Brief regering : De WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) in 2021
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 432
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2020
In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Financiën
– Fiscaliteit en Belastingdienst, over de ondersteuningspercentages van de WBSO (Wet
Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) in 2021. Daarnaast ga ik in op de opvolging
van enkele aanbevelingen uit de WBSO-evaluatie 2011–20171.
Parameters WBSO 2021
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ook investeringen
in Research & Development (R&D) kunnen onder druk komen te staan als gevolg hiervan,
terwijl de ontwikkeling van technisch nieuwe producten, processen en programmatuur
juist nodig is om uit de crisis te komen.
Uit meerdere evaluaties blijkt dat de WBSO een belangrijke stimulans is voor de private
investeringen in R&D en bijdraagt aan een goed vestigingsklimaat voor R&D-intensieve
bedrijven.2
Om ervoor te zorgen dat de private investeringen in R&D tijdens deze crisis zoveel
mogelijk op peil blijven, heeft het kabinet besloten om extra budget beschikbaar te
stellen voor de WBSO in 20213. Dit budget zal gericht worden ingezet voor de verhoging van het tarief in de eerste
schijf (van 32% naar 40%) en het starterstarief (van 40% naar 50%). Deze verhoging
komt ten goede aan alle WBSO-gebruikers, waarbij met name het innovatieve mkb en starters
een extra stimulans krijgen om te investeren in R&D.
In 2021 zullen de volgende tarieven van toepassing zijn op de WBSO:
WBSO 2021
Tarief eerste schijf
40%
Tarief eerste schijf starters
50%
Grens eerste schijf
€ 350.000 S&O-(loon)kosten
Tarief tweede schijf
16%
De extra kosten van deze incidentele ophoging van het tarief in de eerste schijf en
het starterstarief zijn geraamd op € 157 miljoen.
Tijdens het wetgevingsoverleg van 18 mei jl. heb ik uw Kamer toegezegd om te onderzoeken
of de verwachte onderuitputting van de WBSO in 2020 kan worden gebruikt om de parameters
per 2021 te verhogen. 4 Op dit moment is het nog onzeker welke invloed de coronacrisis heeft op de realisatie
van de R&D-projecten van bedrijven in 2020. Op basis van voorlopige signalen van bedrijven
en een eerste inschatting van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is
dat de R&D ten gevolge van de crisis dit jaar nog niet heel sterk terugloopt. Vooralsnog
schat RVO.nl in dat de WBSO-onderuitputting dit jaar zo’n € 50 miljoen zal bedragen.
Dit cijfer is echter onzeker. Pas na afloop van dit jaar zullen bedrijven de daadwerkelijke
gerealiseerde R&D aan RVO.nl mededelen, en is er een duidelijk beeld van de WBSO-budgetuitputting
in 2020.
Om het tarief in de eerste schijf en het starterstarief per 2021 te verruimen, zal
daarom gebruik worden gemaakt van de onderuitputting van de WBSO in 2019 (€ 55 miljoen)
en een deel van de reserves uit eerdere jaren (€ 102 miljoen van de totale reserve
van € 164 miljoen). Het totale beschikbare budget voor de WBSO in 2021 bedraagt daarmee
€ 1.438 miljoen in plaats van € 1.281 miljoen. De eventuele onderuitputting 2020 zal,
conform de WBSO-budgetsystematiek, toegevoegd worden aan het WBSO-budget 2022 en daarmee
beschikbaar blijven voor het R&D-intensieve bedrijfsleven.
Aanbevelingen WBSO-evaluatie
In de WBSO-evaluatie 2011–20175 is geconcludeerd dat de WBSO een kostenefficiënte regeling is, die door het merendeel
van de gebruikers wordt gewaardeerd en die een aantoonbaar positief effect heeft op
de R&D-inspanningen van bedrijven. Ook is geconcludeerd dat het aannemelijk dat de
WBSO – naast andere factoren – bijdraagt aan het vestigingsklimaat voor die bedrijven
die hun R&D-activiteiten op internationale schaal organiseren.
Hierbij ga ik in op de nog openstaande aanbevelingen uit de evaluatie die zien op
de wijze waarop de WBSO programmatuurontwikkeling ondersteunt, het verminderen van
de administratieve lasten, het doelgroepbereik van de WBSO en het verbeteren van de
beschikbaarheid van data ten behoeve van volgende evaluaties. In mijn brief van Prinsjesdag
2019 heb ik u voor het laatst geïnformeerd over deze aanbevelingen6.
Programmatuurontwikkeling
Eén van de aanbevelingen uit de WBSO-evaluatie is om, met inachtneming van additionaliteit
en spillovers, te heroverwegen hoe speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in ICT en softwareontwikkeling
het beste binnen en/of buiten de WBSO kan worden gestimuleerd.
Naar aanleiding van deze aanbeveling heb ik twee onafhankelijke experts op het gebied
van programmatuurontwikkeling, de heer professor dr. Groote van de Technische Universiteit
Eindhoven en mevrouw professor dr. Stoelinga van de Universiteit Twente, gevraagd
om de definitie van het begrip programmatuur in de WBSO te beoordelen en zo nodig
aanbevelingen te doen. Daarbij is het uitgangspunt dat de WBSO gericht blijft op de
ontwikkeling van technisch nieuwe programmatuur en dat bedrijven zelf programmeertechnische
knelpunten oplossen. In de bijlage bij deze brief treft u het recent opgeleverde rapport
van de experts aan7. Hierin schetsen zij een aantal trends op het gebied van softwareontwikkeling, zoals
de toenemende complexiteit van software waardoor software steeds moeilijker te begrijpen
en te onderhouden is en het toenemende belang van Artifial Intelligence (AI), Machine
Learning (ML), big data en Model Driven Engineering (MDE) bij softwareontwikkeling.
De experts doen een voorstel voor een alternatieve formulering van het begrip programmatuur
in de WBSO, namelijk: Programmatuur is een precieze beschrijving van waaruit het gedrag van een computergestuurd
systeem eenduidig kan worden afgeleid, op zodanige wijze opgesteld dat het door mensen
navolgbaar is en waarbij het technisch of mathematisch verifieerbaar is dat het beoogde
doel ermee wordt bereikt (zie pagina 4 van het rapport). Daarmee stellen zij voor om bepaalde vernieuwende
vormen van toepassing van programmatuur ook voor de WBSO in aanmerking te laten komen.
Ik herken de door de experts geschetste trends. Het belang van ICT voor onze maatschappij
en voor innovatie neemt steeds verder toe. Dit is ook terug te zien in de WBSO-aanvragen:
zowel de WBSO-evaluatie als de jaarlijkse publicatie van de WBSO-kentallen, de zogenoemde
Focus op R&D
8, laten zien dat het aantal ICT-projecten de afgelopen jaren gegroeid is. Onder andere
het aantal projecten op het gebied van ML en AI is sterk toegenomen. Zo’n 20% van
het WBSO-budget in 2019 kwam ten goede aan ICT-projecten. Het is van groot belang
dat de WBSO goed blijft aansluiten bij de ontwikkelingen op ICT-gebied.
Op basis van het rapport van de experts, zal ik een aantal aanpassingen nader verkennen.
Zo zal ik onderzoeken of het mogelijk is om, naast ontwikkelingsprojecten op het gebied
van AI en ML, ook (hoogstaande) toepassingen van AI en ML te ondersteunen. Ook zal
ik onderzoeken of ik meer mogelijkheden kan bieden voor het ondersteunen van modellering
en simulatie door middel van ICT-tools, bijvoorbeeld op voorwaarde dat de modellering
of simulatie is gekoppeld aan een eigen ontwikkeltraject.
In de besluitvorming over het rapport zal ik verschillende afwegingen meenemen. De
WBSO is een generieke regeling, die gelijke voorwaarden kent voor de ondersteuning
van producten, processen en programmatuur. Een aanpassing van de voorwaarden voor
programmatuurontwikkeling dient te passen binnen het generieke karakter van de regeling.
Gelet op de doelstelling van de WBSO (stimuleren private R&D), dient een aanpassing
in lijn te zijn met de internationale definities van R&D (Frascati Manual9). Ook zal ik nader kijken naar de uitvoerbaarheid en de administratieve lasten die
samenhangen met een wijziging. Daarnaast zal ik kijken naar de budgettaire consequenties
van het voorstel. Een aanpassing moet binnen het beschikbare budget voor de WBSO (€ 1.281
miljoen per jaar vanaf 2022) worden ingepast.
Administratieve lasten WBSO
De WBSO-evaluatie stelt ook voor om de administratieve lasten voor gebruikers te verlagen.
Specifiek is het advies om de administratie van de zogenaamde S&O-niet-loonkosten
(kosten en uitgaven ten behoeve van S&O-werkzaamheden) te vereenvoudigen en daarover
in overleg te treden met gebruikers. Over deze aanbeveling heb ik de afgelopen maanden
overleg gevoerd met VNO-NCW/MKB-Nederland, brancheorganisaties en bedrijven. Daarbij
heb ik met hen geïnventariseerd of er mogelijkheden tot vereenvoudiging zijn die binnen
het budget voor de WBSO te realiseren zijn, breed draagvlak hebben binnen het bedrijfsleven
en waardoor de mogelijkheden van oneigenlijk gebruik of misbruik niet toenemen. Uit
dit overleg volgt dat bedrijven op dit moment geen grote knelpunten ervaren. Tegelijkertijd
geven bedrijven wel aan ruimte zien voor verbetering. Bijvoorbeeld als het gaat om
het aantonen dat kosten uitsluitend zien op S&O-werkzaamheden. In overleg met de belanghebbenden
is besproken dat bedrijven de administratieve lasten kunnen verminderen door tijdig
in overleg te treden met RVO.nl over de kosten en uitgaven waarvoor zij WBSO willen
aanvragen. Zo kunnen ze voorafgaand aan de aanvraag meer duidelijkheid krijgen welke
kosten en uitgaven in aanmerking komen en hoe zij hier hun administratie voor kunnen
inrichten. Zowel bedrijven als RVO.nl geven aan positieve ervaringen te hebben met
dit vooroverleg. Het helpt om vooraf helderheid te krijgen onder welke (administratieve)
voorwaarden kosten en uitgaven in aanmerking komen.
Ik zal bedrijven op deze mogelijkheid tot vooroverleg met RVO.nl blijven wijzen. RVO.nl
zal daarnaast op zijn website en in de WBSO-handleiding10 duidelijk blijven communiceren welke kosten en uitgaven in aanmerking komen voor
de WBSO en welke (administratieve) voorwaarden daarop van toepassing zijn. Daarmee
rond ik deze aanbeveling definitief af.
Onderzoek naar doelgroepbereik en teruglopend aantal WBSO-gebruikers
De WBSO-evaluatie stelde ook voor om nader onderzoek te doen naar het teruglopend
aantal WBSO-gebruikers sinds 2015. Vorig jaar informeerde ik u al over de eerste bevindingen
van RVO.nl op dit punt11. Ik heb aangegeven dat het dalende aantal WBSO-gebruikers sinds 2015 het gevolg is
van een jaarlijks dalend aantal nieuwe gebruikers ten opzichte van de periode 2009–2015,
maar het totaal aantal S&O-uren sinds 2015 echter wel gelijk is gebleven. RVO.nl heeft
hier samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) nader onderzoek naar gedaan.
Een belangrijk deel van het onderzoek richt zich op het doelgroepbereik van de WBSO.
Het CBS en RVO.nl zijn nagegaan of ook dit is gedaald de afgelopen jaren. Uit dit
onderzoek volgt dat:
• Het afnemende aantal WBSO-gebruikers niet direct betekent dat het bereik van de regeling
onder R&D-bedrijven in Nederland afneemt.
• Het doelgroepbereik onder bedrijven met 10 of meer werknemers (40% van de WBSO-gebruikers)
over de periode 2013–2017 geen significante daling laat zien en wordt geschat tussen
de 65% en 78%. Eén exact getal om het doelgroepbereik mee aan te duiden is niet vast
te stellen omdat het aantal R&D-bedrijven in Nederland zoals gemeten door het CBS
een schatting betreft.
• Onder de grotere R&D-bedrijven (100 of meer werknemers) het doelgroepbereik hoger
ligt, tussen de 76% en 85%. Alleen onder deze specifieke groep bedrijven is een statistisch
significante daling van het doelgroepbereik gemeten tussen 2015 en 2017. Dit betreft
een daling van 7%.
• Voor R&D-bedrijven met minder dan 10 werknemers (60% van de WBSO-gebruikers) geen
doelgroepbereik kan worden bepaald omdat het CBS over deze groep geen R&D-gegevens
verzamelt.
Op dit moment zie ik geen reden tot zorg voor de daling van het aantal WBSO-gebruikers,
omdat het S&O zelf op peil blijft. Bovendien blijven bedrijven die jaar in jaar uit
aan S&O doen massaal van de WBSO gebruik maken. Niettemin wil ik met de WBSO ook graag
bedrijven ondersteunen die slechts incidenteel aan R&D doen. Ik blijf mij dan ook
inzetten om de bekendheid van de WBSO te vergroten en de regeling zo aantrekkelijk
mogelijk te maken voor het R&D-intensieve bedrijfsleven.
Het volledige onderzoek van RVO.nl en het CBS is terug te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Beschikbaarheid van data ten behoeve van volgende evaluaties
Tot slot informeer ik uw Kamer dat het onderzoek naar het verbeteren van de databeschikbaarheid
van de S&O-niet-loonkosten, dat is gestart naar aanleiding van de evaluatie, nog loopt.
Het doel is uiteraard om de uitkomsten ruimschoots voor de volgende evaluatie (die
naar verwachting plaatsvindt in 2023) beschikbaar te hebben, zodat bij deze volgende
evaluatie een meer kwantitatief oordeel over de effectiviteit van de stimulering van
de S&O-niet-loonkosten kan worden gegeven. Ik verwacht u hier in de loop van volgend
jaar nader over te informeren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat