Brief regering : De economische impact van het coronavirus en contactbeperkende maatregelen
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 193 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, FINANCIËN EN SOCIALE ZAKEN
EN WERKGELEGENHEID EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, FINANCIËN
EN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2020
De tweede golf is een feit: het aantal besmettingen loopt hard op en de druk op de
zorg neemt zorgwekkend toe. Rijk, medeoverheden, sociale partners en maatschappelijke
organisaties staan samen voor de complexe uitdaging om tegelijkertijd de gezondheid
van burgers te beschermen, de economie overeind te houden en de sociale gevolgen te
minimaliseren. Het kabinet heeft daarom op 13 oktober jl. nieuwe maatregelen afgekondigd,
zodat we het virus weer een halt kunnen toeroepen. Deze maatregelen zijn noodzakelijk,
maar dat neemt niet weg dat deze economisch pijnlijk kunnen zijn. Vanaf 1 oktober
jl. is daarom het steun- en herstelpakket ingegaan. Dit steun- en herstelpakket, zoals
beschreven in de brief die op 28 augustus jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 105) is verstuurd, is ingericht op de mogelijkheid van een tweede golf.
Er is voor brede, mee-ademende regelingen gekozen om flexibel in te spelen op de grillen
van het virus. Gegeven de huidige situatie, met meer besmettingen, verwachten we dat
het gebruik van de regelingen zal toenemen en de uitgaven aan het steun- en herstelpakket
in totaal miljarden euro’s hoger zullen uitvallen. Met Prinsjesdag verwachtte het
kabinet nog circa € 3,5 miljard aan uitgaven aan subsidieregelingen over het vierde
kwartaal van dit jaar op basis van het basisscenario uit de Macro Economische Verkenning
van het Centraal Planbureau. In het geval dat de contactbeperkende maatregelen uit
het voorjaar weer moeten worden doorgevoerd, dan kan dat bedrag oplopen tot circa
€ 10 miljard over het vierde kwartaal van dit jaar.De hoogte van de steun is namelijk
gekoppeld aan het omzetverlies. Zo is het denkbaar dat de NOW-subsidies voor alleen
al de horeca en cultuur met zo’n € 900 miljoen kunnen toenemen in dit kwartaal ten
opzichte van de begroting. Het beroep op de TVL zal in het vierde kwartaal eveneens
een derde hoger kunnen liggen dan waarmee rekening is gehouden, wat circa € 200 miljoen
extra zou betekenen. Indien het virus verder oplaait en verdere contactbeperkende
maatregelen noodzakelijk zijn, zal de steun nog verder toenemen. De onzekerheid is
ongekend groot en het steunpakket is erop gericht om aan deze onzekerheid tegemoet
te komen en daarbij ruimte te bieden aan mensen en bedrijven om zich aan te passen
aan een nieuwe situatie en een steun in de rug te bieden waar dat nodig is.
Het virus zal nog een tijd bij ons zijn en het economisch beeld blijft daarom zorgelijk.
De kans dat we niet terugkeren naar de economie van voorheen groeit en de kans dat
aanpassing nodig is, wordt met de week groter. De aanpassingen die bedrijven doorvoeren
om de crisis te boven te komen zijn voorlopig nog nodig en misschien wel blijvend
van aard. Het steun- en herstelpakket biedt ruimte aan mensen en bedrijven om zich
aan te passen aan een nieuwe situatie. Het is daarbij helaas onvermijdelijk dat er
bedrijven failliet gaan en sommige werknemers zullen op zoek moeten naar ander werk
en kunnen hopelijk in andere sectoren aan de slag. De recente ontwikkeling van het
virus onderstreept deze noodzaak. Het kabinet heeft daarom als onderdeel van het derde
steun- en herstelpakket ook een ruim flankerend pakket doorgevoerd.
Desalniettemin heeft het kabinet steeds gezegd dat onvoorziene omstandigheden of onevenredige
klappen reden kunnen zijn voor een extra steun in de rug. In deze brief worden daarom
extra maatregelen bekend gemaakt voor de sectoren die door de recente maatregelen
een onevenredige klap hebben gekregen, zoals de horeca, cultuur, evenementen en sport.
Het kabinet heeft onder meer besloten tot een tijdelijke verbreding van de TVL naar
alle sectoren en voor een eenmalige tegemoetkoming voor de horeca. Bij die keuze speelt
mee dat sectoren zich niet of nauwelijks konden voorbereiden op de nieuwe maatregelen.
Dit is ook toegezegd in het debat van 14 oktober jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 14, item 8) en conform de motie van het lid Asscher c.s. en de motie van het lid Stoffer (Kamerstuk
35 420, nrs. 110 en 129). Tot slot heeft de coronacrisis ook financiële impact voor de medeoverheden. Het
kabinet kiest er voor de huidige afspraken met betrekking tot compensatie onverkort
te continueren.
Deze brief gaat eerst in op de economische impact van het virus en de effecten van
de nieuwe beperkende maatregelen op de economie. Vervolgens wordt uiteengezet hoe
het bestaande steun- en herstelpakket de klappen van de crisis en de beperkingen opvangt.
Daarna zet het kabinet uiteen welke aanvullende maatregelen worden genomen naar aanleiding
van de recente ontwikkelingen.
De effecten van de crisis en de nieuwe restricties op onze economie
De nieuwe opleving van het virus kleurt de economische verwachtingen somber. De kans
dat we niet terugkeren naar de economie van voorheen groeit. De aanpassingen die bedrijven
doorvoeren om de crisis te boven te komen, zijn voorlopig nog nodig en misschien wel
blijvend van aard.
De laatste raming van het Centraal Planbureau (CPB) ging er in het basisscenario vanuit
dat er geen contactbeperkende maatregelen meer nodig zouden zijn. In dit scenario
raamde het CPB een krimp van 5 procent dit jaar, met een heropleving van 3 procent
in 2021. Inmiddels weten we dat het uitgangspunt van deze raming niet meer realistisch
is. Het aantal faillissementen blijft vooralsnog relatief laag, maar de coronacrisis
trekt al een stevige wissel op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is het afgelopen halfjaar
gestegen van 2,9 procent naar 4,4 procent. De aanpassingen in de arbeidsmarkt verlopen
vooralsnog voornamelijk via de flexibele schil. Vooral jongeren zijn hard geraakt:
zij werken vaker op een tijdelijk contract en in de harder geraakte sectoren.
De kans op een somberder scenario, waarbij onze economie ook volgend jaar krimp zal
vertonen met een verder oplopende werkloosheid en toenemende faillissementen, is groter
geworden. En waar de economische schade zich voorheen hoofdzakelijk beperkte tot specifieke
sectoren, zal deze zich in toenemende mate breder in de economie voordoen. Voorlopig
blijft de economische ontwikkeling onzeker en dus ook in welk scenario de Nederlandse
economie zich bevindt. Dat hangt onder andere af van de ontwikkeling van het virus
in Nederland, de mate en duur van contactbeperkende maatregelen en van de ontwikkeling
van een vaccin. Eind november komt het CPB met een nieuwe economische raming met een
actueel economisch beeld.
Ook hangt de situatie in Nederland af van de wereldeconomie. Ten opzichte van het
voorjaar is het mondiaal economisch beeld minder symmetrisch geworden. Oplevingen
van het virus in landen wisselen elkaar meer dan voorheen af. Terwijl Nederland – en
veel andere Europese landen – geconfronteerd worden met een heropleving van het virus,
lijkt het virus in andere delen van de wereld op dit moment onder controle te zijn.
Dat dit tot grote verschillen leidt in economische uitkomsten weerspiegelt zich ook
in de laatste cijfers. Omdat het virus inmiddels niet meer overal ter wereld even
heftig toeslaat, wist de wereldhandel zich de afgelopen maanden voorzichtig te herstellen:
in juni en juli was sprake van een heropleving met een groei van resp. 7,9 en 4,8 procent.1 Waardeketens lijken inmiddels weerbaarder dan tijdens de eerste golf. Waar de Nederlandse
economie in het tweede kwartaal met 8,5 procent kromp ten opzichte van een kwartaal
eerder, laten andere landen zoals China al een aanzienlijke inhaalgroei zien.
Niet alleen mondiaal, ook in Nederland zien we grote verschillen ontstaan in de mate
waarin het virus ons raakt. Er zijn zelfs sectoren die hun bedrijfsresultaten de afgelopen
maanden hebben zien verbeteren als gevolg van de situatie waarin we ons bevinden,
bijvoorbeeld als gevolg van meer bezorging aan huis. Andere sectoren houden zich vooralsnog
staande in de tegenwind, zoals de financiële sector. Het meest recente Overzicht Financiële
Stabiliteit van De Nederlandse Bank (DNB) bevestigt dit beeld. Doordat de kapitalisatie
van de bankensector in de afgelopen jaren sterk is verbeterd, zijn banken nu beter
in staat om de gevolgen van de crisis op te vangen zonder dat zij de kraan van de
kredietverlening aan huishoudens en bedrijven dicht hebben hoeven draaien.2
Maar er zijn er ook sectoren die het erg moeilijk hebben. In het tweede kwartaal van
dit jaar daalde de omzet in de horeca als geheel met ca. 57 procent ten opzichte van
een jaar eerder. De culturele sector is tevens hard geraakt, met een productiedaling
van ruim 37 procent in het tweede kwartaal van dit jaar. En ook sportclubs hebben
hun inkomsten sterk zien terugvallen, doordat zij de kantine hebben moeten sluiten
en hun activiteiten deels hebben moeten stopzetten.
Als gevolg van de extra contactbeperkende maatregelen die op 13 oktober jl. zijn aangekondigd,
zijn er specifieke sectoren die wederom extra hard geraakt worden. In het voorjaar
was er sprake van een intelligente lockdown. Nu zijn er sectoren die open kunnen blijven,
terwijl anderen de deuren weer moeten sluiten. Sommige sectoren zijn gesloten in het
algemeen belang om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Het is voor ondernemers
extra wrang dat zij de deuren moeten sluiten, terwijl andere bedrijfstakken open kunnen
blijven. Het gaat hierbij immers om sectoren die ook tijdens de eerste golf al grote
offers hebben geleverd of waar op andere wijze een groot beroep is gedaan op hun aanpassingsvermogen.
Het kabinet probeert hier met omvangrijkere steun aan de hardst getroffen sectoren
rekenschap aan te geven. Daarnaast geeft het kabinet een extra steun in de rug, daar
waar het vet op de botten de afgelopen periode is afgenomen.
De (on)mogelijkheid voor bedrijven om zich voor te bereiden op contactbeperkende maatregelen
speelt mee in de overweging om aanvullende steun te bieden. Het kabinet heeft op 13 oktober
jl. een routekaart gepubliceerd die de inzet van contactbeperkende maatregelen inzichtelijk
maakt in verhouding tot de verspreiding van het virus (Kamerstuk 25 295, nr. 656). Naar de toekomst kan deze routekaart sectoren en bedrijven helpen om zich voor
te bereiden op zulke maatregelen en hun bedrijfsvoering aan te passen. Bij de maatregelen
die op 13 oktober zijn aangekondigd was er echter nauwelijks voorbereidingstijd, waardoor
ondernemers soms te maken krijgen met onvoorziene kosten.
De recente ontwikkelingen onderstrepen dat het virus voorlopig bij ons blijft en dat
economische aanpassingen nodig zijn, hoe pijnlijk dat vaak ook is. Zeker bij een langere
economische terugval is het niet haalbaar of wenselijk om de economie te bevriezen.
Door de noodpakketten en het steun- en herstelpakket heeft de coronacrisis daarnaast
een groot effect op de overheidsfinanciën. Doordat de schuld de laatste jaren is afgebouwd
is er ruimte gecreëerd om deze schok voor de overheidsfinanciën op te vangen. Door
deze ruimte nu in te zetten om de economie te ondersteunen, draagt de overheid bij
aan stabiliteit en continuïteit. Tegelijkertijd zullen de overheidsfinanciën bij een
langere en/of diepere crisis ook verder verslechteren. Los van de directe kosten van
aanvullende steunmaatregelen leidt dat namelijk tot een hogere staatsschuld, omdat
de overheid minder belasting ontvangt en meer uitgeeft aan werkloosheidsuitkeringen.
De buffer die nu wordt aangesproken, is dan ook niet onbeperkt en zal op termijn weer
opgebouwd moeten worden. De vorige crisis leert dat dit niet te acuut moet gebeuren,
zodat de economie zich goed kan herstellen.
Concluderend hebben de opleving van het virus en de nieuwe restricties merkbare gevolgen
voor onze economie en voor het beroep op de regelingen die het kabinet heeft getroffen.
Ten eerste worden de gevolgen voor de economie steeds breder zichtbaar. Ten tweede
nemen verschillen in de invloed van het virus op de economie toe, zowel in ons eigen
land als tussen landen. Ten derde zijn er specifieke sectoren die extra te lijden
hebben onder de contactbeperkende maatregelen, met zeer beperkte voorbereidingstijd,
wat tot onevenredige uitkomsten kan leiden.
Waar vangt het steunpakket de klappen van de crisis en de aanscherpingen op?
Het steun- en herstelpakket beweegt onder andere mee met de mate van omzetderving
en daarmee met de grillen van het virus. Doordat maatregelen voor een langere periode
bekend zijn, brengt het kabinet duidelijkheid en waar mogelijk stabiliteit. De inzet
is dat bedrijven en werkenden voor langere tijd weten waar zij op kunnen rekenen en
op basis daarvan zo goed mogelijk heel moeilijke keuzes kunnen maken.
De vormgeving van de steunmaatregelen zorgt ervoor dat de omvang van de steun gelijke
tred houdt met de impact die een bedrijf ondervindt: hoe groter het omzetverlies,
hoe meer aanspraak een bedrijf maakt op NOW- en TVL-subsidies. Als een bedrijf zowel
NOW- als TVL-subsidie ontvangt, wordt dus via beide wegen tegemoetgekomen aan de nieuwe
situatie bij bedrijven. De recente ontwikkelingen en verdergaande contactbeperkende
maatregelen zullen naar verwachting tot een toename van het aantal subsidieaanvragen
leiden in specifieke sectoren als de horeca en cultuur. Indien het gebruik in deze
sectoren weer oploopt tot een niveau dat vergelijkbaar is met de sluiting in het voorjaar,
betekent dit alleen hier al € 900 miljoen extra uitgaven in het vierde kwartaal van
2020 ten opzichte van waar tot op heden rekening mee werd gehouden in de begroting.
Hiermee komen de totale uitgaven aan de NOW ruim een derde deel hoger uit. En hoe
meer subsidie wordt verstrekt via de NOW, hoe meer banen we behouden in Nederland.
Als ook voor de Tozo het beroep gedurende de laatste maanden van 2020 met een derde
deel hoger uitvalt, dan stijgen de uitgaven in 2020 met ruim € 100 miljoen. Het beroep
op de TVL zal in het vierde kwartaal eveneens een derde hoger kunnen liggen dan waarmee
rekening is gehouden, wat circa € 200 miljoen extra uitgaven tot gevolg zou hebben.
Hieronder wordt nader uitgelegd hoe de generieke maatregelen uit het steun- en herstelpakket
zoals beschreven in de brief die op 28 augustus jl. aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk
35 420, nr. 105) uitkomst bieden aan ondernemers tijdens deze fase van de crisis. Daarna wordt kort
stilgestaan bij bestaande regelingen die specifieke sectoren op de been houden.
NOW
Met de NOW wil het kabinet banen beschermen. De NOW ademt mee met het omzetverlies:
hoe meer omzetverlies, hoe meer steun het bedrijf ontvangt om de loonkosten te dragen.
Daar waar de nieuwe restricties gaan leiden tot meer omzetderving, wordt dit opgevangen
binnen het steunpakket. Aan het gebruik van de NOW zien we dat bepaalde sectoren zwaarder
geraakt zijn door de contactbeperkende maatregelen en het veranderende gedrag van
consumenten. De horeca en cultuur vertegenwoordigen samen zo’n 13 procent van het
totale gebruik van de NOW.
In de NOW-3 ontvangt een bedrijf tot 1 januari a.s. maximaal 80 procent van de loonsom.
Bij 100 procent omzetverlies bedraagt de subsidie dus 80 procent van de loonsom. Bovendien
krijgen bedrijven de mogelijkheid om de loonsom enigszins te laten dalen zonder dat
dit tot een korting op de NOW-subsidie leidt. Dat stelt werkgevers en werknemers in
staat om zich aan te passen aan de economische situatie. In de eerste tranche van
NOW-3 (NOW-3.1 van 1 oktober tot en met 31 december 2020), kan de loonsom met 10 procent
dalen ten opzichte van juni 2020 zonder dat dit tot een korting leidt. De loonsom
kan dalen door natuurlijk verloop of door afspraken over het loon met werknemers.
In sommige gevallen zal de loonsom dalen door het ontslag van werknemers. Als hierdoor
de loonsom meer is gedaald dan 10 procent, valt de subsidie uiteraard wel lager uit.
In de begroting van SZW (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 1) is momenteel een bedrag van € 2,7 miljard opgenomen aan verwachte subsidie-uitgaven
voor NOW-3.1. Dit is op basis van een scenario van voorzichtig economisch herstel
(MEV), zonder tweede lockdown. Indien de economische situatie anders uitpakt, bewegen
de uitgaven aan de NOW mee met het aantal subsidieontvangers en de omzetderving. Ter
illustratie: indien het totaal aan aanvragen van NOW-3.1 die van NOW-1 evenaart met
een vergelijkbare omzetdaling, dan vallen de totale uitgaven aan NOW ook vergelijkbaar
uit. De subsidietoekenning voor NOW-3.1 komt in dit scenario grofweg uit op € 9,5 miljard.
Hiervan is de inschatting dat circa € 1,3 miljard betrekking zou hebben op horeca
en cultuur3. Deze simulatie laat zien dat de NOW-subsidie meebeweegt met het aantal aanvragen
en de omzetfluctuaties van het bedrijfsleven.
TVL
Ook de TVL is zo vormgegeven dat de hoogte van de subsidie mee-ademt met het geleden
omzetverlies. Hoe hoger dit verlies, hoe hoger de subsidie. De subsidie is namelijk
gebaseerd op het omzetverlies en het gemiddelde percentage vaste lasten van bedrijven
in hun sector. Het omzetverlies wordt vastgesteld door vergelijking van de omzet in
de subsidieperiode met de omzet in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Zo wordt
rekening gehouden met seizoenfluctuaties en wordt beoogd de subsidie zoveel mogelijk
aan te laten sluiten bij de daadwerkelijke omzetderving. Wel wordt de subsidie gemaximeerd
door het vastgestelde subsidieplafond. Voor het volgende TVL-tijdvak (Q4 2020) is
de maximale hoogte van de subsidie vastgesteld op € 90.000 voor drie maanden, in het
eerste tijdvak (juni-september 2020) was dat € 50.000 voor vier maanden. In totaal
is er voor de TVL in de periode 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021 ruim € 1,8 miljard
geraamd, waarvan ruim € 600 miljoen voor Q4 2020.
In de TVL ontvangt een bedrijf 50 procent van het vaste lasten percentage van de sector
maal het omzetverlies. Bij 30 procent omzetverlies ontvangt een bedrijf dus 50 procent
x 30 procent = 15 procent van de vaste lasten. Bij 100 procent omzetderving is dit
50 procent van deze vaste lasten.
Een doorsnee caféonderneming met een referentieomzet van € 39.500 per maand die voorafgaand
aan de nieuwe maatregelen te maken had met een 30 procent omzetderving, ontvangt ca.
€ 3.800 per maand aan subsidie vanuit de TVL en NOW. Bij een 100 procent omzetderving
door de nieuwe maatregelen loopt dit bedrag op tot ca. € 12.600 aan subsidie per maand
Tozo
De Tozo-regeling beweegt mee met de omstandigheden waarin zelfstandig ondernemers
zich bevinden. Het aantal uitkeringen zal oplopen indien er grotere inkomensverliezen
ontstaan. Zelfstandig ondernemers waarvan het huishoudinkomen als gevolg van coronamaatregelen
onder het sociaal minimum komt, komen in aanmerking voor een uitkering die het inkomen
aanvult tot het sociaal minimum. Zelfstandigen van wie het inkomen verder onder het
sociaal minimum daalt, ontvangen onder de Tozo daardoor een hogere uitkering. Bij
brief van 28 september jl. heeft het kabinet laten weten op dit moment af te zien
van het invoeren van aanscherpingen in de Tozo in de vorm van een beperkte vermogenstoets.
Deze vermogenstoets zal in plaats van 1 oktober 2020 nu per 1 april 2021 worden ingevoerd.
Dit geeft gemeenten de ruimte om vanaf 1 januari 2021 de ondersteuning van zelfstandig
ondernemers bij heroriëntatie zorgvuldig ter hand te nemen.
Uitstel van betaling van belastingen
Belastingheffing beweegt mee met de omstandigheden van een ondernemers. De belasting
die een ondernemer verschuldigd is zal minder zijn naarmate de ondernemer minder omzet
of winst geniet. Dat neemt niet weg dat de belasting die ondernemers verschuldigd
zijn hen in liquiditeitsproblemen kunnen brengen als het plotseling minder gaat. Dit
kabinet voert een ruimhartig beleid ten aanzien van het uitstel van betaling van belastingen.4 Dat beleid steunt ondernemers die door de impact van de coronacrisis in betalingsproblemen
zijn gekomen. Per 20 oktober 2020 hebben ruim 200.000 ondernemers gebruik gemaakt
van het uitstelbeleid en is de uitstaande belastingschuld ruim € 11,5 miljard. Voor
het kabinet blijft het van groot belang deze steun te bieden, zodat onnodige faillissementen
als gevolg van de coronacrisis kunnen worden voorkomen. Bij een ruimhartig uitstelbeleid
past een ruimhartige regeling voor het aflossen van de belastingschuld die in de afgelopen
maanden is opgebouwd. Het kabinet heeft daarom in de brief van 29 september jl. (Kamerstuk
35 420, nr. 146) de motie van de Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 123) omarmd om de aflossingstermijn van 24 maanden te verlengen naar 36 maanden, en pas
vanaf 1 juli 2021 de aflossing van opgebouwde schulden te starten.
Garantieregelingen
Het corona garantie-instrumentarium is ingericht om te voorzien in liquiditeitsbehoeften
van ondernemers als gevolg van de coronacrisis, daar waar de markt dit niet oppakt.
Het betreft de KKC, BMKB-C en de GO-C en is aanvullend op het reguliere garantie-instrumentarium.
Hoewel het gebruik van de garantieregelingen vooralsnog beperkt is in verhouding tot
de beschikbare garantieruimte, kan de vraag hiernaar toenemen als andere liquiditeitssteun
wordt afgebouwd. De KKC en GO-C lopen eind dit jaar af, de BMKB-C loopt op 1 april
2021 af.
Het gebruik van de regelingen is als volgt:5
• Reguliere GO en GO-C: volgens de laatste stand is ruim € 659 miljoen aan krediet verstrekt (omgerekend
circa € 560 miljoen aan garantieruimte6), zo’n 5 procent van de totale de capaciteit. Bij de initiële GO-C prognose van banken
was het effect van de NOW niet meegenomen.
• Reguliere BMKB en BMKB-C: er is volgens de laatste stand € 858 miljoen aan krediet verstrekt (circa € 580 miljoen
aan garantieruimte), dit is ongeveer een derde van de totale capaciteit.
• KKC: er is € 42 miljoen krediet verleend (totale capaciteit € 750 miljoen), 5 procent
van de totale capaciteit.
• COL: Er zijn twee rondes Corona overbruggingsleningen via de ROM’s gedaan. Hiervoor is
eerder € 300 miljoen beschikbaar gekomen. Bij het sluiten van de oorspronkelijke termijn
is nog € 50 miljoen onbenut en is besloten de COL te verlengen om zo liquiditeit voor
start- en scale-ups en non-bancaire financiers beschikbaar te houden.
• Qredits heeft vanuit het noodpakket tot eind dit jaar een overbruggingskredietfaciliteit
van € 25 miljoen ter beschikking gekregen voor Qredits-klanten.
In aanvulling op de reguliere en overheidgegarandeerde financiering hebben Nederlandse
banken een groot deel van hun klanten afgelopen half jaar een algemene, generieke
betaalpauze aangeboden om de initiële schok van de coronacrisis op te vangen. Banken
hebben inmiddels een beter inzicht in de situatie van individuele klanten en hebben
meer ruimte om samen met bedrijven die in problemen zijn gekomen op zoek te gaan naar
passende oplossingen. Dat betekent niet dat banken nu geen uitstel meer mogen of zullen
verlenen, het betekent alleen dat zij per klant moeten kijken of dat mogelijk en verstandig
is. DNB geeft aan in het Overzicht Financiële Stabiliteit aan dat de eerste effecten
van de pandemie op de financiële positie van banken zichtbaar zijn geworden. Zo is
het percentage niet-presterende leningen (NPL’s) in het tweede kwartaal van 2020 licht
opgelopen en neemt het aantal leningen met een verhoogd kredietrisico toe ten opzichte
van het vierde kwartaal van 2019. Het steunpakket heeft er onder ander voor gezorgd,
dat deze stijging niet forser is geweest. Banken hebben wel meer voorzieningen opgenomen
met het oog op een verwachte toekomstige stijging van wanbetalingen.7
Flankerend sociaal beleid
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. Mensen zullen hun baan
verliezen en op zoek moeten naar een andere baan. Anderen zullen de overstap willen
maken van hun huidige werk naar werk met meer toekomstperspectief. Het kabinet heeft
oog voor de moeilijke situatie waarin mensen zich kunnen bevinden en biedt daarom
passende ondersteuning en begeleiding. Met het aanvullend sociaal pakket van circa
€ 1,4 miljard maakt het kabinet de begeleiding bij het vinden van nieuw werk en om-
en bijscholing mogelijk. Daarnaast gaat het kabinet mensen die kwetsbaar zijn in deze
economische crisis, zoals jongeren en mensen in de banenafspraak, extra ondersteuning
bieden en komen aanvullende middelen beschikbaar – onder andere via de bijzondere
bijstand – om armoede tegen te gaan en mensen met problematische schulden de juiste
ondersteuning te bieden. Werkenden, werkzoekenden en werkgevers worden op deze manier
ondersteund om in te spelen op de nieuwe economische situatie.
Gemeenten, uitvoeringsorganisaties, sociale partners en scholen krijgen daarbij de
ruimte om hun het benodigde perspectief te bieden. Zo krijgen gemeenten met de invulling
van de motie van het lid Smeulders c.s. (Kamerstuk 35 420, nr. 118) de ruimte om een aantal re-integratie-instrumenten in de bijstand waar jongeren
tot 27 jaar nu van zijn uitgesloten, tot 1 juli 2021 ook voor deze groep open te stellen.
Dit betreft de vrijlating van inkomsten (uit arbeid), het vrijstellen van de vrijwilligersvergoeding
en het vrijlaten van inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder. Ook wordt de
zoektermijn van vier weken bij de aanvraag van een bijstandsuitkering voor specifieke
groepen kwetsbare jongeren tot 1 juli 2021 volledig buiten werking gesteld en kunnen
gemeenten besluiten tot 1 juli 2021 via maatwerk de zoekperiode niet toe te passen.
Aan de motie is invulling gegeven via een nota van wijziging (Kamerstuk 35 557, nr. 8) bij het wetsvoorstel COVID-19 SZW en JenV (Kamerstuk 35 557) dat in behandeling is bij de Tweede Kamer. Het kabinet zet zich samen met medeoverheden
in voor een goede dienstverlening voor burgers, van het laten rijden van het openbaar
vervoer tot het uitvoeren van GGD-testen.
Sectorspecifieke maatregelen
Naast bovenstaande generieke maatregelen zijn er ook regelingen getroffen om specifieke
sectoren door te crisis te loodsen. Zo heeft het kabinet een aanvullend steunpakket
voor de cultuursector van bijna € 500 miljoen op touw gezet, waaronder hulp voor de
gesubsidieerde kunsten en een regeling voor behoud van het varend erfgoed (de zogenaamde
bruine vloot). De sportsector wordt ondersteund middels tegemoetkomingen voor amateursportorganisaties
en verhuurders van sportaccommodaties. Zorg en ondersteuning op afstand wordt gesubsidieerd.
En ook dierentuinen krijgen een speciale tegemoetkoming om het hoofd boven water te
houden.
Maatregelen die nog in uitwerking zijn
Ten slotte is er nog een aantal maatregelen die zijn aangekondigd in het steun- en
herstelpakket van 28 augustus jl. in uitwerking. Zo onderzoekt het kabinet momenteel
samen met de reisbranche de haalbaarheid en wenselijkheid van een kredietfaciliteit
gekoppeld aan bestaande vouchers. Mocht blijken dat een rol voor de overheid hierin
aantoonbaar doelmatig en wenselijk is, dan zal het kabinet zich daarop beraden. Zoals
aangekondigd in de Kamerbrief van 28 augustus jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 105) werkt het kabinet in samenwerking met Invest-NL aan het inrichten van een nationale
scale-up faciliteit voor het bevorderen van de groeimogelijkheden van scale-ups. Zo spoedig mogelijk zal het kabinet de Kamer hierover informeren.
Welke aanpassingen aan generieke of sectorspecifieke maatregelen zijn nodig?
Het kabinet is zich ervan bewust dat niet alle bedrijven gered kunnen worden. Aanpassingen
in de economie zijn noodzakelijk gezien de langdurige grip van het virus. Ook de recente
ontwikkeling van het virus en de genomen contactbeperkende maatregelen onderstrepen
dat het virus voorlopig bij ons is, en daarmee ook dat het belangrijk blijft voor
bedrijven en werkenden om zich aan te passen. Bij de beslissing of steun wordt geboden,
speelt naast rechtvaardigheid ook een economische afweging mee. We onderscheiden hierbij
enerzijds aanpassingen aan het bestaande pakket, waardoor ook het langere termijn
vertrouwen en aanpassingsvermogen versterkt wordt, en anderzijds een steun in de rug
van ondernemers om onvoorziene en onevenwichtige klappen op de korte termijn te verlichten.
Maatschappelijke winst door inzet in cruciale sectoren
De huidige situatie vraagt van iedereen een grote inzet, zowel als het gaat om de
directe impact in de zorg en volksgezondheid als het draaiende houden van de samenleving
en het ondersteunen van de economie. Het effect van de coronacrisis op verschillende
sectoren verschilt enorm. Waar de ene sector, zoals de gezondheidszorg, overuren draait,
ligt een andere sector, zoals de evenementenbranche, grotendeels stil. Daarnaast zien
we als gevolg van de coronacrisis grote uitdagingen ontstaan in cruciale delen van
de samenleving, zoals in de zorg, kinderopvang en het onderwijs en ook bij het bron-
en contactonderzoek en het toezicht op de naleving van de contactbeperkende maatregelen.
Die druk wordt alleen maar groter nu het griepseizoen voor de deur staat.
Het kabinet wil daarom in kaart brengen waar de inzet van extra mensen kan helpen
bij het verlenen van cruciale dienstverlening. Het gaat dan om (tijdelijke) banen
voor coronaondersteuning voor bijvoorbeeld het komend halfjaar. Zo snijdt het mes
aan twee kanten: we helpen de maatschappelijke crisis te verzachten in cruciale sectoren
en het virus te bestrijden, terwijl we perspectief bieden aan mensen die niet naar
hun werk kunnen of geen werk hebben. Mensen krijgen zo de mogelijkheid én de ruimte
om tijdelijk zinnig betaald werk te doen wat enorm gewaardeerd wordt door personeel
in de sectoren die nu onder grote druk opereren. Het kabinet is van mening dat dit
potentieel van grote meerwaarde kan zijn, maar is zich er terdege van bewust dat de
uitwerking nog aandacht nodig heeft. Samen met partners moeten we dit zorgvuldig doordenken.
Zowel de behoefte (vraag) als de beschikbaarheid van mensen (aanbod) worden in kaart
gebracht en moeten op elkaar worden afgestemd. De uitvoerbaarheid in de arbeidsmarktregio
verdient nadrukkelijke aandacht en hoe mensen die graag een bijdrage zouden kunnen
leveren en organisaties die ondersteuning nodig hebben, lokaal aan elkaar gekoppeld
kunnen worden.
De rijksoverheid neemt het voortouw door met de partners te kijken hoe vraag en aanbod
bij elkaar kunnen worden gebracht. Dit zal niet eenvoudig zijn maar samen kan er veel.
Onder meer de eerder aangekondigde arbeidsmarktondersteunings- en begeleidingstructuur
uit het aanvullend sociaal pakket (Kamerbrief van 23 september jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 134)) zou hiervoor goed benut kunnen worden. Door deze inzet worden mensen met weinig
of geen werk weer aan het werk geholpen en de cruciale delen van de economie krijgen
de nodige ondersteuning. Deze crisis overkomt ons immers allemaal en alleen samen
kunnen we zo goed mogelijk weer uit deze crisis komen. Uw Kamer wordt hier op korte
termijn over geïnformeerd.
Hieronder wordt aangegeven welke aanvullende maatregelen het kabinet neemt.
Subsidieregeling voorraad- en aanpassingskosten horeca
Een deel van de horeca heeft door verscherping van overheidsmaatregelen op 15 oktober
2020 haar deuren noodgedwongen moeten sluiten voor een periode van minimaal 4 weken.
Dit terwijl de horeca kosten heeft gemaakt voor de (bederfelijke) voorraad in hun
ijskast waar ze nu mee blijven zitten. Afhaal en bezorging is immers slechts in beperkte
mate een alternatief. Daarnaast heeft specifiek de horeca noodzakelijke investeringen
gedaan om ook in de winter met inachtneming van de gedragsregels omzet te kunnen maken,
vooral door het winterklaar maken van de terrassen met bijvoorbeeld overkappingen.
Dit zijn eenmalige variabele kosten die niet worden gedekt vanuit het generieke steun-
en herstelpakket, waaronder de TVL.
Om de ondernemers tegemoet te komen in deze gemaakte kosten wordt er een eenmalige
subsidie verstrekt. Het kabinet werkt deze nieuwe subsidie momenteel uit. Om deze
subsidie snel beschikbaar te kunnen stellen en om de regeldruk voor horecaondernemers
te beperken, wordt bij de uitvoering aansluiting gezocht bij de voorwaarden en uitvoering
van de TVL-subsidie. Eet- en drinkgelegenheden incl. nachtclubs en kantine-exploitanten
die een TVL-aanvraag succesvol indienen, maken aanspraak op deze subsidie.8 De subsidie is gelijk aan circa 2¾ procent van de omzetderving voor eet- en drinkgelegenheden.
Voor een doorsnee café-ondernemer komt dit naar verwachting neer op een subsidie van
circa € 2.5009. Deze eenmalige vergoeding komt bovenop de TVL-subsidie en valt buiten de reeds verhoogde
cap van € 90.000. Voor de nieuwe subsidie wordt een budget van € 40 miljoen gereserveerd.
De voorwaarden en uitwerking worden voorafgaand aan de openstelling gepubliceerd.
Omdat de subsidie aansluit op de voorwaarden, openstelling en berekening van de TVL,
hoeven horecaondernemers geen tweede aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO.nl). Horecaondernemers kunnen naar verwachting vanaf medio
november a.s. een TVL-subsidie aanvragen. De nieuwe subsidie voor voorraad-en aanpassingskosten
wordt voor de horeca hierbij automatisch opgeteld.
Tijdelijke verbreding van de TVL
Door aanhoudende beperkingen en de reeds aangekondigde verscherping van overheidsmaatregelen,
worden de gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers die zich verder in de keten
bevinden steeds zichtbaarder. De gevolgen van de overheidsmaatregelen raken niet alleen
de direct getroffen sectoren, maar sijpelen door in de productieketen en hebben bijvoorbeeld
impact op onderdelen van de transportsector. Deze sectoren zijn niet direct getroffen
door overheidsmaatregelen, maar zien hun omzet wel sterk teruglopen. Ondanks dat de
SBI-code-afbakening een goed middel is gebleken om de getroffen sectoren snel en gericht
in een tegemoetkoming te voorzien, kent deze methode ook zijn beperkingen. SBI-codes
zijn een generiek middel om sectoren te categoriseren en houden in sommige gevallen
geen rekening met de toeleveranciersketen in een bepaalde sector.
Het kabinet heeft besloten om de TVL in het huidige tijdvak van de TVL (Q4 2020) open
te stellen voor alle sectoren. De SBI-code-afbakening ter vaststelling van de doelgroep
komt daarmee eenmalig te vervallen in Q4. Ondernemers moeten voldoen aan de reeds
gestelde eisen van de TVL, waaronder het minimale omzetdervingspercentage van 30 procent.
Ook blijven SBI-codes leidend ter vaststelling van de vaste lasten. De land- en tuinbouw
kan bij deze verbreding ook gebruik maken van de TVL. Krediet- en financiële instellingen
zijn uitgezonderd van deze verbreding. Uitgaande van het Europese tijdelijke steunkader
COVID-19, op grond waarvan de verlenging van de TVL, net als de oorspronkelijke TVL,
zal worden genotificeerd bij de Europese Commissie voor goedkeuring als staatssteun,
mag namelijk geen ondersteuning worden verleend aan deze ondernemingen.
Voor deze eenmalige verbreding van de TVL voor Q4 2020 is € 140 miljoen gereserveerd.
Ondernemers kunnen naar verwachting vanaf medio november a.s. een aanvraag indienen
voor TVL Q4 2020 bij RVO.nl. De verbreding van de TVL is in principe eenmalig voor
Q4 2020. Met de gepubliceerde routekaart is het mogelijk voor ondernemers om tijdig
te anticiperen en hun bedrijfsvoering aan te passen op veranderende omstandigheden.
De eenmalige openstelling in Q4 wordt in december conform motie Asscher (Kamerstuk
35 420, nr. 110) meegenomen in de algehele evaluatie van het steun- en herstelpakket.
Evenementenbranchemodule
Door de noodzakelijke maatregelen vanwege het coronavirus zijn veel evenementen niet
doorgegaan. Veel organisatoren en toeleveranciers in de evenementenindustrie (waaronder
kermissen) zijn afhankelijk van de zomermaanden en hebben deze periode door de aanhoudende
beperkingen veel omzet gemist. Nadat voor dit najaar weer activiteiten werden opgestart,
is door de extra maatregelen voor de evenementenbranche de kans om een deel van de
gemiste omzet goed te maken, niet meer mogelijk. Bovendien is het perspectief op omzet
voor deze ondernemers voor een langere periode beperkt aangezien het zomerseizoen
nog ver weg is.
De TVL is zo ingericht dat het omzetverlies wordt vastgesteld op basis van het verschil
met dezelfde kwartaal in het voorgaande jaar, zodat ondernemers op eenvoudige wijze
hun omzetderving kunnen aantonen en de TVL binnen wat voor RVO.nl uitvoerbaar is,
zoveel mogelijk gerichte steun geeft. Seizoengebonden ondernemers in de evenementenindustrie
ontvangen in het hoogseizoen een daarom relatief meer TVL-subsidie ten opzichte van
het laagseizoen. In het laagseizoen valt de TVL-subsidie echter lager uit, want ook
in 2019 was in deze kwartalen de omzet immers beperkt. Er zijn bedrijven uit de evenementenindustrie
die in TVL 1.0 subsidie hebben ontvangen, maar waarbij in het vierde kwartaal van
2019 de referentieomzet zo laag was dat ze niet aan de minimale voorwaarden van de
TVL voldoen en daarom niet in aanmerking komen voor een nieuwe TVL Q4 2020-aanvraag.
Nu alternatieve verdienmogelijkheden door extra contactbeperkende maatregelen beperkt
zijn, heeft het kabinet besloten eenmalig een module voor de evenementenbranche in
te richten in de TVL om deze bedrijven uit TVL 1.0 ook in de winter te ondersteunen.
Een ondernemer komt voor de module in aanmerking wanneer:
• Ze wel voor TVL 1.0 in aanmerking is gekomen, maar niet voor TVL Q4 2020 in aanmerking
zal komen vanwege een te lage referentieomzet in het 4e kwartaal van 2019.
• Ze binnen een SBI-code valt die aangeduid is als evenement-gerelateerd.
• Ze kan aantonen minimaal één festival of evenement te hebben georganiseerd of voor
haar omzet voor minimaal 70% afhankelijk te zijn van levering aan festivals of evenementen.
Ondernemingen uit de evenementenindustrie die door een lage referentieomzet in 2019
geen aanspraak kunnen maken op de aankomende TVL-subsidie, ontvangen eenmalig een
bedrag gebaseerd op de hoogte van hun TVL 1.0 subsidie. De eenmalige kosten hiervan
worden globaal geraamd op € 11 miljoen. Het kabinet werkt deze regeling momenteel
uit.
Premiemaatregel voor overwerk
Sinds 1 januari jl. betalen werkgevers, als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans
(WAB), een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele
contracten. Op grond van de WAB is in het Besluit Wfsv ook geregeld dat werkgevers
met terugwerkende kracht de hoge WW-premie moeten afdragen voor vaste werknemers die
in een kalenderjaar meer dan 30% hebben overgewerkt. Deze bepaling kan onbedoelde
effecten hebben in sectoren waar door het coronavirus veel extra overwerk nodig is,
zoals de zorg. Om deze onbedoelde effecten weg te nemen, is de zogenaamde 30% herzieningssituatie
in 2020 opgeschort. Ook in 2021 zal in bepaalde sectoren nog veel overwerk nodig zijn
als gevolg van corona. De 30% herzieningssituatie zal daarom tevens in 2021 worden
opgeschort. De Minister van SZW zal deze aanpassing zo spoedig mogelijk uitwerken.
Verlenging Garantieregelingen
De ervaring leert dat ondernemers, maar ook financiers voor nu over het algemeen uit
de voeten kunnen met de nood- en herstelpakketten van het Rijk. Door de TVL, de NOW
en uitstel van belastingafdracht is er vooralsnog voldoende steun gericht op liquiditeit
voordat ondernemers externe financiering aangaan met behulp van de garantieregelingen.
Om bedrijven in hun liquiditeitsbehoefte te blijven ondersteunen acht het kabinet
het van belang om de corona garantieregelingen te verlengen. Met het aflopen of afbouwen
van andere maatregelen kan de liquiditeitsbehoefte immers groter worden. Daarom worden
het corona garantie-instrumentarium en de financieringsregelingen COL via de Regionale
Ontwikkelingsmaatschappijen en de Overbruggingskredietfaciliteit Qredits, gelijk aan
het EU COVID-19 staatssteunkader, verlengd tot en met 30 juni 2021. Daarvan zal een
melding bij de Europese Commissie worden gedaan. Voor de BMKB-C wordt een verlenging
tot eind 2021 voorgestaan omdat deze regeling een solide basis biedt om het mkb te
ondersteunen dat financiering zoekt en BMKB-C buiten het COVID-19 staatssteunkader
valt.
Het kabinet blijft, samen met DNB, AFM en de financiële sector, nauwgezet de ontwikkelingen
en de risico’s monitoren. Hoewel zij daar vooralsnog geen aanleiding toe ziet, geeft
DNB in haar Overzicht Financiële Stabiliteit aan opnieuw een pandemiestresstest uit
te kunnen voeren mocht de situatie wijzigen, om zo te bezien wat de mogelijke gevolgen
voor het bankwezen zouden kunnen zijn.
Time-out arrangement (TOA)
Het kabinet wil ondernemers in zwaar weer ondersteunen in hun zoektocht naar private
oplossingen om een faillissement af te wenden. Veel ondernemers dreigen niet alleen
hun levenswerk te verliezen en hun personeel te moeten ontslaan, bij een faillissement
kunnen ondernemers nog jaren worden achtervolgd vanwege persoonlijke aansprakelijkheden.
Dit kan bovendien mensen afschrikken om de risico’s van het ondernemerschap (opnieuw)
aan te gaan. Terwijl Nederland straks – wanneer corona weer onder controle komt –
ondernemende mensen nodig heeft om onze economie op te bouwen. Faillissementen resulteren
ook in onbetaalde rekeningen bij andere bedrijven. Om de ingrijpende consequenties
voor zowel betrokken mensen als onze economie en werkgelegenheid te voorkomen, is
een zachte landing bij het permanent of tijdelijk stopzetten van deze bedrijven van
belang. Om die reden werkt het kabinet met stakeholders aan flankerend beleid om ondernemers
te helpen bij de inzet van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA).
De WHOA helpt ondernemers om een akkoord met schuldeisers (en aandeelhouders) tot
stand te brengen waarbij de schulden worden gesaneerd en faillissementen worden voorkomen.
De rechter kan dan een akkoord bevestigen, waardoor schuldeisers (of aandeelhouders)
die niet met het akkoord hebben ingestemd toch aan het akkoord worden gebonden. Wel
gelden daarbij de in de WHOA aan het akkoord gestelde eisen en moet voldoende steun
bestaan voor het akkoord. De WHOA treedt per 1 januari 2021 in werking. Vooruitlopend
hierop kunnen ondernemers starten met de voorbereidingen.10 Dit biedt ondernemers nu al de gelegenheid in overleg te treden met hun schuldeisers,
het akkoord alvast uit te werken en dit voor te leggen aan schuldeisers (en aandeelhouders).
Indien ondernemers hierbij alvast de voorschriften van de WHOA in acht nemen, kan
dit direct na 1 januari 2021 voor bevestiging aan de rechter worden voorgelegd.
De WHOA is voor ondernemers een ingewikkelde en vrij technische wet waar ze zonder
ondersteuning niet goed mee uit de voeten zullen kunnen. Bovendien neemt de WHOA niet
alle knelpunten weg die ondernemers tegenkomen bij het tijdelijk stilleggen of definitief
stoppen van hun bedrijf. In het totaalpakket aan ondersteuning, het time-out arrangement
(TOA), is hier aandacht voor.
De ondersteuning binnen de TOA zal bestaan uit meerdere elementen. Een deel loopt
al en een deel van dit flankerend beleid wordt verder uitgewerkt. Vorige maand is
het programma «Zwaar weer» gestart bij de Kamer van Koophandel. Dit programma bestaat
uit dienstverlening voor ondernemers in zwaar weer, zoals doorverwijzing, advies en
een routewijzer. Volgende maand zal een platform met praktische informatie worden
gelanceerd. Ondernemers vinden daar informatie over welke stappen zij zelf al kunnen
zetten en hoe ze daarbij kunnen worden ondersteund. Vanaf januari zal de dienstverlening
van de Kamer van Koophandel en het Ondernemersklankbord verrijkt zijn met extra, op
de WHOA toegespitste, ondersteuning. Het gaat dan om advies, doorverwijzing, coaching
en een tool die de totstandkoming van akkoorden vereenvoudigt.
Het kabinet werkt daarnaast verder uit hoe de totstandkoming van akkoorden met schuldeisers
om een faillissement af te wenden verder kan worden bevorderd. Voor de slagingskansen
van akkoorden is bijvoorbeeld de stellingname van grote schuldeisers van groot belang.
Het kabinet spant zich dan ook in om samen met andere schuldeisers, intermediairs
en schuldhulpverleners richtlijnen voor een soepelere behandeling van saneringsverzoeken
te ontwikkelen. Bij deze richtlijnen is aandacht voor de benadering van kleine schuldeisers
die zelf in financiële problemen zouden komen. Een gezamenlijke benadering van deze
problematiek zal naar verwachting het perspectief voor het bedrijfsleven verder verbeteren.
Hierbij heeft het kabinet aandacht voor de situatie waarin de fiscale uitstelregeling
voor een onderneming niet afdoende blijkt. Met het oog daarop zet de Belastingdienst
zich gedurende de coronacrisis in om levensvatbare ondernemingen een toekomstperspectief
te bieden. Bij de concrete invulling hiervan is de uitvoerbaarheid een randvoorwaarde.
Bij de beoordeling van saneringsverzoeken komt de nadruk te liggen op welke ruimte
er is om ondersteuning te bieden in plaats van op een strikt, formeel-juridische uitvoering
van de regeling. Dit kan er onder omstandigheden toe leiden dat in het belang van
het voortbestaan van de onderneming de Belastingdienst minder zware eisen stelt aan
deelname aan een saneringsakkoord. De Belastingdienst kan in een dergelijk geval bijvoorbeeld
akkoord gaan met een uitkering die lager is dan hetgeen aan inningsmogelijkheden beschikbaar
is of kan een betalingstermijn van 36 maanden (in plaats van 12 maanden) voor de uitkering
toestaan.
Naast betalingsachterstanden en schulden kampen ondernemers ook met toekomstige (doorlopende)
betalingsverplichtingen. Uit de praktijk blijkt dat betalingsverplichtingen rondom
vaste lasten ondernemers in sommige sectoren beletten om tijdelijk met hun bedrijf
te kunnen stoppen, bijvoorbeeld om hun verdienmodel aan te passen. Ondernemers die
tijdelijk met hun bedrijf stoppen en die voldoen aan de voorwaarden van de TVL, kunnen
gebruik blijven maken van de TVL. Loonbetaling is ook een belangrijke kostenpost voor
werkgevers; door de NOW-subsidie drukt loondoorbetaling echter minder zwaar op bedrijven
tijdens deze crisis. Bovendien kunnen werkgevers en werknemers onderling afspraken
maken over relevante doorlopende verplichtingen, zoals het doen van een loonoffer
of het opgeven van bovenwettelijke vakantiedagen. Wanneer een ondernemer overgaat
tot het ontslag van een werknemer, vormt de transitievergoeding mogelijk een beletsel
voor het stoppen of tijdelijk stilleggen van het bedrijf. Het is ook hier voor werkgevers
en werknemers nu al mogelijk om onderling afspraken te maken over de hoogte en de
uitbetaling van de transitievergoeding. Bovendien kan de transitievergoeding ook in
maximaal 6 maanden worden betaald in het geval dat betaling binnen een maand leidt
tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever. In de ogen van
het kabinet bieden deze mogelijkheden voldoende soelaas voor bestaande problematiek.
Afsprakenkader voor de detailhandel
Het is maatschappelijk van groot belang om winkels zoveel mogelijk open te houden.
Dat kan alleen maar als dat veilig kan en de richtlijnen worden nagevolgd. Hierover
is intensief overleg met de detailhandelssector. Op 27 oktober bekrachtigt het kabinet
met de branches in de detailhandel het «Afsprakenkader Naleving en Handhaving Verantwoord
winkelen». Dit afsprakenkader betreft een systematische aanpak met afspraken over
de naleving en handhaving van protocollen in de detailhandel. Het afsprakenkader bevat
maatregelen om veilig winkelen te garanderen ten aanzien van onder andere inrichtingsmaatregelen
in en om de winkel en in de openbare ruimte van winkelgebieden. Met de branches in
de detailhandel en de veiligheidsregio’s worden afspraken gemaakt over de strikte
naleving, zelfhandhaving en indien noodzakelijk handhaving door de veiligheidsregio,
gemeenten en justitie. Het kabinet spreekt waardering uit voor de manier waarop deze
sector hiermee verantwoordelijkheid neemt.
Cultuur
Het kabinet heeft op 28 augustus aangekondigd € 482 miljoen extra beschikbaar te stellen
voor de eerste helft van 2021 voor de culturele sector. Dit bedrag komt bovenop de
generieke steunmaatregelen waarvan de culturele sector gebruik kan maken. Een deel
van de culturele instellingen waarvan de eerder verstrekte ontheffing op basis van
«groot (cultureel) belang» is ingetrokken met de nieuwe maatregelen, wordt geholpen
vanuit dit steunpakket van € 482 miljoen, dat nu wordt uitgewerkt en naar verwachting
op 16 november aan uw Kamer wordt gestuurd.
Voor het niet-gesubsidieerde deel van de culturele sector onder andere de vrije theaterproducenten,
geldt dat zij nog onvoldoende gebruik kunnen maken van het huidige generieke pakket.
Door de aangescherpte maatregelen lopen deze partijen tegen forse extra verliezen
aan. Voor vrije theaterproducenten is immers ook sprake van «weggegooide» producties
(gemaakte kosten voor scenario’s, decors, acteursrepetities) die door de sluiting
van theaters niet meer kunnen worden ingehaald. Hierdoor ontstaat een financieel gat
met als gevolg dat investeringen in nieuwe producties niet mogelijk zijn. Om deze
reden wordt € 40 miljoen vrijgemaakt om deze vrije theaterproducenten te ondersteunen
door kosten die zij gemaakt hebben deels te compenseren. Hiermee worden zij in staat
gesteld om opnieuw investeringen te doen voor nieuwe en bestaande producties. In combinatie
met het tweede steunpakket in de culturele in culturele sector hiermee toegerust om
met de uitdagingen van deze tijden om te gaan.
In de evenementenbranche wordt daarnaast gesproken over nieuwe verzekeringsinstrumenten,
waarmee activiteiten mogelijk weer hervat kunnen worden. Mocht blijken dat een rol
voor de overheid hierin aantoonbaar doelmatig en wenselijk is, dan beraadt het kabinet
zich daarop.
Sportverenigingen
De aanscherping van de coronamaatregelen treft de sport hard, nu het kabinet heeft
besloten dat er geen wedstrijden mogen worden georganiseerd en publiek moet worden
geweerd. Voor verenigingen is het nu lastiger om sporters trainingen te bieden terwijl
ook het organiseren van competities, waarvoor sporters mede contributie betalen, niet
mogelijk is. De organisatie van competitie is in hoofdzaak de reden waarom een vereniging
lid is van een sportbond. Bovendien blijven kantines gesloten, die een belangrijke
inkomstenbron vormen voor sportverenigingen. De kabinetsmaatregelen raken zowel de
buiten- als de binnensport hard, en zet de overlevingskracht van verenigingen onder
druk.
Toen de sport eerder dit jaar ook flink geraakt werd door de coronamaatregelen zijn
verenigingen die hun accommodatie huren, gecompenseerd voor hun vaste lasten via de
regeling Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties (TVS). De verenigingen die
de accommodatie in eigen bezit hebben zijn toen gecompenseerd via de regeling Tegemoetkoming
Amateursportorganisaties (TASO).
Met het oog op de nieuwe coronamaatregelen wordt het sport-specifieke pakket aangepast
en opnieuw opengesteld voor de periode van 1 oktober t/m 31 december, met een uitvoering
die erop is gericht om de nieuw ontstane financiële schade van amateursportverenigingen
te compenseren. Hiervoor wordt de onderbesteding uit de TVS en TASO (€ 60 miljoen)
ingezet, daarnaast zal er overlegd worden met de sector over de gevolgen van de coronamaatregelen.
Parallel hieraan wordt gekeken naar de financiële schade bij zwembaden en ijsbanen,
die bij uitstek de gevolgen ondervinden van beperkte publieke toegang terwijl de doorlopende
kosten gelijk blijven. Het onderzoek naar deze schade loopt nog en de definitieve
resultaten worden medio november verwacht, maar de eerste resultaten wijzen op significante
verliezen bij de zwembaden en ijsbanen. Ook hier is aandacht voor.
Wat betreft de sportcompetities sluiten we onze ogen niet voor de financiële gevolgen
bij sportbonden door de coronamaatregelen. Op zeer korte termijn staat een gesprek
hierover gepland tussen de NOC*NSF en de Minister voor Medische Zorg en Sport.
Het Mulier Instituut monitort de gevolgen van de coronacrisis voor de sport, en kijkt
hierbij ook naar de financiële gevolgen en pijnpunten bij amateursportverenigingen
als gevolg van de aanscherpingen van de coronamaatregelen. Medio november worden de
definitieve resultaten van het Mulier onderzoek verwacht en met de Kamer gedeeld.
De resultaten van deze monitor vormen de basis om met de sector in overleg te gaan
over de financiële situatie van de verschillende organisaties in de sportsector.
Daarnaast kan de sportsector uiteraard ook, als aan de geldende voorwaarden voldaan
wordt, gebruik blijven maken van de generieke steunmaatregelen.
Medeoverheden
Medeoverheden vervullen een cruciale rol in de coronacrisis. Rijk en medeoverheden
zullen gezamenlijk blijven optrekken om de gevolgen van de impact van de coronacrisis
te bestrijden. De nieuwe coronamaatregelen zullen waarschijnlijk gevolgen hebben voor
de inkomsten en uitgaven van medeoverheden. Tussen Rijk en medeoverheden geldt nog
steeds de afspraak over reële compensatie van medeoverheden voor door hun gederfde
inkomsten en de door hen gemaakte kosten. Het kabinet is en blijft hierover in overleg
met de medeoverheden. Hierbij nemen alle overheden samen hun verantwoordelijkheid
om hun inkomsten en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
Op sommige terreinen zijn al specifieke afspraken gemaakt over hoe de hoogte van de
compensatie van medeoverheden meebeweegt met de crisis, zoals onder andere de vergoeding
van inkomstenderving en de extra kosten van GGD’s en veiligheidsregio’s, extra kosten
voortkomend uit de Tijdelijke Wet COVID-19 onder andere op het gebied van Toezicht
en Handhaving en extra kosten met betrekking tot het openbaar vervoer en de Tozo.
Ook de komende periode zal het kabinet de gevolgen van de coronacrisis voor medeoverheden
nauwlettend blijven volgen en hierover in gesprek blijven met de medeoverheden.
Naar aanleiding van de nieuwe maatregelen heeft het kabinet in het bijzonder aandacht
voor de extra kosten bij gemeenten op het gebied van Sport en Cultuur, zoals eerder
benoemd in deze brief. Daarnaast is de verwachting dat de inkomstenderving van gemeenten
verder zal oplopen dan de hier nu voor gereserveerde € 100 miljoen. Hoewel dit met
veel onzekerheid is omgeven wordt de reservering hiervoor verhoogd met € 150 miljoen
tot in totaal € 250 miljoen. Zodra meer bekend is over de financiële impact van de
inkomstenderving op gemeentelijk niveau zal de uitkering verder worden uitgewerkt.
Mocht dit bedrag alsnog niet nodig blijken dan vloeien deze middelen weer terug naar
de schatkist.
Naast de impact van de nieuwe coronamaatregelen van 13 oktober jl. zullen er door
gemeenten tevens extra kosten worden gemaakt in het kader van de verkiezingen in verband
met het verzoek van uw Kamer om vervroegd stemmen in het stemlokaal en stemmen per
brief mogelijk te maken. Uw Kamer zal hierover nog geïnformeerd worden.
Voor Caribisch Nederland wordt een vergelijkbare benadering gekozen als in Europees
Nederland. De komende periode zal nader uitgewerkt worden hoe de extra steunmaatregelen
in Europees Nederland vertaald worden naar Caribisch Nederland. Uw Kamer wordt hierover
per brief separaat geïnformeerd.
Conclusie
Het is een gezamenlijke opdracht om met elkaar zo goed als mogelijk uit de crisis
te komen. Het kabinet blijft de economische ontwikkelingen op de voet volgen en wil
bedrijven, ondernemers en burgers ondersteunen in hun pad om zich aan te passen aan
de nieuwe omstandigheden. De problematiek rondom quarantaine voor zowel werknemers
als werkgevers heeft daarbij nadrukkelijk de aandacht van het kabinet. Met de publicatie
van de routekaart is er ook voor de toekomst meer duidelijkheid over wat ondernemers
kunnen verwachten.
Ondanks alle inspanningen van het kabinet en de maatregelen uit het sociaal pakket,
zullen er toch mensen zijn die door deze crisis hun baan verliezen en werkloos thuis
komen te zitten. Het kabinet realiseert zich hoe ingrijpend zo’n gebeurtenis kan uitpakken
in het leven van mensen. Daarom hebben we blijvend oog voor de maatschappelijke impact
van de crisis en de beperkende maatregelen. In deze context voert het kabinet ook
op reguliere basis overleg met sociale partners.
De maatregelen die we met deze brief nemen, tonen aan dat het kabinet bereid is om
de stappen te zetten die noodzakelijk zijn om Nederland door de crisis te loodsen.
Bovendien informeren wij Uw Kamer uiterlijk december over de voorzetting van het steun-
en herstelpakket conform de motie Asscher (Kamerstuk 35 420, nr. 110) en over een strategie om de steunpakketten te evalueren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Medeindiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat