Brief regering : Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; ’s-Gravenhage, 6 december 2019
35 584 (R2149) Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; ’s-Gravenhage, 6 december 2019
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
25 september 2020.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
25 oktober 2020.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2020
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen de op 6 december 2019 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen wijziging
van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2020, nr. 44).
Een toelichtende nota bij deze wijziging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde
stukken op 25 september 2020 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van
Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
1. Inleiding
Van 2 tot en met 7 december 2019 vond in ’s-Gravenhage plaats de 18e bijeenkomst van
de Staten die partij zijn bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
(hierna: het Statuut). Tijdens deze Vergadering van Verdragspartijen werd bij consensus
een resolutie aangenomen houdende een wijziging van artikel 8 van het Statuut. Zo
wordt aan het tweede lid, onder e, een nieuw onderdeel xix toegevoegd. De betreffende
resolutie van 6 december 2019, ICC-ASP/18/Res.5, kan worden geraadpleegd op de website
van het Internationaal Strafhof.1
De Vergadering van Verdragspartijen heeft reeds eerder wijzigingen voor het Statuut
aanvaard. Deze wijzigingen, aanvaard respectievelijk te Kampala in 2010, te ’s-Gravenhage
in 2015 en te New York in 2017 (zie Trb. 2011, nr. 73, Trb. 2016, nr. 74 en Trb. 2018, nr. 74), zijn evenals het Statuut goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
2. Wijziging van artikel 8 van het Statuut
Op grond van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut (Trb. 2000, nr. 120) is het Internationaal Strafhof bevoegd rechtsmacht uit te oefenen over personen
ter zake van de meest ernstige internationale misdrijven.2
Ingevolge artikel 8 heeft het Internationaal Strafhof rechtsmacht ter zake van oorlogsmisdrijven
in het bijzonder wanneer deze worden gepleegd als onderdeel van een plan of beleid
of als onderdeel van het op grote schaal plegen van dergelijke misdrijven. Het artikel
is laatstelijk gewijzigd in 2017. Deze wijziging betrof de strafbaarstelling van het
gebruik van bepaalde wapens in niet-internationale gewapende conflicten als een oorlogsmisdrijf.
Deze strafbaarstelling bestond reeds voor internationale gewapende conflicten.
In de brief van 2 december 2019 aan de Tweede Kamer gaf de regering informatie over
de jaarlijkse Vergadering van Verdragspartijen van het Internationaal Strafhof.3 In die brief werd verwezen naar een voorstel van Zwitserland betreffende de strafbaarstelling
van uithongering van de burgerbevolking als oorlogsmisdrijf in niet-internationale
gewapende conflicten. Daarbij werd aangegeven dat uithongering reeds een oorlogsmisdrijf
is in de context van internationale gewapende conflicten (zie artikel 8, tweede lid,
onder b, onderdeel XXV van het Statuut) en dat het voorstel voortbouwt op de door
Nederland in 2018 geïnitieerde en door de VN-Veiligheidsraad unaniem aangenomen Resolutie
2417 over de verbanden tussen conflict en honger.4 Deze wijziging van het Statuut van Rome bestendigt de verdere ontwikkeling van het
internationaal strafrecht en draagt bij aan de bestrijding van straffeloosheid voor
dit misdrijf. Nederland dat het belang van opname van het voorstel in het Statuut
mede heeft onderstreept, heeft het Zwitserse amendementsvoorstel daarom actief gesteund.
De nieuwe wijziging die bij resolutie van 6 december 2019 is aanvaard, betreft het
toevoegen van een nieuw onderdeel xix aan artikel 8, tweede lid, onder e. Deze strafbaarstelling
heeft betrekking op het opzettelijk gebruikmaken in niet-internationale gewapende
conflicten van uithongering van burgers als methode van oorlogsvoering door hun voorwerpen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, waaronder het opzettelijk
belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen.
Overigens zijn in combinatie met de wijziging van artikel 8 ook nieuwe zogenoemde
«Elementen van Misdrijven» aanvaard. Deze zijn opgenomen in bijlage II bij de voornoemde Resolutie ICC-ASP/18/Res.5.
Ingevolge artikel 9 van het Statuut zijn de «Elementen van Misdrijven» een hulpmiddel
voor het Strafhof om de definities van misdrijven, vastgelegd in de artikelen 6, 7
en 8 van het Statuut, te interpreteren en toe te passen. De «Elementen» hebben echter
een voor het Strafhof niet-bindende status. Het Strafhof is dan ook vrij om van deze «Elementen» af te wijken
of andere toe te passen (zie de toelichting op artikel 9 op pagina 20 van de memorie
van toelichting bij de goedkeuring van het Statuut). Om die reden behoeven de «Elementen»
niet ter parlementaire goedkeuring te worden voorgelegd.
3. Uitvoeringswetgeving en eenieder verbindende bepalingen
De wijziging heeft voor het Europese deel en het Caribische deel van Nederland geen
gevolgen voor de wet- en regelgeving. Er hoeft dan ook geen uitvoeringswetgeving opgesteld
te worden. De betreffende strafbaarstelling van het belemmeren van humanitaire hulp
in een niet-internationaal gewapend conflict is reeds opgenomen in de Wet Internationale
misdrijven, artikel 6, derde lid, onderdeel m.5
De wijziging van artikel 8 bevat naar het oordeel van de regering een eenieder verbindende
bepaling in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan een rechtssubject
rechtstreeks rechten toekent of plichten oplegt. Het betreft hier namelijk de uitbreiding
van de internationale strafbaarstelling van oorlogsmisdrijven voor individuen. Zoals
hierboven vermeld, bestaat deze strafbaarstelling al onder nationaal recht.
4. Procedurele aspecten
In de overwegingen van de genoemde Resolutie ICC-ASP/18/Res.5 is vastgelegd dat de
wijziging van artikel 8 ingevolge artikel 121, vijfde lid, van het Statuut van kracht
wordt voor staten die deze wijziging hebben aanvaard. Voorts is bepaald dat staten
die alsnog partij worden bij het Statuut, in het licht van artikel 40, vijfde lid,
van het op 23 mei 1969 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht
(Trb. 1972, nr. 51), de keus hebben om al dan niet partij te worden bij de betreffende wijziging.
5. Koninkrijkspositie
De wijziging van artikel 8 van het Statuut zal voor het Europese deel en het Caribische
deel van Nederland worden aanvaard.
Zoals hierboven aangegeven geldt het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
voor het gehele Koninkrijk. De wijziging van artikel 8 zal dan ook voor het gehele
Koninkrijk worden goedgekeurd. Van de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten
is nog geen bevestiging over de medegelding ontvangen omdat de regeringen van die
landen hierover nog geen besluit hebben kunnen nemen. Wanneer deze landen hebben aangegeven
dat medegelding van de wijziging gewenst is en de betreffende uitvoeringswetgeving
gereed is, zal de onderhavige wijziging eveneens voor die landen kunnen worden aanvaard.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.