Brief regering : Aanvullende Artikel 100-inzet in de strijd tegen ISIS
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 732
                   BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2020
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet en met verwijzing naar de artikel
                  100-brief (Kamerstuk 27 925, nr. 612, d.d. 18 oktober 2019) en de voortgangsrapportage (Kamerstuk 27 925, nr. 722, d.d. 20 mei 2020) aangaande de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en
                  de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 informeren wij u hierbij over een
                  aanvullende Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie.
               
Essentie
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Irak en Syrië nauwlettend. Na het verlies van
                  haar kalifaat in maart 2019 is ISIS in Irak en Syrië omgeschakeld naar een ondergrondse strijd in de vorm van een guerrilla. Momenteel plegen ISIS-netwerken
                  in Irak maandelijks tientallen aanslagen. Het kabinet hecht er als betrouwbare partner
                  binnen de anti-ISIS coalitie aan bij te blijven dragen aan de steeds evoluerende strijd
                  tegen ISIS.
               
Het kabinet heeft derhalve besloten gehoor te geven aan het Belgische verzoek om force protection van een Belgisch F-16-detachement dat vanaf oktober 2020 vanaf een militaire basis
                  in Jordanië zal worden ingezet in de strijd tegen ISIS in Irak en Noordoost-Syrië.
                  Over dit verzoek bent u per kennisgevingsbrief op 23 september 2020 geïnformeerd.
               
De Nederlandse bijdrage zal bestaan uit een peloton van circa 35 militairen die voor
                  de duur van circa 13 maanden zullen worden uitgezonden. De eerste circa 15 militairen
                  zullen hun werkzaamheden op zijn vroegst vanaf oktober a.s. aanvangen, terwijl de
                  overige circa 20 pelotonsleden vanaf 1 december a.s. aantreden, wanneer België een
                  eerste rotatie eigen force protection afrondt.
               
Deze aanvullende bijdrage past binnen de geïntegreerde Nederlandse inzet, gericht
                     op versterking van de veiligheid en stabiliteit van Irak, zoals omschreven in de artikel
                     100-brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 612) en de voortgangsrapportage van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 722).
                  
De bijdrage bouwt voort op de eerdere samenwerking met België tijdens de inzet van
                     Nederlandse en Belgische F-16’s in de strijd tegen ISIS. België en Nederland voorzagen
                     elkaar toen afwisselend van force protection.
                  
Gronden
De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brieven
                  van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 612), 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637, 14 september 2018) en 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 662) zijn onverminderd van toepassing. ISIS vormt nog steeds een bedreiging voor de stabiliteit
                  van de bredere regio en een oorzaak van instabiliteit aan de grenzen van Europa. De
                  Nederlandse inzet blijft erop gericht om in het kader van de bevordering van de internationale
                  rechtsorde, een bijdrage te leveren aan het beschermen van de burgerbevolking in Irak
                  en aan het voorkomen van verder oplopende spanningen in de regio. Met deze bijdrage
                  komt Nederland tegemoet aan een verzoek van een belangrijke bondgenoot.
               
Na het verlies van haar kalifaat in maart 2019 is ISIS in Irak en Syrië omgeschakeld
                  naar een ondergrondse strijd in de vorm van een guerrilla. Het hogere leiderschap
                  van ISIS – zoals kalief Abu Ibrahim al-Qureishi en zijn directe adviseurs – bevindt
                  zich grotendeels in Syrië, waarvandaan het de strijd in beide landen (Irak en Syrië)
                  centraal aanstuurt. Bij haar ondergrondse strijd ontvangt ISIS steun en sympathie
                  uit delen van de gemarginaliseerde soennitische bevolkingsgroep in beide landen. Door
                  middel van aanslagen tegen de overheid, veiligheidstroepen en andere bevolkingsgroepen
                  zorgt ISIS voor instabiliteit, probeert zij sektarische spanningen aan te wakkeren
                  en tracht zij zich zo te profileren als de voorvechter voor haar (soennitische) achterban.
               
Momenteel plegen ISIS-netwerken in Irak maandelijks tientallen aanslagen. De Iraakse
                  netwerken worden hiervoor deels vanuit Syrië voorzien van middelen, waaronder wapens,
                  munitie en grondstoffen voor geïmproviseerde explosieven. Ook worden netwerken in
                  Irak versterkt met strijders uit Syrië. Tevens biedt de woestijnregio Oost-Syrië een
                  veilige uitwijkmogelijkheid voor ISIS-strijders, wanneer de druk in Irak op hun netwerken
                  te hoog wordt. De grens tussen Irak en Syrië is immers poreus en smokkel van mensen
                  en goederen vindt aanhoudend plaats. Het Syrische regime stelt andere prioriteiten
                  en laat ISIS in Oost-Syrië overwegend ongemoeid. Het kabinet constateert op basis
                  hiervan dat sinds de val van het kalifaat er sprake is van doorlopend geweldgebruik
                  door ISIS vanuit Syrië in Irak.
               
Politieke aspecten
De politieke situatie in Irak is uitvoerig beschreven in de artikel 100-brief van
                  18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 612) en in de voortgangsrapportage van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 722). Een aantal recente ontwikkelingen in zowel Irak als Syrië is evenwel relevant voor
                  de context waarin de aanvullende artikel 100-inzet waar deze brief op ziet plaatsvindt.
               
Irak
In de afgelopen maanden heeft constructief diplomatiek verkeer tussen de VS en de
                  nieuwe Iraakse regering onder leiding van Premier Kadhimi plaatsgevonden. Gezien de
                  escalatie rond de afgelopen jaarwisseling, die onder meer leidde tot de Iraakse parlementaire
                  motie die de regering opriep buitenlandse troepen te gelasten het land te verlaten,
                  beschouwt het kabinet dit als een positieve ontwikkeling. De zogeheten Strategic Dialogue die sinds 11 juni jl. tussen de VS en Irak gevoerd wordt heeft als doel om tot een
                  nieuw gezamenlijk begrip te komen over de toekomst van de bilaterale relatie. Op veiligheidsgebied
                  leidden de eerste twee rondes gesprekken tot een verklaring die enerzijds de gezamenlijk
                  gevoelde noodzaak van voortdurende samenwerking tussen de anti-ISIS coalitie in Irak
                  benadrukt, terwijl anderzijds wordt geconstateerd dat de Coalitie gezien de successen
                  in de strijd tegen ISIS haar aanwezigheid op sommige plekken af heeft kunnen bouwen.
               
De Strategic Dialogue wordt evenwel ook in verband gebracht met een verhoogde frequentie van beschietingen
                  van Amerikaanse en Coalitiedoelen in Irak door aan Iran gelieerde milities. Een deel
                  van deze milities of Popular Mobilisation Forces (PMF) verzet zich daarnaast tegen nieuwe pogingen van Premier Kadhimi om de PMF onder
                  centraal gezag te brengen, hetgeen een belangrijke voorwaarde voor een stabiel Irak
                  is. Op de korte termijn zal de machtsstrijd tussen Kadhimi en enkele PMF-groepen mogelijk leiden tot meer instabiliteit en onveiligheid. Kadhimi heeft weinig tijd
                  om deze, en andere, hervormingen door te voeren. Hij heeft aangekondigd op 6 juni
                  2021 nieuwe verkiezingen te willen organiseren. De verkiezingen vormen een aandachtspunt
                  aangezien het voor het functioneren van de anti-ISIS coalitie van belang is om een
                  effectieve Iraakse politieke counterpart te hebben om een volwaardige, brede dialoog
                  mee te kunnen voeren.
               
Syrië
Gezien de focus van deze aanvullende artikel 100-bijdrage hecht het kabinet er voor
                  wat betreft de situatie in Syrië aan te benadrukken dat een brede politieke oplossing
                  uiteindelijk de enige weg naar stabiliteit in Syrië is. Hierop ontbreekt voorlopig
                  echter elk concreet perspectief. Mede daardoor kan ISIS in delen van Syrië nog steeds
                  over een safe haven beschikken. Want hoewel ISIS in maart 2019 in Syrië territoriaal werd verslagen,
                  zet ISIS zoals hierboven aan de orde komt de strijd ondergronds voort. Het regime
                  richt zijn aandacht intussen voornamelijk op herovering van de gebieden rondom Idlib
                  in het noordwesten van Syrië, waardoor ISIS in Oost-Syrië overwegend ongemoeid wordt
                  gelaten. Met name ten westen van de Eufraat, waar het Syrische regime formeel de dienst
                  uitmaakt, heeft ISIS meer bewegingsvrijheid.
               
Mandaat
De stationering van de force protection-eenheid vindt plaats met instemming van het gastland Jordanië. Tussen Nederland en
                  het gastland is een statusovereenkomst (Status of Forces Agreement, SOFA) van toepassing. Het bewakings- en beveiligingspersoneel wordt voorzien van
                  een passende geweldsinstructie die voldoende basis biedt voor het uitvoeren van de
                  taken en voor het zo nodig toepassen van zelfverdediging.
               
Met de stationering van de force protection-eenheid neemt Nederland zelf niet deel aan het gebruik van geweld tegen ISIS in Irak
                  en Noordoost-Syrië, maar biedt Nederland ondersteuning aan geweldgebruik door Belgische
                  F-16’s.
               
De volkenrechtelijke grond voor inzet van F-16s boven Irak (dan wel een bijdrage daaraan)
                     wordt nog steeds gevormd door het verzoek van Irak daartoe.
                  
In de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie
                     (Kamerstuk 27 925, nr. 722, d.d. 20 mei 2020) is gewezen op de noodzaak om de druk op ISIS hoog te houden en
                     is het voortdurende risico van een heropleving genoemd. Het kabinet volgt de ontwikkelingen
                     in Irak en Syrië nauwlettend en constateert dat sinds de val van het kalifaat er inderdaad
                     sprake is van doorlopend geweldgebruik vanuit Syrië in Irak. Dat geweldgebruik wordt
                     door het ISIS-leiderschap in Syrië aangestuurd. Tevens is gebleken dat de doorvoer
                     van strijders, wapens en operationele c.q. tactische expertise vanuit Syrië naar Irak
                     doorlopend plaatsvindt. Voorts is het Syrische regime nog steeds niet bereid of in
                     staat gebleken om het ISIS-geweldgebruik vanuit Syrië op Irak, c.q. het aansturen
                     en leiden daarvan in Irak te stoppen.
                  
Het kabinet stelt op basis van het bovenstaande vast dat – de in de voortgangsrapportage
                  Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 629, d.d. 13 april 2018) door het kabinet beschreven juridische beoordelingscriteria
                  in acht nemend1 – in voldoende mate kan worden geconcludeerd dat ook sprake is van een volkenrechtelijke
                  grond voor het gebruik van geweld tegen ISIS in Syrië, waaronder het ondersteunen
                  van geweldgebruik tegen ISIS in Syrië door een bondgenoot. Deze rechtsgrond wordt
                  gevormd door het recht op collectieve zelfverdediging van Irak.
               
Deelnemende landen
De internationale Coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat
                  uit 82 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire)
                  bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken er ongeveer 30 deel uit van
                  de militaire Coalitie.
               
Op de militaire basis waar de force protection aan de Belgische F-16s en ondersteunende eenheden geleverd wordt, zijn tevens Duitse
                  troepen aanwezig en wordt samengewerkt met autoriteiten van het gastland.
               
Invloed
Zoals beschreven in eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende niveaus
                  via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De
                  meest betrokken landen van de Coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig in kleiner
                  verband bijeen om de strategie voor de verschillende sporen van de Coalitie-inzet
                  te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair of hoog-ambtelijk niveau. Nederlandse
                  liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de
                  Coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie.
               
Militaire aspecten
Haalbaarheid: voortgang bredere campagne anti-ISIS coalitie
In de artikel 100-brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 662) is beschreven dat de strijd tegen ISIS zich sinds augustus 2017 in fase 3 van het
                  militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie bevond, gericht op het stabiliseren
                  van de veroverde gebieden en het voorkomen van een terugkeer van ISIS in Syrië en
                  Irak. Zoals in de Kamerbrief inzake additionele ontwikkelingen in samenhang van Nederlandse
                  inzet in missies en operaties tot en met 2021 (Kamerstuk 29 521, nr. 414, d.d. 23 september 2020) is gemeld is inmiddels de volgende fase (4) van het militaire
                  campagneplan aangekondigd, waarmee de focus nog meer op Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw op institutioneel niveau komt te liggen.
               
Hoewel sinds de val van het kalifaat sprake is van doorlopend geweldgebruik door ISIS
                  vanuit Syrië in Irak en ondanks de noodzaak daar nog steeds tegen op te treden, heeft
                  de commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad in juli 2020 op basis van de voortgang
                  die is geboekt door de Coalitie fase 4 van het militaire campagneplan aan kunnen kondigen.
                  Die aanpassing komt voort uit het oordeel van de Coalitie dat de Iraakse strijdkrachten
                  er in toenemende mate klaar voor zijn om onafhankelijk van de Coalitie succesvol op
                  te treden tegen ISIS en andere veiligheidsdreigingen. Daarop is de behoeftestelling
                  van de Coalitie in termen van training en advisering aangepast. Over het vraagstuk
                  hoe de NAVO-missie in Irak zich in de toekomst gaat verhouden tot de anti-ISIS coalitie
                  waar naar wordt verwezen in de voortgangsrapportage van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 722), wordt u geïnformeerd zodra daar in het NAVO-bondgenootschap in afstemming met de
                  anti-ISIS coalitie en de Iraakse autoriteiten over is besloten.
               
De strijd tegen ISIS vindt plaats in een dynamische context. Dat betekent dat niet
                  uit is te sluiten dat er in de loop van het jaar opnieuw wijzigingen in de plannen
                  van de Coalitie zullen worden doorgevoerd die mogelijk invloed hebben op de Nederlandse
                  inzet. Wanneer daar aanleiding toe is zal de Kamer daar uiteraard over worden geïnformeerd.
               
Nieuwe Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie onder artikel 100
Force Protection Jordanië
De Belgische regering heeft besloten, onder andere onder verwijzing naar almaar actiever
                  wordende ISIS-cellen in Syrië en Irak, vanaf oktober 2020 tot 30 september 2021 een
                  Belgisch F-16-detachement (inclusief ondersteunend detachement) vanaf een militaire
                  basis in Jordanië in te zetten in de strijd tegen ISIS in Irak en Noordoost-Syrië.
                  België heeft Nederland gevraagd om deze inzet te ondersteunen met force protection.
               
Na beëindiging van de Belgische inzet is er tot november 2021 een afbouwfase voorzien
                  waarbij tevens force protection nodig is. De Nederlandse inzet is dan ook voorzien tot en met 31 oktober 2021 en
                  behelst een eenheid van circa 35 militairen. Nederland zal op de militaire basis in
                  Jordanië de locaties op het kamp beschermen waar zich Belgisch personeel en materieel
                  bevindt. De Nederlandse eenheid zelf wordt op het Duitse deel van de vliegbasis ondergebracht.
                  De force protection van de basis zelf (buitenste perimeter) wordt verzorgd door Jordaanse en Amerikaanse
                  eenheden. De inzet van deze eenheid valt binnen het kader van artikel 100 van de Grondwet.
                  Derhalve wordt u hieronder over een aantal aspecten van deze inzet nader geïnformeerd
                  (Kamerstuk 27 925, nr. 731).
               
Bevelstructuur
Het tactische commando, waar de Nederlandse eenheid in de praktijk onder zal opereren,
                  ligt bij de commandant van de Belgische missie. De Commandant der Strijdkrachten behoudt
                  echter te allen tijden het uiteindelijke commando over deze eenheid in het gebied.
                  Op het Duitse deel van de militaire basis waar de Nederlandse eenheid wordt ondergebracht
                  wordt samengewerkt met de aldaar gestationeerde Duitse militairen, waarbij er geen
                  noodzaak is voor een gedeelde bevelstructuur.
               
Medisch
Er wordt voorzien in medische verzorging door multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten
                  in de planning van alle operaties.
               
(Na)zorg
Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing.
                  Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in
                  het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De inzet leidt niet tot
                  een inbreuk op de uitzendbescherming van militairen.
               
Risico’s
De risico’s voor de Nederlandse militairen in Jordanië zijn gering. In de afgelopen
                  jaren is het capabele Jordaanse veiligheidsapparaat in staat gebleken om grootschalige
                  aanslagen van ISIS(-sympathisanten) te voorkomen. Deze risico’s worden nog eens verminderd
                  doordat de eenheid enkel opereert op de militaire basis, waarvan de buitenste perimeter
                  wordt bewaakt door Jordaanse en Amerikaanse eenheden.
               
De arbeidsomstandigheden waarin de Nederlandse militairen in Jordanië werken wijken
                  af van de standaarden in Nederland. Militairen worden aan andere gezondheidsrisico’s
                  blootgesteld, zoals risico’s ten gevolge van klimatologische en milieuomstandigheden.
                  Het kabinet streeft er te allen tijde naar om deze risico's redelijkerwijs te beperken.
                  Voor deze inzet zijn enkele specifieke maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld voorlichting
                  over warmteletsel, het devies om enkel gebotteld water te drinken en vanwege hygiëneredenen
                  enkel in de daartoe aangewezen eetzalen etenswaren te nuttigen.
               
De risico’s, onzekerheden en mogelijke beperkingen als gevolg van COVID-19 zoals die
                  gelden voor de gehele Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en brede veiligheidsinzet
                  in Irak (zoals beschreven in de voortgangsrapportage van 20 mei 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 722) zijn ook van toepassing op de bijdrage met force protection in Jordanië.
               
Duur van de deelname
Nederland stelt vanaf oktober 2020 t/m 31 oktober 2021 een eenheid van circa 35 militairen
                  beschikbaar voor de force protection van Belgische mensen en middelen.
               
Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid
Een uitzending naar missiegebieden, en het perspectief daarop, is van groot belang
                  voor de mannen en vrouwen van onze Krijgsmacht. Op missie gaan betekent voor onze
                  militairen dat ze hun taken in het echt kunnen uitvoeren op die plekken in de wereld
                  waar dat een verschil kan maken. Dit laat onverlet dat langdurige inzet wel altijd
                  negatieve gevolgen heeft voor de generieke geoefendheid van militairen. Vanwege de
                  specifieke, op de missie toegespitste taakuitvoering komt het beoefenen van overige
                  taken die een eenheid moet kunnen uitvoeren immers in het gedrang. In de voortgangsrapportage
                  van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 722) is aangegeven dat indien de Nederlandse militaire inzet gedurende 2020 zou wijzigen,
                  nagestreefd wordt om de gevolgen voor de gereedheid en geoefendheid van de krijgsmacht
                  zo klein als mogelijk te houden door de inzet uit te voeren met organieke eenheden.
                  Ook zou er in het bijzonder gekeken worden of eventuele wijzigingen invloed hebben
                  op bestaande en reeds toegezegde stand-by verplichtingen in 2020 en 2021.
               
De inzet van een force protection-eenheid voor de beveiliging van Belgische F-16’s is geen organieke opdracht voor
                  de landmachteenheid die deze gaat uitvoeren. Deze bewakingstaak draagt als zodanig
                  niet bij aan de operationele gereedheid. De inzet is echter klein en beperkt van duur,
                  waardoor negatieve effecten voor de krijgsmacht gering zijn. De inzet zal door België
                  logistiek worden ondersteund, waardoor er geen beroep zal hoeven te worden gedaan
                  op de inzet van Nederlandse schaarse ondersteuningscapaciteiten.
               
Samenhang
De in deze brief beschreven aanvullende bijdrage sluit naadloos aan op de bredere
                  geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak en bijdrage aan de anti-ISIS coalitie, die
                  – zoals beschreven in de artikel 100-brief van 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 612) – gericht is op bevordering van de internationale rechtsorde, stabilisatie en het
                  aanpakken en bestrijden van de grondoorzaken van conflict en instabiliteit, en daarmee
                  ook de grondoorzaken voor irreguliere migratie.
               
Monitoring en evaluatie
Onder verwijzing naar de Kamerbrief over evaluatie van missies van 20 mei jl. (Kamerstuk
                  27 925, nr.721) zal over de voortgang van de aanvullende bijdrage waar deze brief op ziet in de
                  eerstvolgende bredere voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de strijd
                  tegen ISIS worden gerapporteerd (op de derde woensdag van mei 2021).
               
Voor alle missiebijdragen blijft gelden dat de Kamer buiten de jaarlijkse voortgangsrapportages
                  om tussentijds op de hoogte wordt gesteld van eventuele relevante ontwikkelingen of
                  besluiten van het kabinet die van invloed zijn op de Nederlandse bijdrage.
               
Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS en de bredere veiligheidsinzet
                  in Irak loopt momenteel tot eind 2021. Als deze inzet wordt beëindigd, volgt een onafhankelijk
                  uitgevoerde eindevaluatie. Mocht verlenging worden overwogen, dan wordt tegen die
                  tijd de mogelijke uitvoering van een tussentijdse evaluatie beoordeeld.
               
Financiën
De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet van het force protection detachement in Jordanië zijn geraamd op 5 miljoen euro per jaar. De additionele uitgaven
                  voor de militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid
                  (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  S.A. Blok
De Minister van Defensie,
                  A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
