Brief regering : Particulier gebruik gewasbeschermingsmiddelen
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 519
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2020
In mijn brief van 25 oktober 2019 (Kamerstuk 27 858, nr. 488) heb ik de stand van zaken beschreven over het particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Ik heb toen toegezegd u na afronding van de eindevaluatie van de Green Deal «Verantwoord
particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen» te informeren over de mogelijkheden
en de noodzaak van een verbod op dat particulier gebruik. Parallel aan de uitvoering
van de maatregelen uit de Green Deal, zou ik een wetsvoorstel in procedure brengen,
waarin een bevoegdheid wordt gecreëerd om maatregelen te kunnen stellen aan het particulier
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van deze toezeggingen.
Vanuit de context rond het onderwerp «particulier gebruik» ga ik in op de resultaten
van de eindevaluatie, mijn inzet voor de komende jaren en de effecten daarvan voor
het wetsvoorstel. De door het RIVM gepresenteerde conclusie dat het gebruik door particulieren
van glyfosaathoudende bestrijdingsmiddelen met meer dan 70% gereduceerd is, vormt
de hoeksteen van mijn verdere beleid.
In deze brief zal ik daarnaast ingaan op de resultaten van een recent onderzoek naar
de effecten van het geldende verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
buiten de landbouw, voor het oppervlaktewater. Ik sluit de brief af met een korte
duiding van de laatste besluiten inzake de beschikbaarheid van desinfectiemiddelen
ten tijde van de coronacrisis.
1. Particulier gebruik
De motie van de leden Ouwehand en Schouw van 4 maart 2014 (Kamerstuk 27 858, nr. 240) verzocht de regering om een verbod op de verkoop van onkruidbestrijdingsmiddelen
op basis van de werkzame stof glyfosaat aan particulieren. In haar reactie stemde
de toenmalige Staatssecretaris in met het doel van de motie, namelijk de minimalisering
van de blootstelling van burgers en van het oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen.
Als concrete beleidsdoelstelling werd geformuleerd: een vermindering met ten minste
50% van de verkoop van glyfosaathoudende onkruidbestrijdingsmiddelen aan particulieren.
Indien dat percentage niet zou worden gehaald, zou een wettelijk gebruiksverbod worden
overwogen (Kamerstuk 27 858, nr. 307).
Een gebruiksverbod voor particulieren bleek in 2016 niet mogelijk. De Raad van State
concludeerde toen in zijn advies over een gebruiksverbod dat daarvoor een wettelijke
grondslag ontbrak. Mijn ambtsvoorganger kondigde daarom een twee-sporenaanpak aan,
die ik heb voortgezet. De uitvoering van reeds op gang gebrachte niet-wettelijke maatregelen,
zoals de Green Deal Verantwoord particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en een voorlichtingscampagne door Milieu Centraal, zou worden geïntensiveerd en geëvalueerd.
Daarnaast zou een bevoegdheid voor wettelijke maatregelen (rechtsgrondslag) worden
voorbereid (Kamerstuk 27 858, nr. 370).
De Green Deal, afgesloten in februari 2017, heeft een hoofdrol gespeeld in de uitvoering
van de niet-wettelijke maatregelen. Strekking was vooral de consument via gerichte
voorlichting in de winkel en door aanpassing van het assortiment, aan te zetten tot
het in praktijk brengen van geïntegreerde gewasbescherming. Dat wil zeggen: beginnen
met preventie, vervolgens niet-chemische methoden en als laatste redmiddel (zorgvuldig)
gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. Ter ondersteuning van deze aanpak
is winkelpersoneel gestimuleerd om speciale opleidingen te volgen en hebben producenten
verpakkingen verkleind om de kans op overdosering te voorkomen.
Evaluatie en inzet komende jaren
Een concreet voorstel voor een verbod heb ik afhankelijk gesteld van de resultaten
van de eindevaluatie van de Green Deal (Kamerstuk 27 858, nr. 448). De Green Deal voorzag in uitvoering van maatregelen vanaf 2017 en in de start van
een eindevaluatie in het najaar van 2019. Het marktonderzoeksinstituut GfK heeft de
feitelijke verkopen van gewasbeschermingsmiddelen over de periode 2014 tot en met
2019 onderzocht en het RIVM heeft de effecten van de maatregelen op die verkoopcijfers
geanalyseerd. De resultaten van de analyse zijn inmiddels op de website van het RIVM
gepubliceerd1.
Tabel 4.1 van de analyse toont aan dat de verkoop aan particulieren van onkruidbestrijdingsmiddelen
op basis van de werkzame stof glyfosaat zeer aanzienlijk is gedaald. In de periode
voorafgaande aan uitvoering van de Green Deal, werd 26.486 kilogram glyfosaat (gemiddelde
verkoop over drie jaar, namelijk de periode 2014–2017) verkocht en in 2019 was dat
gedaald tot 7.502 kilogram. Met een reductie van meer dan 70% is de eerdergenoemde
doelstelling (halvering verkoop) ruimschoots gehaald.
De daling van de verkoop van glyfosaathoudende onkruidbestrijdingsmiddelen aan particulieren
is ten minste gedeeltelijk toe te schrijven aan de inzet door de deelnemers aan de
Green Deal. Zij hebben voorlichtingsmateriaal ontwikkeld en verspreid, het winkelaanbod
uitgebreid met niet-chemische producten en etiketten vereenvoudigd. Winkelpersoneel
heeft opleidingen gevolgd en producenten hebben verpakkingen verkleind om de kans
op overdosering te voorkomen. Ik waardeer hun inzet op de verduurzaming van het beheer
van tuinen.
Ik ben met hen van mening dat de behaalde resultaten in de toekomst niet alleen moeten
worden behouden, maar dat ook moet worden ingezet op verdere verduurzaming van de
bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden in de tuin. Het einddoel «geen vermijdbaar
gebruik» van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren is namelijk nog niet bereikt.
De verkoop van glyfosaathoudende middelen is wel gedaald, maar de verkoop van middelen
met andere werkzame stoffen is toegenomen. Het is met name ongewenst dat ook de verkoop
van voor onkruidbestrijding niet-toegelaten producten, zoals chloor of schoonmaakazijn,
fors is gestegen. Aan het gebruik van laatstgenoemde producten zijn eveneens risico’s
verbonden2. In mijn brief van 18 december 2019 heb ik u gemeld dat de NVWA zijn toezicht op
de verkoop en het gebruik van die niet-toegelaten producten in 2020 zou intensiveren
(bijlage bij Kamerstuk 27 858, nr. 503). Dat toezicht zal de komende jaren worden voortgezet.
Verduurzaming vergt een gedragsverandering. Maatregelen en initiatieven die aansluiten
bij de intentie die de meeste mensen hebben om goed voor hun tuin te zorgen, blijken
daarbij goed te helpen. Dat kan bijvoorbeeld door voorlichting en communicatie door
winkelpersoneel op het moment van aankoop. Op dit moment moet een klant worden geïnformeerd
over de risico’s van het gebruik voor gezondheid en milieu en over alternatieven met
minder risico’s. Ik zal met de brancheorganisaties nagaan of die voorschriften aanscherping
of concretisering behoeven en ik heb gedragsdeskundigen advies gevraagd over de meest
geschikte aanpak om het voor consumenten eenvoudig te maken een preventieve en niet-chemische
aanpak te hanteren. Indien hieruit andere ideeën dan voorlichting in winkels voortkomen,
kunnen die aanvullend worden uitgevoerd.
De bevindingen uit een recent onderzoek, dat aantoont dat voor de bestrijding van
de meeste ziekten, plagen en onkruiden praktisch toepasbare «niet-chemische» alternatieven
beschikbaar zijn, zullen daarbij worden betrokken3.
Verder wil ik aansluiten bij initiatieven die brancheorganisaties hebben ontwikkeld.
Het concept «De Levende Tuin» van Tuinbranche Nederland is een campagne die biodiversiteit
in tuinen en openbare ruimtes stimuleert, evenals een beheer met oog voor bijen, vlinders,
vogels en water. De «Ambitie gewasbescherming particulier gebruik 2020–2024» die de
brancheorganisaties, retail, leveranciers en de stichting Natuur en Milieu hebben
opgesteld, sluit voor het onderwerp «gewasbescherming» aan bij de principes van een
geïntegreerde gewasbescherming en benoemt concrete acties om het aanbod in tuinwinkels
te verduurzamen.
Stand van zaken wetsvoorstel
Omdat ik wil dat de huidige resultaten ook in de toekomst geborgd kunnen worden, ga
ik zorgen voor een wettelijke grondslag die het mogelijk maakt in de toekomst snel
te handelen. Ik zal het op korte termijn voor advies aan de Raad van State voorleggen.
Van de nieuwe bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien het nodig is de gedragsverandering
bij particulieren met wettelijke voorschriften te ondersteunen of als zich relevante
nieuwe wetenschappelijke inzichten zullen voordoen.
2. Effecten verbod professioneel gebruik
Het adviesbureau Royal HaskoningDHV heeft in 2018 de effectiviteit van het verbod
op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw onderzocht.
Het onderzoek spitste zich toe op de ontwikkelingen in concentraties, normoverschrijdingen
en vrachten van glyfosaat, omdat die werkzame stof in de groep onkruidbestrijdingsmiddelen
de meeste normoverschrijdingen in oppervlaktewater veroorzaakt. Hoofdconclusie van
de analyse was dat op de drinkwaterinnamepunten een afname in glyfosaatconcentraties
en normoverschrijdingen in vergelijking met andere groepen meetpunten aantoonbaar
is (Kamerstuk 27 858, nr. 448).
Nader onderzoek om te bepalen of deze positieve trend zich zou voortzetten, maakt
aannemelijk dat het verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
buiten de landbouw inderdaad tot een afname leidt in concentraties voor glyfosaat
op de drinkwaterinnamepunten. Ik concludeer dan ook dat het onderzoek, op basis van
meetgegevens gedurende de periode april 2016 (inwerkingtreding gebruiksverbod) tot
en met juni 2019, laat zien dat het verbod een geschikte maatregel is, dat zijn vruchten
afwerpt. De kwaliteit van het oppervlaktewater dat voor de drinkwaterbereiding wordt
gebruikt, is verbeterd.
Het onderzoeksrapport «Addendum bij Effecten van het gebruiksverbod gewasbeschermingsmiddelen
buiten de landbouw op oppervlaktewater» heb ik als bijlage bij deze brief gevoegd4.
3. Stand van zaken desinfectiemiddelen
In mijn brief van 16 juni 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 424) heb ik u geïnformeerd over de maatregelen die ik heb getroffen om de beschikbaarheid
van desinfectiemiddelen ten tijde van deze coronacrisis te vergroten. Door middel
van vrijstellingen zijn niet-regulier toegelaten desinfectiemiddelen tijdelijk toegelaten
tot de Nederlandse markt.
In overleg met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen en de Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten is onlangs
besloten om voor deze vrijstellingen een tweede termijn af te geven5. Partijen die gebruik maken van deze vrijstellingen en ook in de toekomst deze producten
op de markt willen blijven aanbieden, dienen een reguliere toelating aan te vragen
bij het College voor de toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb).
Daarnaast heb ik recentelijk een vrijstelling afgegeven voor het gebruik van een aantal
specifieke desinfectiemiddelen in luchtvaartuigen, omdat er in Nederland (nog) geen
desinfectiemiddelen tegen het coronavirus zijn toegelaten die door vliegtuigfabrikanten
gevalideerd zijn voor veilig gebruik in vliegtuigen (Stcrt. 2020, nr. 47139). Om de luchtwaardigheid van de toestellen te waarborgen, mogen namelijk alleen middelen
worden gebruikt die zijn toegestaan door vliegtuigfabrikanten. Dat volgt uit luchtvaartregelgeving.
Van de middelen die nu met de vrijstelling tijdelijk worden toegelaten, zijn de risico’s
voor mens en milieu door het Ctgb beoordeeld.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat