Brief regering : Voortgang Nationale Eiwitstrategie
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 253 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2020
In het Realisatieplan Visie LNV heb ik aangekondigd in 2020 een Nationale Eiwitstrategie
te presenteren, om de productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten
uit reststromen en andere bronnen te vergroten.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van deze Nationale Eiwitstrategie
(NES), zoals toegezegd aan uw Kamer in mijn brief van 19 juni jl. over de moties kweekvlees
(Kamerstuk 31 532, nr. 252).
Ontwikkeling plantaardige eiwitten in de EU en Nederland
De EU is voor zijn behoefte aan plantaardig eiwit mede afhankelijk van importen. Dat
geldt in zeer sterke mate voor sojaproducten, waar import uit Noord- en Zuid-Amerika1 buitengewoon belangrijk is2. Die afhankelijkheid) is kwetsbaar, zowel in geopolitiek opzicht als vanwege voorzieningszekerheidsrisico’s
voor Europa en Nederland. De import van soja voor de Europese markt is nog maar beperkt
duurzaam, onder meer vanwege het beslag van de teelt in Zuid-Amerika op beschikbaar
water en land, druk op natuur en biodiversiteit, ontbossing, transport en daarmee
uitstoot van broeikasgassen.
Diervoeder is de belangrijkste afnemer (93%)3 van plantaardige eiwitgewassen zoals soja in de EU, maar de vraag naar plantaardige
eiwitten voor humane voeding groeit hard, vooral voor alternatieven voor zuivel en
vlees.
De Europese Unie wil daarom meer zelfvoorzienend worden om in de behoefte aan plantaardig
eiwit te voorzien4. De Europese Commissie heeft daartoe de lidstaten opgeroepen om een nationale eiwitstrategie
vorm te geven.
Nederland is een grote importeur van soja, met name voor de diervoederindustrie. Ook
is Nederland een belangrijke doorvoerhaven voor soja in Europa: Rotterdam en Amsterdam
zijn grote soja-importhavens voor de Europese markt. 11 procent van de Nederlandse
import werd via voedingsmiddelen en dierlijke producten daadwerkelijk in Nederland
geconsumeerd5. De rest werd direct of na verwerking doorgevoerd. Deze positie plus de geringe binnenlandse
productie en de grote vraag naar soja leiden tot hoge importcijfers.
Er zijn drie belangrijke factoren die bijdragen aan deze afhankelijke positie. Ten
eerste is de huidige Nederlandse vraag naar soja niet binnenlands te produceren, daarvoor
zou 198%6 van het Nederlands akkerbouwareaal nodig zijn. Ten tweede bevat de rond de evenaar
geproduceerde soja meer eiwit en essentiële aminozuren, wat het zo geschikt maakt
voor veevoer. Ten slotte kan Europese soja nu niet concurreren met de lage prijs van
geïmporteerde soja.
Met de Nationale Eiwitstrategie moet een oplossing worden gevonden om de zelfvoorzieningsgraad
van plantaardige en alternatieve eiwitten te verhogen. In de nabije toekomst zal significante
afhankelijkheid van derde landen echter blijven bestaan. Ik zal mij daarom blijven
inzetten voor verduurzaming van de internationale keten7 en via onze inzet op adequate EU-maatregelen8 ten aanzien van de duurzaamheid van de import van agrogrondstoffen.
Maar de kwetsbaarheid van voedselsystemen als gevolg van importafhankelijkheid is
de afgelopen tijd weer duidelijk gebleken, toen men als gevolg van de maatregelen
rond COVID-19, voor bepaalde producten gedwongen werd in te kopen binnen de EU of
zelfs binnen Nederland. Ik benadruk daarom het belang van korte ketens, van voedsel
en veevoer dat in de omgeving wordt geproduceerd.
Hoofdlijnen Nationale Eiwitstrategie
Wat gaan we komende jaren in Nederland doen om Europa meer zelfvoorzienend te maken
in haar behoefte aan plantaardig eiwit? Hoe kan de markt voor plantaardige en innovatieve
eiwitten worden versterkt? Hierover heeft in mei een uitgebreide online stakeholdersconsultatie
plaatsgevonden met partijen uit de gehele eiwit-waardeketen (ondernemers, onderzoekers,
overheden en NGO’s). Dit heeft veel vernieuwende ideeën en realistische inzichten
opgeleverd. Ook was ik onder de indruk van alle initiatieven die in Nederland worden
ontplooid op dit gebied. Deze suggesties en aandachtspunten worden meegenomen bij
de ontwikkeling van de NES, die wordt opgezet langs drie sporen. Alle drie de sporen
omvatten de gehele eiwitwaardeketen van productie tot en met consumptie. Het uitgangspunt
is dat de mogelijkheden moeten bijdragen aan verduurzaming, gezond en veilig voedsel,
verdienvermogen voor Nederland en vraaggerichte innovatie.
Teelt van eiwitrijke gewassen in Nederland en de EU
Het eerste spoor betreft selectieve inzet op de teelt van bepaalde eiwitrijke gewassen
in Nederland of, via export van Nederlandse kennis, elders in Europa. Uit door het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) gefinancierd onderzoek van
de vakgroep Proteins for Life van Wageningen Universiteit & Research (WUR) blijkt
bijvoorbeeld dat vlinderbloemigen zoals lupine en veldbonen – die tevens goed kunnen
bijdragen aan de biodiversiteit – voor Nederland zeer geschikte gewassen kunnen zijn
voor toepassingen in veevoeders en als grondstof voor de productie van plantaardige
half- of eindproducten voor voedseltoepassingen.
Nederland heeft echter maar beperkt ruimte beschikbaar voor de teelt van eiwitrijke
gewassen. Een toename in areaal zal ingepast moeten worden in het akkerbouw-bouwplan.
Hier liggen kansen om gelijktijdig in te zetten op verduurzaming in de akkerbouw richting
bodem en milieu, verbreding van het bouwplan en kan bijdragen aan een verdere invulling
van de kringlooplandbouw.
Duidelijk is dat verschillende schakels in de ketens een rol hebben bij het complementeren
van business cases rond de teelt van plantaardige eiwitten in Nederland. Dit wil ik
samen met betreffende ketens gestalte geven in de NES.
Innovatie en ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen
Het tweede spoor betreft innovatie en ontwikkeling van nieuwe eiwitbronnen.
Voor zowel humane als dierlijke consumptie investeren we in eiwitbronnen die potentieel
van waarde kunnen zijn. Denk hierbij aan het verbeteren van bestaande eiwitrijke gewassen,
maar ook ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen zoals microbiële eiwitbronnen
(algen, bacteriën en schimmels) aquacultuur (bijvoorbeeld zeewier9, eendenkroos, schelpdieren), kweekvlees en insecten. Veel van deze nieuwe eiwitbronnen
bevinden zich nog in de beginstadia van onderzoek, of zijn nog niet toepasbaar binnen
de huidige wetgeving, wat betekent dat er flinke stappen genomen moeten worden voordat
verantwoorde productie en consumptie mogelijk is. Kennis en innovatie-ontwikkeling
omtrent deze eiwitbronnen vindt voornamelijk in publiek-private partnerschappen plaats
in samenwerking met de Topsectoren10. Voorbeelden van lopende projecten omvatten o.a. hoe je eiwitten kan winnen uit wieren
en mogelijkheden om plantaardige eiwitten te gebruiken als vleesvervanger. Op 1 april
dit jaar is een nieuwe oproep gedaan voor onderzoekprojecten. Hiervoor is een budget
van 15 miljoen per jaar.
Andere initiatieven op het gebied van onderzoek en innovatie waar ik aan heb bijgedragen
zijn bijvoorbeeld de SBIR11 «New Food Challenge: plantaardige eiwitten op het bord» en een breed meerjarig onderzoeksprogramma12 van Wageningen UR, gericht op de eiwittransitie, waarbij onder andere consumentengedrag,
maar ook functionaliteit van eiwitten onderzocht worden.
Ook zijn veel publiek-private onderzoeken gericht op insecten, vanwege de potentiële
rol in het sluiten van kringlopen en alternatief voor soja-eiwit. Nederland speelt
wereldwijd een leidende rol als het gaat om innovatie en ontwikkeling van de insectensector.
Rest- of nevenstromen
Het derde spoor is eiwitproductie middels de verwaarding van reststromen. Bijvoorbeeld
door het uitwerken van de mogelijkheden om keukenafval, slachtafval of biomassa op
een veilige manier in te zetten voor veevoer of het extraheren van hoogwaardige eiwitten
uit bijproducten. De reststromen binnen dit spoor zijn groene stromen uit de primaire
sector (bijvoorbeeld bietenblad), de verwerking (bijvoorbeeld bierbostel, diermeel
en visafval), de retail (voormalig voedingsmiddelen), horeca en consumenten (keukenafval),
en maaisel en groenbemesting.
Met betrekking tot het verwaarden van reststromen zijn momenteel twee doelen van belang.
Zoals ik heb toegezegd in het Realisatieplan Visie LNV heb ik een Team Reststromen
opgericht. Het doel op korte termijn van dit Team is het helpen van ondernemers die
reststromen willen gebruiken, o.a. door ruimte te zoeken binnen de bestaande regelgeving.
Team Reststromen behandelt de casussen van ondernemers op dit gebied. Het zwaartepunt
van de vragen die binnenkomen liggen momenteel op het verwaarden van voormalig voedingsmiddelen,
keukenafval, en reststromen van de plantaardige voedselproductie. Op de lange termijn
gaat het om inventariseren en analyseren van vragen en belemmeringen van ondernemers,
zodat er overzicht ontstaat en prioriteiten voor beleid gesteld kunnen worden met
het oog op eventuele aanpassing van (meestal Europese) regelgeving. Daarnaast laat
ik experimenten, onderzoek en risicobeoordelingen uitvoeren die kunnen bijdragen aan
het verruimen van de wettelijke mogelijkheden op de lange termijn.
In de oproep voor PPS-projecten Landbouw, Water, Voedsel liggen de prioriteiten momenteel
bij een integrale systeemoplossing voor het omzetten van gewassen en rest- en zijstromen,
en systeemoplossingen die geschikt zijn voor op of nabij het boerenerf. Beide prioriteiten
dragen bij aan een betere verwaarding van reststromen en het gebruik hiervan in food
en feed. In dit kader werkt ook de WUR momenteel aan de KringloopToets 2.0, een ontwerpinstrument
om nutriëntenkringlopen te sluiten.
Consumptie
Voor alle bovengenoemde mogelijkheden om de plantaardige en alternatieve eiwitproductie
in Nederland en Europa te vergroten geldt: er moet een markt voor zijn, met ketenspelers
en consumenten die duurzame eiwitproducten van Nederlandse en Europese bodem willen
afnemen. Hoe zorgen we er voor dat aanbod en vraag zich in tandem ontwikkelen?
Op het gebied van het aanbod is verdere verbetering van de huidige generatie nieuwe
eiwitproducten nodig, qua smaak, structuur, kwaliteit, duurzaamheid en prijs. Dat
vergt mogelijk aanvullende inzet op innovatie, opschaling van productiecapaciteit
en focus, bijvoorbeeld op specifieke markten en marktkansen in Europa. Daarnaast kan
het aan de vraagkant gaan om aanvullende inzet op verschuiving in het eetgedrag van
consumenten naar minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten. In dit verband zet
het kabinet in op een eetpatroon dat de leefomgeving minder belast, met een gezonde
balans tussen dierlijk en plantaardig eiwit in het eetpatroon conform de Schijf van
Vijf en vermindering van de gemiddelde overconsumptie van eiwit in Nederland. Een
betere balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitconsumptie betekent ook dat er
minder soja-import van buiten de EU nodig is voor diervoer. Huidig instrumentarium
omvat primair voorlichting aan consumenten via het Voedingscentrum Nederland. Daarnaast
ondersteunt het kabinet activiteiten van onder meer het Nationaal Actieplan Groente
en Fruit, Dutch Cuisine en het programma Jong Leren Eten. Verder wordt met financiering
van LNV-onderzoek uitgevoerd naar het keuzegedrag van consumenten. Ook zijn in het
Klimaatakkoord afspraken gemaakt om de carbon footprint van voedselproducten te bepalen
en (publiek) inzichtelijk te maken. Daarmee ontstaat zicht op externe (maatschappelijke)
kosten van diverse producten.
Binnen de NES betekent dit ook dat er kan worden onderzocht hoe nieuwe en alternatieve
eiwitproducten zo voedzaam, veilig, duurzaam en smakelijk mogelijk kunnen worden geproduceerd.
Europese context
Tegelijkertijd heb ik ook contact met andere EU-lidstaten die bezig zijn met hun nationale
eiwitstrategie. Denemarken en Vlaanderen richten zich in hun strategie bijvoorbeeld
op verschillende alternatieve eiwitbronnen zowel geproduceerd op land en gehaald uit
rest- en nevenstromen. Denemarken richt zich daarbij ook op alternatieve eiwitten
uit het water zoals mosselen en zeewier. Beide landen maken zich ook sterk voor onderzoek
naar het gebruik voor insecten als alternatieve eiwitbron. Beide landen hebben als
speerpunten het stimuleren en coördineren van onderzoek naar alternatieve eiwitbronnen,
bewustmaking binnen de EU en verbeteren van kennisoverdracht van actoren. Denemarken
heeft daarbij nog als speerpunt het benutten van privaat geld door publiek-private
samenwerking en het ondersteunen van bio-raffinage. En Vlaanderen zet in op de subsidiëring
van vlinderbloemigen. De Duitse overheid richt haar eiwitstrategie op een verhoogde
productie van vlinderbloemigen door middel van onderzoek, voorlichting over teelt
en maatregelen via de GLB. Frankrijk komt in september met een nieuwe eiwitstrategie.
In de op 20 mei jl. verschenen Farm to Fork Strategy13 – waarover uw Kamer 26 juni jl. is geïnformeerd middels een BNC-fiche – heeft de
Europese Commissie aangekondigd de komende jaren de zelfvoorzieningsgraad voor Europese
plantaardige en nieuwe eiwitten te verhogen middels een aantal speerpunten die aansluiten
bij de drie Nederlandse sporen. Bovendien wil de EC de essentiële concurrerende positie
van EU-proteïnen verbeteren door bijvoorbeeld oorsprongsetikettering en het tegenhouden
op de EU-markt van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing.
Tot slot
De centrale opgave van de Nationale Eiwitstrategie zit er in om alternatieve eiwitten
op een duurzame manier te produceren voor zowel veevoer als humane consumptie, waarbij
Nederland een onderscheidend verdienmodel ontwikkelt, dat concurrerend is met soja
van buiten de EU.
Naast de inzet op een goede balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitconsumptie,
zal daarom ook de productiekant van de plantaardige en alternatieve eiwitmarkt moeten
worden ontwikkeld. Zoals hierboven geschetst wordt daarbij ingezet op drie sporen:
teelt, innovatie en reststromen.
De komende maanden zal ik – met behulp van de ideeën en aandachtspunten van verschillende
spelers uit de eiwit-waardeketen – de bovengenoemde sporen vormgeven in een Nationale
Eiwitstrategie, die ik eind van dit jaar aan uw Kamer zal sturen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit