Brief regering : Definitieve Nationale Omgevingsvisie
34 682 Nationale Omgevingsvisie
E/ Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Ter Griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
11 september 2020.
De wens dat over de structuurvisie overleg gewenst wordt kan door of namens één van
de Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 6 november 2020.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2020
Met deze brief bied ik uw Kamer de definitieve Nationale Omgevingsvisie (NOVI) aan1. Ik doe dit mede namens de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Economische
Zaken en Klimaat (EZK), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), en de Staatssecretarissen
van IenW, VWS en Defensie.
Deze brief en bijlagen worden ook aan de voorzitter van de Eerste Kamer gestuurd.
In deze brief zet ik het belang en de inhoud van de NOVI uiteen. Ook beschrijf ik
het proces dat heeft geleid tot deze NOVI en hoe de NOVI ten uitvoer wordt gebracht.
Tenslotte is een toelichting opgenomen over de verschillende stukken die bij de definitieve
NOVI horen en aan uw Kamer worden toegezonden.
De Nationale Omgevingsvisie
In Nederland staan we voor urgente maatschappelijke opgaven. Grote en complexe opgaven
zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en
woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Deze opgaven zijn niet meer op zichzelf
staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoeken we een perspectief
om de grote opgaven aan te pakken, om samen ons land mooier en sterker te maken en
daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen
zijn, welke prioriteiten we stellen bij de inrichting van Nederland en hoe we keuzes
maken in de uitvoering daarvan. Keuzes die samenhangen met toekomstbeelden over de
fysieke leefomgeving, maatschappelijke opgaven en bijbehorende economische perspectieven.
Steeds duidelijker wordt dat de opgaven alleen goed aangepakt kunnen worden als we
dit in samenhang doen, het ontwikkelpotentieel van heel Nederland optimaal benutten
en zorgen voor een duurzame verbinding van alle delen van Nederland en met de landen
om ons heen.
Ontwikkelingen in ons land volgen elkaar in snel tempo op. De stikstofproblematiek
is complex en heeft een grote impact. Het bemoeilijkt de opgaven in onder andere de
woningbouw en energietransitie en stelt ons voor uitdagingen in het landelijk gebied.
COVID-19 zorgt voor een flinke aanpassing in onze focus. Van belang is inzicht in
de (economische) effecten van COVID-19 en de 1,5 meter samenleving, waarin wonen en
werken mogelijk op een andere manier worden vormgegeven in ons land. Een belangrijk
voorbeeld hiervan is het groen in onze directe leefomgeving. Dat zijn we door deze
bijzondere tijd anders en meer gaan waarderen dan voorheen. Op dit moment werkt het
kabinet aan een economisch herstelbeleid. Het is van belang dat dit herstelbeleid
ook de doelen op het terrein van leefomgevingsbeleid voor de langere termijn dient.
Met de NOVI brengen we in beeld waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze
leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch
herstel te bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen
aan de beoogde transitie naar een circulaire samenleving – stevig te verankeren in
onze manier van leven en werken.
Die keuzes in de fysieke leefomgeving maken we niet als Rijk alleen. Keuzes maken
we samen met medeoverheden, kennisinstellingen, maatschappelijke partijen en burgers.
Dit vraagt een goed samenspel tussen al deze partijen. Dit beschrijven we in de NOVI
en de uitvoeringsagenda conform de motie van het lid Van Gerven (Kamerstuk 34 682, nr. 24), die vraagt om adequate en laagdrempelige inspraak van burgers bij het opstellen
van de lokale en regionale uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie. Vanuit al deze
partijen is daarom ook intensief meegedacht bij de totstandkoming van de NOVI. Zo
ontvingen we in het najaar van 2019 234 zienswijzen. Ook vanuit uw Kamer zijn we gestimuleerd
onze visie steeds verder aan te scherpen.
De toenemende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om een actieve rijksoverheid
om richting te geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Regie
vanuit het Rijk betekent echter niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden;
wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek
als publiek/privaat. Kortom, het voortouw nemen in deze gezamenlijke opgave in goede
samenwerking tussen alle overheden: werken als één overheid vanuit het stelsel van
de Omgevingswet.
Prioriteiten binnen de NOVI
De NOVI stelt een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en
maatschappelijke organisatie, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige
afweging van belangen werken we aan onze prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie
en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke
en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk
gebied.
Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nu al kennen we in Nederland langere periodes van droogte. Dit maakt het urgent dat
we het watergebruik beter gaan afstemmen op het beschikbare water en dat we water
langer vasthouden. Functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving moeten meer
worden afgestemd op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Dit is een voorbeeld
van de noodzakelijke keuzes die nu al nodig zijn en die soms een grote impact op de
fysieke leefomgeving hebben. Tegelijk dragen deze keuzes ook bij aan een klimaatbestendige
inrichting in 2050, waarmee we Nederland voorbereiden op klimaatverandering en zeespiegelstijging.
Ook zijn op dit moment al keuzes nodig voor de klimaatdoelstellingen in 2050. Op zee
zoeken we ruimte voor windmolens. Het onlangs gesloten akkoord voor de Noordzee toont
dat hierbij ook veel andere belangen spelen. Op land schiet de hoofdinfrastructuur
voor transport en opslag van duurzame energie in gebieden soms nu al tekort. Naar
2050 toe neemt het aandeel duurzame energie alleen maar toe. Dan zijn veel meer aanpassingen
aan de infrastructuur voor energie nodig. Ook de opgave om ruimte te vinden voor de
bronnen van duurzame energie zelf is groot. In de NOVI geven we daarom richtingen
mee waarbij we bij de inpassing van energie infrastructuur aandacht vragen voor de
kwaliteit van de leefomgeving.
Duurzaam economisch groeipotentieel
De mondiale concurrentie en snelle veranderingen in de economie vragen dat de Nederlandse
economie zich continu vernieuwt en aanpast aan nieuwe omstandigheden. Economische
groei en voldoende werkgelegenheid in ons land zijn niet vanzelfsprekend. De COVID-19
pandemie maakt duidelijk hoe kwetsbaar sommige sectoren – economisch gezien – zijn.
Tegelijk stellen we hogere eisen aan onze leefomgeving en willen we de milieu- en
gezondheidseffecten van havens en industrie, van verkeer en vervoer beperken. Grondstoffen
zijn niet onbeperkt beschikbaar en het gebruik van fossiele brandstoffen moeten we
drastisch verminderen.
De uitdaging is de transitie naar een duurzame economie in ons land succesvol te laten
samengaan met behoud en ontwikkeling van onze sterke internationale concurrentiepositie.
De economie van de toekomst is duurzaam, circulair, kennisintensief en internationaal
concurrerend en draagt bij aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Deze economie
van de toekomst levert veel winst op in termen van banen, innovatie, nieuwe bedrijvigheid,
werkgelegenheid en exportmogelijkheden maar deze functie vraagt ook goede inpassing
voor een prettig woon- en leefklimaat. Dat is noodzakelijk als basis voor welvaart,
werkgelegenheid en welzijn in de toekomst. Daarbij hoort bijvoorbeeld een selectieve
groei van datacenters en het beter beheersen en reguleren van de impact op de ruimte
en energievoorziening via de Ruimtelijke Strategie Datacenters, conform de motie van
de leden Moorlag en Mulder (Kamerstuk 32 813, nr. 552). Voor de havengebieden in Amsterdam en Rotterdam, wil het kabinet via het instrument
van de NOVI-gebieden ruimte bieden voor (nieuwe) bedrijvigheid en de transitie naar
het gebruik van duurzame energiebronnen en een circulaire economie bevorderen.
Sterke en gezonde steden en regio’s
Het grote woningtekort is bij uitstek een opgave die zowel voor de korte als langere
termijn inzet van alle partijen vraagt, lokaal, regionaal, provinciaal en aan de zijde
van het Rijk. Het inlopen van het woningtekort vraagt van de gezamenlijke overheden
ruimte te bieden of te creëren voor het in een hoog tempo ontwikkelen van voldoende
plannen met de juiste kwaliteiten. De uitdaging is dit zo te doen dat steden en stedelijke
regio’s, en hun bewoners, hier sterker en gezonder uitkomen.
Voor het op gang brengen en houden van de woningbouw in ons land heeft het kabinet,
in aanvulling op de € 1 mld. welke vorig jaar beschikbaar is gesteld voor de woningbouwimpuls,
voor de korte termijn een aanvullend pakket aan maatregelen voorgesteld. Daarmee geven
we de woningbouw opnieuw een stevige impuls. Hierover informeer ik uw Kamer uitgebreider
in een brief, die u met Prinsjesdag ontvangt, over verdere maatregelen om door te
bouwen tijdens de coronacrisis. De extra middelen voor de woningbouwimpuls worden
ingezet om versneld uitvoering te geven aan het realiseren van de bouw van betaalbare
woningen in een kwalitatief goede leefomgeving op diverse locaties. Ook komt er extra
capaciteit en deskundigheid beschikbaar om de procedures voor gebiedsontwikkeling
en woningbouw te versnellen. Daar waar relevant wordt die expertise ook voor de NOVI-gebieden
ingezet.
Er zijn 14 gebieden geïdentificeerd waar het kabinet meer regie op verstedelijking
wil nemen. Bijvoorbeeld diverse gebieden in de Metropool Regio Amsterdam (MRA), Metropool
Regio Utrecht (MRU), Zuidelijke Randstad, Groningen en Eindhoven en de spoorzones
in Zwolle en Nijmegen. Het kabinet wil in ieder geval voor deze gebieden op korte
termijn nog tot concrete (investerings)afspraken komen.
Deze maatregelen passen in het NOVI-perspectief van het Stedelijk Netwerk Nederland,
met het zoveel mogelijk benutten van de bestaande stedelijke omgeving in Nederland:
benutten van plekken rond bestaande OV-knopen en infrastructuur maar ook waar nodig
inzetten op benodigde schaalsprongen in de (OV)-infrastructuur).
In de verstedelijkingsstrategie is ook voldoende ruimte voor groen en ontspanning.
Ruimte voor groen en ontspanning sluit aan bij de motie van de leden Regterschot en
Van Eijs (Kamerstuk 34 682, nr. 43) waarin wordt gevraagd om een instrumenteel kader ten aanzien van de uitwerking,
zodat stedelijk groen wordt opgenomen in omgevingsplannen op gemeentelijk en provinciaal
niveau. In de NOVI is onder beleidskeuze 3.6 opgenomen dat het Rijk instrumenten voor
een samenhangende aanpak van het groen zal ontwikkelen.
De COVID-19-crisis zet de opgaven voor het stedelijk gebied verder op scherp. Ondanks
de economische crisis zal de bouw op peil moeten worden gehouden om te voorkomen dat
het woningtekort structureel nog verder oploopt. Tegelijkertijd zullen we onze stedelijke
omgeving nog doordachter moeten inrichten vanuit het oogpunt van klimaatbestendigheid,
gezondheid, veiligheid, biodiversiteit en leefbaarheid.
We willen het ontwikkelpotentieel van heel Nederland benutten maar dat betekent niet
dat overal hetzelfde moet gebeuren. In grensregio’s werken we bijvoorbeeld aan onbenutte
grensoverschrijdende potenties en kwalitatieve vragen die spelen rond de leefomgeving.
Om sterke steden en stedelijke regio’s te krijgen wordt expliciet rekening gehouden
met de behoeften van senioren en mindervaliden door onder andere leeftijdsbewuste
woning- en stedenbouw, conform motie van de leden Krol en Nijboer (Kamerstuk 34 682, nr. 14). Daarbij hoort ook het aandacht besteden aan ecologisch wonen en ecologische woonzones,
conform motie van lid Krol (Kamerstuk 34 682, nr. 13). Bijvoorbeeld door gebruik te maken van vrijkomende agrarische bebouwing voor ontwikkeling
van nieuwe functies en woonconcepten, zoals voor ouderen. Ook slim wonen en slimme
mobiliteit krijgt aandacht, conform motie van het lid Krol (Kamerstuk 34 682, nr. 15), door Smart City’s en Smart Mobility, waarin Rijk, bedrijfsleven en kennisinstellingen
samenwerken om de toepassing van innovatie en technologie in de Nederlandse steden
te versnellen en hun internationale concurrentiepositie te versterken.
Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Het versterken van onze natuur en ons landschap en het behoud van de vitaliteit van
onze landbouw is mede vanwege de stikstofproblematiek een zware en urgente opgave.
In het landelijk gebied spelen veel nationale belangen die ruimte vragen, zoals energie,
klimaat, landbouw en wonen, waar we aan werken met behoud van natuurlijke en landschappelijke
kwaliteiten. Het is van belang dat de landbouw – letterlijk en figuurlijk – ruimte
krijgt om de transitie naar kringlooplandbouw vorm te geven en deze omslag te realiseren.
Naast het realiseren van meer natuurgebieden van een goede kwaliteit is de bedoeling
dat de natuurlijke hulpbronnen, ons natuurlijk kapitaal, op een duurzame manier worden
benut en dat andere gebruikers niet langer afwentelen op de natuur, maar een positieve
bijdrage gaan leveren aan natuur en biodiversiteit.
De verschillende ruimteclaims in het landelijk gebied vragen om een goede afweging
van belangen. Onder meer via het Nationaal Programma Landelijk Gebied en via het instrument
NOVI-gebied voor de Peel en het Groene Hart wordt daar richting aan gegeven. Door
het landgebruik in het landelijk gebied beter in balans te brengen met natuurlijke
systemen via onder andere kringlooplandbouw, blijven we blijven we werken we aan de
toekomstbestendige ontwikkeling van ruraal Nederland. Dat draagt bij aan een landelijk
gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is en waarin ruimte is en blijft
voor een economisch vitale landbouw als belangrijke drager van het platteland. De
opvolging van de motie van de leden Moorlag en Smeulders (Kamerstuk 34 682, nr. 45) om in beeld te brengen hoe instrumenten als grondbanken en landinrichting hiervoor
ingezet kunnen worden zal nader in het programma uitgewerkt worden.
Processtappen NOVI
Op 20 juni 2019 heb ik uw Kamer de ontwerp-NOVI toegezonden (Kamerstuk 34 682, nr. 32). Van 20 augustus 2019 tot 30 september 2019 heeft de ontwerp-NOVI ter inzage gelegen
en zijn in alle provincies informatiebijeenkomsten gehouden en zijn debatbijeenkomsten
georganiseerd. In die periode zijn 234 zienswijzen ingediend. Daarmee voldoet de NOVI
aan de 4 d’s van de motie van het lid Van Gerven (Kamerstuk 34 682, nr. 38); democratisch en duidelijk, want de ontwerp-NOVI is op verschillende manieren aangeboden,
zodat iedereen er kennis van kon nemen en het kon begrijpen en kon meedenken en invloed
kon uitoefenen. Duurzaam, omdat de NOVI juist bedoeld is om gezamenlijk de schouders
eronder zetten om te bouwen aan een Nederland waar het blijvend fijn wonen, werken
en recreëren is in balans met natuurlijke systemen. Draagvlak volgt onder andere uit
de laatste van de drie afwegingsprincipes van de NOVI (afwentelen wordt voorkomen)
waarmee de lusten en de lasten goed worden verdeeld en het gebiedsgericht werken waar
we als partners samen met en in de regio’s keuzes maken.
Tevens is een Milieueffectrapportage (hierna: PlanMER) opgesteld2. Op 7 november 2019 heeft over de ontwerp-NOVI een Algemeen Overleg met uw Kamer
plaatsgevonden (Kamerstuk 34 682, nr. 47). Op basis van de zienswijzen en het Algemeen Overleg is de ontwerp-NOVI aangevuld
met scherpe keuzes in met name de stedelijke ontwikkeling, het landelijk gebied en
watermanagement. Hierover heb ik uw Kamer op 23 april 2020 met een brief geïnformeerd
(Kamerstuk 34 682, nr. 48). Over deze brief heeft een Schriftelijk Overleg plaatsgevonden. De beantwoording
van de vragen heeft u op 2 juli 2020 ontvangen (Kamerstuk 34 682, nr. 52).
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding
van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt
de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet
in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie,
zoals in de nieuwe wet bedoeld. De procedure die wordt gevolgd tot vaststelling van
de NOVI is de procedure voor de vaststelling van een structuurvisie van het Rijk,
conform de regels van de Wro en conform de motie van het lid Ronnes (Kamerstuk 34 682, nr. 36). Dit betekent dat na verzending van deze definitieve NOVI aan de Staten-Generaal
de nahangprocedure begint, waarbij de Kamers kunnen aangeven of zij met mij in het
openbaar willen beraadslagen over de visie, voordat met de uitvoering begonnen kan
worden. Ik ga graag met uw Kamer in gesprek over de NOVI.
Uitvoering geven aan de NOVI
In de Uitvoeringsagenda vindt u een overzicht met welke instrumenten wordt gewerkt
aan de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. We werken de NOVI uit in algemene
rijksregels, inzet van financiële middelen, kennisontwikkeling en bestuurlijke afspraken,
programma’s en gebiedsgericht in Omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden. Als acht voorlopige
NOVI-gebieden hebben we gekozen voor: de haventransities in Rotterdam en Amsterdam,
de transitie van het landelijk gebied in de Peel en het Groene Hart, de energie- en
klimaattransitie in relatie tot verstedelijking in Groningen en Zwolle en de transities
in een grensoverschrijdende context in Zuid-Limburg en de Zeeuwse havens/Zeeuws Vlaamse
Kanaalzone. De ruimtelijk-fysieke opgaven in deze gebieden zijn essentieel voor Nederland
en de in de NOVI geadresseerde ambities voor de toekomst. Ze vragen om extra inzet
en een geïntegreerde aanpak van Rijk en regio. Voor de Metropoolregio Utrecht loopt
in feite al een dergelijke aanpak. Die regio is daarmee een NOVI-gebied «avant la
lettre».
De grote opgaven in het fysieke domein zoals die zijn beschreven in deze NOVI leiden
tot transformaties van veel gebieden in ons land. Om deze transformaties daadwerkelijk
tot stand te brengen, is het nodig over gronden te kunnen beschikken die voor die
transformaties ingezet kunnen worden. Het Rijk zal hier een actievere rol in gaan
spelen.
Als eerste kan worden gekeken naar de inzet van de gronden die in beheer zijn bij
het Rijksvastgoedhoudende diensten. De opgaven spelen echter landelijk en daarom wordt
onderzocht of het Rijk als onderdeel van de versterkte regiefunctie ook elders als
partner van en in de regio bij kan dragen aan (toekomstige) gebiedsontwikkelingen
door de inzet van grond in combinatie met versterking van het ruimtelijk instrumentarium
en waar nodig kennis en kunde in prioritaire gebieden. Het kabinet zal de risico’s
en financiële randvoorwaarden die aan de orde zijn bij een dergelijk actief grondbeleid
de komende maanden onderzoeken en dan tot een definitief besluit komen. Onderdeel
van dit onderzoek is de mogelijke totstandkoming van een Rijksontwikkelbedrijf.
De uitvoering van de NOVI kent een cyclus van vier jaar. Hieruit volgt jaarlijks een
voortgangsbrief waarin het kabinet aan uw Kamer inzichtelijk maakt wat de voortgang
van de uitvoering, gebiedsgerichte uitwerking en nieuwe ontwikkelingen en inzichten
is. Ook wordt daarin weergegeven welke aanpassingen in beleid en aanpak noodzakelijk
zijn. Ook jaarlijks volgt een NOVI-conferentie over de voortgang van de NOVI. Tenslotte
wordt elke twee jaar een monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving
en elke vier jaar vindt een evaluatie plaats van de voortgang en een burgerperspectiefonderzoek.
De uitvoering van de NOVI wordt hiermee een permanent en adaptief proces. Permanent,
omdat Nederland nooit af is. Adaptief omdat ontwikkelingen niet stil staan en niet
altijd te voorspellen zijn.
Aanvullende stukken bij de NOVI
Naast de Uitvoeringsagenda worden de volgende stukken met de NOVI meegezonden.
Nota van Antwoord
De Nota van Antwoord betreft een weergave van alle 234 zienswijzen (en ruim 1800 deelvragen)
op de ontwerp-NOVI, de beantwoording daarvan, en hoe de zienswijze al dan niet heeft
geleid tot aanpassing van de NOVI zoals deze nu aan uw Kamer voorligt3.
PlanMER en aanvulling PlanMER
Ter ondersteuning van de visievorming en de besluitvorming over de NOVI is de procedure
van de milieueffectrapportage doorlopen. Deze procedure draagt ertoe bij dat het milieubelang
volwaardig wordt meegewogen in de planvoorbereiding. In het PlanMER – de rapportage
waarin de resultaten van de plan-m.e.r.-procedure worden vastgelegd – en ook in de
Passende Beoordeling worden de gevolgen van het beleid voor het milieu inzichtelijk
gemaakt4. Het PlanMER biedt inzicht in de kansen en risico’s van het nieuwe beleid voor het
milieu; in breed perspectief voor de gehele fysieke leefomgeving. Op basis hiervan
zijn aandachtspunten meegegeven voor verwerking in de NOVI en de Uitvoeringsagenda.
Het PlanMER en de achtergronddocumenten ontving u inmiddels ook als bijlagen bij mijn
brief van 20 juni 2019 (Kamerstuk 34 682, nr. 32) over de ontwerp-NOVI.
De Commissie voor de m.e.r. bracht op 15 november jl. advies uit over het PlanMER
(https://www.commissiemer.nl/docs/mer/p31/p3105/a3105ts.pdf). Naar aanleiding van dit advies is informatie aan het PlanMER toegevoegd welke u
bijgaand aantreft. Ook deze aanvullende informatie is aan de Commissie m.e.r. voor
advies voorgelegd. Het door de Commissie hierover uitgebrachte advies (https://www.commissiemer.nl/docs/mer/p31/p3105/a3105tsea.pdf) werd eveneens betrokken bij het opstellen van de NOVI.
Voorts zijn voor aanpassingen in beleidskeuzes in de definitieve NOVI ten opzichte
van de ontwerp-NOVI de effecten op de leefomgeving nagegaan. Met name voor sterke
en gezonde steden en regio’s (prioriteit 3) zijn beleidskeuzes toegevoegd, onder andere
omdat wordt ingezet op meer regie door het Rijk met tegelijkertijd behoud van autonomie
en afwegingsruimte voor medeoverheden. In de beleidskeuzes voor duurzaam economisch
groeipotentieel (prioriteit 2) en de toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk
gebied (prioriteit 4) zijn enkele aanscherpingen doorgevoerd. Per saldo leiden de
wijzigingen tot meer extra kansen voor de leefomgeving dan tot extra risico’s, zowel
voor het stedelijk gebied als het landelijk gebied. De wijzigingen in de beleidskeuzes
leiden niet tot andere conclusies van het PlanMER.
Samenwerkingsafspraken
De NOVI is bindend voor het Rijk. Voor de uitvoering van de NOVI spelen ook medeoverheden
een cruciale rol. Ik hoop samenwerkingsafspraken te maken over de uitvoering van de
NOVI met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg
(IPO), en de Unie van Waterschappen (UvW) om elkaar in de uitvoering in de fysieke
leefomgeving te versterken. Deze afspraken worden u in een later stadium toegezonden,
omdat ik hecht aan een goede afstemming met de koepels en de overheden die zij vertegenwoordigen.
Zodra dit heeft plaatsgevonden, zal ik de uitkomst daarvan aan uw Kamer sturen.
Indicatoren/0-meting
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft op basis van een aantal indicatoren
een 0-meting verricht voor de NOVI. Dit is de basis voor de hierboven genoemde tweejaarlijkse
monitor. Als eerstverantwoordelijk bewindspersoon voor het PBL stuurt de Staatssecretaris
van IenW deze enkele weken na het verschijnen van de NOVI aan uw Kamer toe, mede namens
de Ministers van IenW, EZK, LNV, VWS, OCW en mijzelf en de Staatssecretarissen van
VWS en Def.
Nationaal Milieubeleidskader
De NOVI vormt het strategische beleidskader van het Rijk voor het beleid over de fysieke
leefomgeving. Zo is ook het Nationaal Milieubeleidskader (NMK) verbonden met de NOVI.
De Staatssecretaris van IenW stuurt het NMK binnenkort aan uw Kamer. Dit Kader heeft
een inhoudelijke relatie met de NOVI. Het NMK beschrijft een aantal uitgangspunten
en bouwstenen die nodig zijn om de ambities op het gebied van milieu nader vorm te
geven en uit te werken. De bouwstenen gaan in op het voorkomen van milieuverliezen,
het beheersen van risico’s op afwenteling, het inzetten op voortdurende stapsgewijze
verbetering van de milieukwaliteit en verbinding en samenwerking. Op basis van deze
bouwstenen wordt gewerkt aan een Nationaal Milieuprogramma, waarin de acties worden
benoemd om milieuschade te voorkomen, en te komen tot minder grondstoffengebruik,
meer veiligheids- en gezondheidswinst en meer stimulans voor de ontwikkeling naar
een circulaire economie. Zodat Nederland zich duurzaam economisch kan blijven ontwikkelen,
zonder milieuschade door te schuiven naar elders of later.
Met de NOVI presenteert het kabinet een integrale, op samenwerking gerichte aanpak.
De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in één, gericht
op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Dit luidt ook een nieuw begin in. De NOVI is tot stand gekomen in nauwe samenwerking
met provincies, gemeenten, waterschappen en de samenleving. In de Uitvoeringsagenda
staat beschreven hoe we nu binnen het Rijk zorgen voor de uitvoering van onze gezamenlijke
visie op de inrichting van Nederland. En hoe we gezamenlijk de schouders eronder zetten
om te bouwen aan een Nederland waar het fijn wonen, werken en leven blijft.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.