Brief regering : National Risk Assessment Terrorismefinanciering 2019 met beleidsreactie
31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering
Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2020
Op 12 augustus 2020 heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentcentrum (WODC)
de tweede nationale risicoanalyse (hierna: NRA) terrorismefinanciering gepubliceerd.1 De NRA maakt onderdeel uit van de beleidscyclus waarin aan de hand van de geïdentificeerde
risico’s het beleid inzake het voorkomen en bestrijden van terrorismefinanciering
wordt vastgesteld. Dit beleid wordt vervolgens op effectiviteit geëvalueerd door middel
van de beleidsmonitor. Hierbij doe ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid, de tweede NRA terrorismefinanciering toekomen2, vergezeld van een beleidsreactie.3
Beleidsreactie NRA terrorismefinanciering
Het beleid ter voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering gaat uit van een
risicogebaseerde aanpak, wat inhoudt dat middelen worden ingezet waar de risico’s
met potentieel de grootste impact zich (kunnen) voordoen. Vanuit dit oogpunt wordt
in deze beleidsreactie ingegaan op de vier potentieel grootste risico’s zoals beschreven
in de NRA.4 Na een korte uiteenzetting van deze risico’s zal worden ingegaan op de weerbaarheid
van Nederland tegen deze risico’s.
De onderzoekers concluderen in de NRA dat de risico’s voor een significant gedeelte
worden ingeperkt door de reeds beschikbare preventieve en repressieve middelen. Daarnaast
deel ik de verwachting van de onderzoekers dat recent geïntroduceerde instrumenten,
zoals het integriteitstoezicht op aanbieders van virtuele valuta vanaf 2020, de risico’s
verder zullen inperken.5
Voor ik inga op de risico’s en de mitigatie hiervan, stip ik kort het volgende aandachtspunt
uit de NRA aan. Conform de dreigingsinschattingen van de NCTV en de AIVD richt het
beleid ter voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering zich tot nu toe voornamelijk
op het jihadistisch terrorisme. Hoewel ook in het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland (DTN 52) door de NCTV wordt aangegeven dat de belangrijkste terroristische
dreiging in Nederland nog steeds uitgaat van het jihadisme, wordt een terroristische
aanslag door een (online geradicaliseerde) extreemrechtse eenling ook voorstelbaar
geacht.6 Daarom is het van belang ook oog te hebben voor mogelijke vormen van terrorismefinanciering
vanuit deze hoek.
Binnenlandse en buitenlandse stichtingen
De twee risico’s op terrorismefinanciering met de grootste potentiele impact zijn
de verwerving van middelen via Nederlandse of buitenlandse charitatieve, religieuze
en/of educatieve stichtingen of andere rechtsvormen die zich hiervoor lenen. Ten aanzien
van deze risico’s wordt de voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering binnen
diverse samenwerkingsverbanden en organisaties onverminderd voortgezet: in het bijzonder
het Programma Terrorismefinanciering binnen het Financieel Expertisecentrum7 (hierna: Programma FEC-TF), de publiek-private samenwerking in de TF Taskforce en
de FIU-Nederland spelen in de aanpak van dergelijke stichtingen een cruciale rol.
Zo loopt sinds september 2017 binnen het Programma FEC-TF een deelproject dat gericht
is op het in kaart brengen van de (van origine) buitenlandse financiering van non-profit
instellingen (NPO’s) waarvan één of meerdere betrokken partijen direct of indirect
in verband kunnen worden gebracht met (de financiering van) terrorisme. Als daartoe
aanleiding is, wordt er een handhavings- of opsporingsonderzoek of een voorbereidend,
verkennend of informatief onderzoek gestart door een van de betrokken organisaties.
Bij brief van 20 februari 2020 heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over het wetsvoorstel
Transparantie maatschappelijke organisaties waarover de Afdeling advisering van de
Raad van State recent advies heeft uitgebracht.8 Met dit wetsvoorstel wordt meer inzicht verkregen in de aard en omvang van buitenlandse
financiering van maatschappelijke en religieuze organisaties. Dergelijk inzicht is
cruciaal voor de effectiviteit van onder meer het Programma FEC-TF. Hiernaast wordt
binnen het FEC door de FEC-partners in het project malafide stichtingen samengewerkt
aan een betere detectie en bestrijding van het misbruik van stichtingen.
Ook wordt in de TF-Taskforce van het FEC, binnen strikte wettelijke kaders, relevante
informatie gedeeld tussen publieke en private partijen in de strijd tegen terrorismefinanciering.
Door het delen van subjectgerichte informatie vanuit de opsporing kunnen de betrokken
private partijen (financiële instellingen) op grond van hun verplichtingen vanuit
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) gerichter
zoeken naar de financiering van terrorisme en worden zij beter in staat gesteld ongebruikelijke
transacties te identificeren en te melden aan de FIU-Nederland.
Tot slot zet FIU-Nederland zich in om op basis van TF-risicoprofielen de kennis van
en het inzicht in terrorismefinanciering te vergroten van de meldplichtige instellingen.
In 2019 heeft FIU-Nederland hiertoe de factsheet «Kwetsbaarheid Non Profit Organisaties
in Nederland» opgesteld en gedeeld met circa 4300 meldplichtige instellingen en relevante
publieke partners.9
Legaal verkregen eigen middelen
Financiering van terrorisme kan plaatsvinden via legaal verkregen eigen middelen,
zoals salaris, studiefinanciering of gelden verkregen uit eigen onderneming. Een belangrijke
maatregel tegen deze moeilijk te mitigeren dreiging is de nationale sanctielijst terrorisme.
Het gevolg voor personen of entiteiten als zij op deze lijst geplaatst worden is dat
hun financiële tegoeden bevroren worden. Tegelijkertijd is het verboden voor anderen
om financiële tegoeden en middelen aan deze personen en entiteiten ter beschikking
te stellen.10 Daarnaast worden binnen het Programma FEC-TF financiële netwerken in kaart gebracht
van personen en entiteiten die in verband kunnen worden gebracht met (de financiering
van) terrorisme, waarbij de legaal verkregen eigen middelen ook in zicht komen. In
alle gevallen waarin het verkregen inzicht daartoe aanleiding geeft, wordt een interventiestrategie
opgesteld en kunnen er passende preventieve en repressieve (bestuursrechtelijke, fiscaalrechtelijke,
strafrechtelijke) maatregelen worden genomen.
Ondergronds bankieren (inclusief onvergunde betaaldienstverleners)
Het risico «ondergronds bankieren» is opgesplitst in «verplaatsing via ondergronds
bankieren» – waaronder via onvergunde betaaldienstverleners – en «verplaatsing (fysiek)
van contant geld».
De Wwft en de Sanctiewet zijn van toepassing op alle betaaldienstverleners. Betaaldienstverleners
moeten risico’s identificeren en mitigeren. Andere relevante wetgeving in dit kader
is de Wire Transfer Regulation 2.11 De Wire Transfer Regulation bevat bepalingen ten aanzien de traceerbaarheid van geldovermakingen
om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken.
Traceerbaarheid van geldovermakingen is een belangrijk hulpmiddel in de strijd tegen
terrorismefinanciering. DNB houdt toezicht op de naleving van de Wire Transfer Regulation.
Naast eerdergenoemde wetgeving wordt binnen het FEC door verschillende publieke partners
samengewerkt om illegale financiële dienstverlening vroegtijdig te detecteren en handhavend
op te treden.
Tot slot is het in het kader van ondergronds bankieren relevant om te vermelden dat
de huidige bevoegdheden van de Douane met ingang van juni 2021 fors worden uitgebreid.12 Daardoor kan de Douane niet alleen passagiers controleren, maar ook vervoersmodaliteiten
zoals pakketpost en vracht.13 Door deze uitbreiding krijgt de Douane meer zicht op transacties14 die de Douane vervolgens kan melden aan de FIU. Daarmee zal internationaal illegaal
bankieren naar verwachting ook moeilijker worden gemaakt.
Virtuele valuta’s
Methoden die de anonimiteit van transacties vergroten, zoals het gebruik van virtuele
valuta’s, kenden volgens de NRA een relatief lage weerbaarheid. Met ingang van 21 mei
2020 is de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn in werking getreden.
Op basis van deze wetswijziging vallen aanbieders van bewaarportemonnees en omwisseldiensten15 voortaan onder de reikwijdte van de Wwft en Sanctiewet. Dit houdt o.a. in dat deze
partijen cliëntenonderzoek moeten doen en transacties moeten monitoren. Deze wetswijziging
versterkt de reeds ingezette thematische, strafrechtelijke aanpak van OM, FIOD en
politie met betrekking tot het gebruik van cryptovaluta’s voor diverse criminele doeleinden.
Er wordt een gezamenlijk aanpak van illegale aanbieders van virtuele valuta ontwikkeld
door de samenwerkende organisaties in het FEC. In Europees verband maakt het kabinet
zich sterk voor het aanpassen van Europese wetgeving om de verdergaande FATF-standaarden
binnen de EU vorm te geven.16 Ook dit zal een positieve bijdrage leveren aan de weerbaarheid tegen terrorismefinancieringsrisico’s.
Informatievoorziening private sector
Het is van belang dat publieke organisaties en private partners bekend zijn met de
grootste risico’s van terrorismefinanciering en hun aanpak hierop afstemmen. Gelet
op de specifieke risico’s in deze sector geldt dit in het bijzonder voor NPO’s. Informatie
over de risico’s moet voor deze partijen makkelijk te vinden, begrijpelijk en concreet
zijn. Hiertoe is voorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Tegelijkertijd worden gesprekken
gevoerd met vertegenwoordigers van sectoren die een grote rol kunnen spelen bij het
beperken van de risico’s en wordt daarbij met hen afgestemd hoe de informatie over
risico’s het beste kan worden toegespitst op de behoeften in hun sector.
De inspanningen vermeld in deze brief laten zien dat het kabinet de bestrijding van
terrorismefinanciering zeer belangrijk vindt. De gezamenlijke inzet door publieke
en private partijen is hierbij van groot belang.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën