Brief regering : Fiche: Europese Vaardighedenagenda
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2906
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: EU strategie slachtofferrechten 2020–2025 (Kamerstuk 22 112, nr. 2905)
Fiche: Europese Vaardighedenagenda
Fiche: Raadsaanbeveling beroepsonderwijs (Kamerstuk 22 112, nr. 2907)
Fiche: Mededeling werkgelegenheidssteun voor jongeren (Kamerstuk 22 112, nr. 2908)
Fiche: Raadsaanbeveling versterken jongerengarantie (Kamerstuk 22 112, nr. 2909)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Europese Vaardighedenagenda
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Sociaal
en Economisch Comité en het Comité van de Regio’s: «Europese Vaardigheden Agenda voor
duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht».
b) Datum ontvangst Commissiedocument
1 juli 2020
c) Nr. Commissiedocument:
COM (2020) 274
d) EUR-Lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1595418728335&uri=C…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie: n.v.t.
f) Behandelingstraject Raad: Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Raad Onderwijs,
Jeugdzaken, Cultuur en Sport.
g) Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in nauwe samenwerking met Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. Essentie voorstel
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft op 1 juli 2020 een Europese Vaardighedenagenda
gepubliceerd. De Vaardighedenagenda bestaat uit vijf bouwstenen en bevat twaalf maatregelen,
waarvoor vanuit de Commissie specifieke voorstellen en uitvoeringsstappen volgen.
Met het oog op het aanjagen van de groene en digitale transities en het waarborgen
van herstel van de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19 pandemie heeft de Commissie
deze herziening van de Vaardighedenagenda uit 20161 voorgesteld. Dit voorstel is aangekondigd in de Mededeling «Een sterk sociaal Europa
voor rechtvaardige transities» en maakt deel uit van de uitvoering van de Europese
pijler voor sociale rechten.
1. Samenwerking in het kader van een pact voor vaardigheden
De eerste bouwsteen is gericht op bevordering van publiek-private samenwerking via
een «pact voor vaardigheden» om bij- en omscholing mogelijk te maken zodat de Europese
beroepsbevolking deel kan nemen aan de digitale en groene transities. Centraal hierbij
staat de ondertekening van een handvest door betrokken stakeholders zoals onder meer
werkgevers, werknemersorganisaties, overheden en onderwijsinstellingen. Het pact zal
zich allereerst richten op de economische sectoren die het hardst zijn getroffen door
de COVID-19 pandemie en op de in de Europese Green Deal aangemerkte prioritaire gebieden.
Het pact zal door een centraal toegangspunt op EU-niveau ook de toegang tot informatie
over EU-financieringsinstrumenten voor vaardigheden vergemakkelijken.
2. Vaardigheden voor een baan verwerven: beleidsmaatregelen op elkaar afstemmen om
resultaten te boeken.
De tweede bouwsteen schetst een aantal samenhangende beleidsacties die ertoe moeten
leiden dat mensen hun vaardigheden kunnen ontwikkelen en versterken tijdens hun loopbaan.
Hierbij gaat het o.a. om het werken aan verbeterde arbeidsmarkt-voorspellingen; de
oproep aan lidstaten om een nationale vaardighedenstrategie te ontwikkelen; en facilitering
door de Commissie voor het verwerven van vaardigheden voor de groene en digitale transities.
Zij benadrukt hierbij het belang van het stimuleren van STEM-vaardigheden2, ondernemersvaardigheden en transversale vaardigheden. Verder geeft de Commissie
aandacht aan het belang van beroepsonderwijs3 en hoger onderwijs (ho). Hierin worden diverse verwijzingen gemaakt naar o.a. een
Europese graad, accreditatiesysteem en een Europees Universitair Statuut om knelpunten
m.b.t. erkenning en kwaliteitsborging op te lossen.
3. Hulpmiddelen ontwikkelen die mensen in staat stellen een leven lang vaardigheden
te verwerken
De derde bouwsteen betreft een aantal hulpmiddelen om werknemers, werklozen en inactieven
beter toe te rusten om gedurende hun hele leven vaardigheden te ontwikkelen. De Commissie
wil nagaan hoe een mogelijk Europees initiatief op het gebied van individuele leerrekeningen
en ondersteunende diensten volwassenen kan helpen om scholing en ontwikkeling toegankelijker
te maken en werknemers kan helpen om stappen te zetten op de arbeidsmarkt. Hierbij
zal de Commissie zich vooral richten op de mogelijke wijze van financiering op nationaal
niveau en geschiktheid voor MKB. De Commissie betrekt hierbij lidstaten, sociale partners
en andere stakeholders. Flexibeler onderwijs en transparantie en validatie van verworven
vaardigheden zijn nodig om onderwijs aantrekkelijker te maken voor de Europese burger.
De Commissie stelt daarom een Europese benadering voor gericht op micro-kwalificaties4 («micro-credentials») en vernieuwing van het Europass platform5.
4. Ambitieuze doelstellingen op het gebied van vaardigheden vaststellen
Om leven lang ontwikkelen aan te jagen geeft de Commissie aan kwantitatieve doelstellingen
voor 2025 op te stellen en te monitoren aan de hand van vier indicatoren: 1) deelname
van volwassenen van (25–64 jaar) aan leeractiviteiten verhogen van 38% in 2016 naar
50% in 2025; 2) het aandeel laagopgeleide volwassenen in EU dat ieder jaar deelneemt
aan een leeractiviteit verhogen van 18% in 2016 naar 30% in 2025; 3) het aandeel werkzoekenden
in de EU dat recent een leerervaring heeft opgedaan verhogen van 11% in 2019 naar
20% in 2025 en tenslotte 4) het aandeel volwassenen van 16 tot en met 74 jaar in de
EU met tenminste digitale basisvaardigheden verhogen van 56% in 2019 naar 70% in 2025.
In het kader van het Europees Semester zal de voortgang van de realisatie van deze
doelstellingen worden gemonitord.
5. De doelstellingen verwezenlijken: investeringen ontsluiten
De Commissie benadrukt het belang van een aanzienlijke mobilisering van private en
publieke investeringen in vaardigheden om de geformuleerde doelstellingen in 2025
te realiseren. De Commissie stelt dat de instrumenten onder het tijdelijke herstelpakket
Next Generation EU geschikt zijn om investeringen in menselijk kapitaal te ondersteunen.
In dit licht worden o.a. de Recovery Resilience Facility, het Just Transition Fund,
Erasmus+ en het Europees Sociaal Fonds als mogelijke financieringsbronnen genoemd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het huidige kabinetsbeleid is gericht op een goede aansluiting van het beroepsonderwijs
op de (regionale) arbeidsmarkt en samenleving, met aandacht voor een flexibeler onderwijsaanbod
en de grote transities (energie, klimaat, digitalisering).
Het kabinet onderschrijft het toenemende belang van een leven lang ontwikkelen om
de beroepsbevolking duurzaam inzetbaar te houden op een dynamische arbeidsmarkt en
hen voor te bereiden op de transities (energie, klimaat, digitalisering) die nieuwe
eisen stellen aan kennis en vaardigheden. De gevolgen van de coronacrisis maken de
urgentie van tijdige investeringen in (om)scholing, informeel leren en duurzame inzetbaarheid
des te groter. Voortdurend investeren in ontwikkeling en (informele) scholing is van
groot belang om ontwikkelingen in het werk te kunnen bijbenen en werkloosheid door
veroudering van vaardigheden te voorkomen. Het kabinet hecht daarbij veel waarde aan
eigen regie, zodat mensen zoveel mogelijk eigen keuzes kunnen maken. Daarvoor is van
belang dat zij financiële mogelijkheden hebben en zo nodig ondersteuning krijgen.
Ook is een flexibel aanbod nodig van zowel formele, non-formele als informele vormen
van scholing voor volwassenen.
Leven lang ontwikkelen is een gedeelde verantwoordelijkheid van onder meer overheid,
werkgevers, onderwijsinstellingen en individuen. De overheid zorgt voor de noodzakelijke
voorwaarden. Hierbij past een brede en gezamenlijke aanpak, waarbij het kabinet optrekt
met sociale partners, Opleidings- en Ontwikkelfondsen, branches, onderwijsinstellingen,
gemeenten, provincies, uitvoeringsorganisaties, regionale initiatieven en andere veldpartijen.
De SER is door het kabinet gevraagd daarbij een rol te spelen als aanjager van een
beweging van onderop6.
Het onderwijs speelt een belangrijke rol in het bijbrengen van vaardigheden. In het
primair en voortgezet onderwijs wordt het curriculum herzien, met o.a. aandacht voor
digitale geletterdheid en duurzaamheid. Het kabinet acht het de taak van de overheid
om ervoor te zorgen dat dit curriculum blijft aansluiten op de vraag van de samenleving,
de arbeidsmarkt en het onderwijs zelf. Het beleid gericht op het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo) is vastgelegd in verschillende nota’s aan de Tweede Kamer en in 2018 ook door
de sector onderschreven in een Bestuursakkoord tussen OCW en de MBO Raad7. Eén van de beleidsdoeleinden is het stimuleren van publiek-private samenwerking.
Naast doeleinden zoals flexibilisering, aansluiting op de regionale arbeidsmarkt,
leven lang ontwikkelen en aandacht voor digitalisering, dat zowel voor het mbo als
het ho relevant is, richt het kabinetsbeleid m.b.t. het ho zich meer specifiek ook
op toegankelijkheid, groter studentsucces, meer flexibiliteit en internationale (waaronder
Europese) samenwerking. Dit kabinetsbeleid is uitgewerkt in de Strategische agenda
hoger onderwijs en onderzoek (2019)8 en voor de wetenschapssector in de Wetenschapsbrief «Nieuwsgierig en betrokken –
de waarde van wetenschap» (2019)9. Stimulering van STEM-onderwijs krijgt vorm via ondersteuning van onder meer het
Platform voor Talent en Technologie, het sectorplan beta-technisch onderwijs en de
inzet daarin meer vrouwelijke studenten aan te trekken. Ook het bevorderen van (digitale)
inclusie en het stimuleren van basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen en digitale
vaardigheden) heeft de aandacht van het kabinet.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Algemeen
Het kabinet constateert dat deze vernieuwing van de EU Vaardighedenagenda uit 2016
sterk aansluit op het huidige Nederlandse beleid gericht op een leven lang ontwikkelen
in een constant veranderende arbeidsmarkt en ook goede nieuwe thema’s identificeert.
Daardoor kunnen kansen ontstaan voor een bijdrage vanuit dit initiatief aan de kracht
en samenhang van het Nederlandse beleid in de praktijk en uitvoering. Daarnaast komt
deze vernieuwing op een goed moment, gezien de coronacrisis en de daaruit voortvloeiende
onzekerheden voor werkgevers en werkenden en het streven naar een duurzaam en rechtvaardig
economisch herstel. In deze periode, met sombere economische voorspellingen, zal de
noodzaak verder toenemen om bij en om te scholen, in het bijzonder voor hard getroffen
sectoren.
Verder ondersteunt het kabinet ook de nadruk die wordt gelegd op de grote transities.
Het is positief dat de Commissie hierbij niet alleen aan arbeidsmarktbeleid in engere
zin aandacht geeft, maar een meer holistische visie verwoordt met ook aandacht voor
de bijdrage van het onderwijs en andere beleidsterreinen aan deze transities. Tevens
vindt het kabinet het positief dat er aansluiting wordt gezocht bij bestaande EU-programma’s
en instrumenten om de doelstellingen te behalen. Wat betreft het faciliteren van leven
lang ontwikkelen biedt de Vaardighedenagenda aangrijpingspunten voor een impuls vanuit
het onderwijs, waarbij logischerwijs sterk de nadruk ligt op het (middelbaar) beroepsonderwijs.
Het kabinet onderstreept dat ook in het Nederlandse hoger onderwijs aandacht wordt
besteed aan het ontwikkelen van vaardigheden die nodig zijn voor een leven lang ontwikkelen
(zoals een lerende, kritische houding). Wat betreft leven lang ontwikkelen, maar ook
bredere vraagstukken rond onderwijs en arbeidsmarkt kan deze agenda bovendien bijdragen
aan samenwerking en uitwisseling tussen onderwijssectoren.
Wat betreft de voorgestelde specifieke maatregelen ziet het kabinet daarnaast de volgende
aandachtspunten, vooruitlopend op de verdere specifieke uitwerking en voorstellen
die in het vooruitzicht zijn gesteld.
Bouwsteen 1: Samenwerking in het kader van een pact voor vaardigheden
Het kabinet staat positief ten aanzien van de oprichting van het pact van vaardigheden
en de oproep van de Commissie om collectief in actie te komen. Op nationaal niveau
is de benadering van publiek-private samenwerking en gezamenlijke actie met stakeholders
al langere tijd gebruikelijk en met succes beproefd, onder meer in het beleid gericht
op het stimuleren van leven lang ontwikkelen, de aanpak van tekorten van technici
en het daartoe verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt (Techniekpact10) en in het bestrijden van laaggeletterdheid. Het kabinet acht het versterken van
netwerken (regionaal, internationaal) tussen ho-instellingen en andere partijen (waaronder
het bedrijfsleven) eveneens van groot belang.
Bouwsteen 2: Vaardigheden voor een baan verwerven: beleidsmaatregelen op elkaar afstemmen
om resultaten te boeken.
Nederland ondersteunt de ontwikkeling van Europese universiteiten als extra impuls
aan de kenniscirculatie. Daarbij vindt het kabinet dat er ook aandacht moet zijn voor
het breder erkennen en waarderen van onderzoekers in Europa. Wat betreft de verwijzing
naar een Europese graad, accreditatiesysteem, een Europees Universitair Statuut om
knelpunten m.b.t. erkenning en kwaliteitsborging op te lossen, het voorgestelde normerend
kader van de Europese Universiteiten, het voorgestelde competentiekader voor wetenschappers
en taxonomie van vaardigheden van wetenschappers is nadere analyse gewenst. Het streven
van de Commissie is hierover echter pas na consultatie in 2021 verdere voorstellen
te presenteren.
Nederland zal verduidelijking vragen over een geïntegreerd kader en leercontinuüm
tussen stelsels voor secundair en hoger onderwijs in samenwerking met het bedrijfsleven.
Verder is het kabinet overwegend positief ten aanzien van de voorgestelde acties ten
behoeve van ondernemers- en transversale vaardigheden als een basisvoorwaarde voor
een leven lang ontwikkelen en voorbereiding op de arbeidsmarkt van de toekomst. De
beoordeling en validering van dergelijke vaardigheden zal echter nauw moeten aansluiten
bij de context waarin die vaardigheden gemeten worden. De maatregel om ondernemersvaardigheden
te bevorderen op alle niveaus van onderwijs en opleiding kan worden ondersteund, maar
hierbij is in algemene zin het vermogen om het eigen leren en de eigen ontwikkeling
te sturen en vorm te geven van groot belang. Het aanleren hiervan begint in het initieel
onderwijs. Daarnaast ziet het kabinet graag dat post-initieel onderwijs en het belang
van het bevorderen van ondernemende vaardigheden ook voor bestaande ondernemers, werkenden
en werkzoekenden in het kader van een leven lang ontwikkelen wordt meegenomen.
Bouwsteen 3: Hulpmiddelen ontwikkelen die mensen in staat stellen een leven lang vaardigheden
te verwerken
Ten aanzien van individuele leerbudgetten is het kabinet, net als de Commissie, van
mening dat een (publiek) individueel leer- en ontwikkelbudget kan bijdragen aan de
eigen regie van mensen om zich tijdens hun loopbaan te blijven ontwikkelen. Het kabinet
is van mening dat lidstaten zelf in staat zijn om hiervoor beleid op te stellen dat
aansluit bij de specifieke omstandigheden en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van
de lidstaat. Naast het toenemende aantal private ontwikkelbudgetten loopt Nederland
in Europees opzicht voorop met de ontwikkeling van het publiek gefinancierde individuele
STAP-budget. Inspanningen van de Commissie om de beleidsontwikkeling van een individueel
leer- en ontwikkelbudget door lidstaten te ondersteunen kunnen op steun rekenen van
Nederland.
Het kabinet is overwegend positief over het stimuleren van een Europese benadering
gericht op «microcredentials». Nederland ziet dit als passend instrument om eerdere
kwaliteiten, vaardigheden en ervaringen beter te waarderen, zowel op de arbeidsmarkt
(«Skills paspoorten») als om meer flexibiliteit in het hoger onderwijs en mbo te realiseren.
De toepassing hiervan in beide sectoren kan echter in omvang en snelheid uiteenlopen.
Nederland is via Surf11, goed aangesloten op een EU-deskundigencomité op dit terrein.
Bouwsteen 4: Ambitieuze doelstellingen op het gebied van vaardigheden vaststellen
Het kabinet is van mening dat deelname aan post-initieel onderwijs en ontwikkeling
bijdraagt aan economische groei, omdat het individuen wendbaarder maakt op de veranderende
arbeidsmarkt. Het kabinet staat daarom ook positief ten aanzien van de geformuleerde
doelstellingen op het gebied van vaardigheden. Het stellen van kwantitatieve doelen
voor het jaar 2025 kan – mits deze worden gehanteerd als streefcijfers – stimulerend
werken voor alle betrokkenen om ingezette acties voortvarend op te pakken en te volgen
via monitoring. Nederland scoort goed op deze gespecificeerde indicatoren. Wel is
verheldering van de Commissie gewenst met betrekking tot de voorgestelde indicatoren,
statistieken en benchmarks, in relatie met monitoring in het kader van de Sociale
Pijler, het strategische kader voor onderwijs en opleiding en het Europees Semester.
Bouwsteen 5: De doelstellingen verwezenlijken: investeringen ontsluiten
Zoals toegelicht in het verslag van de Europese Raad van 17 tot 21 juli jl. is de
Europese Raad12 een herstelinstrument overeengekomen. Naast het herstelinstrument bestaan reeds verschillende
Europese fondsen die kunnen worden benut om te investeren in vaardigheden en menselijk
kapitaal, onder meer het Europees Sociaal Fonds+. Zoals ook toegelicht in het fiche
over het Europees Sociaal Fonds+ kunnen investeringen in menselijk kapitaal de concurrentiekracht
van individuele lidstaten versterken en daarmee zowel een positief effect hebben op
convergentie tussen lidstaten als op de concurrentiekracht van de EU als geheel. De
uiteindelijke programmering van de fondsen is aan lidstaten zelf, uiteraard binnen
de kaders van de geschetste fondsverordeningen.
Het kabinet staat positief tegenover het effectiever benutten van publieke middelen
om private investeringen te stimuleren. De voorstellen van de Commissie kunnen bijdragen
aan een beter overzicht van de publieke en private investeringen op het gebied van
leven lang ontwikkelen. Nederland onderschrijft de behoefte aan innovatieve financieringsarrangementen
die private investeringen stimuleren, zoals social impact bonds.13
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten zijn positief over het thema en de timing van deze mededeling
gezien de link met digitale en duurzame transitie en de gevolgen van de COVID-19 pandemie.
Wel leven er vragen over de voorgestelde indicatoren (haalbaarheid), de monitoring
hiervan en de relatie met het Europees Semester, als ook de tijdhorizon en haalbaarheid
van de Vaardighedenagenda als geheel. Lidstaten hebben daarom aangedrongen op een
roadmap met tijdlijn waarop de verschillende maatregelen worden uitgewerkt. Verder
zijn er vragen gesteld over de meerwaarde van een Pact van Vaardigheden op EU-niveau
en over de voorstellen m.b.t. wetenschappers. Er is nog geen brede reactie gepubliceerd
op het voorstel door het Europees Parlement (EP). Over het algemeen is het EP ambitieus
op dit thema.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid voor deze mededeling is positief. De
mededeling ziet met name op het terrein van werkgelegenheid, op het terrein van onderwijs
en beroepsonderwijs. Met betrekking tot onderwijs en beroepsonderwijs is sprake van
een aanvullende bevoegdheid van de Unie. De Unie is op grond hiervan enkel bevoegd
om m.b.t. de Europese dimensie van deze onderwerpen het optreden van de lidstaten
te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Handelingen van de Unie op deze
terreinen kunnen geen harmonisatie van wetgeving van de lidstaten inhouden (Artikel
6 VWEU). Ten aanzien van werkgelegenheidsbeleid heeft de EU alleen de bevoegdheid
om maatregelen te treffen om het beleid van de lidstaten te coördineren (artikel 5,
lid 2, VWEU). De Commissie wil met de mededeling voornamelijk toekomstige plannen
uiteenzetten. Hiertoe is de Commissie bevoegd.
b) Subsidiariteit
De grondhouding ten aanzien van subsidiariteit is positief. Optreden vanuit de Unie
heeft toegevoegde waarde ten opzichte van een enkel nationale aanpak. Maatregelen
op EU niveau ondersteunen de lidstaten om het nationale beleid met effect op vaardigheden
en de aansluiting tussen onderwijs, arbeidsmarkt en samenleving te moderniseren en
aan te passen aan actuele ontwikkelingen, en daarbij afstemming met andere lidstaten
te stimuleren en een zekere vergelijkbaarheid te realiseren. Dit laatste is ook van
belang gezien de bijdrage van grensoverschrijdende mobiliteit aan een goede aansluiting
tussen vraag en aanbod in de Europese arbeidsmarkt. Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid
voor onderwijs- en arbeidsmarktbeleid bij de lidstaten ligt, maar dat de Europese
Unie de inspanningen van lidstaten kan ondersteunen en aanvullen.
c) Proportionaliteit
De grondhouding ten aanzien van proportionaliteit is positief. De meeste voorstellen
uit de mededeling dienen nog verder te worden uitgewerkt, maar vooralsnog lijken deze
voorstellen niet verder te gaan dan noodzakelijk. De voorstellen dienen immers vooral
ter ondersteuning van nationaal beleid en samenwerking tussen lidstaten, waarbij er
voldoende ruimte lijkt te zijn om nationaal beleid te vormen.
d) Financiële gevolgen
In de mededeling worden diverse fondsen genoemd die moeten bijdragen aan het behalen
van de doelen van de Vaardighedenagenda, waaronder het Europees Sociaal Fonds. Het
kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027,
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Mogelijke gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van
de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
Het voorstel voor de nieuwe Vaardighedenagenda kan additionele uitvoeringslasten en
-kosten op nationaal niveau met zich meebrengen. Er is sprake van een relatief groot
aantal (sub-) maatregelen en initiatieven van uiteenlopende aard (zoals actieplannen,
statistieken, monitoringkaders, taxonomieën, erkennings- en competentiekaders). Behalve
bij de aanbeveling gericht op beroepsonderwijs worden bestaande instrumenten niet
ingetrokken. Anderzijds bestaat er vaak al Nederlands beleid en zijn er nationale
uitvoeringskaders gerelateerd aan deze nieuwe maatregelen. Indien nieuwe indicatoren
en statistische informatie verzameld moeten worden die niet aansluiten bij de bestaande
monitoringskaders is dit een kostbaar proces. De gevolgen voor regeldruk en uitvoeringslasten
zullen bij de aangekondigde verdere uitwerkingen pas preciezer beoordeeld kunnen worden.
Daarbij zal ook gelet worden op de gevolgen voor de al bestaande nationale maatregelen.
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken