Brief regering : Zesde Voortgangsrapportage Natuur 2019 (VRN)
33 576 Natuurbeleid
Nr. 200
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2020
Hierbij bied ik u de zesde Voortgangsrapportage Natuur 2019 (VRN) aan1. De Voortgangsrapportage is opgesteld door de provincies en het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) gezamenlijk en beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen
met betrekking tot het natuurbeleid in 2019. Tevens wordt een doorkijkje gegeven naar
de ontwikkelingen in 20202.
Tevens geef ik in deze brief mijn reactie op de tweede lerende evaluatie van het Natuurpact
2020; «Samen de puzzel leggen voor natuur, economie en maatschappij», die u op 23 juni
2020 heeft ontvangen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Deze twee rapportages gaan beide over de voortgang van het natuurbeleid en vormen
belangrijke bouwstenen voor het Programma Natuur, waarover ik u per brief van 10 juli
2020 heb geïnformeerd.
Voortgangsrapportage Natuur 2019
De VRN rapporteert in eerste instantie over de voortgang van de gemaakte afspraken
in het Natuurpact en de resultaten van de Rijksinzet in de grote wateren. Daarnaast
belichten we ontwikkelingen die over het te rapporteren jaar ook hebben gespeeld.
Twee onderwerpen springen er in 2019 bovenuit: de stikstofproblematiek en de rapportage
van het IPBES over de wereldwijde achteruitgang van de biodiversiteit. Maar er zijn
meer thema’s die langskomen, zoals het Natura 2000-beleid, de Rijkswateren en de verbinding
tussen natuur en landbouw. Nieuwe onderwerpen ten opzichte van de vorige VRN zijn
onder meer de Nationale Parken, natuur en de gebouwde omgeving, en de vergroening
van de financiële sector. Het ambitiedocument Nederland Natuurpositief is een belangrijk
gezamenlijk resultaat waarop we kunnen voortbouwen met het Programma Natuur. Zo zijn
op vele fronten inspanningen gepleegd, waarbij het uiteindelijk gaat om de resultaten
voor de natuur in het algemeen en het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn
in het bijzonder.
De monitorgegevens over de natuurkwaliteit bevestigen de trend van de afgelopen jaren:
in de natuurgebieden is sprake van een stabilisatie en er zijn zelfs tekenen van enig
herstel, terwijl de natuur in het agrarisch gebied en in de stad nog steeds afneemt.
Hieruit blijkt dat het natuurbeleid in natuurgebieden effect heeft, maar nog onvoldoende
is om de totale afname in biodiversiteit tegen te houden en verder te herstellen.
Hiervoor zijn extra inspanningen nodig bovenop de afspraken in het Natuurpact. Dit
zal worden uitgewerkt in het Programma Natuur.
Een van de afspraken uit het Natuurpact betreft de inrichting van 80.000 ha extra
natuur. Provincies werken hier samen met terreinbeherende organisaties hard aan. De
oppervlakte van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) is weer verder toegenomen. In 2019
is 1.882 ha verworven grond gerapporteerd – een versnelling ten opzichte van voorgaande
jaren – en is 2.727 ha ingerichte natuurgrond gerapporteerd. Dit betekent dat inmiddels
41.470 ha is gerealiseerd van de in het Natuurpact afgesproken 80.000 ha extra ingerichte
natuur in 2027. De resterende inrichtingsopgave bedraagt nu nog 38.530 ha. De provincies
hebben daarnaast de ambitie om nog eens 6.947 ha extra natuur in te richten. Hiermee
wordt de afspraak van het Natuurpact ruimschoots geborgd in de ambitie van de provincies,
maar een versnelling van de inrichting is wel noodzakelijk. Het NNN zal dan in 2027
in totaal een omvang hebben van 742.421 hectare. Daarnaast hebben Rijk en provincies
de ambitie om de realisatie van natuur buiten het NNN kwantitatief (in ha) in beeld
te brengen, zoals eerder is toegezegd aan uw Kamer (Kamerstuk 33 576, nr. 63). Rijk en provincies overleggen onder welke definitie dit mogelijk al in de zevende
VRN kan worden vormgegeven.
Naar aanleiding van de motie van de leden Futselaar en De Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 145) is in (de bijlage van) de rapportage aangegeven hoe groot de resterende inrichtingsambitie
per provincie is. Voor wat betreft het gevraagde actieplan zullen in het kader van
het Programma Natuur door provincies en Rijk nadere afspraken worden gemaakt over
de versnelling van de realisatie van het NNN en over extra natuur(herstel)maatregelen,
die moeten leiden tot een betere staat van instandhouding van soorten en habitattypen,
conform de Vogel- en Habitatrichtlijn. Met het Programma Natuur wordt ook invulling
gegeven aan mijn toezegging van 10 oktober 2019 over de inzet van het grondinstrumentarium
hierbij.
In mijn brief van 31 augustus 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd naar aanleiding van
het verzoek van uw vaste commissie voor LNV om een beknopte natuurrapportage (Kamerstuk
33 576, nr. 197). In aanvulling hierop en in antwoord op het verzoek van uw vaste commissie voor
LNV van 30 september 2020 kan ik uw Kamer berichten dat ik in de managementsamenvatting
van de volgende Voortgangsrapportage Natuur samen met de provincies in zal gaan op
de vier door u gevraagde indicatoren. Verder bespreek ik ook met de provincies hoe
deze indicatoren kunnen doorwerken in de Voorgangsrapportage zelf. Ik hecht er belang
aan om de wensen van uw vaste commissie voor LNV op een gedegen manier te verwerken
in de Voortgangsrapportage en verwacht dat in de volgende editie te hebben gedaan.
Tevens zal ik naar aanleiding van uw separate verzoek van 30 september 2020 met de
provincies in overleg gaan over het jaarlijks aan de Kamer toesturen van uniforme
voortgangsrapportages over het natuurbeleid van de verschillende provincies.
Tweede lerende evaluatie van het Natuurpact; «samen de puzzel leggen voor natuur,
economie en maatschappij»
In het Natuurpact is afgesproken om driejaarlijks de voortgang te evalueren tot 2028.
Het Planbureau voor de Leefomgeving is gevraagd dit uit te voeren in de vorm van een
lerende evaluatie. De drie hoofdambities die in het Natuurpact zijn overeengekomen
zijn: 1) vergroten van de biodiversiteit, 2) het versterken van de maatschappelijke
betrokkenheid bij natuur en 3) het verstevigen van de relatie tussen natuur en economie.
In de tweede evaluatie zijn de onderwerpen vooral gericht op de provinciale beleidsstrategieën
voor het realiseren van het Natuur Netwerk Nederland (NNN), het bevorderen van de
beleving en actieve betrokkenheid van de maatschappij bij natuur en het beleid van
provincies om de landbouw en recreatie meer met natuurontwikkeling te verbinden.
De conclusies en aanbevelingen van PBL onderschrijf ik en sluiten naadloos aan op
de hoofdlijnen van het Programma Natuur dat ik samen met de provincies en de natuurorganisaties
omzet in een uitvoeringsprogramma. Samen werken we aan een Uitvoeringsprogramma voor
de periode 2020–2030 en werken we aan een gezamenlijke agenda «natuurinclusief».
De aanbevelingen van PBL zijn op hoofdlijnen als volgt samen te vatten: Op de korte
termijn (5–10 jaar) is de afronding van het NNN en het intensiveren van het huidige
natuurbeleid van belang. Dit kan door grondeigenaren actiever te stimuleren hieraan
mee te werken. Voor natuur buiten het NNN kunnen provincies initiatieven van burgers
en bedrijven meer benutten. Op langere termijn is het van belang om natuur te verbinden
met andere opgaven in de overgangszone. PBL geeft aan dat met het stikstofbeleid,
gericht op extensivering van landbouwbedrijven in de nabijheid van het NNN, de mogelijkheid
ontstaat een overgangszone te creëren waar opgaven voor natuur, klimaat en landbouw
in samenhang kunnen worden aangepakt. PBL adviseert Rijk en provincies om nieuwe afspraken
te maken over de samenhang tussen natuurontwikkeling, de aanpak van stikstof-, klimaat-
landbouw en woningbouwopgaven en hiervoor een integrale gebiedsaanpak te ontwikkelen.
Met het Programma Natuur geven wij invulling aan deze aanbeveling van het PBL.
De inzet van het natuurbeleid is gericht op de inspanningen die nodig zijn om de natuur
te beschermen en daarmee te voldoen aan de instandhoudingsdoelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze inzet levert resultaat
maar er is meer nodig. De afronding van het NNN in 2027 vraagt de komende jaren niet
alleen om extra inzet maar mogelijk ook om een andere (grond)strategie. Daarnaast
bieden de herstelmaatregelen vooral een significant positief effect bij natte ecosystemen.
Meer aandacht is nodig voor de zogenoemde droge ecosystemen, mede in het licht van
de klimaatverandering. En naast investeren in natuurgebieden is en blijft het belangrijk
dat we nog meer investeren in de natuur om ons heen en niet alleen in beschermde natuurgebieden.
Daarom bevat het Programma Natuur ook een ambitie om onze samenleving nog meer natuurinclusief
te maken. Samen optrekken is daarbij het devies. Nog meer dan voorheen gaan we inzetten
op het verbinden van de natuur met de samenleving: met burgers, boeren, bedrijven.
Hiermee geven wij invulling aan de aanbeveling van PBL om initiatieven van burgers
en bedrijven meer te benutten.
Met het Programma Natuur zetten we tevens in op een sterkere verbinding tussen natuurontwikkeling,
de aanpak van stikstof-, klimaatadaptatie en -mitigatie, kringlooplandbouw en de woningbouwopgave
ter ondersteuning van een integrale gebiedsaanpak.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit