Brief regering : Fiche: Mededeling over een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2918 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling over een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
Fiche: Mededeling over een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa (Kamerstuk
22 112, nr. 2919).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling over een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Energie voor een klimaatneutrale economie:
een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
b) Datum ontvangst Commissiedocument
8 juli 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 299
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1595508002847&uri=C…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
e) Behandelingstraject Raad
Energieraad.
f) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
2. Essentie voorstel
De Europese strategie voor een geïntegreerd energiesysteem (hierna: de strategie)
is op 8 juli 2020 door de Commissie met de waterstofstrategie gepresenteerd als onderdeel
van de Green Deal1. De strategie schetst het toekomstige energiesysteem dat nodig is om klimaatneutraliteit
in 2050 tegen de laagste kosten te kunnen realiseren. Dat kan door producenten en
gebruikers van energie onderling meer met elkaar te verbinden (zoals meer verbindingen
tussen de nu nog gescheiden systemen van elektriciteit, gas en warmte). Aangezien
een groot gedeelte van de broeikasuitstoot veroorzaakt wordt door energieproductie
en -consumptie, kan betere systeemintegratie significante CO2-reductie opleveren.
In de strategie wordt een visie uiteengezet over de wijze waarop sneller de stap kan
worden gezet naar een meer geïntegreerd energiesysteem dat schone energie en een klimaatneutrale
economie ondersteunt en tegelijk de energiezekerheid versterkt, de gezondheid en het
milieu beschermt, groei en mondiaal industrieel leiderschap bevordert en zorgdraagt
voor banen en investeringen voor het herstel in het kader van de COVID-19 pandemie.
Deze strategie bestaat uit zes pijlers waarin gecoördineerde (wetgevende en niet-wetgevende)
maatregelen worden aangekondigd om belemmeringen voor de integratie van het energiesysteem
op te lossen. De pijlers zijn:
1. Een «circulair» energiesysteem, met energie-efficiëntie als basisbeginsel;
2. Versnellen elektrificatie van eindverbruik-sectoren, inzet op hernieuwbare energie;
3. Gebruik van hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen, incl. waterstof, stimuleren in sectoren die moeilijk CO-uitstoot
kunnen vermijden;
4. Energiemarkten voorbereiden op decarbonisatie en meer geografisch gespreide energiebronnen;
5. Een meer geïntegreerde energie-infrastructuur;
6. Een gedigitaliseerd energiesysteem met aandacht voor onderzoek en innovatie.
Aangekondigde wetgevende acties staan grotendeels voor 2021 gepland en zijn o.a.:
aanpassing van de Energiebelasting richtlijn (ETD), aanpassing van de Richtlijn hernieuwbare
energie (RED), aanpassing van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED), aanpassing van
de Richtlijn alternatieve brandstoffen, aanpassing van de Trans Europese Netwerken
energie verordening (TEN-E) over energieinfrastructuur, aanpassing van de TEN-Transport
verordening (TEN-T) voor wat betreft laadinfrastructuur, aanpassing van het Emissiehandelssysteem
(ETS) en aanpassing aan het Staatsteunkader milieu en energie. Ook kondigt de Commissie
de introductie van een nieuw marktontwerp voor de gasmarkt aan (het zogeheten decarbonisatiepakket).
Als niet-wetgevende acties kondigt de Commissie o.a. aan om: richtsnoeren te publiceren
om het «energie-efficiëntie eerst» beginsel in nationale wetgeving te operationaliseren;
om leveringszekerheid van hernieuwbare bronnen additioneel te monitoren; om een strategie
voor hernieuwbare energie op zee te publiceren om grootschalige hernieuwbare elektriciteitsproductie
te bevorderen; en om middels een informatiecampagne aandacht te vragen voor de positie
van de consument op de energiemarkt. Daarnaast kondigt de Commissie een nieuw actieplan
digitalisering van energie in 2021 aan dat volgens de Commissie systeemintegratie
nog meer zal versnellen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In juni 2020 heeft het kabinet in een brief naar de Kamer de «Rijksvisie marktontwikkeling
voor de energietransitie» gedeeld, waarin aandacht is voor publieke belangen in de
energievoorziening zodat deze schoon, veilig, betrouwbaar, betaalbaar en ruimtelijk
inpasbaar is2. Dit borduurt voort op de afspraken in het Klimaatakkoord over een geïntegreerd energiesysteem.3 Systeemintegratie biedt nieuwe mogelijkheden om infrastructuren efficiënt te benutten4 en om vraag en aanbod van energie op elkaar af te stemmen. Het kabinet is van mening
dat elke energiebron en energiedrager een eigen rol heeft in de energievoorziening
van de toekomst.5
In EU-verband heeft het kabinet zich de laatste jaren sterk gemaakt voor aandacht
vanuit de EU voor een geïntegreerd energiesysteem, waterstof, CC(U)S en wind op zee,
met daarbij nadruk op de rol van marktpartijen en kosten-efficiëntie. Internationale
samenwerking is van cruciaal belang om de centrale positie van Nederland in het toekomstig
CO2-neutrale energiesysteem uit te breiden. De sterke kanten van Nederland zijn onder
meer de gunstige ligging aan de Noordzee, met windenergie-potentie en CO2-opslag, uitgebreide energie-infrastructuur6 en krachtige industriële clusters.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De strategie sluit grotendeels aan op de Nederlandse beleidslijnen wat betreft systeemintegratie.
Het kabinet vindt het positief dat de strategie een gelijk speelveld voor gasvormige
energiedragers wil stimuleren (bijvoorbeeld waterstof en groen gas), en dat barrières
voor de bredere inzet van CCS worden geadresseerd. Ook verwelkomt het kabinet dat
een integrale aanpak van energie-infrastructuur wordt gestimuleerd, waarbij de nadruk
ligt op hergebruik van bestaande infrastructuur en de promotie van alternatieve brandstoffen
voor transport en industrie. Bovendien vindt het kabinet het positief dat de strategie
is geschreven in het licht van hogere klimaatambities, zowel voor 2050 (klimaatneutraliteit)
als 2030 (50–55%). Zoals bekend zet het kabinet zich in voor een 2030-doel van 55%
CO2-reductie in de EU.
Er is wel een aantal aandachtspunten. De vier belangrijkste algemene aandachtspunten
voor het kabinet zijn: 1) dat het «energie-efficiëntie eerst» principe niet ten koste
gaat van een kostenefficiënte route richting CO2-reductie; 2) dat leveringszekerheid van gas en waterstof wordt geborgd; 3) dat betaalbaarheid
en regeldruk sterker worden meegewogen in aanvullende wetgeving en; 4) dat de Commissie
de noodzaak van flexibiliteit in regelgeving bij marktontwikkeling erkent. Hieronder
wordt ingegaan op de maatregelen per pijler.
Een «circulair» energiesysteem, met energie-efficiëntie als basisbeginsel
De Commissie ziet het «energie-efficiëntie eerst» beginsel als basisbeginsel voor
systeemintegratie. Het kabinet vindt dit niet het meest efficiënte uitgangspunt. Om
een kosteneffectieve aanpak van de energietransitie centraal te stellen is het kabinet
voorstander van het sturen op het centrale hoofddoel CO2-reductie. Maatregelen voor verbetering van energie-efficiëntie moeten in lijn zijn
met het kosteneffectief behalen van het nationale broeikasgasreductiedoel en dus passend
zijn in het nationale klimaatakkoord. Daarnaast dient bij de kostenefficiënte route
steeds rekening gehouden te worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit.
Er moet ruimte zijn om te kiezen voor een lagere energie-efficiëntie, met meer duurzame
opwekkingscapaciteit, indien dit leidt tot lagere systeemkosten. Dat is vooral relevant
bij waterstof. De omzetting van duurzaam opgewekte elektriciteit in waterstof voor
feedstock voor bijvoorbeeld industriële processen of om deze later weer om te zetten in elektriciteit
is weinig efficiënt, maar kan wel leiden tot de laagste totale systeemkosten. Het
kabinet zal de voorgestelde maatregelen dan ook kritisch bezien. Het kabinet acht
het positief dat er geen bindende maatregelen worden voorgeschreven en deze dus ook
niet leiden tot afwijking van het kosteneffectieve nationale reductiepad voor CO2. De uitwerking van het basisbeginsel is wel in lijn met kabinetsbeleid en het kabinet
verwelkomt de aangekondigde aanhoudende aandacht voor Europees bronbeleid (gericht
op normen in sectoren of bedrijven), bijvoorbeeld via de EED. Het kabinet staat ook
positief tegenover de voorstellen voor hergebruik van restwarmte in collectieve warmtenetten,
energie-efficiënte datacenters7 in 2030 en gebruik van afvalwater en reststromen voor productie van o.m. biogas8. Het kabinet is voorstander van een zo hoogwaardig mogelijke toepassing van biogrondstoffen.
Bij aanpassing van EED en RED is het kabinet geen voorstander van nationaal bindende
doelen.
Versnellen elektrificatie van eindverbruik-sectoren, inzet op hernieuwbare energie
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie dat er verregaande elektrificatie van
eindverbruik-sectoren nodig is. Op Europees niveau moet volgens het kabinet ingezet
worden op de ontwikkeling van industriële waardeketens gebaseerd op meer CO2-vrije technologieën. Deze zijn nu nog onvoldoende ontwikkeld. Daarbij moet ook ingezet
worden op de benodigde training en nieuwe vaardigheden die gevraagd worden voor de
integratie van o.a. de elektrificatietechnologieën in industriële processen. Het kabinet
deelt de visie van de Commissie dat de grootschalige uitrol van hernieuwbare elektriciteit
via wind op zee hierbij belangrijk is.
Het kabinet ziet uit naar de EU-strategie hernieuwbare energie op zee, de Sustainable and Smart Mobility Strategy en de komende herziening van de richtlijn voor infrastructuur van alternatieve brandstoffen
(AFID).
Gebruik van hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen, incl. waterstof, stimuleren in sectoren die moeilijk CO-uitstoot
kunnen vermijden
Gasvormige energiedragers en biogrondstoffen zullen een belangrijke rol houden in
het toekomstig energiesysteem en in veel sectoren noodzakelijk blijven. Bij bepaalde
toepassingen zoals hoge temperatuur industriële processen in de chemie, staalsector
en zwaar transport en bij de verwarming van bepaalde delen van de gebouwde omgeving
zijn hernieuwbare warmte en elektrificatie namelijk niet haalbaar, efficiënt of kosteneffectief.
Het kabinet is dan ook positief over het ontsluiten van het potentieel van hernieuwbare
brand- en koolstoffen en groen gas/waterstof bijvoorbeeld via quota in eindgebruiksectoren9. Het kabinet kijkt in dat verband ook uit naar aanvullende maatregelen voor het stimuleren
van de vraag naar hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen in de herziening van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED) in
2021 en overige initiatieven van de Commissie. Het kabinet steunt verder ook de inzet
voor waterstof (inclusief synthetische kerosine) voor sectoren, zoals luchtvaart,
die moeilijk te verduurzamen zijn. Daarbij zal het kabinet meer aandacht vragen voor
de specifieke inzet van blauwe waterstof als belangrijke tussenschakel naar commerciële
productie van groene synthetische kerosine.
Het kabinet is positief over de rol die voorzien is voor Carbon Capture and Storage (CCS) in industrie, evenals Carbon Capture and Utilisation (CCU) voor productie van synthetische brandstoffen en plastics.10 Het kabinet is tevreden over het voorstel om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire
economie en het gebruik van CCU-processen bevorderd wordt.
Energiemarkten voorbereiden op decarbonisatie en meer geografisch gespreide energiebronnen
Het kabinet is positief over de aansluiting van de voorstellen bij het Clean Energy Package11 en meer actieve participatie van consumenten. Dit is in lijn met de voorstellen zoals
het kabinet die voorbereidt in de Energiewet. Het kabinet is voorstander van een concurrerende
energiemarkt en een grote rol voor marktpartijen. De Commissie constateert dat er
in veel lidstaten nog sprake is van een ongelijk speelveld tussen elektriciteit en
fossiele brandstoffen, door o.a. energiebelastingen en subsidies op fossiele brandstoffen.
Het kabinet ziet de herziening van de richtlijn energiebelastingen in 2021 als kans
om dergelijke faciliteiten te verminderen met behoud van het gelijke internationale
speelveld voor het bedrijfsleven. Ook de verhouding tussen de energiebelasting op
elektriciteit en aardgas heeft de aandacht van het kabinet. Ten slotte vindt het kabinet
het positief dat de Commissie gaat kijken naar oplossingen om de dubbele energiebelasting
bij energieopslag te voorkomen. Ook is het kabinet positief nieuwsgierig naar de aanpassing
van de ETS-richtlijn en herziening van het staatssteunkader, die in 2021 wordt verwacht.
Het beschikbaar maken van infrastructuur, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van ketens
van nieuwe energiedragers en CO2, is een belangrijke randvoorwaarde om zowel de vraag als het aanbod voldoende te
stimuleren.
Naast fysieke ruimte is er ruimte nodig in de regelgeving. De taken en bevoegdheden
van betrokken partijen kunnen wat betreft het kabinet weloverwogen herzien of tijdelijk
opgerekt worden. Zeker met het oog op de ontwikkeling van nieuwe markten en integratie
daarvan met bestaande onderdelen van de energievoorziening is flexibiliteit nodig.
Het Rijk onderzoekt in 2020 of en zo ja hoe er tot een effectief afwegingskader grote
projecten voor de energietransitie kan worden gekomen. Voor het kabinet is het van
belang dat er blijvende aandacht is voor betaalbaarheid, kostenstijging en regeldruk.
De analyse van de Commissie van vermeende dalende kosten van infrastructuur door elektrificatie
wordt bijvoorbeeld kritisch bezien op de korte en middellange termijn. Het kabinet
is voorstander van het delen van goede voorbeelden van maatregelen die ervoor zorgen
dat energie voor iedereen betaalbaar blijft, de kwaliteit van de leefomgeving wordt
verbeterd en energieprojecten goed ruimtelijk worden ingepast. Dit is nodig voor het
creëren van maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie. Van belang is dat
bij de voorstellen voor het gasdecarbonisatiepakket ook wordt gekeken naar de betrouwbaarheid
van het energiesysteem bij decentrale productie van met name hernieuwbaar en gedecarboniseerd
gas. Ook is de inzet van het kabinet dat er in het pakket voldoende aandacht is voor
de leveringszekerheid van aardgas, groen gas en waterstof, met name in relatie tot
derde landen.
Een meer geïntegreerde energie-infrastructuur
De visie van de Commissie over een meer geïntegreerde energie-infrastructuur met meer
samenhang tussen energiedragers sluit aan bij de Rijksvisie marktontwikkeling energietransitie12. Ook over alternatieven voor netwerkuitbreiding door marktpartijen, zoals opslag
en flexibiliteits-oplossingen aan de vraagzijde, is het kabinet positief. Het kabinet
steunt de inzet van de Commissie op meer interconnectie tussen lidstaten. Nederland
heeft al veel interconnectie met andere lidstaten en derde landen, zoals Noorwegen.
De analyse van het belang van het gasnetwerk, met betrekking tot de mogelijkheid tot
transport van waterstof, wordt ook door het kabinet gedeeld.13 Het kabinet steunt ook het voorstel van een meer geïntegreerde netwerkplanning door
de landelijke en regionale netbeheerders op het gebied van gas en elektriciteit, met
waar mogelijk ook rollen voor marktpartijen en netwerkbedrijven. Dit zou terug moeten
komen binnen de netwerkontwikkelingsplannen, die 10 jaar vooruitkijken (TYNDP’s).14 Het kabinet ziet de voorstellen voor aanpassing van de TEN-E verordening later dit
jaar met belangstelling tegemoet. Het kabinet zou in deze herziening graag zien dat
ook (grensoverschrijdend) transport van CO2 en waterstof per schip, boot en vrachtauto mogelijk wordt gemaakt.
Een gedigitaliseerd energiesysteem met aandacht voor onderzoek en innovatie
Het kabinet is positief over de aandacht voor digitalisering van het energiedomein
en de aandacht voor de meerwaarde van onderzoek en innovatie in het versnellen van
de transitie naar een meer geïntegreerd energiesysteem. Het is positief dat sociale
innovatie daar bij benoemd wordt, het zou wenselijk zijn dit verder uitgewerkt te
zien. Voor het kabinet zijn de voorbeelden van elektrisch vervoer en emissiereductie
prioriteit. Het kabinet is geïnteresseerd in ideeën voor pilot projecten voor elektrificatie
van lage-temperatuur warmte in industriële sectoren via Horizon Europe en het Innovatiefonds.
Het kabinet steunt ook het voorstel om ondersteuning voor onderzoek en innovatie in
de transportsector te vergroten met daarbij sterke aandacht voor het belang van verbeterde
en geharmoniseerde (veiligheids)standaarden en inzet op synthetische kerosine voor
de luchtvaart.
Implicaties voor brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de gewijzigd motie van het lid Van Raan15 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten. De effecten
op het eerste aspect – de kwaliteit van leven voor de huidige generaties in Nederland,
bijvoorbeeld in termen van gezondheid, inkomen en milieu – beoordeelt het kabinet
positief, omdat succesvolle systeemintegratie kan bijdragen aan de haalbaarheid en
betaalbaarheid van de klimaatdoelen. Het kabinet vindt het wel cruciaal dat het »energie-efficiëntie
eerst» principe rekening houdt met kosteneffectieve CO2-reductie en dus niet een kosteneffectief nationaal reductiepad in de weg staat. De
gevolgen voor het tweede aspect – de kapitaalvoorraden voor latere generaties – zijn
ook positief volgens het kabinet omdat de Commissie sterk inzet op digitalisering,
innovatie, beschikbaarheid van infrastructuur en het beperken van negatieve effecten
van klimaatverandering. Het kabinet is zeer positief over de voorstellen van de Commissie
met betrekking tot het derde aspect – grensoverschrijdende effecten zoals geldstromen
en milieueffecten – omdat de Commissie veel aandacht besteedt aan (de effecten van)
grensoverschrijdende energiesystemen, -markten en – infrastructuur, juist met het
doel om positieve economische en milieueffecten te realiseren. De gevolgen voor het
vierde aspect – de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de
samenleving – lijken voor het kabinet grotendeels positief. Wel kijkt het kabinet
kritisch naar de betaalbaarheid, specifiek de vermeende dalende kosten van infrastructuur
door elektrificatie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In het algemeen wordt de strategie door alle lidstaten verwelkomd en wordt het belang
van een geïntegreerd energiesysteem onderkend. Lidstaten verschillen van mening ten
aanzien van waar de Commissie de komende periode prioriteit aan zou moeten geven.
Zo zijn enkele lidstaten kritisch ten aanzien van het «energie-efficiëntie eerst»
principe: energiebesparing zou in dienst moeten staan van het realiseren van CO2-reductie op een kostenefficiënte manier, maar mag geen doel op zichzelf zijn. Andere
lidstaten verwelkomen juist het «energie-efficiëntie-eerst» principe en geven aan
dat dit veel sterker moet worden verankerd in toekomstige Europese regelgeving. Waar
een aantal lidstaten voorstander is van de rol van CO2-beprijzing door middel van aanscherping ETS wijzen andere lidstaten met name op de
rol van financiering in het herstelfonds om nieuwe technologieën te stimuleren. Een
aantal lidstaten wijst ook op het principe van technologieneutraliteit. Andere lidstaten
benadrukken dat er een gelijk speelveld voor alle gedecarboniseerde energiedragers
moet komen. Voor het stimuleren van alle technologieën en energiedragers die in de
strategie zijn vermeld, is een herziening van de staatssteunrichtsnoeren voor milieubescherming
en energie noodzakelijk volgens een aantal lidstaten. Ook vanuit het Europees parlement
is de strategie verwelkomd. Het parlement heeft in een resolutie aandacht gevraagd
voor energieopslag en waterstof. Er heeft nog geen beleidsdiscussie plaatsgevonden
in het Europees parlement.
Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van de EU is positief.
De mededeling richt zich op verschillende beleidsterreinen, maar met name op het beleidsterrein
van energie, zoals in artikel 194 VWEU verwoord. Ten aanzien van energiebeleid heeft
de Unie (artikel 4, lid 2, onder i, VWEU) een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten opzichte van de subsidiariteit van de mededeling
is positief. De nauw vervlochten energiesystemen binnen de interne markt en de relatie
met sectoren als industrie, transport, gebouwde omgeving en fiscale zaken vereisen
een grensoverschrijdende aanpak. Maatregelen voor systeemintegratie op EU-niveau leiden
tot een efficiëntere borging van leveringszekerheid, betaalbaarheid en een betere
werking van de interne markt, juist omdat de sectoren die cruciaal zijn voor systeemintegratie
(industrie en transport) inherent grensoverschrijdend actief zijn. Zodoende kunnen
de doelstellingen van de in de mededeling aangekondigde maatregelen niet voldoende
door (enkel) optreden op lidstaatniveau worden verwezenlijkt en is optreden op EU-niveau
gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is positief. De voorgestelde maatregelen zijn nodig om het Europese energiesysteem
beter te integreren en zo CO2-reductie te kunnen realiseren en de interne energiemarkt te verbeteren en gaan hierbij
niet verder dan nodig is om de geformuleerde doelstellingen te bereiken. De beoogde
maatregelen laten voldoende ruimte aan de lidstaten om invulling te geven aan de inrichting
van de eigen energiesystemen.
d) Financiële gevolgen
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)
2014–2020 en het MFK 2021–2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting. Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland,
dan zullen deze worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen,
conform de regels van de budgetdiscipline. Er zal hierbij ook gekeken moeten worden
naar de financiële gevolgen voor decentrale overheden.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten en concurrentiekracht
Het kabinet is zich bewust dat de voorstellen zeker op de korte en middellange termijn
tot kostenstijging en regeldruk kunnen leiden. Dit geldt voor partijen in de energiesector,
zoals netbeheerders en producenten, alsook voor bedrijven die door wettelijke maatregelen
worden gedwongen om over te schakelen of meer te betalen voor energie. Betaalbaarheid
en het verminderen van regeldruk zijn belangrijke aandachtspunten. Het kabinet vindt
het in dat verband essentieel dat een duidelijke effectenbeoordeling van de mogelijke
maatregelen plaats vindt, voordat de Commissie met daadwerkelijke nieuwe, dan wel
herziene/aangepaste wetgeving komt. In deze effectenbeoordelingen moet duidelijk worden
aangegeven welke maatregelen de Commissie waarom beoogt en welke gevolgen qua kostenstijging
en regeldruk zijn voorzien voor (decentrale) overheid, bedrijfsleven en burgers. Daarbij
dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de gevolgen voor het mkb. Uitgangspunt
is in ieder geval dat nieuwe voorstellen met zo min mogelijk lasten worden vormgegeven.
Het kabinet zal de uiteindelijke voorstellen hierop toetsen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken