Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Azarkan, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 16 juni 2020, over het bericht ‘Stroomstootwapen op basis van oneigenlijke argumenten ingevoerd’
29 628 Politie
Nr. 969 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2020
Op 9 juni 2020 heeft het TV programma Medialogica aandacht besteed aan de jarenlange
berichtgeving van de politie over de omvang van geweld tegen de politie. De suggestie
wordt gewekt dat het stroomstootwapen op basis van oneigenlijke argumenten zou zijn
ingevoerd. Uw Kamer heeft mij gevraagd om hierop te reageren1.
Aan mijn besluit om het stroomstootwapen in de basispolitiezorg in te voeren, is een
lang proces voorafgegaan. Sinds de aankondiging van het voornemen van mijn ambtsvoorganger
in september 2012 om een pilot met het stroomstoot-wapen in de basispolitiezorg te
starten, loopt de discussie daarover en zijn meerdere onderzoeken gedaan. Voor een
uitgebreid overzicht van de stappen die tot mijn uiteindelijke besluit hebben geleid,
verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Bijlage: Overzicht besluitvorming stroomstootwapen
Het stroomstootwapen bij de arrestatieteams
In november 2003 heeft het Landelijk Contact Arrestatieteams de Knelpuntenanalyse
bewapening arrestatieteams uitgebracht. Bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheid
(het arrestatieteam) bestond een steeds groter wordende behoefte aan minder dodelijke
(less lethal) geweldsmiddelen op een afstand tussen 0 en 8 meter. Als een van de mogelijke
less lethal geweldsmiddelen werd het stroomstootwapen van het merk Taser genoemd.
In december 2005 heeft de adviescommissie bewapening en uitrusting – na een eerder
verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – een rapport
opgesteld waarin het stroomstootwapen een geschikt geweldsmiddel werd geacht voor
de arrestatieteams.2
Uiteindelijk werd in 2009 na een uitgebreid onderzoek, door de Minister van BZK, in
overeenstemming met haar ambtgenoot van Justitie, besloten om te starten met een pilot
met het stroomstootwapen bij de arrestatieteams.3
Op 18 april 2011 heeft mijn ambtsvoorganger het evaluatierapport van de pilot met
het stroomstootwapen bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheden (arrestatieteams)
bij uw Kamer aangeboden. Naar aanleiding van de positieve ervaring die met dit geweldsmiddel
was opgedaan, heeft mijn ambtsvoorganger besloten om het stroomstootwapen in te voeren
bij de arrestatieteams.4
Het stroomstootwapen in de basispolitiezorg: pilot fase
Op 28 september 2012 heeft mijn ambtsvoorganger bij uw Kamer het rapport «Politiële
bewapening in perspectief» aangeboden. De doelstelling van dit onderzoek was om vast
te stellen of er aanpassingen moesten plaatsvinden in de bewapening van de politie.
Uit de bevindingen van diverse rapporten die in die periode waren uitgebracht, was
gebleken dat de politiële geweldsmiddelen regelmatig te kort schoten. De geweldsmiddelen
korte wapenstok en pepperspray kenden operationele beperkingen. Naar aanleiding van
de positieve ervaringen die met het stroomstootwapen bij de arrestatieteams waren
opgedaan, sprak mijn ambtsvoorganger het voornemen uit om een pilot met het stroomstootwapen
(merk Taser) in de basispolitiezorg te starten.5
Tijdens het Algemeen overleg op 26 juni 2013 heeft mijn ambtsvoorganger uitgesproken
dat het stroomstootwapen vanuit het oogpunt van proportioneel geweldgebruik een belangrijke
aanvulling kan zijn op de bewapening van de politie en kan bijdragen aan het reduceren
van onnodig letsel, zowel bij de verdachte als bij de politie.6
Op 4 juni 2014 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer een brief gestuurd waarin hij uw
Kamer heeft geïnformeerd over het feit dat de politie in 2015 een onderzoek zou starten
naar de mogelijkheden van het gebruik van nieuwe less lethal bewapening binnen haar
taakstelling. Daarbij zou ook worden gekeken naar de mogelijkheden die het stroomstootwapen
biedt, vergeleken met de mogelijkheden die de andere geweldsmiddelen zoals de versterkte
pepperspray en de uitschuifbare wapenstok bieden.7
Bij brief van 13 juni 2016 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over het
voornemen om een pilot te starten met het stroomstootwapen waarbij de toepasbaarheid
van dit middel in een andere operationele politie setting zou worden getest dan die
waarvoor dit geweldsmiddel eerder beschikbaar was gesteld. Daarbij werd aangegeven
dat op basis van onder meer de uitkomsten van deze pilot verdere besluitvorming zou
plaatsvinden. Of en wanneer dit geweldsmiddel voor de basispolitiezorg beschikbaar
zou komen, was mede afhankelijk van deze besluitvorming.8
Bij brief van 1 februari 2017 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over
zijn beslissing de Korpschef toestemming te verlenen voor de pilot met het stroomstootwapen
in de basispolitiezorg. Daarbij werd wederom aangegeven dat het evaluatierapport van
de pilot, aangevuld met een kosten/batenanalyse, de basis zou vormen voor de verdere
besluitvorming over de vraag of een stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de
standaard bewapening van de politie.9
In mijn brief van 24 november 2017 aan uw Kamer heb ik aangegeven dat de pilot ertoe
dient te onderzoeken of het stroomstootwapen een geweldsmiddel is dat een effectieve
bijdrage kan leveren aan de doelstelling om waar nodig, met minder kans op blijvend
letsel of zelfs een dodelijke afloop, effectief te kunnen optreden. Het ging hierbij
in veel gevallen om gewelddadige personen die niet aanspreekbaar zijn en niet of nauwelijks
nog reageren op pijnprikkels doordat ze onder invloed verkeren van alcohol, drugs
of als gevolg van de psychische toestand waarin ze verkeren.
De vraag of een stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de standaard bewapening
van de politie zou worden beantwoord aan de hand van het eind-evaluatierapport dat
ik in juni 2018 naar uw Kamer heb gestuurd. Ik heb aangegeven dat de effectiviteit
en risico’s, (bestuurlijk en maatschappelijk) draagvlak van een eventuele invoering,
evenals een inschatting van de directe en indirecte kosten van de invoering van zo’n
wapen zouden moeten worden afgewogen.10
In mijn brief van 5 februari 2018 heb ik bij uw Kamer aangegeven dat de uiteindelijke
keuze zowel de operationele noodzaak en wenselijkheid, bedrijfsmatige afwegingen als
ook politieke wenselijkheid zou betreffen.11
Het stroomstootwapen in de basispolitiezorg: besluitvorming
Op 1 juni 2018 heb ik het openbare evaluatierapport van de pilots naar uw Kamer gestuurd.
In mijn begeleidende brief heb ik bericht dat uit de evaluatie positieve punten naar
voren waren gekomen met betrekking tot de inzet van het stroomstootwapen in de pilotfase.
De inzet van het stroomstootwapen bleek te leiden tot minder verwondingen bij zowel
agenten als bij personen tegen wie het wapen wordt ingezet. In een groot aantal gevaarlijke
situaties waarmee agenten gedurende de pilot werden geconfronteerd, droeg de inzet
van het stroomstootwapen bij aan het succesvol optreden en de veilige en snelle beëindiging
van de gevaarsituatie met minimaal letsel. Tevens heb ik uw Kamer laten weten dat
er nog kwetsbare vraagstukken uit de evaluatie naar voren waren gekomen die zorgvuldige
overwegingen vroegen en nadrukkelijk betrokken moesten worden bij de verdere besluitvorming.12
Vervolgens heb ik op 15 november 2018 uw Kamer geïnformeerd over het advies van de
korpschef om het stroomstootwapen, vanwege de meerwaarde, toe te voegen aan de bewapening
van de politie en beschikbaar te stellen aan agenten die als eerste ter plaatse zijn
bij een incident. Het was toen en is nog steeds mijn overtuiging dat het stroomstootwapen
een toegevoegde waarde heeft voor de politie en een belangrijke bijdrage kan leveren
aan het onder controle brengen van situaties met minder geweld en letsel dan wellicht
anders het geval zou zijn geweest. Vanwege een aantal destijds nog openstaande vraagstukken
en zorgen die vanuit uw Kamer waren geuit, heb ik meegedeeld dat ik meer tijd nodig
had voor het zorgvuldig en weldoordacht voorbereiden van mijn besluit.13 Dat ging, mede op advies van de korpschef, om de volgende items:
• verbeteren opleiding en training;
• technische aanpassingen;
• striktere juridische kaders;
• wetenschappelijk onderzoek naar gezondheidseffecten;
• afspraken met de GGZ-sector over inzet in instellingen.
Op 4 juli 2019 heb ik uw Kamer bericht dat de politieacademie het gebruik van het
stroomstootwapen door de pilotteams in het tweede jaar had geanalyseerd. De verscherpte
tijdelijke geweldsinstructie bleek effect te sorteren. In deze brief heb ik herhaald
dat ik toewerkte naar een voorgenomen besluit voor het najaar van 2019. Een belangrijke
bouwsteen van dit besluit was het rapport van het WODC over mogelijke gezondheidseffecten
van het stroomstootwapen. Tot slot heb ik aangegeven dat ik mijn voorgenomen besluit,
na consultering van mijn voorgenomen besluit bij de politievakbonden en het gezag,
in november 2019 naar uw Kamer zou sturen.14
Vervolgens heb ik tijdens het zomerreces het WODC rapport naar uw Kamer gestuurd en
de verwachting uitgesproken dat ik de beleidsreactie rond november 2019 naar uw Kamer
zou sturen.15
Uiteindelijk heb ik op 15 november 2019 na een lange periode van zorgvuldige voorbereiding
en het vinden van een oplossing voor de nog openstaande vraagstukken, mijn uitvoerig
beargumenteerde besluit naar uw Kamer gestuurd.16
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid