Brief regering : Stand van zaken geneesmiddelenbeleid
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 681 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2020
Zoals in veel sectoren heeft ook op het terrein van de geneesmiddelen het afgelopen
half jaar in het teken gestaan van de beheersing van de coronacrisis. Er is met man
en macht gewerkt aan het beschikbaar houden van geneesmiddelen, specifiek ook de geneesmiddelen
die van belang zijn bij de behandeling van COVID-19 en op de IC. Onvermijdelijk betekent
dit dat een aantal van de aangekondigde beleidsmaatregelen vertraging heeft opgelopen.
Op een beleidsterrein waar de ambities al hoog waren en veel nieuwe maatregelen zijn
aangekondigd. Geneesmiddelen zijn immers van cruciaal belang in ons zorgstelsel. Mensen
en hun zorgverleners willen er vanuit kunnen gaan dat hun medicijnen verkrijgbaar
en veilig zijn. Tegelijkertijd kent het zorgbudget grenzen, zijn we afhankelijk van
complexe wereldwijde productieketens, worden we geconfronteerd met hobbels in de ontwikkeling
van medicijnen en kent het groeiend gebruik van medicijnen ook soms nadelen voor patiënten.
Aan al deze thema’s wordt gewerkt. De wereldwijde uitbraak van COVID-19 heeft daar
impact op. Bijvoorbeeld door een lockdown in andere landen en door de andere prioriteiten
voor zorgverleners. Om die reden kan ik nog niet op alle thema’s voortgang melden.
Ik ben daarom voornemens om u rond de jaarwisseling uitgebreider te informeren over
het geneesmiddelenbeleid in den brede, en de specifieke maatregelen die bijdragen
aan de innovatie, veiligheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de farmaceutische
zorg.
In deze brief worden een aantal toezeggingen en een motie afgedaan en wordt u geïnformeerd
over de stand van zaken van enkele andere toezeggingen en onderwerpen.
Toezeggingen Geneesmiddelenbeleid
Over de ontwikkelingen in de COVID-19 crisis die betrekking hebben op geneesmiddelen
bent u meerdere keren geïnformeerd. Mijn ambtsvoorganger heeft in het plenaire debat
over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op 20 mei 2020 toegezegd u te informeren
over de onderzoeksresultaten naar de werkzaamheid van hydroxychloroquine bij de behandeling
van COVID-19.
Deze toezegging is afgedaan met de beantwoording van de vragen van de Kamerleden Baudet
(FvD) en Van Haga (Van Haga) op 4 juni 2020, waarin de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport heeft verwezen naar het advies van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid
(SWAB) inzake de medicamenteuze behandeling van COVID-19 en de daarin aangehaalde
onderzoeken.1
Innovatie
Er zijn nog steeds patiënten die nog niet, of nog niet optimaal geholpen kunnen worden
met medicijnen. Daarom zorgen we in Nederland voor goede randvoorwaarden zodat innovatieve
middelen beschikbaar komen. Zo wordt het perspectief dat artsen hun patiënten kunnen
bieden steeds groter. Wat betreft de innovatie en ontwikkeling van geneesmiddelen
kan ik u het volgende melden.
In het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid van 7 februari 2019 (Kamerstuk 29 477, nr. 557) is een onderzoek toegezegd naar het ecosysteem van de geneesmiddelenontwikkeling
(winstpercentages, R&D-vergoeding, productiekosten en schaalkorting), en naar internationale
financiële stromen. Dit is een groot maar belangrijk onderzoek. De aanbestedingsfase
van dit onderzoek wordt momenteel afgerond. De keuze voor de uitvoerende partij wordt
in oktober afgerond. Het onderzoek start begin 2021 en gaat 15 maanden in beslag nemen.
In het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid op 6 juni 2019 (Kamerstuk 29 477, nr. 607) is toegezegd de Kamer nader te informeren over de uitkomst van het overleg met de
Dutch Clinical Research Foundation (DCRF) en Life Sciences & Health (LSH) over de
positie van Nederland als onderzoeksland binnen Europa. Innovatieve therapieontwikkeling
binnen Nederland dient te kunnen profiteren van een leidende rol bij klinisch geneesmiddelenonderzoek.
In de verkenning van de kwartiermaker Future Affordable and Sustainable Therapies
(FAST) hebben de Top Sector Life Sciences and Health (Health~Holland), de DCRF en
de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen inbreng kunnen leveren over de aanwezige
kennis, expertise en onderzoeksinfrastructuur, prioriteiten en mogelijkheden tot verdere
samenwerking.
Veiligheid en zorg
Mensen moeten er op kunnen rekenen dat de medicijnen die zij gebruiken veilig zijn,
en dat ze passen bij hun aandoening en situatie. Dat werkt door in de farmaceutische
zorgverlening door apothekers, artsen, andere zorgverleners en zorgverzekeraars: er
is kennis nodig over, en aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van de patiënt.
Over de veiligheid van geneesmiddelen en goede farmaceutische zorg kan ik u het volgende
meedelen.
Over de toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg geneesmiddelenbeleid op 6 november
2019 (Kamerstuk 29 477, nr. 629), ten aanzien van het overleg met zorgverzekeraars over de mogelijkheden van inzet
van e-health en innovatie bij de beschikbaarheid van medicatie kan ik u het volgende
berichten. Deze inzet, zoals in dienstapotheken, kan een uitkomst zijn voor mensen
die in de avond, nacht of in het weekend medicijnen nodig hebben. Want mensen kunnen
niet altijd wachten op kantooruren. Ik heb hierover met zorgverzekeraars gesproken.
De investering in een robot is hoog, en dient afgewogen te worden tegen de bestaande
alternatieven.
In de avond, nacht en op zondag (ANZ) wordt de zorg nu verleend door dienstapotheken,
georganiseerd op een manier die vaak specifiek is voor de regionale situatie. Die
praktijk lijkt nu op niet veel plaatsen te veranderen. De vraag naar dergelijke robots
vanuit de dienstapotheken is dan ook zodanig beperkt, dat ik heb begrepen dat er in
Nederland nagenoeg geen aanbod meer is van leveranciers van deze middelen. Ik sluit
echter niet uit dat in de toekomst e-health toepassingen zoals robots en digitale
platforms meer ingezet worden, zodat mensen ook via die wegen ’s avonds, ’s nachts
en op zondag medicijnen kunnen krijgen.
De Nivel Monitor «Paracetamol-vitaminen-mineralen uit het pakket» is op 16 juni 2020
opgeleverd en aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 29 689, nr. 1056). Deze monitor liet zien dat de pakketmaatregel zowel tot gewenste als tot ongewenste
effecten heeft geleid. In lijn met het beoogde doel van de pakketmaatregel schrijven
huisartsen de middelen die niet meer vergoed worden minder vaak voor en heeft dit
weinig effect op de therapietrouw. Patiënten gebruiken deze geneesmiddelen nu als
zelfzorggeneesmiddel in plaats van receptgeneesmiddel. Tegelijkertijd kwamen uit de
monitor signalen van substitutie naar andere receptgeneesmiddelen naar voren. Het
kan hier gaan om duurdere middelen en/of middelen met een minder gunstig risicoprofiel
(zwaardere pijnstelling). Ook concludeerde Nivel dat er sprake was van weinig communicatie
tussen patiënten en (huis)arts of apotheek over veranderingen in medicatie na invoering
van de pakketmaatregel.
Zoals toegezegd aan uw Kamer in het Algemeen Overleg Pakketbeheer op 17 juni 2020
(Kamerstuk 29 689, nr. 1073) ben ik in gesprek gegaan met de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), het Nederlands
Huisartsengenootschap (NHG) en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering
der Pharmacie (KNMP) naar aanleiding van deze signalen.
De KNMP heeft in zijn algemeenheid aangegeven het beeld te herkennen dat net als bij
eerdere pakketmaatregelen, er ook bij deze maatregel substitutie plaatsvindt. De LHV
en het NHG zeggen specifiek de substitutie naar zwaardere pijnstillers op recept niet
te herkennen en vragen zich af of deze bevinding representatief is voor de gehele
bevolking. Gedeeltelijke vitamine D-substitutie werd wel bevestigd door de LHV en
het NHG. Volgens hen is voorschrijven van een weekdosering vitamine D bij patiënten
met een medische indicatie conform hun richtlijnen. Het maakt medisch gezien niet
uit of een patiënt elke dag een lagere dosering vitamine D neemt of een maal per week
een hoge dosering vitamine D. Aangezien de hogere (week)dosering vitamine D wel nog
in het pakket zit schrijven huisartsen deze vanuit oogpunt van therapietrouw voor.
Verder geven zowel het NHG en de LHV als de KNMP aan al veel aandacht te besteden
aan informatie en voorlichting over zelfzorgmedicatie in het algemeen. Ze herkennen
het beeld niet over gebrekkige communicatie bij de overstap naar zelfzorgmedicatie,
zoals geschetst in de Nivel Monitor.
Ik concludeer hieruit dat het advies van het Zorginstituut, bij het adviseren over
het uit het pakket halen van vitamine D, uiteindelijk geen inschatting heeft kunnen
maken van dit praktijkeffect, dat nu wel optreedt en substantieel is. Ik wil het Zorginstituut
dan ook om een aanvullend advies vragen ten aanzien van vitamine D, gegeven dit praktijkeffect
en in het licht van hun eerdere advies.
Voor de substitutie naar zwaardere pijnstillers geldt dat de cijfers vertekend kunnen
zijn doordat het ook onderdeel van de behandeling kan zijn om over te stappen naar
zwaardere middelen. Landelijk zie ik een daling van het gebruik van opioïden: de cijfers
laten zien dat het aantal verstrekkingen in 2019 met ruim 6,4% is gedaald ten opzichte
van het jaar daarvoor en per kwartaal zijn er tussen de 4% tot 7% minder gebruikers.
Dat is goed nieuws. Ik verwacht dat deze positieve daling ook in de komende jaren
verder doorzet, ook omdat de door VWS ingestelde taakgroep, bestaande uit vertegenwoordigers
van de verenigingen van artsen, apothekers en patiënten, onverminderd doorgaat met
het nemen van maatregelen om het onverantwoord voorschijven en gebruiken van opioïden
tegen te gaan. Onlangs is de eerste monitor Voorschrijven Opioïden afgerond. De monitor
is een initiatief van VWS en volgt vanaf 2020 het opioïdengebruik in Nederland op
basis van verstrekte voorschriften. Met dit instrument worden ongewenste trends tijdig
gesignaleerd. Ik zie op dit punt dan ook vooralsnog geen reden tot aanvullende maatregelen.
In de brief Uitvoeringstoets ZiN – Regie op Registers2 en tijdens het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid op 6 november 2019 is toegezegd
om uw Kamer op de hoogte te houden van het traject Regie op Registers dure Geneesmiddelen.
Ik kan u daarover het volgende berichten. Goede informatie is van belang om goede
en gepaste zorg te leveren. Een van de grote projecten die daar aan bij kan dragen
is Regie op Registers dure geneesmiddelen dat onder leiding van het Zorginstituut
Nederland wordt uitgevoerd. In de eerste fase van dit project is gekeken naar de randvoorwaarden
die nodig zijn voor de meest efficiënte inzet en gebruik van registers, zodat de effectiviteit
en gepaste inzet van geneesmiddelen in de zorgpraktijk beter kan worden gemeten. In
juli heeft het ministerie opdracht gegeven om door te gaan met de tweede fase van
dit project, die loopt tot eind 2022. In vier case-studies worden nu de bevindingen
van fase 1 in de praktijk getoetst en verfijnd, samen met betrokken stakeholders.
Verdere ontwikkelingen in dit traject zal ik betrekken bij berichtgeving over gerelateerde
onderwerpen, zoals Gepast Gebruik en Goed Gebruik Geneesmiddelen.
Toegankelijkheid – beschikbaarheid
Het komt te vaak voor dat mensen de medicijnen die zij nodig hebben niet (meteen)
kunnen krijgen. Daarom werk ik er aan om tekorten terug te dringen en medicijnen sneller
beschikbaar te maken. Met betrekking tot de toegankelijkheid tot en de beschikbaarheid
van geneesmiddelen is het volgende te berichten.
De Kamer is toegezegd om geïnformeerd te worden na ieder evaluatiemoment ten aanzien
van de voortgang ijzeren voorraad. Ik werk op verschillende manieren samen met veldpartijen
aan de aanpak van geneesmiddelentekorten. Het plan van aanpak voor de uitwerking van
de ijzeren voorraad is besproken met de leden van de Werkgroep geneesmiddelentekorten
op 22 september 2020. De uitwerking vindt plaats op een gefaseerde wijze. Ik informeer
u begin 2021 – na afloop van de eerste opbouwfase – over de inhoudelijke voortgang.
Betaalbaarheid
Zo veel mogelijk mensen helpen met zo goed mogelijke medicijnen. Dat willen we bereiken.
Maar dat plaatst ons wel voor dilemma’s, want met name nieuwe geneesmiddelen zijn
vaak enorm duur. En we gebruiken als samenleving steeds meer en steeds langer medicijnen.
Daarom zorgen we voor betaalbaarheid, zowel bij dure geneesmiddelen, bijvoorbeeld
voor zeldzame ziektes, als bij de geneesmiddelen die door grote groepen mensen worden
gebruikt. Wat betreft de betaalbaarheid van geneesmiddelen kan ik u het volgende meedelen.
In de brief «Voortgang besprekingen CDCA en update financiële arrangementen» heeft
mijn voorganger u toegezegd nader te informeren over de stappen die ik onderneem ten
aanzien van het geneesmiddel CDCA3. CDCA is een bekend geneesmiddel dat al jaren gebruikt wordt, zowel voor de indicatie
waarvoor het oorspronkelijk geregistreerd is als voor een niet-geregistreerde indicatie
(off-label gebruik). De fabrikant Leadiant Biosciences heeft CDCA een paar jaar geleden
voor deze niet-geregistreerde indicatie geregistreerd. Leadiant heeft een vergoedingsaanvraag gedaan en
vraagt nu een substantieel hogere prijs voor het geneesmiddel. Het Zorginstituut heeft
mij geadviseerd om in overweging te nemen te onderhandelen over de prijs gezien het
niet verklaarbare prijsverschil tussen het voormalig geregistreerde CDCA en het CDCA
van Leadiant.
In mijn eerdere brief heb ik de inzet van de gesprekken met Leadiant met u gedeeld.
Ik ben nog steeds met hen in gesprek. We zijn inmiddels overeengekomen dat de fabrikant
mij informatie overlegt over de onderbouwing van de prijsstelling. De fabrikant wil
deze informatie vooralsnog alleen onder geheimhouding met mij delen. Mijn inzet is
nog steeds de onderbouwing van Leadiant voor de prijsstelling te delen met de Kamer.
Zolang CDCA van Leadiant niet tot het pakket is toegelaten wordt het ook niet vergoed.
Patiënten kunnen echter wel nog steeds gebruik blijven maken van de magistrale bereiding
van CDCA die door hun apotheek wordt bereid.
In het Algemeen Overleg van 6 november 2019 heb ik uw Kamer toegezegd terug te komen
op het Healthcare Report van The Economist over de overlevingskansen bij longkanker4. Meer specifiek werd in het Algemeen Overleg verwezen naar tabel 1 en figuur 6 uit
het rapport. Hieruit zou blijken dat de overleving van Nederlandse longkankerpatiënten
achterblijft ten opzichte van andere landen en dat dit te maken zou hebben met belemmerde
toegang tot screening, diagnostiek en behandelmethoden voor longkanker.
Voordat ik inhoudelijk reageer op bovenstaande uitspraken licht ik toe waarom ik het
Economist rapport niet als zodanig betrokken heb bij de brief «VAO Geneesmiddelen
18 juni 2019 motie overleving longkanker»5 waarin de Tweede Kamer geïnformeerd is over de overleving van Nederlandse longkankerpatiënten.
Het Economist rapport betreft geen nieuw onderzoek maar heeft de resultaten uit ander
onderzoek gebruikt. Ook heeft The Economist een financiële bijdrage ontvangen van
de farmaceutische industrie voor dit rapport. Daarom baseer ik mijn antwoord op het
oorspronkelijke onderzoek. Dit is van belang, omdat ik er waarde aan hecht conclusies
te trekken op basis van wetenschappelijk inzicht, bij voorkeur door gebruik te maken
van de brondata.
Om een beeld te krijgen van de overleving van longkankerpatienten kan gekeken worden
naar het percentage 5-jaarsoverleving. Dit is het percentage longkanker-patiënten
dat 5 jaar na het stellen van de diagnose nog in leven is.
Dit percentage is een graadmeter voor de snelheid en juistheid van de diagnose van
de ziekte en voor de mate waarin patiënten tijdige toegang hebben tot effectieve behandel-methoden.
Het percentage 5-jaarsoverleving is ook te vinden in figuur 7 van het Economist rapport. Hieruit blijkt
dat Nederland boven het gemiddelde scoort en tot de landen met de hoogste overleving
behoort. De bron voor deze figuur is de CONCORD-3 studie, de meest complete internationale
vergelijkingsstudie voor overleving bij kanker (zie ook hierboven genoemde brief6).
Hierboven heb ik inzicht gegeven in hoe Nederland scoort met betrekking tot de overleving in Nederland nadat de diagnose van longkanker is gesteld. In Tabel 1 en Figuur 6
uit het Economist rapport staan cijfers over de mortaliteit van longkanker in Nederland. Echter, mortaliteit – in tegenstelling tot de hierboven
vermelde «overleving» – moet hier niet gezien worden als een uitkomstmaat voor de
beschikbaarheid of effectiviteit van behandelmethoden. Bij een vaak nog dodelijke
ziekte als longkanker is er een sterke relatie tussen hoe vaak de ziekte voorkomt
en het mortaliteitscijfer. Kort gezegd, als de ziekte relatief vaak voorkomt is de
mortaliteit ook relatief hoog. Nederland scoort hoog wat betreft incidentie (figuur
5 Economist rapport) en prevalentie van longkanker in vergelijking met andere landen.
Dit hangt samen met het rookgedrag van Nederlanders in het verleden en dus niet met
toegang tot effectieve behandeling. In Nederland hebben dus relatief veel mensen longkanker.
Deze patienten hebben echter in Nederland gegeven de zorg die gegeven wordt een betere
kans op (langere) overleving dan gemiddeld in andere landen. Nederland scoort immers
boven het gemiddelde op het percentage 5-jaarsoverleving en behoort tot de landen
met de hoogste overleving.
Mijn voorganger heeft uw Kamer toegezegd om u nader te informeren over de besteding
van de extra inkomsten die worden gegenereerd uit de export van medicinale cannabis
door het Bureau voor Medicinale Cannabis (BMC). In 2019 bedroegen deze extra inkomsten
van het BMC uit export € 2,4 miljoen. Deze extra inkomsten zijn gegenereerd door leveringen
aan apotheken en bedrijven in binnen- en buitenland en zijn de afgelopen jaren gebruikt
om de apotheekinkoopprijs te verlagen van € 8,25 per gram in 2003 naar € 5,80 per
gram in januari 2018. Daarnaast wordt met deze extra inkomsten klinisch onderzoek
bekostigd.
Medicinale cannabis wordt niet vergoed en heeft nooit in het basispakket gezeten.
Sinds het beschikbaar komen van medicinale cannabis in de apotheek (2003) is het de
intentie geweest dat er een geregistreerd geneesmiddel met medicinale cannabis door
de farmaceutische industrie ontwikkeld zou worden. Er is wel steeds meer informatie
bekend over de werkzaamheid van medicinale cannabis. Deze informatie is echter niet
op voldoende wetenschappelijke wijze verkregen waardoor het niet voldoet aan de criteria
die het Zorginstituut Nederland hanteert. Medicinale cannabis is daarom niet opgenomen
in het pakket waardoor het niet vergoed wordt voor patiënten. De noodzaak van deze
onderzoeken worden onderstreept door drie moties van het lid Bergkamp7 die in 2018 zijn aangenomen.
Dergelijke onderzoeken vragen om een gedegen onderzoeksvoorstel en kosten veel tijd
en geld. Ik heb ervoor gekozen om ZonMw hierbij te betrekken. Het onderzoeksprogramma
dat nu loopt bij ZonMw is gericht op de effectiviteit van medicinale cannabis bij
verschillende vormen van pijn en de rol die de verhouding van THC en CBD daarin speelt.
De beoordelingsprocedure loopt op dit moment en besluitvorming van ZonMw wordt binnenkort
verwacht. Verder heb ik ZonMw opdracht gegeven om een verkenning te doen voor het
opzetten van een aanvullend onderzoeksprogramma. De uitkomsten van deze verkenning
verwacht ik in november.
Ook wil ik u informeren dat ik dit najaar een evaluatie laat uitvoeren ten aanzien
van de rol van het BMC. Het BMC vervult een cruciale rol in het uitvoeren van het
medicinale cannabis beleid in een dynamische internationale context. Aan de hand van
de uitkomsten van deze evaluatie ga ik bezien in hoeverre de rol en taken van het
BMC nog doeltreffend zijn of wellicht enige aanpassing behoeven.
Het kabinet vindt het belangrijk dat zorg en ondersteuning betaalbaar zijn voor iedereen.
Daarom heeft het kabinet de bijbetalingen voor geneesmiddelen in de Zvw gemaximeerd
op € 250 per patiënt per jaar voor de jaren 2019, 2020 en 2021. Tijdens het AO geneesmiddelenbeleid
van 21 juni 2018 (Kamerstuk 29 477, nr. 509) heeft u met mijn ambtsvoorganger onder andere over deze maatregel gesproken. Bij
de Kamer bestond de vrees dat de maatregel zou kunnen leiden tot prijsstijgingen van
geneesmiddelen of dat fabrikanten zouden stoppen met de zogenoemde terugbetaalregelingen.
In dat geval zou de maatregel er onbedoeld toe kunnen leiden dat sommige mensen juist
meer zouden gaan betalen voor hun geneesmiddelen. Om tegemoet te komen aan deze zorgen
heeft mijn voorganger toegezegd om de effecten van de maatregel te monitoren en de
Tweede Kamer daarover te informeren. Mocht uit de monitor blijken dat de maximering
erg nadelig uitpakt, dan zou worden bekeken welke beheersmaatregelen nodig waren.
Op verzoek van het Ministerie van VWS heeft de Stichting Farmaceutische Kengetallen
(SFK) de monitor uitgevoerd8. Deze treft u aan als bijlage 3 van deze brief. SFK heeft gekeken naar 1) de hoeveelheid
en de hoogte van de bijbetalingen, 2) de prijsontwikkeling van geneesmiddelen en 3) de
terugbetaalregelingen. Ik wil de SFK bedanken voor het inzicht dat zij hebben geboden.
Het is fijn dat SFK constateert dat minstens 30.000 patiënten, die normaal gesproken
te maken zouden hebben gehad met hoge bijbetalingen, profijt hebben gehad van de maatregel.
Daarmee doet de maatregel wat het kabinet ermee beoogde: voorkomen dat patiënten geconfronteerd
worden met bijbetalingen hoger dan € 250 voor hun medicijnen. De kosten van de maatregel
komen bovendien overeen met de raming van de kosten (€ 15 miljoen). Bij de invoering
van de maatregel bestond de vrees dat veel medicijnen duurder zouden worden. Ten aanzien
van prijsontwikkeling concludeer ik dat een aantal middelen duurder is geworden, maar
daar staat ook een forse prijsdaling bij een ander geneesmiddel tegenover. Ik laat
nog uitzoeken door de SFK waar deze stijgingen zich hebben voorgedaan: gaat dit om
stijgingen waarvoor de rekening bij de patiënt terecht is gekomen (binnen de € 250)
of zijn deze stijgingen voor rekening gekomen van de zorgverzekeraars, dus bij bijbetalingen
boven de € 250. Dit zal in de volgende monitoring dan opgenomen worden.
Per januari 2019, de start van de maatregel, daalden de prijzen van geneesmiddelen
met een bijbetaling daardoor gemiddeld met ruim 11%.
De monitor laat verder zien dat er in ieder geval voor 24 geneesmiddelen een terugbetaalregeling
bestaat. Zoals verwacht mocht worden hebben de fabrikanten hun terugbetaalregelingen
aangepast aan de maximering. Al met al is het beeld dat uit de monitor naar voren
komt dat er zich als gevolg van de maximering geen zorgwekkende ontwikkelingen hebben
voorgedaan. Daaruit volgt dat het niet nodig is om beheersmaatregelen te treffen.
Uiteraard houden we vinger aan de pols, ik heb daarom SFK verzocht om deze monitor
begin 2021 te herhalen. Zodra ik de nieuwe monitor heb ontvangen, zal ik de resultaten
delen met uw Kamer.
Motie Geneesmiddelenbeleid
In de motie van het lid Ellemeet inzake kennisdeling magistrale bereidingen9 wordt de regering gevraagd om met apothekers en zorgverzekeraars te onderzoeken hoe
kennis over magistrale bereidingen het best kan worden bevorderd, en de Kamer hierover
te informeren. Hierover kan ik de Kamer het volgende berichten.
Apotheekbereidingen spelen een belangrijke rol in de farmaceutische patiëntenzorg.
Het gaat dan vaak om individuele bereidingen op maat van de patiënt. Ook bij geneesmiddelentekorten
kunnen apotheekbereidingen een uitkomst bieden.
Bij kennisdeling moet worden gedacht aan juridische en vakinhoudelijke kennis, en
aan bedrijfseconomische aspecten van apotheekbereidingen. Op al deze terreinen spelen
verschillende vraagstukken, met eigen oplossingsrichtingen. De beroepsorganisaties
KNMP en NVZA willen hierin een sturende en verbindende rol hebben. Dit omvat het waarborgen
van kennis over bereidingen, onder andere door de expertise van het Laboratorium Nederlandse
Apothekers in stand te houden, en bereidingenonderwijs en productzorg in de apothekers-
en assistentenopleiding te realiseren. Ik vind het logisch en goed dat apothekers
dit zelf oppakken. Ik ondersteun deze initiatieven. Er zal op deze terreinen meer
samenwerking worden gezocht en zullen projecten worden gestart.
Van belang is ook dat magistrale bereidingen kostendekkend zijn, in de vorm van een
passende vergoeding of afnamegarantie bij tijdelijke tekorten.
In dat verband kan ik de Kamer nog berichten dat de Nederlandse Zorgautoriteit dit
jaar en vorig jaar de declaratieregels voor apotheekbereidingen heeft aangepast, zowel
voor de extramurale als voor de intramurale farmacie. Hierdoor wordt het declareren
van apotheekbereidingen vergemakkelijkt».
Overige zaken
Ik sluit voor u ter informatie de Nederlandse reactie op de openbare consultatie van
de Europese Commissie over de farmaceutische strategie bij (bijlagen 2 en 3)10. De publicatie van deze EU strategie staat gepland voor het einde van dit jaar. Nederland
heeft gereageerd op de vragenlijst van de Europese Commissie en aanvullend een paper
ingezonden met standpunten op verschillende onderdelen. Voor Nederland blijft van
belang dat de Europese Commissie nauw samenwerkt met de EU lidstaten om tot de farmaceutische
strategie te komen. Daartoe heeft Nederland eerder als reactie op de routekaart van
de Commissie samen met 17 andere landen een positiepaper ingediend met gezamenlijke
standpunten.
In het kader van de openbare consultatie van de strategie zelf, vraagt Nederland om
een stevige en concrete strategie die snel met acties moet worden opgevolgd.
Het is van belang dat de strategie aansluit bij de wensen en behoeften van de patiënt
en professionals in de zorg en inzet op onder andere de beschikbaarheid van geneesmiddelen,
het stimuleren van duurzaamheid en innovatie en zorgen dat de EU sector ook mondiaal
een leidende rol blijft spelen. Inhoudelijk wil Nederland stappen zetten op innovatie
met een discussie over de term unmet medical needs, de herziening van het wettelijke kader voor Advanced Therapy Medicinal Products (ATMPs), de weesgeneesmiddelen regelgeving, de aanpak van tekorten van geneesmiddelen,
het borgen van de leveringszekerheid en het verminderen van kwetsbaarheden in de keten.
Tot slot is het wenselijk stil te staan bij de geleerde lessen uit de COVID-19 crisis,
zoals het monitoren van geneesmiddelen en het tussen lidstaten delen van informatie
en nuttige ervaringen.
Zoals al genoemd zend ik u rond de jaarwisseling een brief over het geneesmiddelenbeleid
in den brede. Daarnaast kunt u in de komende maanden van mij nog enkele andere brieven
verwachten op het terrein van geneesmiddelen. Daarbij gaat het in ieder geval om brieven
over de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingensysteem (GVS), het FAST-traject
en de voortgangsbrief over de financiële arrangementen en sluiskandidaten. Ook volgt
er nog een brief over de Kaderwetevaluatie van het Zorginstituut.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg