Brief regering : Fiche: Mededeling Veiligheidsuniestrategie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2925
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Goed Fiscaal Bestuur (Kamerstuk 22 112, nr. 2924)
Fiche: Mededeling Veiligheidsuniestrategie
Fiche: Mededeling EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik (Kamerstuk 22 112, nr. 2926)
Fiche: Mededeling EU-actieplan inzake vuurwapenhandel (Kamerstuk 22 112, nr. 2927)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling Veiligheidsuniestrategie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling betreffende de EU-strategie voor de veiligheidsunie
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juli 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM (2020) 605
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52020DC0605&f…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
2. Essentie voorstel
Op 24 juli 2020 heeft de Commissie de Veiligheidsunie Strategie voor 2020–2025 (hierna
de strategie) gepubliceerd. Tegelijkertijd presenteerde de Commissie een EU strategie
voor de bestrijding van kindermisbruik1, EU agenda en actieplan over Drugs2 en EU actieplan op vuurwapens3, waarover separaat BNC-fiches aan uw Kamer worden verzonden.
De strategie bestrijkt de periode 2020–2025 en bouwt voort op eerdere werkzaamheden
van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De Commissie stelt dat een sterke
kern van instrumenten en beleidsmaatregelen in de praktijk nodig is voor een toekomstbestendige
veiligheidsomgeving in de EU. De COVID-19 crisis heeft de noodzaak om de veiligheid
te waarborgen, zowel fysiek als digitaal, des te urgenter gemaakt. De Commissie beoogt
een multidisciplinaire, geïntegreerde EU aanpak en benoemt strategische prioriteiten
en bijbehorende maatregelen.
De Commissie geeft aan dat de Strategie drie gemeenschappelijke doelstellingen heeft,
te weten de opbouw van capaciteiten met het oog op vroegtijdige opsporing en preventie
van en respons op crises; nadruk op resultaten; en het samenbrengen van alle publieke
en private actoren in een gezamenlijke inspanning. Daarbij gaat de Commissie uit van
een samenlevings-brede aanpak van veiligheid, waarmee op gecoördineerde wijze een
doeltreffende respons kan worden gegeven op snel veranderende dreigingssituaties.
In de strategie onderscheidt de Commissie vier strategische prioriteiten:
1. Een toekomstbestendige veiligheidsomgeving. Hierbij stelt de Commissie zich een robuuste
bescherming van vitale infrastructuur ten doel en richt zij zich op maatregelen ten
behoeve van weerbaarheid, zowel fysiek als digitaal. De Commissie roept op tot een
samenlevings-brede aanpak van cyberveiligheid die moet samenkomen in een herziene
EU Cyberveiligheid strategie. Tevens benoemt de Commissie de oprichting van de Joint
Cyber Unit en het belang van 5G beveiliging in het licht van potentiële systemische
verstoringen van vitale diensten. Tot slot stelt de Commissie dat de bescherming van
publieke ruimten verbeterd moet worden.
2. Het aanpakken van veranderende dreigingen. In de strijd tegen cybercrime benoemt de
Commissie twee prioriteiten: preventie door veilige infrastructuur en internationale
samenwerking en versterking van de capaciteit van rechtshandhavingsautoriteiten in
het digitale domein. Daarnaast zet de Commissie in op het tegengaan van illegale inhoud
online, waaronder seksueel kindermisbruik en terroristische inhoud online, en de dreiging
die uitgaat van hybride campagnes ingezet door (statelijke) actoren.
3. De bescherming tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit. Bij de strijd tegen
terrorisme en radicalisering acht de Commissie EU-samenwerking en coördinatie noodzakelijk.
Ook noemt de Commissie hier het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)
te willen uitbreiden met de vervolging van grensoverschrijdende terroristische misdrijven.
De Commissie stelt daarnaast dat de EU-strijd tegen georganiseerde criminaliteit moet
worden versterkt. Deze inzet wordt samengebracht in een toekomstige EU-agenda voor
de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Voorts wordt de haalbaarheid onderzocht
van een EU-systeem voor snelle waarschuwing bij cybercriminaliteit, dat bij een golf
van cybercriminaliteit informatievoorziening en een snelle respons kan waarborgen.
De Commissie gaat ook inzetten op de aanpak van drugshandel, mensenhandel en mensensmokkel,
tegengaan van illegale handel in vuurwapens, milieucriminaliteit, het tegengaan van
economische en financiële vormen van criminaliteit en corruptiebestrijding.
4. Een krachtig veiligheidsecosysteem. Hierbij wordt ingegaan op informatie-uitwisseling,
met inzet op operationele samenwerking van rechtshandhavingsautoriteiten en versterking
van samenwerking met en tussen relevante autoriteiten. De Commissie geeft aan dat
het nodig kan zijn de Prüm-besluiten4 te herzien en het doorgeven van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens)5 aan derde landen te gaan evalueren. De Commissie wil het mandaat van Europol herzien
en een innovatie hub voor interne veiligheid oprichten bij Europol. De Commissie benadrukt
het belang van internationale samenwerking met derde landen en effectief grensmanagement
aan externe grenzen. Ook zet de Commissie in op het vergroten van vaardigheden en
bewustzijn. Voorts zal de Commissie onderzoek doen naar een EU-code voor politiële
samenwerking en politiecoördinatie in crisistijden. Tot slot noemt de Commissie toetreding
van de EU tot het Verdrag van Istanboel6 als prioriteit.
De Commissie concludeert in de strategie dat veiligheidsonderwerpen vanuit een breder
perspectief moeten worden bezien en dat het onderscheid tussen de fysieke en digitale
wereld oneigenlijk is. Ook is interne en externe veiligheid in toenemende mate met
elkaar verweven. De EU zal daarom meer met internationale partners moeten samenwerken.
Tot slot concludeert de Commissie dat beleid of acties alleen effectief zijn als ze
ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd en worden gehandhaafd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Op de voor het kabinet prioritaire thema’s uit de Veiligheidsuniestrategie is de essentie
van het Nederlands beleid als volgt.
In de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt ingezet op structurele versterking
volgens het devies «oprollen, afpakken en voorkomen», onder andere met stevige structurele
investeringen in Bewaken en Beveiligen en het Multidisciplinair Interventie Team (MIT).
Ook worden gerichte impulsen gegeven, onder meer om de jongerenpreventie te verbeteren,
om de financiële opsporing daadkrachtiger te maken en om voortgezet crimineel handelen
in detentie tegen te gaan.7 De Nederlandse benadering om (online) seksueel kindermisbruik tegen te gaan, geschiedt langs een drietal
lijnen: een intensieve strafrechtelijke aanpak, preventie en publiek-private samenwerking.8
Voorts zet het kabinet in op versterking van de capaciteit van de rechtshandhavingsautoriteiten
in het digitale domein, zoals door oprichting van het Nationaal Politielab AI waarbij
de verdere ontwikkeling van AI-toepassingen binnen de politie wordt gestimuleerd en
er ook stapsgewijs nieuwe concepten worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de
wetenschap.9 Ook de blijvende toename van cybercrime is een aandachtspunt voor het kabinet waarvoor
een aanpak is opgezet bestaande uit preventie, opsporing, vervolging, sanctionering
en verstoring. Daarbij moet ook aandacht zijn voor het slachtoffer.10 Ten aanzien van encryptie is het kabinet momenteel aan het bezien hoe rechtmatige
toegang tot versleutelde communicatie kan worden verkregen en betrekt daarbij de voor-
en nadelen daarvan.11 Hierbij wordt gestreefd naar oplossingen binnen de kaders van het kabinetstandpunt
van 201612 en bezien of een internationale oplossing mogelijk is.13
Het weerbaar maken van Nederland tegen digitale dreigingen wordt door het kabinet
op geïntegreerde wijze geadresseerd met de Nederlandse Cyber Security Agenda.14 De aanpak op het gebied van statelijke dreigingen bestaat uit maatregelen gericht
op het verhogen van de weerbaarheid tegen verschillende uitingen van statelijke dreigingen.
De accenten liggen hierbij op het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging,
beschermen van democratische processen en instituties, waaronder het tegengaan van
desinformatie, en economische veiligheid.15 Het kabinet acht het van belang om strategische afhankelijkheden in kaart te brengen
zodat nationale veiligheidsrisico’s kunnen worden onderkend en geadresseerd.16 Om vitale infrastructuur te beschermen, zet het kabinet in op een versterkte aanpak
om kennis, kunde en expertise te bundelen om nationale veiligheidsrisico’s ten behoeve
van de vitale infrastructuur adequaat te adresseren.17
Bestrijding van terrorisme en extremisme vergt onverminderd de aandacht. Het is van
groot belang de versterkte inzet waar nodig op basis van actuele dreigingsbeelden
te intensiveren. Daarnaast wordt ingezet op het toepassen van de integrale aanpak
op alle vormen van extremisme, van welke ideologische signatuur dan ook, zodat ook
«nieuwe» dreigingen het hoofd geboden kunnen worden. 18
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de strategie waarin een multidisciplinaire, geïntegreerde EU
aanpak is beoogd voor een toekomstbestendige veiligheidsomgeving in de EU. Dat neemt
niet weg dat bij de verdere uitwerking van de strategie een aantal aandachtspunten
geïdentificeerd zijn. Hieronder worden prioritaire thema’s voor het kabinet uitgelicht
en de aandachtspunten benoemd.
Op het gebied van de aanpak van ondermijnende criminaliteit is het kabinet positief
over de strategie. Het kabinet is voorstander van aandacht voor preventie en het ontmantelen
van het bedrijfsmodel van de georganiseerde criminaliteit in de aangekondigde Agenda
voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Wel is van belang dat deze Agenda
goed aansluit bij andere initiatieven zoals het Actieplan Drugs19 en het Actieplan Vuurwapenhandel.20 Het kabinet hecht ook aan versterkte informatie-uitwisseling zoals door de modernisering
van de Prüm-besluiten en de aandacht voor de financiële aanpak van veiligheidsrisico’s, waarbij de aanpak
van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen centraal staat. Ook acht het
kabinet het positief dat het jaarlijkse rapport van de toetsingscyclus voor de rechtsstaat
wordt aangehaald bij de aanpak van corruptie en dat in de strategie expliciet de bestrijding
van fraude wordt genoemd, in het bijzonder waar het gaat om EU-gelden.
Het kabinet verwelkomt de aandacht in de strategie voor versterking van de capaciteit
van de rechtshandhavingsautoriteiten in het digitale domein waar het belang van aanpassing
aan en benutten van nieuwe technologieën wordt benadrukt. Daarbij oordeelt het kabinet
wel dat een hoger ambitieniveau zou moeten worden nagestreefd waarbij effectieve rechtshandhaving
een integraal onderdeel is van de digitale toekomst van de EU. Veiligheid zou horizontaal
terug moeten komen in al het EU beleid met een digitale component. Aandacht voor nieuwe
samenwerkingen van of verhoudingen tussen de opsporing en private bedrijven is belangrijk.
Verder steunt het kabinet het voorstel van de Commissie om technische, operationele
en juridische oplossingen voor encryptie te onderzoeken waarbij de effectiviteit van
digitale opsporing van misdrijven wordt vergroot en fundamentele rechten wordt gewaarborgd.
Voorts is het kabinet voorstander van een bredere aanpak tegen illegale inhoud online.
Wat betreft cyberveiligheid kan het kabinet zich vinden in de benadering van de Commissie
van het centraal stellen van de veiligheid en digitale weerbaarheid van vitale infrastructuur,
het versterken van EU-coördinatie en aandacht voor afhankelijkheden van infrastructuur
en diensten buiten de EU. Daarbij is het van belang dat de samenhang en consistentie
voldoende wordt gewaarborgd tussen de verschillende wetgevende initiatieven gericht
op het beschermen van de vitale infrastructuur, zoals de generieke wetgeving (bijv.
NIB-richtlijn21, Cybersecurity Act22 en ECI-Richtlijn23) en sectorale wetgeving (bijv. energie, financiële sector). Bij het integreren van
de verschillende perspectieven ten aanzien van de dreigingen wil de Commissie ook
kijken naar onderwerpen als educatie, technologie en onderzoek (economische en kennisveiligheid).
Deze geïntegreerde aanpak vindt het kabinet van belang en steunt dan ook de samenwerking
tussen lidstaten in de Raadswerkgroep tegen statelijke dreigingen. Het kabinet wil
specifiek inzetten op de versterking van samenwerking en informatie-uitwisseling onder
andere via de Hybrid Fusion Cell24. Ook is het verbeteren van de samenwerking tussen de EU en de NAVO in de aanpak van
hybride dreigingen is voor het kabinet een prioriteit. Voorts is van belang dat de
nexus tussen de interne en de externe dimensie van cyberveiligheid voldoende aandacht
krijgt; stevige inzet van de cyberdimensie van het Gemeenschappelijk Buitenlands en
Veiligheidsbeleid (de Cyber Diplomacy Toolbox) kan een bijdrage leveren aan de EU-interne veiligheidsdoelstellingen die door middel
van de strategie worden nagestreefd. Het kabinet is voorstander van een snelle ontwikkeling
van cyberbeveiligingscertificeringsregelingen binnen het kader van de Cybersecurity
Act, hiermee wordt ook meer digitale weerbaarheid teweeg gebracht.
Het kabinet heeft ook enkele aandachtspunten bij de strategie. Zo is het van belang
dat EU wetgeving op het gebied van bescherming van vitale infrastructuur en cyberveiligheid
geen afbreuk doet aan nationale competenties op het gebied van het beschermen van
vitale processen en de praktijk van de rechtshandhaving ondersteunt. Het kabinet heeft
vragen bij de plannen omtrent een Joint Cyber Unit over de noodzaak tot een wederzijds
bijstandsmechanisme. Voor het kabinet is het essentieel om eerst te bezien in hoeverre
bestaande structuren en initiatieven benut kunnen worden.
Voorts wordt in de strategie de ambitie tot uitbreiding van het EOM mandaat met terrorismemisdrijven
genoemd. Het kabinet is hier tegen gekant25. De bestrijding van terrorisme vraagt volgens het kabinet om een brede aanpak met
een goede nationale en lokale aansluiting en aandacht voor preventie. Voor de opsporing
en vervolging van terrorismeverdachten is internationale samenwerking cruciaal. Hiervoor
zouden reeds bestaande structuren en instrumenten, zoals Europol en Eurojust, volgens
het kabinet kunnen worden benut. Tevens vindt het kabinet dat het EOM zich allereerst
moet richten op het huidige mandaat gericht op aanpak van fraude met EU-gelden langs
strafrechtelijke weg.
Wat betreft de herziening van de Europolverordening streeft het kabinet ernaar dat
deze goed aansluit bij de operationele behoeften van de rechtshandhavingsautoriteiten.
Het kabinet is terughoudend wat betreft de in de strategie aangekondigde code voor
politiële samenwerking en zal daarbij er zorg voor dragen dat bestaande bevoegdheidsverdelingen
tussen de EU en de lidstaten niet wordt doorkruist. Een ander aandachtspunt voor het kabinet is de uitwerking van de door de Commissie aangekondigde voorstellen
voor een breed crisismanagementsysteem binnen de EU, dat ook relevant zou kunnen zijn
op veiligheidsgebied. Tot slot acht het kabinet het voor wat betreft het verbeteren
van veiligheidsnormen voor reisdocumenten van belang dat de verordening tot standaardisatie
van identiteitskaarten en verblijfsdocumenten26 eerst wordt geëvalueerd alvorens nieuwe wetgeving wordt overwogen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zal een grote meerderheid van de EU-lidstaten de Veiligheidsuniestrategie
ondersteunen. In algemene zin onderschrijven alle lidstaten het belang van het waarborgen
van interne veiligheid in de EU. Zeker in het licht van de COVID-19 crisis is het
belang van een toekomstbestendige veiligheidsomgeving in de lidstaten urgenter geworden.
De verwachting is dat lidstaten, net als Nederland, beperkt commentaar en wensen tot
aanscherpingen op onderdelen zullen hebben, in lijn met de eigen nationale prioriteiten.
Naar verwachting zal de Veiligheidsuniestrategie op steun kunnen rekenen van het Europees
Parlement.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van bevoegdheid van de EU
voor wat het onderwerp van deze mededeling betreft. Op het terrein van de ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU
en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub j, VWEU). De voorgestelde strategie omvat overigens
slechts de aankondiging van concrete wetgevingsvoorstellen en is dus vooral beleidsmatig
van aard.
Wel bevindt een aantal van de aangekondigde plannen en maatregelen zich dicht tegen
of op het terrein van nationale veiligheid. Op grond van artikel 4, lid 2, VEU dient
de EU de essentiële staatsfuncties, zoals de handhaving van de openbare orde en de
bescherming van de nationale veiligheid te eerbiedigen. Met name de nationale veiligheid
blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat. Het kabinet zal er
bij komende wetgevingsvoorstellen op toezien dat deze bevoegdheidsverdeling geëerbiedigd
blijft.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding met kanttekening ten aanzien van de subsidiariteit.
Gelet op de aard en omvang en het inherent grensoverschrijdende karakter van genoemde
dreigingen op het gebied van interne veiligheid, waaronder cybercrime, georganiseerde
en ondermijnende criminaliteit, terrorisme en cyberveiligheid, kunnen de gestelde
doelstellingen volgens het kabinet beter worden verwezenlijkt op EU-niveau. De kanttekening
betreft de ambitie tot uitbreiding van het EOM mandaat met terrorismemisdrijven. Het
kabinet is van mening dat de opsporing en vervolging van terrorisme in de EU in de
eerste plaats wordt aangepakt in samenwerking op het niveau van de lidstaten.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding met kanttekening ten aanzien van de proportionaliteit,
omdat de meeste maatregelen en plannen die worden aangekondigd de toekomstbestendige
veiligheidsomgeving in de EU op een geschikte en evenredige wijze betrachten te waarborgen.
De kanttekening betreft de ambitie tot uitbreiding van het EOM mandaat met terrorismemisdrijven.
Het kabinet is van mening dat er andere, minder vergaande, alternatieven zijn om de
doelstelling die de Commissie hiermee heeft, te bereiken. Waaronder door de samenwerking
van EU-lidstaten door middel van informatie-uitwisseling tussen de lidstaten onderling,
via en tussen EU-agentschappen (met name Europol en Eurojust) en door middel van EU-informatiesystemen.
d) Financiële gevolgen
Er wordt geen concrete informatie gegeven over de eventueel te verwachten financiële
impact op de hoogte van de EU-begroting. Nederland is van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020 en het toekomstige MFK 2021–2027,
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Er wordt geen concrete informatie gegeven over de eventueel te verwachten financiële
gevolgen voor de lidstaten. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
De mededeling zelf bevat geen nieuwe wettelijke maatregelen en geeft daarmee geen
aanleiding om gevolgen te verwachten op regeldruk en administratieve lasten, voor
de overheid, bedrijfsleven of burgers.
De uiteindelijke regeldruk en administratieve lasten zijn afhankelijk van de specifieke
invulling van de doelen in concrete beleidsmaatregelen. Het is niet uit te sluiten
dat zowel de uitvoering van afzonderlijke beleidsmaatregelen als de uitvoering van
de beleidsmaatregelen in onderling verband bezien aanleiding geven tot nieuwe regels
of verhoging van de uitvoeringslasten. Bij de uitwerking van eventuele maatregelen
zal het kabinet zich inspannen om onwenselijke gevolgen voor de regeldruk, administratieve
lasten en andere uitvoeringslasten te voorkomen of te mitigeren. Daarbij dient ook
rekening gehouden te worden met eventuele gevolgen voor lokale overheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken