Brief regering : Actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2020-2023
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 130 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2020
Hierbij bied ik u de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie
2020–2023 aan1.
Het geactualiseerde uitvoeringsprogramma is geschreven en vormgegeven op een moment
waarop de COVID-19-crisis zich begon te ontvouwen en steeds meer vat op de wereld
kreeg. Dit heeft vanzelfsprekend invloed op de transitie naar een circulaire economie
en daarmee op het programma en de uitvoering daarvan. Zo blijkt de recyclingmarkt
nog niet weerbaar genoeg om grote vraag- en aanbodschommelingen op te vangen en de
concurrentie met de lineaire economie aan te gaan. Met name de kunststof- en de textielketens
hebben te lijden onder deze situatie.
Ik heb u op 26 juni jl. bericht over maatregelen om de effecten van covid-19 op de
kunststof- en textielsector op te vangen2. Behalve dat deze bedrijven gebruik kunnen maken van de NOW-regeling (tijdelijke
noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid), zijn er ook andere maatregelen aangekondigd.
Enkele voorbeelden hiervan zijn de maatregelen uit het beleidsprogramma Circulair
Textiel, de inzet van het versnellingsteam Dutch Circular Textile Valley en de Nederlandse
inzet voor een verplicht percentage recyclaat in EU-verband. Hierop ga ik ook in het
uitvoeringsprogramma verder in. Ook wordt samen met de grondstoffenakkoord-partners
gewerkt aan oplossingen die op korte termijn al effect kunnen sorteren, zoals het
actieplan «toepassen van recyclaat» aanpassen aan huidige situatie en het opnemen
als doorbraakproject in het Versnellingshuis van het project «ontwikkeling markt voor
recyclaat».
Door COVID-19 blijkt dat mondiale ketens kwetsbaar zijn en dat er aanleiding is voor
meer aandacht voor samenwerking op Europees, nationaal en regionaal niveau.
Deze tijd van veranderende geopolitieke omstandigheden, grondstoffenschaarste en grondstoffenafhankelijkheid,
heeft ook juist bewezen dat het belangrijker is dan ooit om de circulaire economie
een extra stimulans te geven; om het herstel vorm te geven op een wijze die ook recht
doet aan de noodzaak de klimaat- en grondstoffencrises te bestrijden. Juist nu is
een robuust en vooral veerkrachtig systeem nodig.
We staan op een kantelpunt. Er ligt een taak voor overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke
partners en burgers, kortom voor de samenleving als geheel. Samenwerking is daarbij
cruciaal.
Dat geldt ook voor de transitie naar een circulaire economie. Deze actualisatie van
het uitvoeringsprogramma is tot stand gekomen door inbreng van overheden, bedrijfsleven,
ngo’s en kennisinstellingen. Samenwerking is een sleutelbegrip in de circulaire economie
en dat toont zich hier in de praktijk.
In dit geactualiseerde uitvoeringsprogramma kunt u zien dat het afgelopen jaar veel
is bereikt op het gebied van de circulaire economie. Er zijn veel initiatieven gestart
die bijdragen aan de transitie en die inmiddels goede resultaten laten zien; er zijn
veel inspanningen gepleegd om barrières op te heffen. Ook is een structuur ingesteld
om te leren, ontwikkelen en bij te sturen: met onder meer het monitoringsprogramma
o.l.v. PBL, de jaarlijkse CE-conferentie en twee keer per jaar een bestuurlijk overleg
met de betrokken grondstoffenpartners. Dit is een goed fundament voor robuuste vervolgstappen
om de transitie te versnellen.
Een handvol voorbeelden van concrete resultaten van het afgelopen jaar zijn:
• Ik heb besloten om statiegeld in te voeren voor plastic flesjes (2021) en een tweesporen-aanpak
aangekondigd om ook het zwerfafval van blikjes met 70%–90% terug te dringen en anders
ook hierop statiegeld in te voeren (zoals toegelicht in mijn brief van 24 april jl.(Kamerstuk
30 872, nr. 245)).
• Naast de aangescherpte recycling-doelen, heb ik circulaire doelstellingen geïntroduceerd
voor verpakkingen. Dit zijn nieuwe ambitieuze en bindende doelen, waarmee ook hergebruik
door middel van regelgeving wordt bevorderd (brief aan u d.d. 2 juli jl.(Kamerstukken
28 694 en 30 872, nr. 136)).
• Voor matrassen is een vrijwillige producentenverantwoordelijkheid voor matrasproducenten
afgesproken, die in 2021 operationeel wordt. Dit is belangrijk omdat het in Nederland
gaat om een hoeveelheid waarmee je jaarlijks de Arena kunt vullen. Ook is er een nieuwe
verwerkingsfabriek opgericht in Alphen waar 45 mensen werken en jaarlijks 250.000
matrassen worden gerecycled.
• Het Versnellingshuis Nederland Circulair! is opgericht en het heeft inmiddels een
achttal doorbraakprojecten opgepakt en vorig jaar meer dan 150 bedrijven met complexe
vragen geholpen.
• Mede op initiatief van Nederland is er nu een Europees Plastics Pact. 14 landen en
inmiddels meer dan 120 bedrijven en andere partijen hebben zich met concrete doelen
vastgelegd op het slimmer en zuiniger omgaan met plastics. Daarbij gaat het om minder
plastic, beter plastic, maar ook om het beter ontwerpen van producten in het licht
van hergebruik van de materialen.
• Momenteel geef ik opvolging aan de beleidsreactie naar aanleiding van de Taskforce
Herijking Afvalstoffen, door de verkenning naar generieke instrumenten voor de beoordeling
of een materiaal een afvalstof is of niet, en de verkenning naar experimenteerruimte
in regelgeving. Eind dit jaar zal ik u de resultaten en mogelijke vervolgstappen toesturen.
• Op 8 oktober 2019 heeft de Minister van BZK aangegeven de milieuprestatie-eis voor
gebouwen aan te vullen met een uniforme meetmethode voor circulaire prestaties en
bovendien de grenswaarde in stappen naar 2030 te halveren, te beginnen in 2021.
• Voor de rijksinkoop heb ik met de Minister van BZK de strategie «Inkopen met Impact»
vastgesteld waarin circulair inkopen een belangrijk thema is. Om circulair inkopen
door de decentrale overheden aan te jagen zijn o.m. dertien buyer groups gestart waarin overheden gezamenlijk de markt uitdagen om te komen met circulaire
en klimaat-neutrale oplossingen.
• Op 14 april jl. heb ik u het beleidsprogramma textiel toegestuurd (Kamerstuk 32 852, nr. 116), waarin ambities zijn opgenomen om de textielketen, samen met alle partners uit
de keten, circulair te maken.
Tegelijk is duidelijk dat verdere doorontwikkeling, opschaling en versnelling ook
echt noodzakelijk zijn op weg naar een circulaire economie in 2050. Daarom worden
in deze actualisatie meer dan vorig jaar activiteiten hoger op de R-ladder opgepakt:
veel meer activiteiten richten zich op rethink, refuse, reuse, reduce in plaats van
recycling, juist om de versnelling te intensiveren. Zoals PBL aangeeft: met circulariteitsstrategieën
die hoger op de ladder staan, treedt minder verlies van materialen op en dit levert
derhalve minder milieudruk op. Er is bovendien sprake van een groei van de activiteiten
in de regio’s, met een toenemend aantal lokale en regionale initiatieven. Dit laatste
is mede een gevolg van de inzet van (publiek-private) regioversnellers die een verbindende
rol spelen bij het tot stand brengen van regionale samenwerkingsverbanden. Ik wil
dan ook graag een compliment maken aan al die bestuurders en ondernemers die in de
regio’s concreet aan de slag zijn om de CE regionaal en lokaal te laten «draaien».
Juist in moeilijke tijden blijken dit soort verbanden extra belangrijk.
Verder blijkt ook uit verschillende onderzoeken en de monitoring van PBL dat een scherpere
visie, verdere concretisering van beleidsdoelen en een goede uitwerking daarvan nodig
is om duidelijkheid te geven over de te volgen koers richting 2050. Komende tijd wordt
verder gewerkt aan het concretiseren en operationaliseren van de doelen samen met
betrokken partijen, zoals ik ook heb aangekondigd in mijn reactie van 27 maart jl.
op de PBL policy brief 20193. Daarbij wordt uitgewerkt welke beleidsinzet in welke transitiefase nodig is, zodat
dit duidelijkheid creëert voor alle partijen. Deze uitwerking van de doelen en de
bijbehorende activiteiten zullen integraal onderdeel van het uitvoeringsprogramma
uitmaken.
Monitoring is daarbij cruciaal om te weten of we op koers liggen met de transitie
en om te bezien welke interventies nodig zijn om bij te sturen. Het Planbureau voor
de leefomgeving monitort de transitie en de voortgang naar het tussendoel in 2030.
Begin 2021 verschijnt de Integrale circulaire-economie-rapportage (ICER) van PBL.
Deze ICER zal inzicht opleveren over de voortgang in het behalen van de beleidsdoelen
voor 2050 en 2030. De rapportage zal ook een grondslag bieden voor beleidsmatige sturing
van het CE-beleid en voor verdere aanpassing van het uitvoeringsprogramma.
De circulaire-economietransitie heeft samenhang met andere transities zoals klimaat-
en energie, landbouw en woningmarkt. Deze samenhang wordt in de komende periode nader
uitgewerkt zoals is aangekondigd in de zogeheten «Groeibrief» d.d. 13 december 20194. In deze brief heeft het kabinet de noodzaak aangegeven van het op een verstandige
en integrale manier inzetten van deze transities in verband met onder andere het versterken
van het verdienvermogen, het vermarkten van kennis, het creëren van een level playing
field (dit alles in EU-verband) en het behalen van de Sustainable development goals.
Een integrale aanpak van de transities leidt eerder tot versnelling van de transities.
Ik stuur dit uitvoeringsprogramma mede namens de ministers van Economische Zaken en
Klimaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast is het programma tot
stand gekomen met betrokkenheid van de overige bewindspersonen. Ik spreek mijn dank
voorts uit aan alle partners van het grondstoffenakkoord en uitvoerders van activiteiten,
die hebben bijgedragen en meegewerkt aan de actualisatie van het uitvoeringsprogramma.
Gezamenlijk werken wij verder aan de ambitie voor een circulair Nederland in 2050.
Als bijlage bij deze brief treft u – naast het uitvoeringsprogramma – een overzicht
van de moties en politieke toezeggingen die met het uitvoeringsprogramma worden ingevuld5.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.