Brief regering : Appreciatie Commissievoorstel gecoördineerde aanpak COVID-19 respons
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2221
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2020
Vanaf september hebben de lidstaten en de Europese Commissie gesproken over een meer
gecoördineerde aanpak van de beperkingen van het vrij verkeer binnen de Unie als gevolg
van de COVID-19 pandemie. Zoals u bekend hebben de lidstaten op verschillende momenten
uiteenlopende maatregelen genomen. Dit heeft geleid tot een onoverzichtelijke situatie
voor Unieburgers en ondernemers die voor werk, toerisme of andere redenen binnen de
Unie willen reizen, en daarmee tot ongewenste economische en sociale gevolgen. Het
kabinet hecht sterk aan Europese samenwerking om de COVID-19 uitbraak in te dammen
en de menselijke en economische gevolgen zo goed mogelijk op te vangen. Het kabinet
heeft daarom, zoals ook verzocht door leden van uw Kamer1, op een constructieve manier bijgedragen aan deze discussie.2 Uw Kamer heeft daar verder via diverse moties ook toe opgeroepen.3
In het kader van deze discussie publiceerde de Commissie op 4 september jl. een voorstel
voor een Raadsaanbeveling4 voor een gecoördineerde aanpak. Op 2 oktober werd een nieuwe compromistekst5 van het voorstel verspreid. Het Duitse voorzitterschap heeft aangegeven de discussie
over dit voorstel spoedig te willen afronden met mogelijk vaststelling van de aanbeveling
door de Raad Algemene Zaken van 13 oktober. Middels deze brief wil ik uw Kamer, mede
namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, informeren
over dit Commissievoorstel en de beoordeling ervan door het kabinet, zoals ook verzocht
door de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid. Omwille van een tijdige informatievoorziening
en gelet op de snelheid van het Brusselse besluitvormingsproces vervangt deze brief
het BNC-fiche over dit voorstel. Er wordt de komende periode nog overlegd over de
Raadsaanbeveling waardoor een aantal resultaten pas later duidelijk zal worden. Het
kabinet hecht er desalniettemin aan uw Kamer over de appreciatie van het voorstel
te informeren.
Inhoud voorstel
Het doel van het voorstel is het beter coördineren van COVID-19-maatregelen om het
vrij verkeer van personen, een fundamenteel recht van Unieburgers, zo min mogelijk
te belemmeren en zo herstel van de economie te bevorderen. Met het nieuwe voorstel
wordt onder andere beoogd (1) te zorgen dat beperkingen op vrij verkeer van personen
bij tegengaan COVID-19 niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is vanuit volksgezondheidsperspectief
(2) meer vergelijkbare en betrouwbare gegevens op regionaal niveau te verkrijgen;
(3) betere coördinatie en communicatie tussen de lidstaten; (4) betere communicatie
richting de burger; (5) proberen waar mogelijk gemeenschappelijkheid te vinden in
maatregelen zoals met een Europees Passenger Locator Form.
Het voorstel noemt ten eerste een aantal uitgangspunten waar lidstaten rekening mee
moeten houden bij het coördineren van maatregelen in respons op de COVID-19 pandemie,
zoals noodzakelijkheid, proportionaliteit en non-discriminatie. Vervolgens noemt het
voorstel de volgende drie gemeenschappelijke criteria: (1) incidentie per 100.000
personen over een periode van 14 dagen op regionaal niveau, (2) het percentage positieve
testen en (3) het test percentage per 100.000 personen. Deze gegevens moeten wekelijks
aan het ECDC worden doorgegeven. Op basis van die criteria worden de volgende drempelwaarden
genoemd met bijbehorende kleurcodes voor de door het wekelijks ECDC te vervaardigen
kaart: minder dan 25 bevestigde COVID-19 gevallen per 100.000 inwoners de afgelopen
14 dagen en minder dan 4% positieve testen (groen); minder dan 50 bevestigde COVID-19
gevallen per 100.000 inwoners maar meer dan 4% positieve testen of tussen de 25 en
150 bevestigde COVID-19 gevallen per 100.000 inwoners maar minder dan 4% positieve
testen (oranje); meer dan 50 bevestigde COVID-19 gevallen per 100.000 inwoners en
meer dan 4% positieve testen of meer dan 150 bevestigde COVID-19 gevallen per 100.000
inwoners (rood); er is niet voldoende informatie over bovenstaande criteria of de
testincidentie komt onder de 300 tests per 100.000 personen (grijs).
In het voorstel wordt aanbevolen dat lidstaten het vrij verkeer van personen tussen
als groen geclassificeerde gebieden niet dienen te beperken. Voor de overige gebieden
beveelt het voorstel aan dat de maatregelen zouden kunnen bestaan uit het geven van
een advies tot thuisquarantaine/zelfisolatie en/of een test voor COVID-19 besmetting
na aankomst. Lidstaten worden daarnaast opgeroepen om door te gaan met het coördineren
van quarantaineduur en vervangende maatregelen. Ook wordt een aantal groepen genoemd
dat uitgezonderd is van quarantaine vanwege het hebben van een essentieel beroep of
noodzaak en ook om die reden reist. Lidstaten kunnen naast de genoemde drempelwaarden
ook additionele criteria en trends meenemen bij het besluit om al dan niet maatregelen
te nemen en dienen ook de epidemiologische situatie in eigen land in ogenschouw te
nemen.
Onder dit voorstel worden lidstaten aanbevolen andere lidstaten en de Europese Commissie
waar mogelijk 48 uur voor publicatie te informeren over maatregelen die worden genomen
ten aanzien van het beperken van vrij verkeer van personen uit die andere lidstaten.
Burgers en ondernemers zouden zo snel mogelijk (zo mogelijk 24 uur voor het inwerkingtreden
van de maatregel) dienen te worden geïnformeerd door de lidstaat die de maatregelen
neemt en de informatie zou ook dienen te verschijnen op de Re-open EU-website.
Appreciatie
Het kabinet steunt de gewijzigde raadaanbeveling vanuit het belang om het vrije verkeer
– waar de volksgezondheidssituatie dit toestaat – zo min mogelijk te hinderen, zodat
burgers en bedrijven zo min mogelijk worden belemmerd in hun vrijheden en daarmee
de economie, interne markt en relationele contacten zo min mogelijk worden geschaad.
Ook verwelkomt het kabinet de algemene beginselen in het voorstel dat maatregelen
noodzakelijk, proportioneel en non-discriminatoir moeten zijn. Het is daarbij wel
van belang dat de aard van het instrument – een aanbeveling die juridisch niet bindend
is – de nationale bevoegdheden van lidstaten respecteert en ruimte houdt voor nationale
afwegingen, met name ten aanzien van het opleggen van beperkende maatregelen. Momenteel
geldt echter al de verplichting voor lidstaten om niet te discrimineren naar nationaliteit
en belemmeringen van het vrij verkeer te rechtvaardigen door aan te tonen dat de nationale
maatregelen geschikt zijn om het doel te bereiken, niet verder gaan dan noodzakelijk
en het doel niet op een minder vergaande wijze kan worden bereikt. Die verplichtingen
zouden niet voortvloeien uit de het onderhavige voorstel, maar uit de EU-verdragen.
Daarnaast staat het kabinet positief tegenover het gebruik van gecoördineerde Europese
criteria om risicogebieden aan te wijzen. Hierdoor wordt het mogelijk om de reisadviezen
voor lidstaten beter te coördineren, wat duidelijkheid schept voor Europese burgers
en bedrijven. Het kabinet stelt in dit verband overigens vast dat er voldoende ruimte
blijft om nationale maatregelen te nemen op basis van een nationale afweging. Hieronder
volgt de appreciatie per onderdeel van het voorstel voor de Raadsaanbeveling. Het
kabinet zal zich in de komende periode inzetten om het voorstel op de hieronder gesignaleerde
punten te doen aanpassen, maar hier is uiteindelijke steun voor het voorstel niet
van afhankelijk.
Het kabinet acht het van belang om de gegeven drempelwaarden aan te kunnen passen
op grond van de veranderde epidemiologische situatie binnen de EU, dit zou op basis
van een tijdige en regelmatige evaluatie moeten plaatsvinden. Ook is het kabinet voorstander
van het verzamelen en delen van data op regionaal niveau. Het voorstel om bij onvoldoende
informatie een gebied als onveilig te markeren stemt overeen met de inzet van het
kabinet.
Het kabinet steunt de aangepaste opzet waarbij kaarten met gegevens worden gemaakt
die lidstaten kunnen ondersteunen in de besluitvorming. Voor wat betreft de maatregelen
in het voorstel voor de Raadsaanbeveling (het testen van reizigers bij aankomst of
het opleggen van quarantaine), acht het kabinet het van belang dat uitdrukkelijk erkend
wordt dat er voldoende ruimte blijft voor nationale afwegingen op het gebied van volksgezondheid.
In de aangepaste versie van het voorstel is dit opgenomen maar daar zou wat het kabinet
betreft nog moeten worden vermeld dat lidstaten elkaar informeren over het testbeleid,
toegang tot testen, nationale maatregelen en de handhaving daarvan. Bij het uitgangspunt
dat in beginsel geen beperkingen worden opgelegd bij het reizen tussen gebieden met
een laag risico, ziet het kabinet graag toegevoegd dat lidstaten hier wel van kunnen
afwijken met uitzonderlijke en goed gemotiveerde redenen van volksgezondheid. Het
kabinet is voorstander van het informeren van lidstaten, en heeft een sterke voorkeur
voor een termijn van 24 uur in plaats van 48 uur. Wat betreft de uitzonderingen voor
thuisquarantaine is het kabinetsbeleid dat die uitzondering enkel geldt voor het reisdoel.
Daarnaast is het wenselijk de uitzondering op thuisquarantaine voor seizoenswerkers
te schrappen. Bij het nader uitwerken van het European Passenger Locator Form zou
dit moeten gelden voor alle vervoersmiddelen en de impact op de vervoerders zou zo
klein mogelijk moeten zijn.
Ten aanzien van communicatie acht het kabinet het van belang, dat wanneer maatregelen
ook invloed hebben op andere lidstaten, de lidstaat/lidstaten waarop de te nemen maatregelen
van invloed zijn, wordt/worden geïnformeerd voorafgaand aan bekendmaking aan het publiek
en stakeholders. Het publiek wordt geïnformeerd door middel van het reisadvies en
overheidscommunicatie van de lidstaat voor wiens burgers de maatregelen gaan gelden.
Het kabinet kan zich daarom in beginsel vinden in het voorgestelde proces. Wel moet
er ruimte zijn om af te wijken in geval de urgentie van een situatie daarom vraagt.
Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit
De Europese Commissie baseert het voorstel op artikelen 21 (2), 168 (6) en 292 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het betreft hier rechtsgrondslagen
op het gebied van het vrij verkeer van Unieburgers en de bevoegdheid van de Raad om
aanbevelingen vast te stellen, onder andere met het oog op het bestrijden van ernstige
grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid. Het kabinet kan zich vinden
in de gekozen rechtsgrondslagen. De genoemde rechtsgrondslagen schrijven een gekwalificeerde
meerderheid in de Raad voor.
Het oordeel ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is positief. Immers,
het grensoverschrijdende karakter van de gevolgen van de COVID-19-uitbraak rechtvaardigen
maatregelen op EU-niveau, maar de in dit voorstel onderhavige beslisbevoegdheid over
het nemen van maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de uitvoering
daarvan blijven bij de lidstaten. Het ECDC en de Europese Commissie spelen in het
voorstel een ondersteunende rol.
Het kabinet acht het in het voorstel voor de Raadsaanbeveling omschreven coördinatiemechanisme
proportioneel om lidstaten en regio’s in staat te stellen om belemmeringen van het
vrij verkeer te verminderen voor zover de epidemiologische situatie dat toe laat.
De voorgestelde afspraken gaan niet verder dan noodzakelijk om dit doel te bereiken.
Daarbij houden, zoals hierboven reeds aangegeven, lidstaten de mogelijkheid (gemotiveerd)
van de Raadsaanbeveling af te wijken.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken