Brief regering : Uitwerking aanvullend sociaal pakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2020
Op 28 augustus jl. heeft het kabinet een omvangrijk steun- en herstelpakket ter ondersteuning
van de economie gepresenteerd (Kamerstuk 35 420, nr. 105). Het kabinet verlengt de steunmaatregelen, waaronder de NOW-subsidie voor werkgevers
om banen en expertise te behouden en de Tozo voor zelfstandigen met negen maanden.
Daarnaast zet het kabinet in op investeringen om werkgelegenheid te behouden en creëren.
Verder trekt het kabinet € 1,4 miljard uit voor een sociaal pakket. Deze brief bevat
een nadere uitwerking van dit aanvullend sociaal pakket, dat loopt tot 1 juli 2021.
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. In bepaalde sectoren verdwijnen
banen. Dit kan langdurig of zelfs permanent zijn. Ook is sprake van een verschuiving
van werkgelegenheid van de ene sector naar de andere. In sommige sectoren blijft de
werkgelegenheid relatief ongemoeid. Ook zijn er sectoren waar nog vacatures zijn.
Tegen deze achtergrond wil het kabinet mensen die nu in onzekerheid verkeren de zekerheid
bieden dat ze aanspraak kunnen maken op passende begeleiding bij het zoeken naar nieuw
werk en inkomen. Uiteraard binnen de randvoorwaarde van uitvoerbaarheid en de budgettaire
kaders. Om dit te realiseren reserveert het kabinet gedurende de periode waarvoor
de maatregelen gelden (oktober 2020 tot en met 2022) in totaal € 683 miljoen voor
ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk en € 199 miljoen voor scholing en ontwikkeladviezen.
De inzet hierbij is dat mensen zo veel mogelijk direct naar nieuw werk gaan en dat
zij daarbij waar nodig gericht geholpen worden. Het kabinet deelt deze Kamerbrede
wens uit de motie Asscher (Kamerstuk 35 570, nr. 22) tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (Handelingen II 2020/21, nr. 3, debat
over de Algemene Politieke Beschouwingen). Werknemers van bedrijven die grootschalig
worden gereorganiseerd of in branches waar de werkgelegenheid sterk is teruggelopen,
worden hierbij geholpen door de werkgevers(organisaties) en vakbonden. Daarbij kan
direct een beroep worden gedaan op bijvoorbeeld scholingsmogelijkheden.
Voor werkzoekenden die daarnaast extra ondersteuning nodig hebben, heeft het kabinet
samen met werkgevers, werknemers, gemeenten en UWV een nieuwe aanpak ontwikkeld. Die
aanpak houdt in dat de werkzoekende vroegtijdig bij één «loket» terecht kan, waarbij
wordt bekeken wat het beste aansluit op wat hij nodig heeft. Regionale mobiliteitsteams
zullen de werkzoekende en de werkgevers daarbij helpen.
Mensen die hun werk al kwijtgeraakt zijn en WW ontvangen worden door UWV ondersteund
in het vinden van werk. Mensen die na afloop van de WW-periode geen baan hebben gevonden
of die geen WW-rechten hebben opgebouwd, stromen door naar de bijstand die wordt uitgevoerd
door gemeenten. Het kabinet investeert daarom fors extra in de begeleiding door UWV
en gemeenten van deze werkzoekenden.
Het kabinet maakt concrete werkafspraken met vakbonden en werkgevers in de Stichting
van de Arbeid over de nieuwe werkwijze. Daarnaast wordt een stuurgroep ingericht waarin
sociale partners, UWV, VNG, SBB, MBO Raad en betrokken departementen vertegenwoordigd
zijn. Deze nieuwe aanpak wordt schematisch weergegeven in bijlage 1.
Vier bouwstenen
Om werkzoekenden goed te kunnen ondersteunen investeert het kabinet in totaal € 1,4 miljard
in vier bouwstenen van het aanvullend sociaal pakket:
• Intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk
Het kabinet ondersteunt werkzoekenden waar dat nodig is naar ander werk. Hierbij wordt
maatwerk verleend. Het kabinet investeert in de dienstverlening door UWV en gemeenten,
in regionale mobiliteitsteams en heeft bijzondere aandacht voor zelfstandigen en kwetsbaren
op de arbeidsmarkt.
• Scholing en ontwikkeling voor behoud van werk
Een nieuwe toekomst zoeken of je aanpassen aan de nieuwe omstandigheden betekent dat
mensen zich moeten oriënteren op nieuw werk en soms hun expertise moeten aanpassen
of hun competenties uitbreiden. Daarom wordt geïnvesteerd in (om)scholing en ontwikkeladviezen.
De ondersteuning verloopt direct via het individu, de (toekomstige) werkgever of via
sectoraal maatwerk. Ook de regionale teams kunnen werkzoekenden wijzen op en ondersteunen
bij de aanvraag van deze scholingsinstrumenten.
• Bestrijding van jeugdwerkloosheid
Schoolverlaters worden meer dan anderen geraakt door de afnemende werkgelegenheid,
doordat zij zijn aangewezen op vrijkomende of nieuwe banen. Met een gerichte aanpak
zet het kabinet in op het bestrijden van jeugdwerkloosheid.
• Aanpak van armoede en schulden
Door de coronacrisis neemt het aantal mensen in armoede en met problematische schulden
naar verwachting toe. Daarom maakt het kabinet middelen vrij om mensen via gemeenten
te kunnen ondersteunen. Daarnaast wordt een waarborgfonds ingericht om mensen met
problematische schulden te helpen.
Deze vier bouwstenen van het aanvullend sociaal pakket worden hierna toegelicht. Daarnaast
gaat deze brief in op regelingen voor eerder uittreden en hoe het kabinet invulling
geeft aan maatwerk op lokaal en regionaal niveau.
Een tabel met een financieel overzicht van de uitwerking van het aanvullend sociaal
pakket is in de bijlage opgenomen.
Moties en toezeggingen
Het kabinet geeft met deze brief ook invulling aan de motie van het lid Segers (over
een waarborgfonds voor mensen met problematische schulden) (Kamerstuk 35 570, nr. 24), de motie van de leden Van Weyenberg en Pieter Heerma (over investeringen in het
kader van van-werk-naar-werktrajecten) (Kamerstuk 35 420, nr. 46), de motie van het lid Van Brenk (over de begeleiding van werk naar werk en het verkrijgen
van werk) (Kamerstuk 35 420, nr. 54) en de motie van het lid Kuzu (over preventie en bestrijding van stille armoede en
sociale uitsluiting onder jongeren) (Kamerstuk 24 515, nr. 566). Verder geeft het kabinet met deze brief invulling aan een aantal toezeggingen aan
uw Kamer. Zo wordt in deze brief ingegaan op de mogelijkheid van regionaal maatwerk
bij de uitwerking van de steunmaatregelen en doen we ook de toezeggingen gestand over
jongeren in de bijstand. Daarnaast is aan uw Kamer toegezegd om een stand van zaken
te geven rond NL Leert Door en de plannen voor de aanpak jeugdwerkloosheid. Ook aan
die toezeggingen wordt met deze brief invulling gegeven.
Nadere uitwerking aanvullend sociaal pakket
1. Intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk
Het kabinet ondersteunt werkzoekenden waar dat nodig is in het behouden van werk of
het vinden van ander en goed werk. De inzet is dat zoveel mogelijk mensen direct van
de ene baan naar de andere baan gaan, zonder in een uitkering terecht te komen.
Werknemers van bedrijven die grootschalig worden gereorganiseerd of in branches waar
de werkgelegenheid sterk is teruggelopen, worden ondersteund door de werkgeversorganisaties
en vakbonden. Daarbij kan direct gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld scholingsmogelijkheden.
Ook kan ondersteuning, scholing en begeleiding naar ander werk via sectorale samenwerkingsverbanden
plaatsvinden.
Werkzoekenden die meer ondersteuning nodig hebben kunnen vroegtijdig bij een «loket»
terecht dat het beste aansluit op wat zij nodig hebben. Hiertoe investeert het kabinet
in regionale mobiliteitsteams.
Mensen die hun werk al zijn kwijtgeraakt en WW ontvangen worden door UWV ondersteund
in het vinden van nieuw werk. Mensen die na afloop van de WW-periode geen baan hebben
gevonden of mensen zonder WW-rechten stromen door naar de bijstand uitgevoerd door
gemeenten. Het kabinet investeert fors extra in de begeleiding door UWV en gemeenten
van deze werkzoekenden.
Daarnaast heeft het kabinet bijzondere aandacht voor zelfstandigen en kwetsbaren op
de arbeidsmarkt. Met deze aanpak geeft het kabinet ook invulling aan de motie Van
Weyenberg/Heerma en de motie Van Brenk.
Deze onderdelen van de ondersteuning en begeleiding worden hierna toegelicht.
a. Ondersteuning via sectorale samenwerkingsverbanden
De doelgerichte ondersteuning, scholing en begeleiding naar ander werk kan plaatsvinden
via samenwerkingsverbanden van sectoren. Het kabinet investeert hier in. Aan werkenden
die hun baan dreigen te verliezen kunnen samenwerkingsverbanden van sectoren, sociale
partners, O&O fondsen en andere betrokkenen via een subsidieregeling (apart compartiment
als onderdeel van NL leert door) met cofinanciering maatwerktrajecten aanbieden. Het kabinet stelt hier € 72 miljoen
voor beschikbaar. De maatwerktrajecten kunnen voorzien in scholing, maar ook in bredere
arrangementen gericht op ondersteuning van werkenden: ontwikkeladvies, EVC en begeleiding
naar ander werk in beroepen en sectoren waar kansen liggen.
b. Regionale mobiliteitsteams
Voor de regionale mobiliteitsteams voor van-werk(loosheid)-naar-werk begeleiding,
reserveert het kabinet in totaal € 195 miljoen. Vakbonden, werkgeversorganisaties,
UWV en gemeenten kunnen een beroep doen op deze middelen voor hun deelname aan deze
teams. Sociale partners verbinden hun sectorale en regionale initiatieven aan het
werk van de mobiliteitsteams en kunnen subsidie ontvangen voor de organisatie van
deze mobiliteitsteams. Het budget wordt ingezet in de 35 arbeidsmarktregio’s.
Een aanzienlijk deel van deze middelen kan ingezet worden voor (om)scholing van werk
naar werk aanvullend op beschikbare middelen uit o.a. de O&O fondsen. Ook kan er een
beroep worden gedaan op de tijdelijke extra middelen in de arbeidsmarktregio’s voor
kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren mbo, waarbij werken gecombineerd
wordt met het doen van een deel van een mbo-opleiding. Hiervoor is € 63 miljoen gereserveerd.
Dit is in aanvulling op de mogelijkheid om een volledige diplomagerichte opleiding
te doen via de bbl, die door het Ministerie van OCW wordt bekostigd. Zowel in het
tweede steunpakket als in het steun- en herstelpakket is, als onderdeel van de aanpak
jeugdwerkloosheid, voorzien in middelen voor het realiseren van extra bbl-leerbanen.
c. Investeringen in dienstverlening UWV en gemeenten
Het kabinet investeert tijdelijk in de re-integratiebudgetten van gemeenten voor dienstverlening
aan bijstandsgerechtigden. Hiervoor wordt € 270 miljoen gereserveerd. Hiermee kunnen
zij de hogere instroom in de bijstand opvangen. Een additionele verhoging van de middelen
voor re-integratie stelt gemeenten in 2021 in staat om de dienstverlening aan mensen
die nu als gevolg van de crisis de bijstand instromen, te intensiveren. Hiervoor wordt
€ 50 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast worden via de reguliere systematiek aanvullende
middelen vrijgemaakt voor dienstverlening van het UWV aan onder andere WW-gerechtigden.
Voor werkgeversdienstverlening bij het UWV wordt € 11 miljoen gereserveerd. Gemeenten
en UWV zullen deze middelen inzetten voor hun reguliere werkgevers- en werkzoekendendienstverlening,
ook in het kader van de regionale mobiliteitsteams.
d. Bijzondere aandacht voor zelfstandigen en werknemers met een arbeidsbeperking
De beschreven regionale dienstverlening biedt ondersteuning aan mensen die dat nodig
hebben om de stap naar nieuwe werk te kunnen zetten. De gedachten gaan logischerwijs
al snel uit naar mensen die werkzaam zijn in het onderste segment van de arbeidsmarkt,
waaronder mensen met een migratieachtergrond. Ook bij mensen in het hogere segment
kunnen kennis en vaardigheden echter niet langer goed aansluiten bij de vraag van
de arbeidsmarkt. De uitwerking van de maatregelen zal waar mogelijk zo ingericht worden
dat deze ook aansluit op de behoeften van zelfstandigen. Zelfstandigenloketten van
(al dan niet samenwerkende) gemeenten en zelfstandigenorganisaties kunnen hierbij
adviseren. Hiervoor is € 7 miljoen beschikbaar.
De crisisdienstverlening beoogt ook mensen met een arbeidsbeperking, die onder de
banenafspraak vallen en met werkloosheid worden bedreigd of hun baan zijn verloren
bij de arbeidsmarkt, betrokken te houden. Als de arbeidsmarkt weer aantrekt kunnen
ze daardoor sneller regulier werk vinden. Hiervoor is tijdelijk, in aanvulling op
de genoemde maatregelen in het kader van crisisdienstverlening, € 36 miljoen beschikbaar
gesteld binnen het aanvullend sociaal pakket.
2. Scholing en ontwikkeling voor behoud van werk
Juist tijdens een economische neergang is scholing en ontwikkeling urgent. Structurele
veranderingen op de arbeidsmarkt kennen vaak een hoger tempo tijdens een crisis, waardoor
de noodzaak voor (om-)scholing en het leren van nieuwe vaardigheden toeneemt om aan
het werk te kunnen blijven of om nieuw werk te kunnen vinden. Daarom wordt geïnvesteerd
in doelgerichte ondersteuning, begeleiding en scholing.
Als directe crisismaatregel is eerder dit jaar reeds het crisispakket NL leert door gestart. Het doel van het pakket NL leert door is om de gevolgen van de crisis te helpen verzachten door mensen te ondersteunen
om zich te (her)oriënteren op hun actuele mogelijkheden op de arbeidsmarkt en bij
het ontwikkelen van hun kennis en vaardigheden. Dit crisispakket, bestaande enerzijds
ontwikkeladviezen en anderzijds online scholing, wordt in 2021 voortgezet. Met de
mogelijkheid om gratis online scholing te volgen en/of kosteloos een ontwikkeladviestraject
te volgen bij een gekwalificeerd loopbaanadviseur ondersteunt het kabinet zowel werkenden
als niet-werkenden in de coronacrisis bij het verkennen en het maken van een (eventuele)
volgende loopbaanstap of het uitbreiden van hun kennis en vaardigheden.
Het kabinet investeert in het aanvullend sociaal pakket € 199 miljoen in ontwikkeling
en scholing. In de uitwerking van de investering in ontwikkeling en scholing wordt
zoveel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande regelingen en de infrastructuur waarin
het kabinet al voor de Coronacrisis in heeft geïnvesteerd.1 Het uitgangspunt is dat mensen, afhankelijk van hun positie en behoefte, ondersteuning
kunnen krijgen. Niet iedereen heeft daarbij dezelfde ondersteuning of middelen nodig.
Dat kan (1) direct voor mensen zelf, (2) rechtstreeks via de (nieuwe) werkgever of
(3) via maatwerktrajecten die door samenwerkingsverbanden van sociale partners aangedragen
worden.
Scholing en ontwikkeling waarop mensen rechtstreeks een beroep kunnen doen
Het eerste deel van de ondersteuning komt direct beschikbaar voor werkenden en werkzoekenden.
Het gaat om de volgende maatregelen:
• Uitbreiding ontwikkeladviezen.
In 2021 kunnen in totaal 40.000 werknemers, werkzoekenden, flexwerkers, zelfstandigen
en zzp’ers gebruikmaken van een extra tijdvak voor ontwikkeladviezen van de regeling
NL leert door. Het kabinet trekt in 2021 € 30 miljoen euro uit voor dit extra tijdvak.
Vanaf 2022 wordt – naast het persoonlijk leer- en ontwikkelbudget STAP – het ontwikkeladvies
ingezet als gericht instrument voor mensen die niet vanzelfsprekend eigen regie kunnen
pakken en de weg naar middelen voor om- her- en bijscholing weten te vinden.
• Financiering van scholing
Het gedeelte van NL leert door dat ziet op de subsidie van (online) scholing is begin
september gepubliceerd.2 Een voorwaarde van de regeling is dat het aanbod moet bijdragen aan het behouden
van werk of het versterken van de arbeidsmarktpositie. De regeling maakt onderscheid
in drie soorten scholingsaanbod. Deelnemers kunnen straks op een laagdrempelige manier
kennis en vaardigheden ontwikkelen via 1) leerpakketten en/of abonnementen, 2) cursussen
en trainingen volgen die gericht zijn op verbeteren van vaardigheden en vakgerichte
bijscholing, 3) of vakgerichte modules volgen als eerste stap of oriëntatie op eventuele
omscholing. Deze scholing moet worden afgesloten met een erkend certificaat. Het is
naar verwachting vanaf dit najaar voor individuen mogelijk gebruik te maken van in
totaal tussen de 50.000 en 80.000 kosteloze (online) scholingstrajecten.
Het kabinet investeert met het aanvullend sociaal pakket nog eens € 30 miljoen in
een tweede tranche van de regeling NL leert door met inzet van scholing, wat naar verwachting neer komt op 80.000 trajecten.3 Via deze regeling wordt een breed aanbod van arbeidsmarktrelevante (online) scholing
kosteloos beschikbaar gesteld. Deze tweede tranche is specifiek beschikbaar voor opleiders
en opleiderscollectieven en fungeert tevens als overbrugging tot het STAP-budget gereed
is per 1 januari 2022.
De subsidieregelingen uit het pakket NL leert door worden gemonitord en geëvalueerd.
Ik verwacht de eerste resultaten van de monitor ontwikkeladviezen nog voor het einde
van dit jaar te ontvangen. Uw Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van de monitors
en de effectevaluatie.
Scholing en ontwikkeling via werkgevers en samenwerkingsverbanden
Bij scholing en ontwikkeling van werkenden die op zoek zijn/moeten naar een nieuwe
baan, is een belangrijke rol weggelegd voor werkgevers, zowel de huidige werkgever
als de toekomstige werkgever. Om snel aan de slag te kunnen gaan in een andere sector
is vaak omscholing nodig. Aanvullend aan onderstaande maatregelen is in 2020 en 2021
ook nog het reguliere budget van de SLIM-regeling beschikbaar voor ondersteuning en
leercultuur op de werkvloer. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen via werkgevers:
• Stimulering van intersectorale scholing. Het kabinet trekt € 37,5 miljoen subsidie uit voor omscholing bij mkb-bedrijven
in krapte-sectoren. De werkgever ontvangt subsidie voor 50 procent van de kosten en
draagt zelf zorg voor de overige 50 procent, bijvoorbeeld uit eigen middelen of via
het O&O fonds. Met de regeling worden ongeveer 10.000 plekken gecreëerd. Deze middelen
kunnen ook worden ingezet voor leren op het werk via bbl-trajecten.
• Versterking basisvaardigheden. Door de crisis neemt het aantal subsidieaanvragen voor scholingstrajecten in basisvaardigheden
(taal, rekenen en digitale vaardigheden) door werkgevers naar verwachting aanzienlijk
toe. Het kabinet verhoogt het budget in 2021 met € 6 miljoen, waarmee zodat het aantal
toekenningen in 2021 kan worden verdrievoudigd.
Zoals hiervoor onder «intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk» is
toegelicht, investeert het kabinet ook in doelgerichte ondersteuning, scholing en
begeleiding naar ander werk via samenwerkingsverbanden van sectoren.
In lijn met de verwachting dat de instroom in de WW zal toenemen, reserveert het kabinet
€ 23,5 miljoen in 2021 voor het scholingsbudget WW van het UWV.4 Om UWV in staat te stellen WW-gerechtigden zo goed mogelijk te ondersteunen richting
werk worden de voorwaarden aangepast om beter in te spelen op de veranderingen op
de arbeidsmarkt. Hiermee wordt meer ruimte geboden voor maatwerk.
3. Bestrijding van jeugdwerkloosheid
Regionale aanpak jeugdwerkloosheid
Voor elke arbeidsmarktregio zijn middelen voorzien voor coördinatie van een eigen
regionale aanpak jeugdwerkloosheid. Hiervoor is ca. € 4 miljoen beschikbaar. Zij kunnen
daarbij in de eerste plaats gebruik maken van verschillende generieke budgetten uit
het steun- en herstelpakket. Zo is de investering in de dienstverlening van gemeenten
en UWV en de aanvullende crisisdienstverlening als hierboven besproken ook bedoeld
om kwetsbare met werkloosheid bedreigde jongeren en jongeren die werkloos worden snel
weer aan het werk te krijgen.
Jongeren die al werkloos zijn en als gevolg van beperkt opgebouwde WW-rechten zijn
ingestroomd in de bijstand, kunnen weer aan het werk geholpen worden met de extra
middelen voor gemeentelijke dienstverlening aan bijstandsgerechtigden. Deze middelen
kunnen ook aangewend worden voor ondersteuning van jongeren die geen recht op een
bijstandsuitkering hebben, waaronder jongeren die sinds de crisis buiten beeld geraken.
Aanvullend is specifiek voor een aanpak gericht op schoolverlaters € 342 miljoen vrij
gemaakt, die hieronder wordt toegelicht. Schoolverlaters worden meer dan anderen geraakt
door de afnemende werkgelegenheid, doordat zij zijn aangewezen op vrijkomende of nieuwe
banen. Hiermee geven we ook invulling aan de motie van het lid Kuzu.5
Regio’s zullen ondersteuning krijgen bij de vormgeving van hun regionale aanpak jeugdwerkloosheid
en bij kennisuitwisseling. Daarbij zullen ook de koepels van scholen en gemeenten
een rol vervullen. Over de opzet en voortgang van de aanpak jeugdwerkloosheid blijven
we met de landelijke partners in gesprek. Daar betrekken we ook jongerenorganisaties
bij, zoals toegezegd door de Staatssecretaris van SZW, in reactie op mondelinge vragen
van het lid van Dijk (PvdA) op 1 september jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 95, mondelinge
vragen van het lid Peters over meer jongeren in de bijstand).
De aanpak borduurt voort op eerdere crisisaanpakken en de lessen die daar geleerd
zijn. Bij de vormgeving van de aanpak hebben we tevens gebruik gemaakt van de voorstellen
van de jongerenbonden, waar de leden Peters en Palland (CDA) ook aandacht voor hebben
gevraagd. Verder geven we met deze uitwerking invulling aan de toezegging die de Staatssecretaris
van Sociale Zaken op 1 september heeft gedaan in reactie op mondelinge vragen van
het lid Peters (CDA).
Inzet op kwetsbare schoolverlaters
Het zijn vooral laagopgeleide schoolverlaters voor wie het in crisistijd extra moeilijk
is om een baan te vinden. Dan gaat het om jongeren zonder startkwalificatie als gevolg
van een beperking uit het praktijkonderwijs (pro) en voortgezet speciaal onderwijs
(vso) en voortijdig schoolverlaters (vsv). Opleidingsniveau is echter niet de enige
factor die een rol speelt. Ook schoolverlaters uit het mbo uit de beroepsopleidende
leerweg (bol) en jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond kennen een moeilijke
start. Voor hen zetten we in op doorleren dan wel ondersteuning naar werk. Dit vraagt
aanpassing van rollen en een nauwere samenwerking tussen scholen en gemeenten, wat
het reguliere takenpakket te buiten gaat.
Om uitvoering te geven aan drie maatregelen, die in elkaars verlengde liggen en tezamen
een integrale aanpak vormen voor een vloeiende overgang van school naar werk, krijgen
scholen en gemeenten ca. € 80 miljoen vanuit het aanvullend sociaal pakket:
• Laatstejaars mbo-studenten en leerlingen uit het pro/vso worden begeleid om verder
door te leren dan wel de overgang naar werk te maken in vroege afstemming met de gemeente.
Leerlingen kunnen ook ondersteuning krijgen bij het vinden van een stage/leerbaan
met oog voor de volgende stap in de loopbaan en met specifieke aandacht voor het tegengaan
van stagediscriminatie van jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Hiervoor
krijgen mbo-instellingen en pro/vso-scholen extra financiering.
• Voor kwetsbare schoolverlaters die uitstromen uit het onderwijs verstrekt het kabinet
extra middelen aan gemeenten voor begeleiding naar werk, zo mogelijk in combinatie
met bij-/omscholing ter verbetering van hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Daarbij
kunnen gemeenten ook gebruik maken van het eerdergenoemde budget voor praktijkleren
in het mbo, waarbij werken gecombineerd wordt met het doen van een deel van een mbo-opleiding.
• Voor kwetsbare schoolverlaters zonder baan wordt voorzien in nazorg, zodat ze naar
de juiste instantie doorverwezen kunnen worden voor ondersteuning terug naar school
of werk. Hiervoor ontvangen gemeenten aanvullende middelen vanuit het aanvullend sociaal
pakket om hier samen met scholen invulling aan te geven. Dit geld is niet alleen bedoeld
voor nazorg voor jongeren die komend schooljaar uitstromen, maar ook om daar waar
nodig ondersteuning te bieden aan kwetsbare jongeren die afgelopen schooljaar zijn
uitgestroomd.
Voor doorleren, wat resulteert in een langere verblijfsduur in het onderwijs, is € 263 miljoen
gereserveerd in het aanvullend sociaal pakket.
Het gaat om onderwijsbekostiging, meerkosten voor de subsidieregeling praktijkleren
(voor het realiseren van extra bbl-leerbanen door werkgevers) en studiefinanciering.
Aandacht voor jongeren buiten beeld
Niet alle jongeren zijn in beeld bij onderwijsinstellingen of gemeenten. Om inzicht
te krijgen in die jongeren, heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
samen met gemeenten een werkwijze ontwikkeld waarmee gemeenten maandelijks een rapport
kunnen ontvangen waarin staat welke jongeren buiten beeld zijn. Dit zijn actuele gegevens.
Gemeenten kunnen op basis hiervan bij deze jongeren langs de deur om met hen in gesprek
te gaan over hun situatie en begeleiding aanbieden naar een (leer)baan. Jongerenwerkers
hebben de ervaring om van deze jongeren het vertrouwen te winnen en hen te motiveren
om weer te gaan zoeken naar werk, met ondersteuning van de gemeente. Ze vallen dan
onder de reguliere dienstverlening aan werkzoekenden, dus kan de gemeente ook ondersteuning
aanbieden op andere leefgebieden (bijvoorbeeld schuldhulpverlening). We ondersteunen
gemeenten bij het implementeren van deze nieuwe werkwijze.
Ruim de helft van alle gemeenten heeft zich inmiddels aangesloten. Gemeenten zijn
enthousiast over de mogelijkheden van de functionaliteit. Het is aan colleges om te
bepalen of zij de extra middelen voor gemeentelijke dienstverlening willen benutten
om jongeren, die tijdens deze crisis buiten beeld raken, weer op de radar te krijgen.
Daarbij kunnen de extra middelen voor praktijkleren mbo uit het aanvullend sociaal
pakket aangewend worden om voor hen een leerbaan te realiseren als bij- en omscholing
wenselijk is voor een betere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Ook een werkfittraject
kan onderdeel uitmaken van een praktijkleerroute.
4. Aanpak van armoede en problematische schulden
Het kabinet verwacht dat het aantal mensen met problematische schulden zal toenemen
als gevolg van de coronacrisis, evenals het aantal mensen met een risico op armoede.
Hierbij komen ook nieuwe groepen in beeld waaronder bijvoorbeeld zelfstandig ondernemers
die eerder geen schulden hadden. Het kabinet vindt dit zorgelijk en ziet het tegengaan
van armoede en problematische schulden als een belangrijke voorwaarde om ervoor te
zorgen dat mensen deel kunnen nemen in onze samenleving en om mensen aan het werk
te houden of te helpen. Aanpak van schulden moet vroegtijdig gebeuren. Gebeurt dit
niet, dan dreigt er een stapeling van kwetsbaarheden. Om de juiste ondersteuning te
kunnen bieden reserveert het kabinet in totaal € 146 miljoen. Deze middelen zijn onder
meer bestemd voor het gemeentelijk schuldenbeleid en de bijzondere bijstand om zo
gemeenten de mogelijkheid te geven om mensen van dichtbij te ondersteunen in het geval
van armoede en problematische schulden.
Om problematische schulden sneller te kunnen afwikkelen, wordt een waarborgfonds ingericht.
Hiermee wil het kabinet mensen met problematische schulden ondersteunen. Met dit fonds
wordt het gemakkelijker om saneringskredieten in te zetten. Met saneringskredieten
kunnen de schuldeisers in een keer gedeeltelijk worden betaald tegen finale kwijting
van de restschuld. De uitwerking zal in overleg met betrokken partijen waaronder de
NVVK, kredietbanken en Schuldhulpmaatje plaatsvinden. Het streven is uw Kamer vóór
het einde van het jaar over de uitwerking te informeren. Hiermee wordt invulling gegeven
aan de motie van het lid Segers.
Daarnaast zet het kabinet in op een versnelde en geïntensiveerde schuldenaanpak. Afgelopen
zomer heeft het kabinet, in samenwerking met VNG en Divosa, rondetafelgesprekken georganiseerd
over dit onderwerp. Met de vele betrokkenen, Rijk, VNG, Divosa, NVVK, uitvoeringsorganisaties,
private partijen en maatschappelijke organisaties, is besproken hoe bestaande maatregelen
kunnen worden opgeschaald en versneld zodat meer mensen snel geholpen kunnen worden.
Hierbij is specifieke aandacht besteed aan nieuwe doelgroepen die door de crisis in
financieel zwaar weer komen, zoals zelfstandig ondernemers, flexwerkers en jongeren.
De gesprekken hebben geleid tot een aantal concrete afspraken en acties. Ook de komende
tijd blijft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in nauw overleg
met gemeenten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de Tweede Kamer op 28 september
informeren over de uitkomsten van de rondtafelgesprekken. Die dag vindt ook een online
vakcongres plaats waar de uitkomsten van de rondetafelgesprekken en de gemaakte afspraken
en acties gepresenteerd zullen worden.
5. Regelingen voor eerder uittreden
Tijdens het debat in de Tweede Kamer over het Pensioenakkoord (Handelingen II 2019/20,
nr. 92, item 3) (14 juli 2020) is de motie van het lid Gijs van Dijk (PvdA) en Smeulders (GL) aangenomen.6 In deze motie wordt de regering verzocht te onderzoeken in hoeverre sectoren per
1 januari 2021 gebruik kunnen maken van de subsidieregeling voor zware beroepen. Het
kabinet begrijpt de wens om de subsidie voor eerder uittreden gelijk te laten lopen
met de fiscale drempelvrijstelling7 voor eerder uittreden. Daarom willen wij het mogelijk maken om in het eerste aanvraagtijdvak
(vanaf juni 2021) van de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid & Eerder Uittreden
(MDI&EU) subsidie toe te kennen voor activiteiten rondom eerder uittreden die vanaf
1 januari 2021 plaatsvinden. Daarbij gelden wel enkele voorwaarden. Zo moet een subsidieaanvraag
zijn ingediend voor de afloop van de subsidiabele activiteit of het subsidietijdvak.
Ook is het voor de aanvrager belangrijk zich te realiseren dat dat er pas een aanspraak
op subsidie ontstaat op het moment van subsidieverlening.
Maatwerk op lokaal en regionaal niveau
De heer Stoffer (SGP) vroeg aandacht voor maatwerk bij de bestrijding van het coronavirus.
Als we maatregelen nemen, richten we die op de regio’s waar dat het meest nodig is.
Daarbij kiezen we kiezen voor maatregelen met een maximaal effect op de virusverspreiding,
en waarmee de maatschappelijke en economische impact zo beperkt mogelijk blijft. De
extra maatregelen die het kabinet vorige week voor de Randstad heeft aangekondigd
illustreren die aanpak. Daarnaast houdt het kabinet bij de bestrijding van de economische
gevolgen van de coronamaatregelen rekening met de mate waarin bedrijven, sectoren
of regio’s zijn getroffen. Zo zijn veel regelingen zodanig vormgegeven, dat bedrijven
die veel omzetverlies lijden ook meer steun ontvangen. Dat geldt bijvoorbeeld voor
de NOW en de TVL. Ook bij de investeringen voor de begeleiding naar werk, zoals in
deze brief gepresenteerd, houdt het kabinet rekening met hoe hard regio’s getroffen
worden door de crisis. Op al deze manieren probeert het kabinet maatwerk te bieden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout
Bijlage 1: schematisch overzicht van ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk
Bijlage 2: financieel overzicht van het aanvullend sociaal pakket
in € mln.
2020
2021
2022
2023
2024
Cum.
Totaal aanvullend sociaal pakket
149
714
392
88
42
1.385
1.
Intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk
104
351
228
0
0
683
Re-integratiebudget gemeenten
40
90
140
–
–
270
Additionele impuls re-integratiebudget gem.
–
50
–
–
–
50
Werkgeversdienstverlening UWV
–
11
–
–
–
11
Regionale mobiliteitsteams en extra crisisdienstverlening regio
11
109
75
–
–
195
Praktijkleren in het mbo
–
63
–
–
–
63
Tijdelijke impuls re-integratie banenafspraak
2
21
13
–
–
36
Ondersteuningstrajecten zelfstandigen
1
6,5
–
–
–
7,5
Tegemoetkoming SW-bedrijven
50
–
–
–
–
50
2.
Scholing en ontwikkeling voor behoud van werk
0
181
18
0
0
199
NL leert door: ontwikkeladviezen
–
30
–
–
–
30
NL leert door: scholing
–
21
9
–
–
30
Werkgeverssubsidie intersectorale scholing
–
37,5
–
–
–
38
Werkgeverssubsidie basisvaardigheden
–
6
–
–
–
6
NL leert door: scholing via...samenwerkingsverbanden
–
62,5
9
–
–
72
Scholingsbudget WW
–
23,5
–
–
–
24
3.
Bestrijding van jeugdwerkloosheid
13
104
100
88
42
346
Begeleiding door scholen en gemeenten
9
70
–
–
–
79
Regionale aanpak
3,5
0,5
–
–
–
4
Reservering langere verblijfsduur onderwijs
–
33
100
88
42
263
4.
Aanpak van armoede en problematische schulden
23
78
45
0
0
146
Gemeentelijk schuldenbeleid
15
30
30
–
–
75
Bijzondere bijstand
5
10
15
–
–
30
Versnellen brede schuldenaanpak
3
8
–
–
–
11
Waarborgfonds
–
30
–
–
–
30
5.
Diversen
9
2
1
0
0
12
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid