Brief regering : Accenture rapport onderzoek en OMT-advies preventief gebruik
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 624 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2020
In een context van een sterk oplopend aantal besmettingen in heel Nederland waarbij
de druk op de zorg toeneemt en het belang om kwetsbare mensen te beschermen, informeer
ik Uw Kamer, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de
volgende twee onderwerpen:
1. Het preventief gebruik van mondneusmaskers in de zorg (deel 2 van het 79e OMT advies).
De strekking van het advies is om mondneusmasker meer preventief in te zetten – in
het bijzonder in de langdurige zorg, inclusief zorg thuis – als het besmettingsniveau
in de omgeving en de aard van de cliënten/patiënten daarom vragen, waarbij altijd
sprake is voor een professionele afweging om mondneusmasker al dan niet te gebruiken.
Dit advies is bijgevoegd bij deze brief1. Ik vind het belangrijk dat zorgmedewerkers zorgbreed over beschermingsmiddelen kunnen
beschikken als hun professionele oordeel daar in hun werk om vraagt. Daarin ligt een
belangrijke verantwoordelijkheid van werkgevers, waarbij ze – als reguliere kanalen
niet toereikend zijn – gebruik kunnen maken van de voorraden van het Landelijk Consortium
Hulpmiddelen (LCH).
2. De voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) bij stijgende vraag. Uit onderzoek
van Accenture blijkt dat aan de hand van de beschikbare gegevens en verwachtingen
de beschikbaarheid van de persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende is om een tweede
COVID-19 golf goed af te dekken, ook als er meer preventief gebruik plaatsvindt dan
wel het aantal besmettingen hoger ligt dan tijdens de eerste golf. Dit is essentieel
om de veiligheid op de werkvloer te borgen en de verspreiding van het virus tegen
te gaan.
Het preventief mondneusmaskerbeleid in de acute zorg en in de langdurige zorg (buiten
de verpleeghuizen) en hoe het kabinet het advies gebruikt (Deel 2 van het 79e OMT
advies)
Preventief mondneusmaskergebruik in de gezondheidszorg heeft als doel besmettingen
te voorkomen door patiënten of medewerkers die (nog) geen duidelijke klachten hebben
of bij wie de klachten niet goed herkenbaar zijn, maar wel het virus kunnen verspreiden.
Het OMT onderstreept het belang van een zorgvuldig check op welke bron- en collectieve
maatregelen al zijn genomen om besmetting te voorkomen, voordat wordt afgewogen persoonlijke
beschermingsmiddelen te gebruiken.
Gelet op de huidige situatie met hoge prevalentie van COVID-19 in vrijwel heel Nederland,
bestaat volgens het OMT een reële kans dat een patiënt of medewerker zonder COVID-19-achtige
klachten een presymptomatische of nog niet herkende infectie heeft. Zij kunnen daarmee
een bron van besmetting vormen voor andere patiënten of medewerkers. Dit is voor het
OMT reden om in een aantal specifieke situaties in zowel de langdurige zorg als de
acute zorg preventief gebruik van medische mondneusmaskers te adviseren als sluitstuk
op de genomen bron-en collectieve maatregelen om het restrisico op besmetting weg
te nemen. Het advies voor preventief medisch mondneusmaskergebruik door zorgmedewerkers
geldt als het transmissieniveau in de regio wordt ingeschaald als «zorgelijk» of «ernstig».
Het OMT adviseert om gevolgen van de introductie van COVID-19 en daarmee de noodzaak
van continu preventief mondneusmaskergebruik in de langdurige zorg te beoordelen volgens
een systematische risico-afweging aan de hand van vijf risicofactoren. In deze risico-afweging
wordt ook rekening gehouden met de negatieve gevolgen van mondneusmaskergebruik, zoals
angst of verwarring en effect op de kwaliteit van de zorgrelatie in specifieke situaties.
Het OMT heeft dit beschreven in een notitie die tevens is opgenomen in de bijlage2.
Ook bij thuiswonende kwetsbare ouderen, die per dag of week zorg ontvangen van meerdere
verschillende zorgverleners, moet preventief mondneusmaskergebruik ter bescherming
van de cliënt en de zorgverleners overwogen worden. Het beeld dat eind vorige week
in de media ontstond dat het OMT zou adviseren geen mondneusmaskers in de thuiszorg
te gebruiken is onjuist.
Het OMT adviseert voor de acute zorg afhankelijk van de zorgsetting en de mate van
uitvoerbaarheid van bron- en collectieve maatregelen, in specifieke gevallen preventieve
medische mondneusbescherming te gebruiken, gericht op zowel bescherming van de medewerker
als de patiënt. Een beschrijving van deze gevallen is opgenomen in de bijlage «Adviesnotitie
preventief gebruik van mond-neusbescherming in de acute zorg.»3
Essentie BAO-advies
Het BAO onderschrijft het advies van het OMT. Het BAO herkent het belang van een gedegen
risicoafweging en adviseert mensen in de praktijk hier goed bij te ondersteunen in
de vorm van een eenvoudige en duidelijke handreiking of stroomschema. Het BAO wijst
erop dat brancheorganisaties het OMT advies moeten vertalen in hun eigen richtlijnen,
waarbij aandacht wordt besteed aan concrete vertaling naar de werkvloer. Daarnaast
wijst het BAO op het belang van een eenduidig handelingskader voor de zorgmedewerkers
op de werkvloer èn op de gewenste ruimte voor professionals hun expertise en ervaring
te benutten ten aanzien van het preventief gebruik van PBM in de dagelijkse praktijk
Toepassing BAO advies in acute zorg
De MSZ-koepels NVZ, NFU, ZKN en FMS, de eerstelijnskoepels InEen en LHV, beroepsgroepen
in de paramedie, V&VN en de vakbonden NU91, CNV en FNV hebben kennisgenomen van het
OMT advies. In lijn met het BAO advies, zijn zij van mening dat – met betrekking het
acute zorg onderdeel in het OMT advies – het aan de beroepsverenigingen en brancheorganisaties
is om het OMT advies te vertalen in de eigen richtlijnen en leidraden. Deze organisaties
zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een eenduidig handelingskader voor zorgmedewerkers
op de werkvloer. De beroepsorganisaties geven aan dat zij op dit moment goed werkende
leidraden hebben. Zo heeft de FMS op 8 oktober jongstleden een nieuwe leidraad over
de persoonlijke bescherming in de (poli)klinische setting van zorgmedewerkers gepubliceerd
die is aangepast op basis van de actualiteit. Het advies van het OMT kan in een eventuele
volgende herziening van de leidraad worden meegenomen indien dit advies bij de beroepsgroepen
leidt tot nieuwe inzichten aan de hand van de laatste stand van de wetenschappelijke
consensus. Voor de zorg buiten het ziekenhuis – niet zijnde de langdurige zorg – geldt
hetzelfde. Het is aan de beroepsorganisaties zoals het NHG om, aan de hand van onder
andere dit OMT advies, het eigen beleid uit te werken of zo nodig te herzien.
Toepassing BAO advies in Langdurige zorg: uitvoering motie Jetten cps.
Het advies van het OMT van 7 oktober jl. heeft een directe relatie met de motie van
het lid Jetten (Kamerstuk 25 295, nr. 530). Deze motie verzoekt de regering te onderzoeken of de maatregelen bij verpleeghuizen
ook van toepassing zijn voor onderdelen van de zorg thuis, gehandicaptenzorg en ggz
en indien dat het geval is, deze maatregelen zo spoedig mogelijk in te zetten. Hierbij
is van belang dat de sectoren onderling verschillend zijn en dat het ook binnen de
sectoren om verschillende groepen gaat.
Preventief gebruik van medische mondneusmaskers
Eén van de maatregelen voor de verpleeghuizen betreft het preventief gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen. Hierover heeft het OMT 27 augustus 2020 reeds een advies uitgebracht,
waarin werd geadviseerd bij een – op dat moment nog nader te bepalen – verhoogde prevalentie
van COVID-19 in de omgeving van het verpleeghuis de medewerkers continu preventief
chirurgische mondneusmaskers te laten dragen om introductie van COVID-19 in het verpleeghuis
te voorkomen en de bewoners te beschermen. In het OMT-advies van 28 september is dit
bevestigd en daarna is het behandeladvies van Verenso (de Vereniging van specialisten
ouderengeneeskunde) aangepast4. De praktijk is dat naar inschatting al in beduidend meer dan de helft van de gevallen
mondneusmaskers preventief worden gebruikt in de setting van verpleeghuizen (en ook
voor bezoekers).
Op basis van het OMT-advies kom ik tot de volgende uitkomst in de uitvoering van de
hierboven genoemde motie. Gelet op het verbeterde inzicht in het virus en de manier
waarop het wordt verspreid èn de toegenomen prevalentie is meer preventief gebruik
van medische mondneusmaskers in de langdurige zorg aangewezen. Wanneer het gaat om
het feitelijk meer gebruiken van mondneusmaskers vind ik – in lijn met het OMT- advies –
de volgende dimensies van belang: (a) de risico’s verbonden met de omgevingsprevalentie;
(b) de risico’s verbonden met de cliëntengroepen in verschillende sectoren; (c) de
professionele ruimte. Deze ruimte is reeds langere tijd expliciet opgenomen in de
RIVM uitgangspunten voor het gepast gebruik van mondneusmaskers en vormt ook de kern
van de handreikingen die vervolgens door V&VN en de gezamenlijke vakbonden zijn opgesteld.
a. Risico’s die samenhangen met de omgevingsprevalentie
De eerste dimensie voor het preventief gebruik van medische mondneusmaskers is, net
als in de verpleeghuizen, een verhoogde omgevingsprevalentie. Het doel hiervan is
ongemerkte besmetting te voorkomen door presymptomatische personen in een situatie
waar geen (vermoeden van) COVID-19 is bij de zorgmedewerker of de patiënt. Omdat deze
kans reëel is in een situatie met verhoogde omgevingsprevalentie van COVID-19, namelijk
wanneer de regio is ingeschaald als «zorgelijk» of «ernstig», is in een dergelijke
omgeving preventief gebruik van medische mondneusmaskers door zorgverleners in een
aantal situaties aangewezen.
b. Risico-afweging gerelateerd aan de aard van cliënten(groepen)
Terecht constateert het OMT dat er binnen de langdurige zorg niet alleen veel verschillende
sectoren zijn, zoals verpleeghuiszorg, thuiszorg of zorg voor mensen met een verstandelijke
beperking of psychiatrische aandoening, maar ook dat er binnen deze sectoren veel
variatie is in de aard en ernst van de aandoeningen van de bewoners/cliënten en hun
zorgbehoefte. Daarom is het van belang om per woongroep, afdeling/locatie of cliënt
thuis een inschatting te maken wat de risico’s en gevolgen zijn van mogelijke introductie
van COVID-19 en dit af te wegen tegen de consequenties van (mogelijk langdurig) preventief
gebruik van mondneusmaskers. Dit is onderdeel van de verantwoordelijkheid van organisaties
voor infectiepreventiebeleid.
Samengevat geeft het OMT de volgende factoren in overweging, die soms vóór, en soms
tegen het preventief gebruik van medische mondneusmaskers pleiten:
1. Risicofactoren voor een ernstig beloop en sterfte
2. Risicofactoren snelle verspreiding na introductie
3. Factoren die gepaard gaan met een relatief klein risico op ernstige ziekte/sterfte
of op snelle verspreiding van COVID-19 binnen woonunit of afdeling
4. Factoren die de effectiviteit van preventief gebruik van mondneusmaskers op de woonunit
of afdeling verminderen
5. Nadelen voor de ontwikkeling en/of het welzijn van de bewoners
Het OMT concludeert voor een aantal specifieke groepen dat, uitgaande van deze afweging,
het risico waarschijnlijk meestal vergelijkbaar is met verpleeghuizen. Daarom zou
het beleid voor die groepen gelijkgeschakeld moeten worden met het beleid in verpleeghuizen.
Dit betreft in ieder geval: de verblijfsafdelingen voor ouderenpsychiatrie en geriatrische
afdelingen binnen instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Uiteraard geldt ook
hier dat op basis van overwegingen van goede en persoonlijke zorg, een professional
kan besluiten af te wijken van dit uitgangspunt.
Afhankelijk van de specifieke bewonersgroep en omstandigheden kan het risico van COVID-19
ook in andere afdelingen of woongroepen of binnen andere instellingen voor langdurige
zorg vergelijkbaar zijn met het risico in een verpleeghuis. De risico-afweging helpt
dat mede te bepalen. In die gevallen wordt eveneens geadviseerd continu preventief
gebruik van medische mondneus-maskers te overwegen.
Het OMT geeft aan dat bij thuiswonende kwetsbare ouderen, die per dag door meerdere
verschillende zorgverleners thuis zorg en ondersteuning krijgen, preventief medische
mondneusmaskergebruik ter bescherming van de cliënt eveneens overwogen moet worden
in aanvulling op de bron- en collectieve maatregelen.
Voor medewerkers die Wmo-ondersteuning bieden, waaronder huishoudelijke hulp, begeleiding
en dagbesteding, maaltijdondersteuning en maatschappelijke en vrouwenopvang, geldt
dat in de situaties waarin de ondersteunende taken kunnen worden verricht buiten de
1,5 meter geen medisch mondneusmasker nodig is. Voor situaties waar het niet mogelijk
is 1,5 meter afstand te houden is al een regeling getroffen waarbij de medewerkers
een «reservepakket» aan beschermingsmiddelen heeft. Deze pakketten worden verstrekt
door de werkgever èn kunnen ook preventief worden ingezet als de situatie er naar
het oordeel van de professional daarom vraagt.
c. Eigen oordeel professional
In de uitgangspunten voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen buiten
het ziekenhuis heeft het RIVM eerder al aangegeven dat zorgmede-werkers in specifieke
situaties op basis van een eigen professionele afweging altijd kunnen afwijken van
de adviezen op gebied van infectiepreventie. Ik vind dat daar waar medewerkers zich
gegeven de situatie van of rondom de cliënt niet veilig voelen bij het opvolgen van
de infectiepreventie adviezen of zij vrezen een besmettingsgevaar te zijn voor de
cliënt, zij naar eigen inzicht persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen toepassen
om zorg te kunnen verlenen. De risico-analyse zoals hierboven weergegeven, laat de
ruimte om ook in dit geval een dergelijke afweging te maken. De risico-analyse geeft
immers geen gebod of verbod op het gebruik van medische mondneusmaskers, maar een
hulpmiddel om tot een oordeel te komen. In de verwerking van het OMT-advies in de
adviezen dan wel handreikingen voor de diverse sectoren wordt dit aspect meegenomen.
Vertaling OMT-advies naar de dagelijkse praktijk
Voor de vertaling van dit advies naar de praktijk heb ik met de verschillende organisaties
van werkgevers, werknemers en beroepsgroepen voor de langdurige zorg afgesproken dat
zij het advies in onderling overleg verwerken tot een eensluidend handelingsperspectief
voor de zorgverlener. Verenso en de NVAVG doen dat in hun behandeladvies, V&VN en
de bonden hebben dit samen gedaan in een statement dat vandaag wordt uitgebracht.
De kern van het advies respectievelijk statement is dat meer preventief gebruik van
mondneusmakers (zorgbreed) aangewezen is, met als basis de oordeel van professional(s).
Het is belangrijk dat zorgverlener op de werkvloer met een duidelijk handelingsperspectief
zijn of haar werk kan doen en zodat een cliënt die thuis zorg ontvangt dezelfde handelwijze
kan verwachten als in vergelijkbare situaties.
Voor de ggz zal het OMT-advies worden betrokken in de bestaande richtlijn «GGZ en
corona», waarbij het advies vertaald wordt naar de diverse behandelsituaties die er
in de ggz bestaan. Ook de richtlijn voor opvang dak- en thuisloze mensen zal hierop
worden aangepast.
Deze insteek vraagt van organisaties om ook voor voldoende beschermingsmiddelen te
zorgen, waarbij ze – als reguliere kanalen niet toereikend zijn – gebruik kunnen maken
van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Daarnaast is het ook van belang dat
de werkgevers in de zorg meer preventief gebruik (inclusief de professionele afweging)
een plaats geven in hun eigen protocollen of werkwijzen. Het is ook van belang dat
hierover binnen de organisatie goed overleg wordt gevoerd.
De doorrekening van de verschillende scenario’s in het Accenture rapport laat zien
dat ook wanneer beschermingsmiddelen preventief worden ingezet in de zorg en ondersteuning
de benodigde medische mondneusmaskers hiervoor de komende periode ook beschikbaar
zijn.
Voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen
Zorgmedewerkers moeten kunnen rekenen op de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
die zij nodig hebben om hun werk veilig te kunnen doen. Het onderzoek dat is uitgevoerd
laat zien dat door de reguliere inkoop en opgebouwde voorraden van PBM door zorginstellingen
zelf en de enorme inkoop door het LCH we nu zijn voorbereid op een piekverbruik zoals
in de periode maart en april van dit jaar, ook als er PBM preventief worden gebruikt
en het aantal besmettingen hoger komt te liggen dan in het voorjaar. Hiermee verwacht
ik dat we in staat zijn om voor de meeste producten ook een onverhoopte derde golf
aan te kunnen.
De actuele voorraad aan PBM bij het LCH – dus de noodvoorraad op de voorraden die
zorgpartijen zelf aanhouden – wordt wekelijks gepresenteerd op rijksoverheid.nl. Zo
zijn er momenteel (stand 5 oktober) 577 miljoen medische mondmaskers op voorraad en
nog eens 574 miljoen maskers zijn besteld, tegenover een gemiddelde wekelijkse vraag
van 6,2 mln. Eerder ik u geïnformeerd dat ik onderzoek laat doen of de voorraden PBM
in Nederland toereikend zijn voor een tweede golf en bij een verhoogd gebruik. Het
gaat hier bijvoorbeeld om preventief gebruik van PBM in verpleeghuizen of andere sectoren
in de zorg als het aantal besmettingen in regio’s sterk stijgt. Ik heb Accenture gevraagd
om een zo compleet en nauwkeurig mogelijke analyse naar het verbruik binnen de zorg
te verrichten op basis van beschikbare informatie en ook een stresstest uit te voeren.
Graag deel ik hierbij de uitkomsten van dit onderzoek met Uw Kamer5.
Opbouw onderzoek uitgevoerd door Accenture
Verbruik
Binnen het onderzoek is een brede uitvraag gedaan naar het verbruik van PBM in verschillende
situaties en binnen de verschillende zorgsectoren. Op basis van dat inzicht is een
zo goed mogelijke inschatting gemaakt van het gebruik door de mensen die werkzaam
zijn in de zorg en welzijn. Ook is er gekeken naar het verbruik door bezoekers. In
het basisscenario wordt uitgegaan van een tweede golf van tien weken die eind september
start en een derde golf van opnieuw tien weken die begin januari 2021 begint. Daarbij
is ook uitgegaan van meer preventief gebruik door zorgmedewerkers in lijn met de uitgangspunten
van het RIVM en de handreikingen die de sector heeft opgesteld.
De gevoeligheid van de uitkomsten zijn via een stresstest voor vijf scenario’s getoetst.
Het gaat hier bijvoorbeeld om scenario’s waarin er in een bepaalde mate sprake is
van preventieve inzet en/of een hogere COVID-19 golf.
De analyse heeft zich gericht op de meest kritische PBM, namelijk chirurgische maskers,
FFP-maskers, onderzoekshandschoenen en isolatiejassen (disposable) voor ziekenhuizen,
verpleging en verzorging, thuiszorg (VVT) en andere zorgsectoren, zoals huisartsenzorg,
geboortezorg en gehandicaptenzorg.
Voorraad
De verwachte voorraadontwikkeling van PBM is gebaseerd op de huidige centrale (nood)voorraad
van en de verwachte aanvoer (inclusief verwachte afkeur) aan het LCH. Ook is er een
inschatting gemaakt van de verwachte decentrale voorraden van en de verwachte aanvoer
aan de zorginstellingen. Tot slot is er gekeken naar regulier verbruik, preventief
verbruik en verbruik van PBM bij COVID-19 patiëntenzorg.
Uitkomsten onderzoek
Voldoende voorraden
Tabel 1. Verwachte beschikbaarheid PBM per scenario
Uit het onderzoek en bovenstaande tabel blijkt dat aan de hand van de beschikbare
gegevens en verwachtingen de beschikbaarheid van de hiervoor genoemde PBM voldoende
is om twee COVID-19 golven af te dekken – inclusief bijbehorend verwacht preventief
verbruik door de zorg – behalve voor onderzoekshandschoenen. Tijdens een onverhoopte
derde COVID-19 golf wordt de beschikbaarheid van onderzoekshandschoenen kritiek. Afhankelijk
van het scenario ontstaat er hier mogelijk een tekort vanaf week 6 tot week 29 in
2021. Voor onderzoekshandschoenen is het veiligstellen van zowel de decentrale als
centrale aanvoer belangrijk voor de beschikbaarheid vanwege de mondiale problemen
bij de leveringen. Ik informeer u verderop in deze brief welke acties ik hiervoor
onderneem.
Verwacht piekverbuik
Het onderzoek laat daarnaast zien dat verwacht piekverbruik met name gedreven wordt
door preventieve inzet van PBM en het gebruik bij COVID-19 patiëntenzorg bij een oplopend
aantal patiënten. Verwacht piekverbruik van onderzoekshandschoenen wordt – naast preventief
en COVID-19 patiëntenzorg verbruik – óók in sterke mate door regulier verbruik bepaald.
Hoe het daadwerkelijk verbruik van PBM zich verhoudt tot de in dit onderzoek gehanteerde
uitgangspunten is daarom van groot belang.
Uitkomsten besproken met het veld en de bonden
Ik vind het van groot belang dat de partijen uit de zorg zich herkennen in de uitkomsten
van dit onderzoek en dat zij ook hun rol en verantwoordelijkheid kunnen uitvoeren
richting hun achterban en leden. Daarom heb ik de afgelopen week de tijd genomen om
deze resultaten alvast te bespreken met de betrokken koepels en zorgverleners uit
de care, de cure en met de vakbonden. In deze gesprekken hebben zij aangegeven dat
ze het uitgevoerde onderzoek gedegen vinden en vinden het daarnaast geruststellend
dat er voldoende PBM zijn en dat dit ook onrust en onzekerheid onder zorgmedewerkers
zal verminderen. Het onderzoek toont aan dat er voldoende PBM zijn om de actuele uitgangspunten
en handreikingen voor het gebruik van PBM te volgen èn daarvan af te wijken als de
specifieke situatie op basis van eigen ervaring en beoordeling daarom vraagt. Het
blijft belangrijk dat medewerkers een (ervaren) tekort aan beschermingsmiddelen met
hun werkgever bespreken. Biedt dit gesprek geen uitkomst, dan kunnen professionals
dit melden bij de Inspectie SZW en/of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Aanbevelingen
In het rapport van Accenture wordt een aantal aanbevelingen gedaan die ik hieronder
benoem:
• Het veiligstellen van de aanvoer PBM – zowel centraal als decentraal – met de grootste
aandacht voor onderzoekshandschoenen.
• Het vergroten van informatie en inzicht rond daadwerkelijk verbruik, decentrale aanvoer,
beschikbare voorraden in de keten en dragers van de vraag naar PBM bij het LCH.
• Het versterken van de samenwerking en uitbreiden van communicatie met de zorg in Nederland
bijvoorbeeld over het lange termijnbeleid over de centrale noodvoorraad van LCH, de
richting voor het aanhouden van decentrale voorraden en communicatie over richtlijnen
en onderbouwing voor (preventief) gebruik van PBM. Hierbij is ook van belang dat bij
oplopende vraag ook kleine instellingen en zelfstandigen goed toegang blijven houden.
• Het verfijnen van de monitoring van PBM en een plan voor mogelijke alternatieven,
bijvoorbeeld bij onverwacht hoog verbruik of dreigende tekorten.
• Het opstellen van een back-up plan als er onverhoopt minder aanspraak op de centrale
LCH voorraden wordt gedaan en er veel voorraden blijven liggen.
Acties
De uitkomsten van het onderzoek over de voorraden geven het beeld dat de voorraad
grotendeels toereikend is. De aanbevelingen uit het onderzoek neem ik zeer serieus
en ik kan u informeren dat hier inmiddels de benodigde stappen voor zijn gezet. De
volgende acties zijn in gang heb gezet of zullen nog volgen als reactie op de genoemde
aanbevelingen:
• Inkoop:
Zoals ik in de Kamerbrief van 21 september jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 541) heb genoemd zien we dat zorginstellingen steeds beter in staat zijn PBM in te kopen
bij hun eigen leveranciers. Dit geldt zeker voor de grote zorginstellingen. Met uitzondering
van onderzoekshandschoenen lijken de meest gebruikte PBM goed leverbaar. Het onderzoek
van Accenture laat zien dat de beschikbaarheid onderzoekshandschoenen mogelijk ook
in de toekomst onder druk komt te staan. Leveranciers en inkopers zijn zich hier terdege
van bewust en kopen ook meer in. Ook heb ik het LCH onlangs opdracht gegeven om de
inkoop van onderzoekshandschoenen en voor de zekerheid ook isolatiejassen (disposable)
verder op te schalen om ervoor te zorgen dat zorgverleners nu en in de toekomst over
voldoende PBM kunnen beschikken. Ook kijken we naar de mogelijkheden van alternatieven.
• Productie in Nederland:
Daarnaast heb ik in dezelfde Kamerbrief aangegeven dat we minder afhankelijk willen
zijn van de internationale markt en we daarom waar mogelijk de productie van PBM in
Nederland stimuleren. Inmiddels zijn er drie fabrikanten gestart met het produceren
van FFP2-maskers en lopen er ook drie initiatieven op het gebied van de productie
van chirurgische maskers. Ook zijn er initiatieven ontstaan voor de levering van benodigde
grondstoffen veilig te stellen met name voor mondmaskers (chirurgisch en FFP). Tot
slot zijn er op dit moment oriënterende gesprekken met een ondernemer in Nederland
om te onderzoeken of productie van onderzoekshandschoenen in Nederland mogelijk is.
• Inzicht in voorraden door middel van «trusted third party»:
De wereldwijde markt van PBM blijft grillig waardoor het belangrijk is om waakzaam
te zijn en zicht te krijgen op de ontwikkelingen op de markt – «supply en demand».
Leveranciers van PBM aan zorginstellingen kunnen deze inzichten het beste geven, maar
willen dit alleen anoniem doen. Daarom zetten wij op dit moment de eerste stappen
in de oprichting van een omgeving waarin leveranciers van PBM in een vertrouwelijke
omgeving – via een «trusted third party» structuur – deze informatie kunnen delen.
Bij deze oprichting trekken we nauw op met het zorgveld.
• Continu inzicht in verbruik PBM:
Ook blijven we voortdurend de ontwikkelingen betreffende het verbruik van PBM in de
zorg monitoren. Op deze manier houden we zicht hoe het daadwerkelijk verbruik zich
verhoudt tot de verbruiksnormen volgens de richtlijnen, de verbruiksnormen in het
door Accenture opgeleverde model en in relatie tot de voorraden.
Zoals ik hierboven heb toegelicht is getracht om een zo breed mogelijke inschatting
te maken van het gebruik van PBM door de medewerkers in de zorg en bezoekers. Indien
gewenst zal ik bij een nieuwe update van de rapportage opdracht geven om andere zorgsectoren
nog toe te voegen.
• Blijvend overleg met het veld en structurele oplossingen:
Bij de afstemming met het zorgveld zorgen we voor communicatie over de huidige rol
van het LCH als noodvoorziening. Daarnaast blijven we met het veld in overleg en betrekken
we de komende maanden de partijen uit de zorg bij de uitwerking van de plannen voor
een structurele oplossing om in de toekomst over voldoende persoonlijk beschermingsmiddelen
en andere kritische medische hulpmiddelen te kunnen beschikken: de ijzeren voorraad.
Daarvoor werk ik momenteel de kaders uit. Ik zal Uw Kamer daar te zijner tijd over
informeren.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg