Brief regering : Beleidsreactie op aanvraag NVAM tot opname anesthesiemedewerkers Wet BIG nav advies Zorginstituut
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 409
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 augustus 2020
Aangezien de aanvragen voor beroepenregulering in de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG) de afgelopen jaren zijn toegenomen en om de beoordeling
van nieuwe aanvragen verder te professionaliseren, heb ik het Zorginstituut Nederland
(hierna: Zorginstituut) gevraagd mij hierover te adviseren1. Het Zorginstituut heeft hiervoor de expertise, dan wel een netwerk waarin deze expertise
snel bij elkaar gebracht kan worden. Belangrijke aspecten zijn ook de noodzakelijke
specifieke kennis van en contacten met de beroepen- en opleidingenstructuur. Dit past
inhoudelijk ook bij hetgeen geregeld is in artikel 66f van de Zorgverzekeringswet.
Hierin is voor het Zorginstituut de bevoegdheid opgenomen rapportage uit te brengen
over de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid
over vernieuwing en verbetering van beroepen en opleidingen in de zorg.
De Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM) heeft een verzoek voor
opname van het beroep van anesthesiemedewerker in artikel 3 van de Wet BIG gedaan.
Het verzoek heb ik ter advisering doorgeleid naar het Zorginstituut. Op 11 maart jl.
heeft het Zorginstituut zijn advies «De anesthesiemedewerker in artikel 3 van de Wet
BIG?» aan mij aangeboden. Met deze brief informeer ik u over dit advies van het Zorginstituut
(in de bijlage2) en mijn reactie op de aanvraag van de NVAM om het beroep van anesthesiemedewerker
op te nemen in de Wet BIG. Vanwege de drukte tijdens de coronacrisis is mijn reactie
aan u vertraagd.
Doel en uitgangspunt Wet BIG
De Wet BIG is een kwaliteitswet ter bescherming van patiënten. De Wet BIG heeft een
tweeledige doelstelling: het bewaken en het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening
én het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren.
De Wet BIG laat de uitoefening van de individuele gezondheidszorg in principe vrij
voor iedereen. Hierbij geldt dat het uitgangspunt van deze wet is dat beroepen niet
worden opgenomen tenzij wettelijke regulering noodzakelijk is om patiënten adequaat
te beschermen. Dit is het zogenaamde «nee, tenzij» principe en sluit ook aan bij de
Europese normen van het vrije verkeer van personen en de normen van de Minister van
EZK en SZW voor een open en flexibele (arbeids)markt. De meeste beroepen zijn daarom
niet opgenomen in de Wet BIG.
Beroepenregulering in de Wet BIG kan op twee manieren. Er is een zogenaamd «zwaar
regime» (artikel 3 van de wet BIG) en een «licht regime»(artikel 34 van de wet BIG).
Voor beroepen in het «zware regime» geldt een beschermde beroepstitel, is het tuchtrecht
van toepassing en is het mogelijk om een zelfstandige bevoegdheid voor voorbehouden
handelingen toe te kennen. Deze beroepsbeoefenaren zijn verplicht zich te registreren
in het BIG-register en elke vijf jaar te herregistreren. Voor beroepen in het «lichte
regime» geldt alleen een beschermde opleidingstitel.
Bovengenoemd uitgangspunt brengt met zich mee dat er voor beroepenregulering bij of
krachtens de Wet BIG een aantal inhoudelijke overwegingen een rol speelt. De drie
belangrijkste criteria, waar tenminste aan moet zijn voldaan, zijn neergelegd in de
beleidsreactie op de evaluatie van de Wet BIG (Kamerstuk 29 282, nr. 211). Deze zijn als volgt:
– De beroepsuitoefening moet zijn gericht op de individuele gezondheidszorg;
– Het basisberoep moet voldoende onderscheidend zijn;
– Er moet sprake zijn van een noodzaak het beroep te reguleren ter bescherming van de
patiënt.
Bij de advisering heeft het Zorginstituut getoetst aan deze hoofdcriteria, bestaande
uit meerdere overwegingen. In voorbereiding op het advies heeft het Zorginstituut
het verzoek bestudeerd en onderzoek gedaan. Werkbezoeken en overleggen met vertegenwoordigers
van aanpalende organisaties maken hier onderdeel van uit. Tevens heeft er een consultatieronde
plaats gevonden.
Het verzoek tot regulering van de anesthesiemedewerker
Voorgeschiedenis en proces
Op 10 september 2018 heb ik het volledige verzoek van de Nederlandse Vereniging van
Anesthesiemedewerkers (NVAM) voor opname van het beroep anesthesiemedewerker in artikel
3 van de Wet BIG ontvangen. Voorafgaand aan de adviesaanvraag bij het Zorginstituut
heeft VWS vanaf het verzoek tot regulering (2016) gesprekken gevoerd met de NVAM in
het kader van hun aanvraag tot beroepenregulering in de Wet BIG. Op 1 april 2019 heb
ik het Zorginstituut gevraagd advies uit te brengen met betrekking tot het al dan
niet opnemen van het beroep van anesthesiemedewerker in artikel 3 van de Wet BIG.
Advies
Zoals het Zorginstituut ook al aangeeft in haar advies is de anesthesiemedewerker
een onmisbare schakel voor effectieve, efficiënte en kwalitatief hoogstaande zorg.
De anesthesiemedewerker zet zich vanuit professionaliteit en deskundigheid in voor
het leveren van goede zorg aan de patiënt; de anesthesiemedewerker is een onmisbaar
beroep in het zorglandschap in Nederland. Dat is de afgelopen tijd ook gebleken doordat
zij een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de bestrijding van de coronacrisis.
De anesthesiemedewerkers mogen trots zijn op de dagelijkse zorg die zij leveren aan
de patiënten en de ondersteuning die ze geven aan de anesthesioloog. Ik zie de anesthesiemedewerker
als een belangrijk deel van het team waarin hij/zij werkzaam is. Deze bijdrage en
mijn waardering daarvoor staat los van de vraag of er sprake dient te zijn van opname
in de Wet BIG.
Het Zorginstituut adviseert het beroep van anesthesiemedewerker niet op te nemen in
artikel 3 van de Wet BIG. Voor het volledige overzicht van de overwegingen van het
Zorginstituut verwijs ik naar het bijgevoegde advies.
Conclusie
Aan de hand van het advies concludeer ik dat:
– Het beroep van anesthesiemedewerker geen breed basisberoep is zoals bedoeld onder
de Wet BIG.
Kort samengevat is de NVAM van mening dat de anesthesiemedewerker een basisberoep
is, omdat tot dat beroep wordt opgeleid zonder dat daarvoor een vooropleiding noodzakelijk
is (instromen met een havo-diploma is vereist).En alle anesthesiemedewerkers dienen
om als anesthesiemedewerker aan de slag te gaan aantoonbaar te voldoen aan de eindtermen
van de CZO.
Het Zorginstituut is echter van mening dat de anesthesiemedewerker eerder een functie
of zelfs potentieel specialisme is van een al bestaand artikel 3 beroep (verpleegkundige).
Kort samengevat heeft dit te maken met het hoge percentage anesthesiemedewerkers dat
al een andere opleiding heeft voltooid (verpleegkundige). Ook het feit dat andere
beroepsgroepen (deels) dezelfde werkzaamheden verrichten als de anesthesiemedewerker
(zoals de BMH-uitstroom anesthesie en de PA anesthesie), is een indicatie dat het
meer een functie dan een eigenstandig breed basisberoep betreft.
– Dat er onvoldoende sprake is van een eenduidige opleiding waarvan de kwaliteit afdoende
en onafhankelijk geborgd is voor opname in de Wet BIG.
Kort samengevat is de NVAM van mening dat alle opleidingen, ook de HBO VT met uitstroomvariant
anesthesiemedewerker, zijn geaccrediteerd door het CZO en voldoen aan de door het
CZO vastgestelde eindtermen voor anesthesiemedewerker.
Het Zorginstituut is van mening dat het diploma van anesthesiemedewerker behaald kan
worden via verschillende opleidingsvarianten, met sterk verschil in duur en inhoud.
Dit leidt ertoe dat de opleiding niet overeenkomt met wat in het kader van de Wet
BIG wordt verstaan onder eenduidige opleiding. Ook heeft het Zorginstituut twijfels
of de kwaliteit van de opleiding afdoende en onafhankelijk geborgd is. Onder andere
de wijze waarop de kwaliteit wordt getoetst, is weinig transparant.
– En dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de anesthesiemedewerker op andere
wijze voldoende geborgd wordt waardoor wettelijke regulering niet noodzakelijk is.
De NVAM is van mening dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening niet op andere wijze
voldoende geborgd is. De patiënt kan een anesthesiemedewerker niet tuchtrechtelijk
aanspreken als de anesthesiemedewerker tekortschiet in de zorg terwijl de anesthesiemedewerker
zelfstandig verantwoordelijk is voor essentiële zaken. Daarbij voert de anesthesiemedewerker
zelfstandig voorbehouden handelingen uit.
Opname van de anesthesiemedewerker in de Wet BIG is niet noodzakelijk omdat de patiënt
al op andere wijze wordt beschermd. In haar adviesrapport erkend het Zorginstituut
dat de werkzaamheden van de anesthesiemedewerker substantiële risico’s voor de patiëntveiligheid
kunnen meebrengen maar dat er voldoende borging is om de patiëntveiligheid (zo goed
mogelijk) te garanderen. Wanneer een anesthesiemedewerker risicovolle handelingen
moet uitvoeren, zal dat altijd zijn in opdracht van een anesthesioloog en volgens
zijn aanwijzingen. Waarbij de anesthesiemedewerker eveneens bekwaam moet zijn om deze
handelingen te verrichten. De anesthesiemedewerker verricht zijn werkzaamheden dus
onder verantwoordelijkheid van de anesthesioloog. Daarnaast gelden er werkafspraken,
protocollen en richtlijnen binnen de operatieve zorg. Tevens is naast de Wet BIG voor
de kwaliteit van zorg ook de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) van
belang. De Wkkgz verplicht zorgaanbieders om «goede zorg» te bieden. Dat is zorg die
veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en waarbij zorgverleners handelen
in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit
professionele standaarden, zoals de kwaliteitsstandaarden.
Het Zorginstituut heeft geconstateerd dat de anesthesiemedewerker niet voldoet aan
alle drie de criteria. Daarmee is het Zorginstituut van mening dat het beroep anesthesiemedewerker
niet in de Wet BIG hoeft te worden opgenomen. De vraag of het toepassen van tuchtrecht
noodzakelijk is, vindt plaats in de afweging tussen het lichte en het zware regime
na het voldoen aan de criteria. Hiervan is derhalve geen sprake.
Al de bevindingen van het advies van het Zorginstituut in afweging nemend, zie ik
daarom geen aanleiding om het beroep van anesthesiemedewerker in artikel 3 van de
Wet BIG op te nemen.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg