Brief regering : Fiche: Kapitaalmarkten Herstelpakket – Wijziging richtlijn markten voor financiële instrumenten om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2930 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling EU Agenda en Actieplan Drugs 2021 – 2025 (Kamerstuk 22 112, nr. 2928)
Fiche: Zesde wijziging administratieve samenwerkingsrichtlijn op het gebied van belastingen
(Kamerstuk 22 112, nr. 2929)
Fiche: Kapitaalmarkten Herstelpakket – Wijziging richtlijn markten voor financiële
instrumenten om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
Fiche: Kapitaalmarkten Herstelpakket – Wijziging Prospectusverordening om bij te dragen
aan het herstel van de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2931)
Fiche: Kapitaalmarkten Herstelpakket – Wijziging Securitisatieverordening om bij te
dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2932)
Fiche: Kapitaalmarkten Herstelpakket – Wijziging verordening kapitaalvereisten om
bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2933)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Kapitaalmarkten Herstelpakket – Wijziging richtlijn markten voor financiële
instrumenten om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van
Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, product governance en positielimieten
om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
24 juli 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 280
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52020PC0280
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Geen impact assessment opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Economische en Financiële Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 53, eerste lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel tot wijziging van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014
(hierna: MiFID II) maakt deel uit van een breder herstelpakket voor de kapitaalmarkten
dat de Commissie heeft voorgesteld als onderdeel van haar algehele COVID-19-herstelstrategie.
Dit pakket bevat gerichte aanpassingen aan de richtlijn MiFID II, de prospectusverordening
en de securitisatieregels.1 De Commissie benadrukt in haar mededelingen van 14 maart en 27 mei 2020 dat het waarborgen
van liquiditeit in de financiële sector van belang is. Daarbij wordt gefocust op maatregelen
die zijn gericht op het stimuleren van de economie door het faciliteren van private
investeringen en van de toegang tot financiering. Met gerichte wijzigingen van de
regelgeving voor de kapitaalmarkten kunnen investeringen in de economie worden gestimuleerd.
Hiermee wordt snelle herkapitalisatie van bedrijven mogelijk en wordt het vermogen
van banken om het herstel te financieren vergroot.
Het onderhavige voorstel heeft betrekking op drie onderwerpen: i) beleggersbescherming
en informatievereisten, ii) positielimietenregime voor grondstoffenderivaten, en iii) investment research unbundling.
Beleggersbescherming en informatievereisten
Het voorstel wijzigt enkele (informatie)verplichtingen die gelden bij de verlening
van beleggingsdiensten aan professionele beleggers of in aanmerking komende tegenpartijen.
Deze wijzigingen verminderen de nalevingskosten voor beleggingsondernemingen. De Commissie
stelt in de toelichting van het voorstel dat de COVID-19-pandemie de urgentie om niet
strikt noodzakelijke lasten te verminderen, heeft vergroot. Bescherming van beleggers
en transparantie blijven gewaarborgd in het voorstel. De voorgestelde wijzigingen
zien vrijwel uitsluitend op de verlening van beleggingsdiensten aan professionele
beleggers en in aanmerking komende tegenpartijen, en slechts in beperkte mate op niet-professionele
(retail) beleggers. De Commissie streeft ernaar om in haar voorstel een juist evenwicht
te vinden tussen een adequate mate van transparantie richting beleggers, een hoog
beschermingsniveau voor beleggers en aanvaardbare nalevingskosten voor beleggingsondernemingen.
De belangrijkste voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de MiFID II informatieverplichtingen
betreffen uitzonderingen op de verplichting om ex ante kosteninformatie en ex post
end-of-day loss reports en best execution reports te verstrekken aan in aanmerking komende tegenpartijen en professionele beleggers.
Ten aanzien van bepaalde verplichtingen wordt een opt-in mogelijkheid voor professionele beleggers gecreëerd, zodat zij voor hen relevante
rapporten blijven ontvangen. Tevens wordt voorgesteld een uitfasering van papier als
default wijze van informatieverstrekking waarbij niet-professionele beleggers een opt-in mogelijkheid geboden wordt. Ook geldt de verplichting voor beleggingsondernemingen
om een kosten-batenanalyse te maken, indien beleggers waarmee zij een vaste klantrelatie
hebben overstappen op andere beleggingsproducten, niet langer voor in aanmerking komende
tegenpartijen en professionele beleggers. Professionele beleggers krijgen een opt-in mogelijkheid. Verder worden obligaties met een make-whole clause uitgezonderd van de MiFID II product governance regels.
Positielimietenregime voor grondstoffenderivaten
Het voorstel bevat tevens een wijziging voor het positielimietenregime voor grondstoffenderivaten.2 De COVID-19-pandemie heeft een vraagschok veroorzaakt in de energiemarkten, met sterk
volatiele prijzen en volumes als gevolg. Grondstoffenderivaten zijn cruciaal voor
het afdekken van de risico’s als gevolg van prijsfluctuaties. Gebleken is dat het
huidige positielimietenregime weinig flexibel is bij volatiele markten, waardoor marktpartijen
niet snel kunnen reageren op volatiliteit in de markten. Bovendien blijkt dat het
huidige positielimietenregime een negatieve impact heeft op de liquiditeit van nieuwe
en in ontwikkeling zijnde (nascent) derivatencontracten. Daarom wordt voorgesteld het toepassingsbereik van het positielimietenregime
te beperken tot agrarische grondstoffenderivaten en grondstoffenderivaten die als
significant of cruciaal zijn aangemerkt. Op agrarische grondstoffenderivaten blijft
het positielimietenregime onverkort van toepassing. Het voorstel tot wijziging brengt
het positielimietenregime tevens meer in lijn met regelgeving in andere jurisdicties,
zoals die in de Verenigde Staten.
Verder wordt de reikwijdte van de zogenoemde hedging exemption uitgebreid, zodat beleggingsondernemingen binnen een commerciële groep positierisico’s
kunnen afdekken en (financiële en niet-financiële) tegenpartijen liquiditeit kunnen
blijven verschaffen.3 Zij kunnen hierbij gebruik maken van deze uitzondering.
Daarnaast wordt de ancilliary activity exemption gewijzigd. Deze uitzondering betreft een generieke uitzondering op MiFID II voor
– kort samengevat – personen die handelen in bepaalde categorieën van financiële instrumenten
als nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf. Of er sprake is van een dergelijke nevenactiviteit
wordt thans bepaald aan de hand van een aantal kwantitatieve criteria die vanwege
hun complexiteit moeilijk toepasbaar zijn en die tot hoge organisatorische en administratieve
lasten leiden. Deze kwantitatieve criteria worden vervangen door meer eenvoudige kwalitatieve
criteria.
Investment research unbundling
In een aparte consultatie stelt de Commissie voor om de in een gedelegeerde richtlijn
opgenomen investment research
unbundling regels aan te passen teneinde onderzoek naar small- en midcap-bedrijven te stimuleren en de financieringsmogelijkheden voor deze bedrijven te vergroten.4 MiFID II verplicht beleggingsondernemingen om de specifieke kosten voor beleggingsresearch
beter inzichtelijk te maken, door deze kosten afzonderlijk te beprijzen (unbundling) en deze kosten niet langer te verwerken in de totale commissie die klanten voor
de uitvoering van een transactie moeten betalen. De Commissie stelt dat de kwantiteit
van onderzoek naar kleinere uitgevende instellingen is afgenomen, mede als gevolg
van de in MiFID II opgenomen research unbundling regels. In de herstelfase na de COVID-19-pandemie is het juist belangrijk dat deze
bedrijven zichtbaar blijven voor investeerders en goede toegang behouden tot financiering.
De Commissie stelt daarom voor om voor small- en midcap-bedrijven en voor vastrentende instrumenten, onder bepaalde voorwaarden, een optionele
uitzondering te bieden om gezamenlijke betaling van uitvoerende diensten en onderzoek
toe te staan. Hierbij wordt een drempel van marktkapitalisatie van EUR 1 miljard gehanteerd
voor de definitie van small- en midcaps.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft geen onderbouwende impact assessment opgesteld voor het voorstel,
omdat de gewenste spoedige reactie op de COVID-19 pandemie hiervoor onvoldoende tijd
bood. Wel geeft de Commissie in haar Staff Working Document een uiteenzetting van enkele overwogen beleidsopties.5 De voorkeursoptie wordt hierbij afgezet tegen de status quo (geen actie) en een alternatieve
optie. Daarbij is gebruik gemaakt van onder meer reacties op de consultatie die de
Commissie eerder dit jaar heeft gehouden in voorbereiding op de herziening van MiFID
II en MiFIR. Tevens heeft de Commissie aangegeven dat de impact assessment van de
met dit voorstel te wijzigen onderdelen van de richtlijn wordt meegenomen in de impact
assessment ten behoeve van de bredere eerdergenoemde herziening van MiFID die gepland
staat voor 2021.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In het algemeen geldt dat het beleid in Nederland erop is gericht om een juiste balans
te vinden tussen efficiënte toegang tot de kapitaalmarkten voor ondernemingen enerzijds,
en het voldoende beschermen van belangen van beleggers en de financiële stabiliteit
anderzijds. In dat kader hecht het kabinet groot belang aan verdere verdieping van
de Europese kapitaalmarktunie. Dit draagt bij aan economische groei via efficiënte
allocatie van kapitaal en aan financiële stabiliteit door vergroting van het schokabsorberend
vermogen. Het faciliteren van grensoverschrijdende en lange termijn financiering,
betere toegang tot kapitaalmarkten voor (MKB) ondernemers en voor consumenten (met
voldoende oog voor bescherming van beleggers) zijn hierbij belangrijke aandachtsgebieden
van het kabinet.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De inzet van het kabinet is erop gericht om via Europese samenwerking duurzaam herstel
van deze uitzonderlijke crisis als gevolg van de COVID-19 pandemie te bespoedigen
en verdere economische groei te bevorderen. Daarbij dient het functioneren van de
interne markt verder te worden versterkt. Het kabinet deelt het oordeel van de Commissie
dat het voorstel in lijn is met de overkoepelende doelstellingen van MiFID II om de
transparantie en integriteit op kapitaalmarkten te bevorderen en beleggersbescherming
te stimuleren.
Het kabinet steunt de door de Commissie genoemde noodzaak om de gevolgen van de COVID-19-pandemie
te mitigeren door de handel in financiële instrumenten te faciliteren. Dit heeft tot
doel het stimuleren van de reële economie en het mogelijk maken van een snelle herkapitalisatie
van Europese bedrijven. Het kabinet steunt daarmee in algemene zin de in dit voorstel
opgenomen gerichte aanpassingen van de MiFID richtlijn om onder meer nalevingskosten
van informatievereisten voor beleggingsondernemingen te verlagen en het positielimietenregime
te herzien.
Beleggersbescherming en informatievereisten
Met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen die zien op informatievereisten acht
het kabinet het van belang dat die geen negatieve impact hebben op de bescherming
van de belangen van beleggers, met name die van niet-professionele beleggers (retailbeleggers).
Het voorstel voorziet hierin door overwegend verlichtingen te bieden van informatievereisten
bij dienstverlening aan professionele beleggers en in aanmerking komende tegenpartijen.
Het kabinet steunt het doel om overbodige informatieverplichtingen te schrappen of
te moderniseren, waar deze niet bijdragen aan betere bescherming van beleggers, maar
wel tot disproportionele nalevingskosten leiden voor beleggingsondernemingen. Daarvan
is sprake, als bijvoorbeeld de rapporten weinig tot niet gelezen worden of als beleggers
de daarin opgenomen informatie al via andere kanalen ontvangen. Het kabinet vindt
het belangrijk dat – zoals het voorstel beschrijft – voor bepaalde informatievereisten
en bepaalde beleggerscategorieën een opt-in wordt geboden, zodat de belegger de keuze heeft om desbetreffende informatie nog
wel te blijven ontvangen.
Het kabinet merkt specifiek op groot voorstander te zijn van de huidige product oversight and governance (POG) regels. Deze dienen ter voorkoming van zogeheten mis-selling door correcte bepaling van de beoogde doelgroep waarvoor een financieel product geschikt
wordt geacht. De bepaling of een product als niet-complex wordt gedefinieerd, en daarmee
voor een bredere groep beleggers beschikbaar wordt gesteld, volgt uit dit POG-proces.
Ook voor professionele beleggers is het van belang dat dit proces bij alle producten
wordt doorlopen, gezien de heterogeniteit binnen deze beleggerscategorie. Het kabinet
kan het voorstel om obligaties met een make-whole
clause uit te zonderen van de POG-regels steunen, omdat deze clausule de belegger beschermt
bij vroegtijdige aflossing van de obligatie door de uitgevende partij. Echter, een
verdere beperking van het toepassingsbereik van de POG-regels dan voorgesteld door
de Commissie, is niet acceptabel in het kader van adequate beleggersbescherming.
Positielimietenregime voor grondstoffenderivaten
Het kabinet steunt de wijzigingen van het positielimietenregime voor grondstoffenderivaten,
omdat hiermee enerzijds de ontwikkeling van nieuwe derivatencontracten wordt gefaciliteerd
en anderzijds het regime meer in lijn wordt gebracht met het in de Verenigde Staten
geldende positielimietenregime. Ook de aanpassing van de hedging exemption acht het kabinet relevant in het licht van de volatiele markten als gevolg van de
COVID-19-pandemie. Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie om deze wijzigingen
niet te laten zien op positielimieten voor derivatencontracten met agrarische producten
als onderliggende waarde. Met betrekking tot de aanpassing van de nevenactiviteit-toets
merkt het kabinet op dat het vervangen van de kwantitatieve eisen door kwalitatieve
eisen verschillen in interpretatie en uitvoering kunnen ontstaan tussen lidstaten.
Dit komt de verdere integratie van de Europese kapitaalmarkten niet ten goede.
Investment research unbundling
Het kabinet is in dit stadium geen voorstander van aanpassingen van de regelgeving
voor investment research. Het huidige regelgevend kader is pas recent in werking getreden en de effecten hiervan
zijn, gegeven de adaptatieperiode van marktpartijen, nog onvoldoende zichtbaar. Hoewel
het kabinet niet onwelwillend staat tegenover initiatieven die het onderzoek naar
small- en midcap-bedrijven stimuleren, geeft de Commissie in het Staff Working Document wat het kabinet betreft onvoldoende onderbouwing voor dit voorstel en onvoldoende
kwantitatief bewijs dat de huidige regelgeving voor investment research enige negatieve impact heeft op de omvang en op de kwaliteit van dergelijk onderzoek.6 Het kabinet is van mening dat hiervoor eerst een impact assessment moet worden uitgevoerd
waarin de voor- en nadelen van deze nieuwe regelgeving worden bezien.
Tot slot acht het kabinet het, teneinde een bijdrage te kunnen leveren aan het herstel
van de reële economie van de Europese Unie, van belang dat het herstelpakket binnen
afzienbare termijn in werking kan treden.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het kabinet verwacht dat andere lidstaten overwegend positief zullen oordelen over
het doel dat de Commissie met dit voorstel wil bereiken. Tijdens enkele recente besprekingen
van de Expert Group of the European Securities Committee (EGESC-werkgroep) was een meerderheid van de lidstaten, op expert-niveau, overwegend
positief over het merendeel van de voorstellen. Belangrijk aandachtspunt voor Nederland
en enige andere lidstaten, is hierbij dat de bescherming van beleggers en met name
van niet-professionele beleggers (retailbeleggers) niet wordt aangetast. Bovendien
merkt een belangrijk deel van de lidstaten, waaronder Nederland, op dat er steeds
sprake moet zijn van een duidelijke relatie tussen de voorgestelde wijzigingen van
de richtlijn en het doel van het herstelpakket ter ondersteuning van het herstel van
de reële economie na de COVID-19-pandemie. Het Europees Parlement heeft zich tot dusverre
nog niet uitgesproken over voorgestelde wijziging van de richtlijn.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
De Commissie stelt als juridische basis voor het voorstel artikel 53, eerste lid VWEU
voor. Dit artikel maakt het mogelijk richtlijnen vast te stellen voor de coördinatie
van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de
toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan. Daaronder
kunnen ook bepalingen worden begrepen betreffende de toegang tot de activiteiten van
beleggingsondernemingen, gereglementeerde markten en aanbieders van datadienst. De
rechtsgrondslag is hiermee gelijk aan die van de via onderhavige richtlijn te wijzigen
Richtlijn 2014/65/EU. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag.
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Het voorstel bevat wijzigingen
van en aanvullingen op reeds bestaande geharmoniseerde EU-wetgeving. Het is gezien
het grensoverschrijdende en internationale karakter van de geïntegreerde kapitaalmarkten,
gepast om de regelgeving aangaande dit onderwerp op Europees niveau vast te stellen.
Zo is van belang om voor een geïntegreerde kapitaalmarkt het gelijke speelveld in
Europa te bewaken, zodat onder meer op het gebied van beleggersbescherming, grensoverschrijdende
activiteiten onder gelijke regelgeving vallen. Een wijziging van dergelijke geharmoniseerde
EU-regelgeving kan niet op nationaal niveau, maar kan slechts op Europees niveau plaatsvinden.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. De voorgestelde maatregelen
dienen ertoe de economie te stimuleren door het faciliteren van private investeringen
en de toegang tot financiering. Dit wordt onder meer bereikt door een verlichting
van de nalevingskosten voor beleggingsondernemingen die voortvloeien uit de in MiFID
II opgenomen (informatie)voorschriften waaraan deze ondernemingen moeten voldoen.
Met de maatregelen wordt een goede balans tussen enerzijds beleggersbescherming en
anderzijds efficiënte kapitaalmarkten bereikt, waarmee deze geschikt worden geacht
om de doelstellingen van dit voorstel te bereiken. De maatregelen ter verbetering
van het positielimietenregime leiden tot een betere balans tussen enerzijds de ontwikkeling
van nieuwe of minder liquide grondstoffenderivaten en anderzijds de mogelijkheden
van toezichthouders om adequaat toezicht te houden op personen die posities in bepaalde
grondstoffenderivaten aanhouden en om handhavend te kunnen optreden, indien de relevante
positielimieten worden overschreden of dreigen te worden overschreden. Daarnaast gaan
de maatregelen niet verder dan noodzakelijk om deze doelen te bereiken, omdat de voorgestelde
wijzigingen in een adequaat niveau van beleggersbescherming en toezicht op posities
voorzien.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
Dit voorstel heeft naar verwachting geen gevolgen voor de EU-begroting. Het kabinet
is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in
de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027,
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. Mochten er uiteindelijk
toch budgettaire consequenties blijken te zijn, dan worden deze ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
De voorgestelde wijzigingen hebben naar verwachting slechts een beperkte impact op
het aantal beleggingsondernemingen waarop de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht
houdt en op de omvang en aard van de verplichtingen die deze ondernemingen moeten
naleven en waarop de AFM toezicht houdt. De voorgestelde richtlijn zal derhalve geen
financiële of personele gevolgen voor de AFM met zich meebrengen. Waar deze er wel
zijn, zullen die conform de financieringssystematiek van de toezichthouders worden
ingepast.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel leidt niet tot financiële kosten voor burgers. Het voorstel beoogt de
structurele nalevingskosten voor financiële ondernemingen, met name beleggingsondernemingen,
te verlagen om hen in de gelegenheid te stellen hun middelen in te zetten voor het
snelle herstel van economie. Het is mogelijk dat wijzigingen leiden tot incidentele
kosten voor deze ondernemingen, omdat zij hun processen en ICT-systemen moeten aanpassen
om te voldoen aan de nieuwe regelgeving. Echter zijn deze incidentele kosten naar
verwachting significant lager en proportioneel ten opzichte van de hiermee te besparen
structurele nalevingskosten.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Dit voorstel leidt in beginsel niet tot extra administratieve lasten voor de rijksoverheid
en toezichthouder op de financiële markten (de AFM). De informatie- en rapportageverplichtingen
voor beleggingsondernemingen worden met de beoogde wijzigingen structureel verlaagd,
waarmee de administratieve lasten worden verminderd.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
De in het voorstel opgenomen wijzingen van de informatievereisten in de richtlijn
MiFID II moeten leiden tot lagere nalevingskosten voor financiële ondernemingen. De
Commissie beoogt hiermee hen in staat te stellen meer middelen beschikbaar te stellen
voor het herstel van de economie die door de COVID-19-pandemie hard geraakt is. Het
concurrentievermogen van deze ondernemingen neemt hiermee naar verwachting toe.
De aanpassingen aan het positielimietenregime voor grondstoffenderivaten beogen het
regime meer in lijn te brengen met het in de VS geldende positielimietenregime. Hiermee
wordt de concurrentiekracht van de EU en EU-ondernemingen vis-à-vis de VS en ondernemingen
uit derde landen verbeterd. De aanpassing van de hedging exemption bewerkstelligt dat daarvan ook bepaalde financiële tegenpartijen gebruik kunnen maken.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel introduceert geen nieuwe bijkomende verplichtingen waaraan beleggingsondernemingen
moeten voldoen. Het voorstel wijzigt enkel reeds geldende verplichtingen, teneinde
de daarmee samenhangende nalevingskosten te mitigeren of om de toepassing van die
verplichtingen en het toezicht daarop te vereenvoudigen. De verplichtingen kunnen
op basis van het huidige nationale recht reeds worden gehandhaafd en – voor zover
relevant – worden gesanctioneerd. Het voorstel bevat geen voorschriften waarbij de
toepassing van de lex silencio positivo aan de orde is.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om de in het gewijzigde artikel 57,
eerste en achtste lid, bedoelde technische reguleringsnormen voor agrarische grondstoffenderivaten
en andere, cruciale of significante, grondstoffenderivaten vast te stellen, overeenkomstig
de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordening (EU) nr. 1095/2010. De Commissie
beschikt reeds over deze bevoegdheid op grond van het huidige artikel 57, derde lid,
van (de via dit voorstel te wijzigen) Richtlijn 2014/65/EU (MiFID II).
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde inwerkingtreding van de richtlijn is de 20e dag na de dag van publicatie
ervan in het officiële Publicatieblad van de Europese Unie. Lidstaten hebben negen
maanden voor de implementatie van de richtlijn in nationale wetgeving, vanaf de datum
van inwerkingtreding. Twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding dient de geïmplementeerde
nationale regelgeving van kracht te worden. Gelet op het doel van dit herstelpakket
voor de kapitaalmarkten is het van groot belang dat de implementatie daarvan op voortvarende,
en spoedige wijze plaatsvindt. Inzetten op verruiming van deze termijnen is daarmee
niet direct wenselijk. Echter, een implementatietermijn van negen maanden is vooral
wat betreft de voorstellen die nopen tot wijziging van de wet in formele zin zeer
ambitieus.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De in het nieuwe artikel 90, lid 1 bis, opgenomen evaluatiebepaling ziet op de evaluatie
van de in het voorstel opgenomen wijziging van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel
j, van MiFID II neergelegde generieke vrijstelling van MiFID II voor – kort samengevat –
personen die in bepaalde financiële instrumenten handelen in het kader van een nevenactiviteit
van hun hoofdbedrijf. Op grond van deze bepaling dient de Commissie deze vrijstelling
uiterlijk eind 2021 te evalueren. Gelet op de beperkte omvang van de onderhavige wijzigingsrichtlijn
die vrijwel uitsluitend reeds geldende verplichtingen wijzigt, is er geen noodzaak
om in het voorstel andere evaluatiebepalingen op te nemen. Verder wordt opgemerkt
dat de Commissie in 2021 zal aanvangen met grondige evaluatie van vrijwel de gehele
MiFID II richtlijn.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Er worden geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid voorzien. De Autoriteit
Financiële Markten (AFM) is in Nederland belast met het toezicht op MiFID II. De voorgenomen
wijzigingen bieden in veel gevallen een verlichting van bepaalde reeds geldende verplichtingen,
tot bijvoorbeeld het verstrekken van bepaalde rapportages. Dit verlicht de nalevingskosten
van de betrokken financiële ondernemingen.
b) Handhaafbaarheid
Er worden geen problemen met betrekking tot de handhaafbaarheid voorzien. De AFM is
in Nederland belast met het toezicht op MiFID II. De handhaving van de voorgestelde
maatregelen ligt hiermee ook bij de AFM. De voorgenomen wijzigingen bieden in veel
gevallen een verlichting van bepaalde reeds geldende verplichtingen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Naar verwachting zijn er geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.