Brief regering : Afspraken met supermarkten
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 255 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2020
Het afgelopen jaar heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe cruciaal het voor de toekomst
van de sector is dat boeren en tuinders gewaardeerd worden voor het werk dat zij verzetten.
Dat geldt ook voor boeren en tuinders die de stap naar kringlooplandbouw zetten en
ingrijpende veranderingen doormaken. Samen met andere partijen in de voedselketens
zijn supermarkten in de positie om agrarisch ondernemers die aan hen leveren hierin
tegemoet te komen. Als afnemer hebben zij immers invloed op het consumentenaanbod
en de prijs- en kwaliteitsbepaling van producten uit een deel van de Nederlandse landbouw.
In voorliggende brief geef ik de resultaten weer van gesprekken die gevoerd zijn met
vertegenwoordigers van supermarkten en de branchevertegenwoordigende organisatie CBL.
Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid De Groot (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 78) over het maken van afspraken met supermarkten om kringlooplandbouw te bevorderen
en aan de toezegging die ik hierover gedaan heb in het debat van 11 juni jl. over
de gevolgen van de coronacrisis op LNV-terrein. Tevens geef ik invulling aan de motie
van de leden Dik-Faber en Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 41) over vergroting van de afzetmogelijkheden voor regioproducten, en aan de toezegging
tijdens het debat «Dieren in de Veehouderij» op 24 januari 2019 (Aanhangsel Handelingen
II 2018/19, nr. 45) over wat supermarkten kunnen doen om consumenten te verleiden tot het maken van
goede keuzes.
Uit de gesprekken concludeer ik dat supermarkten zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid
en rol in de verduurzaming en in de overstap naar kringlooplandbouw in het bijzonder,
en dat zij dit kunnen laten zien met voorbeelden uit hun bedrijfspraktijk. Om te komen
tot hogere prestaties op duurzaamheidsthema’s als bedrijfseconomische zekerheid, klimaat,
dierenwelzijn, biodiversiteit, milieubelasting en voedselverspilling hebben de supermarkten
in de afgelopen jaren de samenwerking met boeren en tuinders geïntensiveerd. Dit vindt
vooral plaats bij de productcategorieën (verse) aardappelen, groente en fruit (AGF),
vlees, zuivel en ei. Het intensiveren van de samenwerking neemt verschillende vormen
aan: meerjarenovereenkomsten, mee-investeren in vernieuwing en het organiseren van
meer transparantie. Hoewel elke supermarkt een eigen aanpak heeft, is het gemeenschappelijke
resultaat dat er steeds minder sprake is van anonimiteit in de relatie tussen leverancier
en afnemer. Dit is cruciaal voor het economisch perspectief voor verdere verduurzaming.
Ik vind dit een goede ontwikkeling en zie uit naar verdere stappen door de supermarktbranche.
Die verdere stappen zijn nodig omdat ik ook de conclusie trek dat er meer moet gebeuren
om te komen tot een werkelijk vertrouwde samenwerking van supermarkten met boeren
en tuinders die vol in willen zetten op een volhoudbare landbouw. De marges in de
gehele keten staan immers onder grote druk als gevolg van de sterke concurrentie op
binnenlandse en internationale markten, in combinatie met de voortdurende neiging
tot overaanbod. Om in zo’n context verduurzaming een stevige impuls te kunnen geven,
zijn langdurige samenwerkingsverbanden essentieel. Vraag en aanbod kunnen dan beter
op elkaar worden afgestemd en producenten kunnen hun duurzaamheidsprestaties dan op
een economisch verantwoorde manier blijven verhogen. Supermarkten onderkennen dit,
werken hier op hun manier ook aan, en kunnen hier in mijn optiek vanwege hun ketenpositie
(nog) meer het voortouw nemen.
Ook voor minder voedselverspilling en specifiek het benutten van cosmetisch afwijkende
groente en fruit voor menselijke consumptie, geldt dat de sleutel ligt in een gedeelde,
gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid van de verschillende partners in de gehele
ketens. Met ook hier een voorname rol voor de supermarktbranche, waarvan de vertegenwoordigers
in de gesprekken benadrukten dat zij in voorkomende gevallen hun eisen al versoepelen.
Zij hebben mij toegezegd dat zij, mocht dit probleem zich toch voordoen, direct met
hun leveranciers aan tafel gaan om te voorkomen dat uiterlijkheden de oorzaak van
verspilling zijn (Kamerstuk 31 532, nr. 203). Naast de inspanningen die ik van de supermarkten vraag, zet ik mij in Europees
verband en bij de VN (Economische Commissie voor Europa, UNECE) ook in om de invloed
van cosmetische eisen op voedselverspilling terug te dringen. Dit heb ik ook in antwoord
op vragen van lid Dik-Faber aangegeven (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2070).
De supermarktbranche heeft eerder, bij monde van het CBL, aangegeven een rol te hebben
in het verwezenlijken van de doelen van de LNV-visie. En de branche heeft hierbij
zowel voorbeelden gegeven van de verantwoordelijkheid die supermarkten in dezen al
nemen, als een pleidooi gedaan voor verdere stappen. In een branche-brede bijdrage
die het CBL wil leveren, neemt ketensamenwerking een centrale positie in.
De gesprekken met de supermarktvertegenwoordigers hebben geleid tot een aantal concrete
gezamenlijke werkafspraken:
1. Ketensamenwerking gericht op verdere verduurzaming versterken.
De supermarktvertegenwoordigers gaan in gesprek met ondernemers in de primaire sector
die het gevoel hebben geen langjarige afspraken te kunnen maken over samenwerking
gericht op extra verduurzaming.
Supermarkten hebben zich aangesloten bij het netwerk voor verduurzaming dierlijke
producten. Binnen dit netwerk werk ik samen met de branche en andere ketenpartijen
en afzetkanalen aan vergroting van het bestaande marktaandeel van duurzamere dierlijke
producten met bovenwettelijke duurzamere prestaties. De supermarktbranche zal zich
binnen dit netwerk toenemend inzetten voor strategische ketensamenwerking binnen gesloten
ketens. Binnen deze samenwerking zijn alle ondernemers in de keten bekend en kunnen
partijen bovenwettelijke eisen voor verduurzaming stellen. Langlopende contracten
in deze samenwerkingsverbanden geven zekerheid en stabiliteit bij zowel de leverancier
als de afnemer. De mogelijke meerkosten kunnen in gesloten ketens beter in beeld komen
en als basis dienen voor de bilaterale commerciële gesprekken.
Indien supermarkten omstandigheden aantreffen waar een gelijk speelveld ontbreekt,
zullen zij aangeven op welke manier de overheid hieraan tegemoet kan komen.
Voor de dierlijke sectoren ben ik overigens niet alleen met de supermarkten, maar
ook met bedrijven in de andere afzetkanalen in gesprek. Op basis van een analyse maken
zij een plan van aanpak voor hoe in hún afzetkanaal het marktaandeel van duurzamere
dierlijke producten kan worden vergroot ten opzichte van meer gangbare.
2. Aanbod regio- en streekproducten vergroten.
In steeds meer supermarkten is volop aandacht voor streek- en regionale producten
in het schap. Supermarkten hebben toegezegd zich te blijven inspannen om de vraag
naar en het aanbod van duurzame producten, waaronder regio- en streekproducten, te
stimuleren. Zoals ik uw Kamer eerder aangegeven heb (Kamerstuk 35 068, nr. 4), wil ik via een benchmark de afzet van streek- en regioproducten inzichtelijker
maken voor consumenten. De supermarktbranche heeft toegezegd hieraan bij te dragen.
3. Transparantie via duurzaamheidsrapportage en datadelen verbeteren.
De supermarktbranche en rijksoverheid werken mee aan de (verdere) ontwikkeling en
toepassing van een methodologie om de onderbouwing van duurzaamheidsbeslissingen die
in voedselketens genomen worden meer te stroomlijnen en sterker te richten op de doelen
van de LNV-visie. Dit doen zij in nauwe samenwerking met andere partijen in de gehele
voedselketen, onder andere via de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV). Er wordt
onderzocht op welke manier kan worden aangesloten bij al bestaande analyses en activiteiten
op dit gebied, zoals bij het werk van The Sustainability Consortium en The Product
Environmental Footprint (PEF). Ik neem hierbij de uitwerking van motie van de leden
Sneller en De Groot (Kamerstuk 31 532, nr. 246) mee om te kijken of dit ook kan leiden tot een standaard voor een jaarlijkse rapportage
die inzicht biedt in de mate waarin supermarkten en verwerkende voedselbedrijven bijdragen
aan een duurzaam voedselsysteem, inclusief een eerlijke prijs voor de boeren.
In het verlengde van het Publiek-Private samenwerkingsproject Transparant, gezond & duurzaam werken supermarktbranche en Ministerie van LNV aan ketenbrede initiatieven gericht
op het delen van data en daarmee op het vergroten van de transparantie die consumenten
nodig hebben om duurzame keuzes te kunnen maken (Aanhangsel Handelingen II 2018/19,
nr. 45)
4. Samenwerking stimuleren binnen de wet Ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven.
De wet Ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven is op dit moment nog in voorbereiding.
De ACM heeft onlangs een nieuwe concept Leidraad Duurzaamheidsafspraken gepubliceerd,
gericht op samenwerking. De supermarktbranche is in overleg met de ACM over hoe de
mogelijke ruimte benut kan worden om verduurzaming te bewerkstelligen.
5. Voedselverspilling verder terugdringen.
Samen met de Stichting Samen tegen Voedselverspilling werken rijksoverheid en supermarktbranche
verder aan het voorkomen en verminderen van voedselverspilling, waarbij ook gekeken
wordt naar mogelijke aanpassingen voor de wettelijke en private regels binnen Nederland
en de EU die een verdere reductie van voedselverspilling bemoeilijken of in de weg
staan. In de afgelopen maanden is in diverse stakeholdersessies gewerkt aan het opstellen
van prioriteiten in wet- en regelgeving om voedselverspilling te reduceren. Ik heb
uw Kamer daarover op 31 augustus 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 31 532, nr. 254).
In maart 2020 hebben supermarkten een onderzoek gepubliceerd over voedselverspilling
binnen het supermarktkanaal, uitgevoerd samen de WUR en het Ministerie van LNV onder
de vlag van de Stichting samen tegen Voedselverspilling (STV). De supermarkten hebben
nu zelf inzicht in de reststromen én kunnen de resultaten van acties beter monitoren
om verspilling van voedsel verder terug te dringen. Het onderzoek geeft handvatten
voor verdere initiatieven om voedselverspilling te verminderen. In de afgelopen periode
zijn hiervoor al een aantal initiatieven opgezet door diverse supermarkten.
Zeer binnenkort verwacht ik de resultaten van de eerste agro-nutrimonitor, de monitor
die per schakel in de voedselketen laat zien welke prijs ondernemingen betaalden voor
inkoop van een product en wat de verkoopprijs is. De monitor gaat ook de verschillen
in prijsopbouw beschrijven tussen een aantal reguliere producten en de duurzame variant
daarvan. Snel na publicatie van deze monitor, waarover ik uw Kamer zal informeren,
wil ik met de vertegenwoordigers van onder andere de supermarkten bijeenkomen om de
voortgang van de verduurzaming van het voedselaanbod te bespreken.
Tot slot: de afspraken met supermarkten zie ik als kleine stappen in een veel grotere,
samenlevingbrede opgave. Om de landbouw en voedselproductie verder te kunnen verduurzamen
is het essentieel dat de inspanningen die ondernemers daarvoor moeten doen lonend
zijn. Dan wordt een adequaat verdienvermogen zowel voorwaarde als doel van de verdere
verduurzaming die zo hard nodig is. Daarom hecht ik veel waarde aan informatie die
de agro-nutri-monitor hiervoor gaat bieden. Daarom ook vind ik het van groot belang
om met alle betrokken partijen hoge prioriteit te geven aan het vinden van mechanismen
waarmee duurzaamheidsinspanningen door ondernemers bedrijfseconomisch geborgd kunnen
worden. Want zolang ondernemen voor een volhoudbare toekomst die ondernemers zélf
onvoldoende perspectief biedt, zal de zo noodzakelijke verduurzaming onder de maat
blijven. Veel van de mechanismen die hierbij in beeld zijn kunnen ingrijpend zijn.
Zoals ook genoemd wordt in een van de rapporten in het kader van de Brede Maatschappelijke
Heroverwegingen1, kan de rijksoverheid een mix aan beleidsinstrumenten inzetten, waaronder positieve
prijsprikkels voor duurzaam voedsel en negatieve prijsprikkels voor niet-duurzaam
voedsel. Daarom wil ik verder werken aan het idee van reële beprijzing van vlees,
zoals reeds in de brede maatschappelijke heroverweging aan bod is gekomen. Dit betreft
het voorstel om verder te verkennen hoe een eventuele meerprijs op vlees ten gunste
kan komen aan duurzame veehouders. Omdat dergelijke beprijzingsmechanismen de sleutel
kunnen zijn naar een werkelijk samengaan van economische, sociale en ecologische duurzaamheid,
wil ik mij verbinden met alle partijen die bereid zijn om deze te onderzoeken en –
bij gunstige uitkomst – in praktijk te brengen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit