Brief regering : Nadere reactie op SOMO-rapport "Overpriced: Drugs developed with Dutch Public Funding"
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 662 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2020
In de vorige brief aan uw Kamer (Kamerstuk 29 477, nr. 575) heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport u laten weten dat hij u, samen met
mij, nader zal informeren over de samenwerking tussen publiek en private partijen
in de LSH sector. Wij doen dit naar aanleiding van vragen van de leden Van Gerven
(SP) en Ellemeet (GroenLinks) over het SOMO-rapport «Overpriced: Drugs developed with
Dutch Public Funding» (hierna: rapport). In deze brief zal ik specifiek ingaan op
de samenwerking die is gericht op de beschikbaarheid van geneesmiddelen tegen maatschappelijk
aanvaardbare kosten (voor nu en in de toekomst), in combinatie met een goed investeringsklimaat
in de LSH sector in Nederland.
Een van de conclusies uit dit rapport is dat er publiek geld wordt geïnvesteerd in
de ontwikkeling van geneesmiddelen zonder dat daarbij concrete voorwaarden worden
gesteld aan de toegankelijkheid voor de patiënt en de prijs van het eventuele product
dat de markt haalt.Het rapport stelt ook dat er publieke financieringsinstrumenten
zijn waar deze voorwaarden wel worden gesteld. Bijvoorbeeld bij ZonMw-programma’s,
het programma Novel Antibacterial Compounds and Therapies Antagonizing Resistance
(NACTAR) van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek (NWO) en
de kabinetsbijdrage aan het Oncode-initiatief.
Het rapport vraagt met name aandacht voor instrumenten die geen specifieke voorwaarden
stellen. Dit zijn bijvoorbeeld instrumenten die worden ingezet om bedrijvigheid en
economische activiteiten in Nederland te stimuleren. De beleidsmatige verantwoordelijkheid
voor deze instrumenten ligt, zoals in de in de eerder genoemde kamerbrief beschreven,
bij het Ministerie van EZK.
Hieronder geef ik een toelichting op financieringsstromen die op het beleidsterrein
van het Ministerie van EZK liggen en de mate waarin zij rekening houden met de maatschappelijke
effecten van de financiering. Allereerst sta ik stil bij voorwaarden voor het generieke
instrumentarium. Daarna geef ik nadere uitleg over financieringsinstrumenten die via
de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ingezet worden en het Innovatiekrediet. Dit
doe ik omdat het SOMO-rapport expliciet refereert naar deze instrumenten. Tenslotte
eindig ik met een toelichting op de gezamenlijke inzet vanuit de Ministeries van VWS
en EZK voor de oprichting van het nationaal platform ter stimulering van therapieontwikkeling
Future Affordable Sustainable Therapies (FAST) en de realisatie van de principes Maatschappelijk
Verantwoord Licentiëren.
Generiek Instrumentarium
De revolverende fondsen van EZK zijn generieke instrumenten voor de ondersteuning
van bedrijven waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen sectoren. Zo worden ook
geen specifieke voorwaarden gesteld aan de prijs van toekomstige producten die de
markt kunnen halen. Dit geldt ook voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld nieuwe geneesmiddelen.
Wel gelden sinds 2011, onder het Kaderbesluit EZ-subsidies, duurzaamheidsbepalingen
voor het gehele instrumentarium van EZK en is het mogelijk om aanvragen af te wijzen
die een inbreuk maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid.
Daarnaast ben ik aan het onderzoeken hoe een Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (IMVO) kader kan worden toegepast op alle EZK instrumenten. IMVO houdt
in dat bedrijven rekening houden met de internationale effecten van hun activiteiten,
en die van hun ketenpartners, op mens en milieu. Het gaat om due diligence, dat wil zeggen risico’s in de gehele keten identificeren, aanpakken en hierover
transparant rekenschap afleggen (zie ook OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen).
Bij de implementatie van een IMVO-kader voor de EZK-instrumenten wordt rekening gehouden
met de relatieve administratieve lasten, internationaal gelijk speelveld, uitvoeringskosten,
IMVO risico en de omvang van de ondersteuning. Het doel is uiteindelijk om te komen
tot een gesprek over mogelijkheden tot bewustzijn, gedragsverandering en zodoende
op verbetering. Ook is van belang te benadrukken dat inpassing van IMVO-voorwaarden
in de EZK-instrumenten maatwerk is, omdat regelingen verschillen. RVO.nl onderzoekt
op dit moment waar en hoe een IMVO-kader kan worden geïntegreerd in de EZK-instrumenten.
Recentelijk heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze ontwikkelingen1.
Innovatiekredieten en ROMs
In het SOMO-rapport wordt expliciet gerefereerd aan de Innovatiekredieten en de Regionale
Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Het rapport beschrijft dat hier te weinig rekening
wordt gehouden met de maatschappelijke effecten. Het Innovatiekrediet is een subsidie
in de vorm van een krediet aan ondernemers, die op deze manier (gedeeltelijk) hun
innovatieve ontwikkelingsproject mee financieren. Het Innovatiekrediet kent onder
andere een budget voor klinische ontwikkelingsprojecten. De doelstelling van het Innovatiekrediet
is primair om innovatieve ondernemers te ondersteunen en de voorwaarden zijn dan ook
op die manier vormgegeven. Het gebruik van het Innovatiekrediet kan concurrentie tussen
bedrijven stimuleren, waaronder op het terrein van innovatieve geneesmiddelen. Het
aantal innovatieve ondernemers kan toenemen omdat bedrijven die moeite hebben voldoende
financiering te vinden worden geholpen. Het Innovatiekrediet neemt een gedeelte van
het technisch risico op zich: als het ontwikkelingsproject technisch niet slaagt,
kan het krediet worden kwijtgescholden. Technisch geslaagde projecten worden in principe
terugbetaald. Ondernemers betalen daarbij over het Innovatiekrediet een rente.2 De technische en commercieel geslaagde aanvragen zijn op die manier dus als project
revolverend voor de staat.
Het doel en de maatschappelijke waarde van het innovatiekrediet is het tegengaan van
onderinvesteringen in R&D. De regeling is niet thematisch afgebakend maar levert wel
een bijdrage aan maatschappelijke doelen. Een inventarisatie door RVO van de projecten
die in 2018 gebruik hebben gemaakt van het innovatie-instrumentarium (waaronder het
innovatiekrediet) laat zien dat ongeveer 60 procent betrekking heeft op de vier maatschappelijke
thema’s: 1) Energietransitie & duurzaamheid; 2) Landbouw, water & voedsel; 3) Gezondheid & zorg, en 4) Veiligheid. Met deze projecten
is zo’n 67 procent van het innovatiebudget gemoeid.3 Ook uit de evaluatie van Innovatiekrediet uit 20184 laat zien dat de bedrijven die worden ondersteund met een IK een maatschappelijke
meerwaarde hebben. Zo stelt de evaluatie onder meer dat de klinische projecten een
rol spelen bij het verhogen van de levenskwaliteit.5
De Regionale ontwikkelmaatschappijen zijn voor EZK een bewezen waardevol instrument
voor de ontwikkeling en versterking van de regionale economie en de uitvoering van
nationaal beleid op regionaal niveau. Zo kennen de participaties door de ROM’s bijvoorbeeld
in de LSH-sector, net als het Innovatiekrediet, een grote multiplier van private investeringen.
Dit doen zij door een bundeling van de kerntaken acquisitie, ontwikkeling en innovatie
en participatie/ondernemingsfinanciering van innovatieve mkb-bedrijven. Het maatschappelijk
belang in de ROM’s wordt gewaarborgd, doordat ze bijvoorbeeld als een partner in de
uitvoering van het missiegedreven innovatiebeleid meewerken en krachtens de aandeelhoudersinstructie
met een bescheiden normrendement investeren in innovatieve bedrijven. Dat zijn steeds
vaker bedrijven die bijdragen aan maatschappelijk relevante onderwerpen zoals bijvoorbeeld
energietransitie en duurzaamheid. ROM’s zijn zelf als professionele organisaties verantwoordelijk
voor hun investeringsbeleid, waarbij de aandeelhoudersinstructie kaders biedt voor
de dagelijkse praktijk. De door het SOMO rapport genoemde suggestie van het verplicht
opnemen van concrete voorwaarden in de financieringsdocumentatie inzake de toegankelijkheid voor
de patiënt en de prijs van het eventuele product, indien ROM’s investeren in LSH bedrijven, past daar niet zo goed in. Immers veel trajecten naar nieuwe medicijnen leveren
uiteindelijk geen vermarktbaar product op, dus biedt zo’n clausule geen werkelijk
comfort. Voorts schrikt zo’n bepaling andere co-investeerders af die samen met de
ROM hopen op een winstgevend rendement op hun investering, waarmee het vliegwiel effect
van de ROM’s verminderd wordt. De ROM’s kijken, om het maatschappelijke rendement
te bepalen, in hoeverre de participatie bijdraagt aan (de ontwikkeling van) innovatieve
netwerkomgevingen in de regio, het versterken van de regionale economische structuur
en mogelijk andere relevante aspecten (waaronder het aantal gerealiseerde arbeidsplaatsen,
groei van de R&D-uitgaven, omzetgroei). Het realiseren van maatschappelijke impact
komt ook, ingegeven door EZK-beleid, steeds vaker terug in de meerjarenplannen van
de ROM’s. Verder nemen de ROM’s ook de bepalingen van de Transparantie benchmark en
de Corporate Governance Code mee in hun afwegingsproces bij het aangaan van nieuwe
leningen en participaties. Dit impliceert onder andere dat zij het lange termijn perspectief
van de investering zwaarder laten wegen dan gewin op de korte termijn.
Ingezet beleid
Uw Kamer is recent geïnformeerd over de gezamenlijke inzet van de Minister voor Medische
Zorg en Sport en mijzelf inzake FAST en de realisatie van de principes voor Maatschappelijk
Verantwoord Licentiëren.6
Met deze initiatieven willen we concreet bijdragen om de afstemming tussen de inzet
van instrumenten te versterken met als doel nieuwe behandelingen eerder beschikbaar
krijgen voor patiënten, in relatie met de betaalbaarheid en duurzaamheid van de (Nederlandse)
zorg.
Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren betekent dat rekening wordt gehouden met de
effectieve beschikbaarheid van de producten of diensten die ontwikkeld worden op grond
van de gelicentiëerde kennis. Hiertoe zijn 10-principes opgesteld, die meer bevatten
dan maatschappelijk aanvaardbare prijzen alleen. De volgorde van de 10 principes loopt
parallel aan het proces van kennisontwikkeling en licentiëring waarbij de kennisinstelling
zich ervan vergewist samen te gaan werken met een maatschappelijk verantwoorde ondernemer.
De principes zijn een handreiking om tot evenwichtige licentieovereenkomsten te komen
met commerciële partijen, waarbij ruimte blijft voor maatwerk. Deze principes bouwen
voort op eerdere beleidsnotities zoals de Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijke integriteit uit 2018. Nieuw daarbij is dat transparantie
en de uiteindelijke prijsstelling al bij het aangaan van de licentieovereenkomst onderwerp
van gesprek moeten zijn.
De NFU en VSNU hebben modelovereenkomsten ontwikkeld, waar de principes van maatschappelijk
verantwoord licentiëren in opgenomen zijn, gefinaliseerd te hebben. Binnenkort zal
de Minister voor MZS uw Kamer, mede namens de Minister van OCW en mij hierover informeren.
Concluderend kan ik stellen dat het SOMO-rapport in gaat op een aantal zeer relevante
onderwerpen. De maatschappelijke effecten bij publieke financiering van bedrijven
hebben nadrukkelijk mijn aandacht en worden waar mogelijk versterkt. Hierbij zoek
ik naar maatregelen en voorwaarden die proportioneel en uitvoerbaar zijn. Daar waar
de staat via leningen innovaties ondersteund zie ik er op toe dat deze met rente worden
terugbetaald. Indien er via de ROM’s, Invest-NL, maar ook specifieke fondsen via Dutch
Venture Initiative of Seed tenders wordt geparticipeerd dan worden de positieve rendementen
geherinvesteerd of vloeien deze terug naar de schatkist. Ook zal ik mij blijven inzetten
voor realisering van de principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat