Brief regering : Spreiding rijkswerkgelegenheid 2020
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 285 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2020
In februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de opvolging van een drietal moties
van het lid Van der Molen betreffende de spreiding van de rijkswerkgelegenheid (Kamerstuk
31 490, nr. 272). Ik heb toegezegd met ingang van dit jaar uw Kamer jaarlijks bij de begrotingsbehandeling
te zullen informeren over de spreiding van de rijkswerkgelegenheid over het land.
Onderdeel hiervan is een overzicht van alle provinciegrensoverschrijdende verplaatsingen
van rijksdiensten en zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) wanneer hiermee ten minste
50 fte gemoeid zijn. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging. In deze brief ga
ik ook in op de gewijzigde inventarisatiemethodiek en de ontwikkelingen en de prognoses
ten aanzien van de spreiding van de rijkswerkgelegenheid.
De coördinerende rol van BZK ten aanzien van de spreiding van rijkswerkgelegenheid
over het land vloeit voort uit het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering
en informatiesystemen rijksdienst. Sinds enkele jaren rapporteert de Minister van
BZK jaarlijks aan de Tweede Kamer over trends in de spreiding van rijkswerkgelegenheid
en over de positie van afzonderlijke provincies daarbij.
De inventarisatie van de rijkswerkgelegenheidscijfers is in gang gezet voor de intelligente
lockdown. Deze brief bevat de thans best mogelijke inschatting van de ontwikkeling
van de rijksoverheid. De impact op de rijksoverheid van de maatregelen naar aanleiding
van het coronavirus en een nieuw regeerakkoord volgend jaar zijn op dit moment niet
te voorzien.
Opvolging moties Van der Molen
Tijdens het VAO Functioneren Rijksdienst van 3 december 2019 (Handelingen II 2019/20,
nr. 31, item 56), heeft het lid Van der Molen drie gewijzigde moties ingediend die bij de stemmingen
zijn aangenomen (Kamerstuk 31 490, nrs. 263, 267 en 268). Zoals ik uw Kamer in mijn brief van februari jl. heb bericht, voer ik de moties
Van der Molen als volgt uit.
Met ingang van dit jaar informeer ik uw Kamer jaarlijks bij de begrotingsbehandeling
over de spreiding van de rijkswerkgelegenheid. Voor het jaarlijks overzicht wordt
vanaf nu een bredere definitie inclusief zbo’s gehanteerd. Deze omvat alle rijksambtenaren
en externen die werkzaam zijn in rijkskantoren en alle medewerkers met een dienstverband
en externen bij Defensie, de Nationale Politie, de Rechtspraak (inclusief Hoge Raad
der Nederlanden en Raad van State) en DJI, alsmede de werkgelegenheid bij zbo’s. Voor
wat betreft de spreiding van werkgelegenheid bij de zbo’s, dient te worden opgemerkt
dat dit personeel werkzaam is onder verantwoordelijkheid van die organisaties en dat
sturing op de spreiding daarvan niet valt binnen de ministeriële verantwoordelijkheid.
Directe sturing is slechts mogelijk op de vestigingsplaats van ministeries en de daaronder
ressorterende diensten.
De methodiek die ten grondslag ligt aan het jaarlijks overzicht is gewijzigd. De inventarisatie
gebeurt niet langer vanuit de huisvestingsbehoefte van rijksdiensten deze en komende
jaren, maar nu vanuit de in de personeelsadministratie geregistreerde gegevens, waarvoor
de ministeries zelf verantwoordelijk zijn.
Door het hanteren van deze nieuwe, uniforme methodiek wordt het mogelijk in toekomstige
rapportages een historische analyse op te nemen die nauwkeuriger is dan tot nu toe
mogelijk was. Bij de begrotingsbehandeling in 2021 zal de eerste vergelijking over
het voorgaande jaar volgens de verbrede definitie van rijkswerkgelegenheid beschikbaar
zijn.
Nieuwe inventarisatiemethodiek
In vergelijking met voorgaande jaren is vanaf nu de inventarisatie losgekoppeld van
de huisvestingsbehoefte van de rijksdiensten en vindt deze via de personeels- en organisatiekolom
plaats. Het voordeel van deze wijziging in de methodiek is dat deze eenduidiger en
nauwkeuriger is. Tevens is met ingang van dit jaar de reikwijdte van de inventarisatie
gewijzigd, doordat zbo’s deel uitmaken van de bredere definitie, waardoor een groter
aantal organisaties is betrokken bij de inventarisatie. Bij de inventarisatie zijn
alleen de zbo’s meegenomen die onder de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren
(Wnra) vallen. Hiermee is gewaarborgd dat bij de zbo’s alleen de werkgelegenheid is
geïnventariseerd die betrekking heeft op publieke taken en niet op bedrijfsmatige
activiteiten.
De nieuwe methodiek brengt evenwel ook een aantal administratieve complicaties aan
het licht, zoals verschillen in de registratie van externen en detacheringen en discrepanties
tussen standplaats en toedeling van medewerkers naar provincies. Ook bij de tot nu
toe gehanteerde methodiek was sprake van dergelijke onnauwkeurigheden en complicaties.
Uitkomsten inventarisatie spreiding rijkswerkgelegenheid
Uit de inventarisatie komt het beeld naar voren van een landelijk stabiele werkgelegenheid
bij de rijksoverheid van circa 300.000 fte in de komende jaren. Naar sectoren bezien
is de verwachting dat alleen bij DJI sprake zal zijn van een toename van de werkgelegenheid
met ruim 5% in de periode tot en met 2024. Een lichte daling wordt voorzien bij de
zbo’s Kadaster, Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en Sociale Verzekeringsbank.
De overige sectoren blijven stabiel.
De vergelijking met de cijfers van vorig jaar laat een toename van de rijksoverheid
zien met 3,6% (exclusief zbo’s en met inachtneming van methodologische verschillen).
Deze toename vloeit voort uit de beleidsintensiveringen van dit Kabinet.
Het overzicht naar provincies voor de periode 2020–2024 laat zien dat in de meeste
provincies een lichte stijging van de rijkswerkgelegenheid wordt voorzien. Uitzonderingen
hierop vormen de provincies Drenthe, Zeeland en Zuid-Holland. Voor Drenthe is sprake
van een verwachte lichte daling bij de sector Rijk. Het betreft hier de organisatieonderdelen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en DICTU. Zeeland kent een beperkte daling
van rijkswerkgelegenheid tot 2024 voornamelijk als gevolg van een capaciteitsverschuiving
bij de Nationale Politie. Opgemerkt wordt dat in deze inventarisatie geen rekening
is gehouden met het compensatiepakket dat door het kabinet met de Zeeuwse partijen
is overeengekomen naar aanleiding van het besluit om de marinierskazerne niet naar
Vlissingen te verplaatsen. Het compensatiepakket voor Zeeland en Vlissingen omvat
meerdere maatregelen die een positief effect op de werkgelegenheidsontwikkeling hebben
in onder meer de sectoren onderwijs, onderzoek en innovatie. De extra rijkswerkgelegenheid
die samenhangt met het Law Delta-complex (met een hoogbeveiligde zittingslocatie,
een penitentiaire inrichting en een beveiligde werk- en overnachtingslocatie) loopt
op van circa 200 fte bij de start naar 500 fte als de vestiging volledig operationeel
is. Het gaat daarbij om functies voor zowel hoog- als middenhoog opgeleide medewerkers.
Daarnaast wordt het kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit in Vlissingen
gevestigd.
In het overzicht is ook rijkswerkgelegenheid opgenomen die niet toe te delen is aan
een specifieke provincie. Dit betreft met name medewerkers die provincie-overschrijdend
werkzaam zijn, zoals ambulante medewerkers of inspecteurs.
In de bijlage1 is tot slot een overzicht opgenomen van alle provinciegrensoverschrijdende verplaatsingen
van rijksdiensten en zbo’s vanaf 50 fte. Voor de periode 2020–2024 verwacht de Nationale
Politie verschuivingen tussen vestigingen in Utrecht en Noord-Holland en de hiervoor
reeds genoemde verschuiving van 57 fte van Zeeland naar Noord-Brabant. Staatsbosbeheer
verwacht een verschuiving van zo'n 150 fte van afdelingen van het hoofdkantoor in
Amersfoort naar provinciale eenheden. Als gevolg van de ontvlechting bij de Belastingdienst
van Douane en Toeslagen worden eveneens verplaatsingen verwacht, al zijn deze op dit
moment niet nader te duiden.
Voor een gedetailleerde uiteenzetting van rijkswerkgelegenheidscijfers en de verwachte
ontwikkelingen verwijs ik naar de tabellen in de bijlage2.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties