmokkel en terugkeer. Wel gaf Nederland
aan meer maatregelen gezien te willen hebben tegen secundaire migratie en misbruik
van asielprocedures en opvang. Tot slot heeft Nederland onderstreept dat de focus
eerst moet liggen op het creëren van een efficiënter migratie en asielsysteem, in
Nederland en in andere EU-Lidstaten. Pas daarna dient gekeken te worden naar de kosten
en baten en het compenseren van Lidstaten die een zwaardere last dragen. Vrijwel alle
Lidstaten verwelkomen de aandacht voor de externe dimensie van migratie en terugkeer.
Tot slot heeft Nederland, zoals toegezegd aan dhr. Van Ojik tijdens het notaoverleg
d.d. 6 oktober jl., aandacht gevraagd voor de Taskforce voor de wederopbouw en beheer
van de hotspot op Lesbos. De Commissie gaf aan binnenkort een brief te versturen met
informatie over het proces. De taskforce zal, onder leiding van de Commissie (DGHOME)
en in nauwe samenwerking met de Griekse autoriteiten, EU agentschappen en zo nodig
met internationale organisaties, werken aan een pilot voor een permanente en structureel
verbeterde opvang- en asielfaciliteit op Lesbos, als model voor toekomstige centra
elders.
Het voorzitterschap neemt notie van de preoccupaties van de Lidstaten maar stelt ook
vast dat zij vastbesloten zijn om het migratie- en asielsysteem te herijken en een
Europese oplossing te zoeken. Het is voor iedereen belangrijk dat er een daadwerkelijk
in praktijk werkende oplossing komt.
2. Relatie met derde landen inzake Migratie – Noord-Afrika en Westelijke Balkan
Het voorzitterschap stond stil bij twee initiatieven van individuele lidstaten en
de Commissie voor nauwere samenwerking met de Westelijke Balkan en landen in Noord-Afrika.
Italië gaf achtergrondinformatie over het Noord-Afrika initiatief wat voornamelijk
betrekking heeft op de aanpak van mensensmokkel en grensbeheer. De videoconferentie
onder leiding van Italië van 5 juli jl. met Noord-Afrikaanse landen was een goed startpunt.
Oostenrijk gaf een toelichting over het initiatief voor de Westelijke Balkan, in essentie
het oprichten van een operationeel platform om reeds bestaande acties te coördineren
en lacunes in de samenwerking te identificeren. Het betreft geen nieuwe instelling,
maar moet worden gezien als een inspanning om bestaande initiatieven bijeen te brengen
en beter te coördineren.
3. Europees Politie Partnerschap – strategische weg voorwaarts
Het voorzitterschap leidde het onderwerp in en bracht daarbij naar voren dat het streeft
naar Raadsconclusies in december als vervolg op het voorzitterschapsdocument.
De Commissie steunde het voorzitterschapsdocument en benadrukte daarbij dat veel politiesamenwerking
nodig is. Tevens wees de Commissie op eigen initiatieven in dit kader, zoals de Veiligheidsuniestrategie
en EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik alsook het te verschijnen voorstel
voor versterking van het mandaat van Europol en het plan tegen georganiseerde misdaad.
De Commissie vroeg aandacht voor informatie-uitwisseling en ging daarbij in op informatie-uitwisseling
met derde landen alsook het bijstellen van de Prüm besluiten. Ook wees de Commissie
op het belang van de toegang voor de rechtshandhaving tot versleuteld bewijs. Voorts
vroeg de Commissie steun voor de derogatie van de e-privacyrichtlijn in het kader
van de bestrijding van seksueel kindermisbruik online. Daarnaast ging de Commissie
in dat kader ook in op de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over dataretentie.
Het agendapunt kon vanwege tijdgebrek niet worden afgerond. Het voorzitterschap vroeg
de lidstaten schriftelijk inbreng te leveren. Nederland heeft op dit agendapunt zijn
inbreng schriftelijk geleverd. In de beperkte interventies werd steun uit gesproken
voor het voorzitterschapsdocument en de daarin genoemde aandachtspunten. Met name
het verbeteren van samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten en het gebruik
van nieuwe technologieën. Daarnaast werden diverse aspecten uitgelicht, waaronder
de uitwisseling van informatie en de uitdagingen van gegevensbescherming, samenwerking
met derde landen, uitbreiding van mandaat van JBZ-agentschappen, volledige benutting
van bestaande instrumenten, aandacht voor rechtsstaat en fundamentele rechten en aandacht
voor nationale bevoegdheden.
De EU Coördinator Terrorismebestrijding (CTC) steunde tevens het voorzitterschapsdocument.
Daarbij gaf hij wel aan dat er ook oog moet zijn op de positieve kanten van nieuwe
technologieën. De aangekondigde Raadsconclusies achtte de CTC noodzakelijk. Ook stelde
de CTC dat er meer moet worden geïnvesteerd in onderzoek en in AI die geschikt is
voor rechtshandhaving. Het Europol innovatie hub zou daarbij de aanjager moeten zijn.
Tot slot suggereerde de CTC dat er een meer creatieve aanpak nodig is van gegevensbescherming,
waardoor de AVG geen keurslijf wordt voor AI.
Europol deed melding over het uitvoeren van een assessment op het onderhavige terrein.
Ook wees Europol erop dat de nieuwe richtsnoeren van de Europese Databeschermingsautoriteit
de kernactiviteiten van Europol raken. Daarnaast steunde Europol de voorgenomen Raadsconclusies.
II. Justitie
1. Digitale Justitie: Conclusies inzake toegang tot het recht – kansen van digitalisering
grijpen
Het voorzitterschap informeerde over het eerste jaarrapport in het kader van de EU
toetsingscyclus voor de rechtsstaat. De rechtsstaat is volgens het voorzitterschap
een onderwerp dat alle EU lidstaten samen moet brengen. Tevens meldde het voorzitterschap
dat over het jaarrapport in de RAZ zal worden gesproken, maar dat het van belang is
dit rapport ook in JBZ-verband te agenderen.
De Commissie benadrukte over de rechtsstaat een dialoog met de lidstaten te willen
aangaan. Het jaarrapport bevat zowel positieve als negatieve ontwikkelingen op diverse
elementen, waaronder de kwaliteit van de rechtspraak en mediapluriformiteit. De Commissie
stelde verder dat de Covid-19 crisis duidelijk heeft gemaakt dat de toegang tot het
recht gedigitaliseerd moet worden.
Het voorzitterschap meldde vervolgens dat een akkoord is bereikt over de Raadsconclusies
inzake toegang tot het recht. Digitalisering moet beter worden gebruikt om de toegang
tot het recht te vereenvoudigen, waarbij fundamentele rechten altijd gewaarborgd dienen
te zijn. Het voorzitterschap lichtte hierbij de kansen en risico’s van kunstmatige
intelligentie uit. Ook benoemde het voorzitterschap dat de gerechtelijke systemen
in lidstaten er momenteel heel verschillend uit zien.
De Commissie benadrukte dat de digitale ontwikkeling in gerechtelijke systemen noodzakelijk
is en de Raadsconclusies daarmee op het juiste moment komen. De Commissie is tevens
bezig een strategie te ontwikkelen voor de digitalisering in de rechtspraak, deze
wordt begin 2021 verwacht. De Commissie gaf ook aan dat er veel verschillen bestaan
in de mate van digitalisering tussen de lidstaten. De Commissie wil daarom de digitaliseringsmogelijkheden
in verschillende rechtsgebieden versterken. Tegelijkertijd is interoperabiliteit en
veilige communicatie van belang. Ook moeten Eurojust, OLAF en het EOM digitaal worden
toegerust voor hun taken. Daarop voortbordurend concludeerde de Commissie dat digitalisering
investeringen behoeft en gaf de Commissie aan middelen beschikbaar te kunnen stellen
in het kader van het herstelfonds.
De Raadsconclusies werden door vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, verwelkomd.
Toegang tot het recht is een kernelement van de rechtsstaat. Daarbij wezen veel lidstaten
op het belang van inzet op zowel nationaal als op EU-niveau. Ook gaven lidstaten aan
dat door de Covid-19 crisis het belang van digitalisering is benadrukt. Een groot
deel van de lidstaten gaf aan dat alle burgers toegang moeten hebben tot het recht.
Tegelijk moet er een balans bestaan tussen nieuwe ontwikkelingen (zoals kunstmatige
intelligentie) en rechtszekerheid. Tevens benoemden enkele lidstaten specifiek een
rol voor eu-LISA of e-CODEX bij de digitalisering van het rechtsbestel.
Nederland benadrukte dat de Raadsconclusies een belangrijk moment zijn om de horizontale
justitiële belangen voor digitalisering te markeren. Digitalisering biedt veel mogelijkheden,
ook voor toegang tot het recht, maar moet gepaard gaan met waarborgen voor fundamentele
rechten, veiligheid en rechtsstatelijkheid. Het uitgangspunt is volgens Nederland
dat dezelfde rechten en waarden online en offline moeten gelden. Tevens verwelkomde
Nederland het werk van de Commissie op het jaarrapport in het kader van de EU toetsingscyclus
voor de rechtsstaat. Nederland benadrukte uit te kijken naar de discussie over dit
jaarrapport in de JBZ-Raad.
De Commissie bevestigde dat de lidstaten en burgers toegang moeten krijgen tot digitale
middelen in het rechtsbestel. Ook bevestigde de Commissie dat de JBZ-Raad in december
zal spreken over de rechtsstaat in de EU. Tot slot herhaalde de Commissie begin 2021
met een voorstel voor een elektronische strategie op justitieel vlak te komen.
Het voorzitterschap concludeerde dat digitalisering zowel beperkingen als nieuwe kansen
met zich meebrengt.
2. EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
Het voorzitterschap vroeg de lidstaten uit te wijden over de nationale praktijk en
een mogelijke verplichting voor ondernemingen om afbeeldingen van seksueel misbruik
van kinderen (zogeheten CSAM) te detecteren, te melden en te verwijderen; en hoe minderjarige
slachtoffers beter in staat kunnen worden gesteld om de verwijdering van afbeeldingen
die hen betreffen, te verzoeken en deze te laten verwijderen.
De Commissie prees het voorzitterschap voor de agendering van het onderwerp. Verder
presenteerde de Commissie de EU-strategie voor een meer effectieve strijd tegen seksueel
kindermisbruik die op 24 juli jl. door de Commissie is gepubliceerd. De Commissie
wees, mede vanwege de exponentiële groei van seksueel kindermisbruik, op de noodzaak
van onmiddellijke actie. De Commissie gaf aan te werken aan een structureel kader
voor meer samenwerking met de private sector. In afwachting op dit voorstel heeft
de Commissie een tijdelijke derogatie van de E-privacyrichtlijn voorgesteld4. De Commissie vroeg steun voor een snelle totstandbrenging van deze derogatie. Ook
bepleitte de Commissie een verplichting voor hostingdiensten tot het verwijderen van
seksueel kindermisbruik materiaal. Verder vroeg de Commissie aandacht voor ondersteuning
van slachtoffers, preventie van seksueel kindermisbruik en een hardere aanpak daarop.
Tevens ging de Commissie in op de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU over
dataretentie.
Onder nagenoeg alle lidstaten, waaronder Nederland, bestond steun voor de agendering
van dit onderwerp. De meeste lidstaten gingen in op hun nationale aanpak bij de bestrijding
van seksueel kindermisbruik online. Op dit gebied pleitten meerdere lidstaten voor
een versterking van de internationale samenwerking alsmede verdere maatregelen op
Europees niveau. Op de vraag of kindslachtoffers ook in staat zouden moeten worden
gesteld te vragen om verwijdering van misbruikmateriaal, kwam er geen eenduidig en
duidelijk antwoord. Lidstaten stelden dat het uitgangspunt is dat de verwijdering
vrijwillig moet zijn maar dat een verplichting tot verwijderen niet kan worden uitgesloten.
Enkele lidstaten benoemden in dit kader de noodzaak tot voortgang in de totstandbrenging
van de e-evidenceverordening ten behoeve van de bestrijding van seksueel kindermisbruik.
Nederland presenteerde de meest recente nationale ontwikkelingen in de strijd tegen
seksueel kindermisbruik, te weten de «naming and shaming» van aanbieders die zich
niet aan de regels houden en die de verspreiding van CSAM vergemakkelijken. Ook sprak
Nederland zijn steun uit voor een verklaring op Europees niveau over rechtmatige toegang
tot versleutelde gegevens.
3. Oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De Commissie lichtte de laatste stand van zaken inzake de oprichting van het EOM toe.
Een aantal lidstaten heeft een vertraging bij de tenuitvoerlegging van de EOM-verordening.
Derhalve heeft de Commissie de ministers van Justitie aangeschreven om de procedure
te versnellen.
De Europese Hoofdaanklager (ECP) presenteerde de laatste stand van zaken. De ECP concludeerde
dat de oprichting van het EOM een complexe taak is. Er is een hoge werklast vanwege
strenge operationele deadlines en de meeste lidstaten hebben vooralsnog geen gedelegeerde
Europese aanklagers. Tevens meende de ECP dat er meer financiële middelen nodig zijn
om op volle capaciteit te kunnen functioneren vanaf de eerste operationele dag, maar
ook voor vertalingen alsmede de mogelijkheid tot parttime werken. De ECP haalde ook
de arbeidsvoorwaarden voor gedelegeerde aanklagers aan en stelde dat indien het EOM
ook sociale zekerheidspremies voor hen moet betalen de instelling van het EOM feitelijk
niet door zal kunnen gaan.
Meerdere lidstaten vroegen om meer duidelijkheid over de arbeidsvoorwaarden van gedelegeerd
Europese aanklagers, waaronder de sociale zekerheidspremies, in relatie tot de EOM-verordening.
Tevens werd de onduidelijkheid rondom de dubbele functie van een gedelegeerde Europese
aanklager als nationale aanklager aangekaart. Het is volgens deze lidstaten van belang
dat het College bij arbeidsvoorwaarden volledige transparantie en overeenstemming
met de verordening betracht, hetgeen niet in de weg staat aan de onafhankelijkheid
van het EOM.
Nederland benadrukte het belang van een constructieve dialoog tussen EOM en de lidstaten.
Deze dialoog zou met name moeten plaatsvinden in het geval dat de besluiten van het
College de juridische en financiële gevolgen voor de lidstaten hebben, maar uiteraard
zonder dat er daarbij sprake is van de aantasting van de functionele onafhankelijkheid
van het EOM.
De ECP meende dat de verordening niet altijd even duidelijk was op detailniveau waardoor
een zekere marge van appreciatie was. Doel is om zo snel mogelijk het EOM te laten
functioneren; dit kan niet als de gedelegeerde Europese aanklagers niet zijn aangesteld.
Wat betreft de sociale zekerheidspremies bracht de ECP naar voren dat er een hybride
oplossing moest worden gevonden. De ECP verzekerde dat zij op transparante wijze in
gesprek wilde blijven met de lidstaten.
De Commissie benadrukte de hoop dat het EOM dit jaar operationeel zou worden.
Het voorzitterschap wees op de aanstaande videoconferentie tussen deskundigen op 19 november
a.s. waarin er over deze kwesties verder van gedachten gewisseld kan worden.
4. Fundamentele rechten
a. Conclusies over het Handvest Grondrechten in de context van Kunstmatige Intelligentie
en Digitale verandering
Het voorzitterschap merkte op dat het tot op heden niet is gelukt om overeenstemming
te bereiken over de Raadsconclusies over het Handvest van de Grondrechten in de context
van AI en digitale verandering.
Tijdens de JBZ-Raad is het niet gelukt overeenstemming te bereiken over de tekst van
deze Raadsconclusies. Het belangrijkste openstaande punt vormt het gebruik van de
term gendergelijkheid, wat volgens sommige lidstaten samenhangt met een gender-ideologie
die traditionele waarden in gevaar brengt. Hard bevochten rechten van vrouwen, meisjes
en LHBTI-personen zijn binnen de EU en de VN opnieuw punt van discussie en dat is
zorgelijk.
Nederland intervenieerde om het belang van de Raadsconclusies te onderstrepen en benadrukte
dat dit de enige kans in het jaar is om de stand van zaken op het gebied van fundamentele
rechten te bespreken. Nederland sprak onbegrip uit voor de controverse omtrent het
opnemen van verwijzingen naar gendergelijkheid en LHBTI en benadrukte dat de bevordering
van eenieders rechten de hoeksteen van de Unie moet blijven.
Het Duitse voorzitterschap zal de lidstaten benaderen om te proberen de openstaande
punten op te lossen. Nederland gaf aan in de verdere bespreking bereid te zijn door
te werken aan de tekst in lijn met agreed language.
b. Antisemitisme en haatzaaien
Het voorzitterschap introduceerde het onderwerp en noemde het een plicht van de EU
om ervoor te zorgen dat de Joodse gemeenschap zich veilig voelt. Het voorzitterschap
stelde dat veel antisemitische feiten niet gerapporteerd worden en benadrukte dat
daar verandering in moet komen.
De Commissie informeerde de Raad over het onderzoek van het Grondrechtenagentschap
(GRA) waaruit blijkt dat het antisemitisme in Europa toeneemt. Ook steunt de Commissie
lidstaten bij het ten uitvoer leggen van de bekrachtiging van de definitie van antisemitisme
van International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA)5. Verder wees de Commissie op het jaarverslag van het GRA waarin wordt geconcludeerd
dat de rapportagestructuren moeten worden verbeterd alsmede een behoefte om het rapporteren
van incidenten te vergemakkelijken. Tevens benadrukte de Commissie het belang van
de bescherming van Joodse instellingen tegen terroristische aanvallen. Hoewel dit
zorgt voor een extra belasting van de politie benadrukte de Commissie dat dit behoort
tot onze verantwoordelijkheid.
Het GRA gaf aan incidenten op de voet te volgen en een zorgwekkende trend waar te
nemen in de dalende antisemitische incidenten die worden gerapporteerd. Het GRA onderstreepte
het belang van het rapporteren van incidenten en het optreden op strafrechtelijk niveau.
Veel lidstaten herkenden het beeld geschetst door het GRA uit eigen land. Een aantal
lidstaten is bezig met het opstellen dan wel verder verbeteren van de nationale antisemitisme
strategie, aangemoedigd door de Commissie. Daarnaast heeft een aantal lidstaten ook
de IHRA definitie overgenomen. Meerdere lidstaten zien een stijging in incidenten
van online haatzaaien, een aantal daarvan neemt concrete acties om dit te verminderen.
Ook werken enkele lidstaten aan de ontwikkeling van wetgeving en campagnes op het
gebied van haatzaaien, waarbij een aantal focussen op online haatzaaien. Tevens benadrukten
enkele lidstaten het belang van systematisch rapporteren in de strijd tegen antisemitisme.
De Commissie onderstreepte het belang van een beter georganiseerde gecoördineerde
aanpak tegen antisemitisme. Hierbij benoemde de Commissie de mogelijkheid een contactpersoon
per lidstaat aan te stellen om de acties te coördineren.
5. E-evidence
a. Onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang
tot elektronisch bewijsmateriaal voor justitiële samenwerking in strafzaken
b.Onderhandelingen voor het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest
inzake cybercriminaliteit
De Commissie en het voorzitterschap verschaften een update van de laatste stand van
zaken van het interne EU-pakket, de onderhandeling voor het tweede aanvullend protocol
bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit en de onderhandelingen tussen
de EU en de VS inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal
voor justitiële samenwerking in strafzaken. De Commissie informeerde de Raad dat er
progressie gemaakt moet worden op alle drie dossiers. Op het interne EU-pakket is
er voortgang geboekt in het Europees parlement, hierbij sprak de Commissie de hoop
uit dat er binnenkort vergaderingen met de schaduwrapporteurs gehouden kunnen worden.
6. Overige onderwerpen
a. Vervolg van de Schrems II uitspraak
Wegens gebrek aan tijd beperkte de Commissie haar bijdrage tot de aankondiging dat
zij de lidstaten schriftelijk zal informeren over de follow-up van het Schrems II
arrest en over de voorgenomen eerste verkennende bespreking inzake een verbetering
van het juridische kader voor gegevensuitwisseling met de VS.
b. Overlevering van veroordeelde EU onderdanen van derde landen naar hun lidstaten
Op verzoek van de Litouwse delegatie is het onderwerp van de overlevering van de veroordeelde
EU-burgers van de derde landen naar hun lidstaten op de agenda geplaatst. Litouwen
presenteerde haar non-paper en deed daarbij een oproep voor een Europese aanpak voor
de overdracht van gevonniste personen met een EU-nationaliteit. Een tweetal lidstaten
steunde deze oproep.
De Commissie gaf aan dat er in EU-verband weliswaar geen verdrag is over de overdacht
van gevangenen uit derde landen maar dat op dit terrein wel verdragen van de Raad
van Europa gelden, in het bijzonder het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste
personen. Indien derde landen hier geen partij bij zijn, moeten lidstaten zich beroepen
op bilaterale verdragen of diplomatieke kanalen. De Commissie wees op de mogelijkheid
om op EU-niveau derde landen aan te moedigen lid te worden van de betreffende Raad
van Europa verdragen.
Het voorzitterschap concludeerde dat er voldoende steun is vanuit lidstaten om dit
onderwerp op een technisch niveau te bespreken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid