Brief regering : Ontwikkelingen COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 469
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 augustus 2020
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport
                     (MZS), de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
                     en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een aantal actuele ontwikkelingen
                     met betrekking tot de uitbraak van COVID-19.
                  
De vrijheden die we onszelf deze zomer hebben kunnen veroorloven, gingen gepaard met
                     een grote verantwoordelijkheid. De afgelopen weken laten zien dat mensen zich onvoldoende
                     aan de basisregels houden. Dit is direct van invloed op de cijfers. Zo zien we een
                     toename in het aantal besmettingen en dat is zorgelijk. We moeten met elkaar ervoor
                     zorgen dat we onze kwetsbare mensen, mensen met een beperking, mensen met een chronische
                     ziekte en ouderen, blijven beschermen en de mensen in de zorg de ruimte geven om op
                     adem te komen. We zitten inmiddels in de controlefase. Via het dashboard en maatregelen,
                     zoals testen en bron-en contactonderzoek, houden we de verspreiding van het virus
                     nauwkeurig in beeld. Zo weten we, beter dan in maart, waar het virus zit en kunnen
                     we lokaal maatregelen nemen. Maar het is en blijft van belang dat we ons allemaal
                     aan de gedragsmaatregelen en adviezen blijven houden, alleen dan zal het lukken om
                     het virus onder controle te houden.
                  
Omdat we zien dat het niet vanzelf goed gaat, ontwikkelen we in samenwerking met de
                     veiligheidsregio’s en GGD’en instrumenten die lokaal handelingsperspectief bieden
                     en die, waar nodig, met landelijke maatregelen worden ondersteund.
                  
Leeswijzer
In deze brief zal ik u eerst informeren over de laatste cijfers en de huidige situatie
                  nader duiden. Daarna zal ik ingaan op een aantal landelijke maatregelen met betrekking
                  tot studenten, recreatieve instellingen en horeca. Vervolgens ga ik in op het inrichten
                  van een testsetting op de luchthaven Schiphol, asymptomatisch testen en thuisquarantaine.
                  Daarna beschrijf ik de ontwikkelingen met betrekking tot het testen en het bron- en
                  contactonderzoek en de intensivering van de aanpak van de GGD’en. Tevens zal ik de
                  laatste stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van een COVID-19 vaccin
                  toelichten. Tot slot zal ik ingaan op de voortgang van het opschalingsplan IC-capaciteit
                  en de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ik ga in deze brief niet
                  in op de verpleeghuizen, omdat ik u hierover heb geïnformeerd in mijn brief van 16 juli
                  Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf.1
1. De cijfers: oplopend aantal besmettingen
               
Op 28 juli jl. heb ik per brief de laatste stand van zaken met uw Kamer gedeeld met
                     betrekking tot het oplopend aantal positief testuitslagen voor COVID-19 in Nederland.2 De afgelopen week hebben we opnieuw een stijging van het aantal positief geteste
                     mensen gezien. Ondanks een lager aantal afgenomen testen afgelopen week, heeft bijna
                     een verdubbeling van positief geteste mensen plaatsgevonden. Dit is een zorgelijke
                     ontwikkeling:
                  
– Het percentage positieve testen op landelijk niveau is deze week gestegen van 1,1%
                           in de week van 20 juli naar 2,3% in de week van 27 juli.
                        
– Van 1.221 positief geteste personen in de laatste week van juli, is dit aantal afgelopen
                           week toegenomen tot 2.151 positief geteste personen. Daarbij dient aangetekend te
                           worden dat dit niet veroorzaakt wordt door het aantal mensen dat zich heeft laten
                           testen. Sterker nog: in de afgelopen week hebben zich ongeveer 10.000 minder mensen
                           laten testen dan de week daarvoor.
                        
– Het reproductiegetal (R) bedraagt momenteel 1,2. Dit betekent dat 100 mensen die besmet
                           zijn met het nieuwe coronavirus samen leiden tot 120 andere mensen die besmet worden.
                           Hoewel het getal lager is dan de 1,4 dat vorige week is gerapporteerd is de bandbreedte
                           nauwelijks veranderd en ligt het getal nog steeds boven de 1,0.
                        
Regionale verschillen
Er zijn grote regionale verschillen in het aantal meldingen3. Met name in Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant is een toename te zien
                  in het aantal meldingen. In vrijwel alle regio’s in Nederland is het percentage positieve
                  testen hoger dan vorige week. Uitschieters hierbij zijn in de GGD regio’s Rotterdam-Rijnmond,
                  Amsterdam, West-Brabant, en Haaglanden. Dit zijn ook de regio’s waar de meeste bekende
                  clusters zijn, en waar een relatief groot aantal personen getest is omdat zij een
                  nauw contact waren van een persoon met bewezen COVID-19. Rotterdam-Rijnmond is hierbij
                  nog steeds een uitschieter en dat baart zorgen.
               
Leeftijd positief geteste personen
Een kwart van de positief geteste personen zien we in de leeftijdsgroep van 20 tot
                  29 jaar. Ondanks dat de kans veel kleiner is dat deze personen in het ziekenhuis terecht
                  komen, kunnen zij wel het virus overbrengen op ouderen. De helft van de in het ziekenhuis
                  opgenomen positief geteste personen is 60 jaar of ouder. Er zijn in de afgelopen week
                  44 patiënten gemeld die vanwege COVID-19 in het ziekenhuis zijn opgenomen (geweest).
                  Dat zijn er 21 meer dan vorige week.
               
Clusters
De GGD probeert via bron- en contactonderzoek de contacten van een besmette persoon
                  in beeld te brengen en de bron van de besmetting te achterhalen. Wanneer de mogelijke
                  setting van de besmetting bekend is en er meer dan 3 personen aan elkaar te linken
                  zijn, spreken we van een cluster. We zien het aantal clusters in Nederland toenemen.
                  Er zijn volgens het RIVM op dit moment 259 actieve COVID-19 clusters bekend in Nederland.
                  Dit is een stijging van 126 clusters ten opzichte van de week daarvoor. De bron voor
                  de meeste besmettingen is nog steeds te vinden in de thuissituatie: bij 44% van alle
                  clusters. De meeste andere besmettingen zijn het gevolg van contact met familie, vrienden,
                  feestjes, op het werk of door andere vrijetijdsbesteding zoals horeca of sportclubs.
                  Dit zijn plaatsen en momenten waar mensen de 1,5 meter maatregel niet naleven.
               
Ook zijn er zorgen over de verspreiding van het virus onder studenten. Het is bekend
                  dat de groep jongvolwassenen het grootste aandeel heeft in de positieve testuitslagen.
                  Sinds 30 juli zijn zes clusters onder studenten gemeld in Rotterdam en Amsterdam.
                  Bij 1 cluster in Amsterdam moesten al 140 studenten in quarantaine. Het vermoeden
                  bestaat dat er bij studenten sprake is van onderrapportage. De studentenclusters zijn
                  ontstaan tijdens verschillende gelegenheden zoals tijdens een terrasbijeenkomst, in
                  een café en in een strandtent. Er wordt momenteel bron- en contactonderzoek gedaan.
               
Actuele ontwikkelingen COVID-19-situatie in Caribisch deel van het Koninkrijk
De laatste gegevens van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten het volgende besmettingsbeeld
                     over de afgelopen periode zien: Aruba (171), Sint Maarten (160), Curaçao (31), Sint
                     Eustatius (3), Saba (5) en Bonaire (5).
                  
Op Sint Maarten is het aantal nieuwe casussen sinds 16 juli verdubbeld: van 79 naar
                     160. Ter versterking van de lokale dienst publieke gezondheid zijn er deze week via
                     een internationaal medisch uitzendbureau 8 extra verpleegkundigen en een arts infectieziektebestrijding
                     gestuurd en vanuit Nederland een crisiscoördinator ten behoeve van de coördinatie
                     op het bron- en contactonderzoek. Sinds afgelopen zondag geldt een negatief reisadvies
                     voor Sint Maarten (code oranje).
                  
Ook Aruba ziet zich gesteld voor een forse toename van nieuwe casussen en heeft hierop
                     de maatregelen aangescherpt om verdere verspreiding in te perken. Het quarantaine-vrij
                     reizen voor de benedenwindse eilanden is voorlopig opgeschort. We staan wekelijks
                     in contact om de consequenties voor het vliegverkeer te bezien.
                  
Om de personele IC capaciteit in de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk
                     voor het najaar 2020 en voorjaar 2021 op peil te houden, worden er nieuwe afspraken
                     gemaakt met het Amerikaanse medische uitzendbureau. Met het oog op de opschaling van
                     de IC capaciteit in Nederland is het niet mogelijk om in Nederland IC personeel te
                     werven.
                  
2. Maatregelen
               
Uit de monitoring van de eerder getroffen maatregelen zien we dat mensen zich minder
                  houden aan de basisregels, zoals het in acht nemen van de 1,5 meter en de hygiënemaatregelen.
                  Niet alleen in drukke winkelstraten en in de horeca, maar ook bij kleinere bijeenkomsten
                  in de familiesfeer. Het is van essentieel belang dat deze regels weer beter worden
                  toegepast en nageleefd. Daarom wordt op een aantal punten de geldende maatregelen
                  aangescherpt, om zo meer te kunnen doen op locaties waar besmettingen hebben plaatsgevonden
                  en om preventief te kunnen optreden teneinde nieuwe besmettingen te voorkomen. Het
                  is in eerste instantie aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s om te beoordelen
                  welke aanvullende maatregelen zij noodzakelijk achten in hun regio. Het kabinet zal
                  de komende weken de situatie scherp in de gaten houden, en mocht daar aanleiding voor
                  zijn, overgaan tot verdere landelijke maatregelen.
               
Regionaal en lokaal maatwerk
De stijging van besmettingen met COVID19 verschilt sterk per regio in Nederland. Waar
                     in de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de besmettingen op dit moment een sterke
                     stijging laten zien, kent de veiligheidsregio Drenthe een stabiel beeld. Dat betekent
                     dat het nemen van uitsluitend landelijke maatregelen op dit moment niet noodzakelijk
                     en wenselijk is. Lokaal en regionaal maatwerk is gewenst. De basis is dat we lokaal
                     en regionaal maatregelen treffen gericht op de situatie ter plekke om het virus onder
                     controle te houden. Dit sluit aan bij wat ik eerder heb aangegeven, namelijk dat in
                     de huidige controlefase een meer lokale of regionale aanpak voor de hand ligt, omdat
                     we op basis van vroegsignalering eerder kunnen constateren waar mogelijke brandhaarden
                     ontstaan.4 Regionale of lokale overheden zijn dan beter in staat effectieve maatregelen te nemen.
                     In deze aanpak hebben burgemeesters en voorzitters van de veiligheidsregio’s een cruciale
                     rol.
                  
Veiligheidsregio’s hebben diverse mogelijkheden om eigenstandig passende en proportionele
                     maatregelen te treffen. Het kabinet steunt de inzet van deze instrumenten door de
                     veiligheidsregio’s en zal daar waar nodig additionele maatregelen nemen. In doorlopend
                     overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s en de GGD’en bespreekt het kabinet
                     hoe ondersteuning vanuit het Rijk verder kan plaatsvinden. Het is immers noodzakelijk
                     om gezamenlijk op te trekken om het virus met succes onder controle te kunnen houden.
                     Zonder uitputtend te willen zijn, is een aantal middelen die de veiligheidsregio’s
                     ter beschikking staat:
                  
– Gedragsmaatregel, zoals mondkapjesplicht, op aangewezen plaatsen (buiten) voor 13
                           jaar en ouder.
                        
– Het beperken van de openingstijden van horeca en nachtwinkels indien het te druk wordt,
                           geen 1,5 meter afstand wordt gehouden en de hygiëne maatregelen onvoldoende worden
                           toegepast.
                        
– Het verbieden van grootschalige samenkomsten, zoals publiek bij betaald voetbal en
                           trainingen.
                        
– Het afsluiten van parkeergelegenheden om drukte in bepaalde gebieden te voorkomen.
                           Dit kan bijvoorbeeld bij stranden, natuurgebieden en drukke stadscentra.
                        
– Het intensiveren van crowd control op drukke plekken.
– Inzetten op snellere en gerichtere handhaving van bestaande basisregels en het bevorderen
                           van de naleving van sectorale protocollen.
                        
Het is niet uit te sluiten dat indien lokale maatregelen onvoldoende werken, een aantal
                     van deze maatregelen, zoals het verbieden van publiek bij betaald voetbal en het beperken
                     van de openingstijden van de horeca landelijk worden opgelegd.
                  
Landelijke maatregelen
Gelet op de toenemende besmettingen en oorzaken daarvan heeft het kabinet, naast maatregelen
                  die regionaal en lokaal inzetbaar zijn, besloten na overleg met de veiligheidsregio’s
                  om een drietal aanvullende preventieve maatregelen te treffen gericht op het voorkomen
                  van de verdere verspreiding van het virus. Deze maatregelen treden op maandag 10 augustus
                  in werking op basis van een noodverordening van de veiligheidsregio’s.
               
Allereerst is het voor studentengezelligheidsverenigingen voor de start van het komend
                     school/academisch jaar niet toegestaan om fysieke wervings- en introductie activiteiten
                     te ondernemen. Voor studentensportverenigingen en studieverenigingen zijn fysieke
                     introductieactiviteiten slechts toegestaan voor zover gericht op de introductie van
                     de sport en de studie. Universiteiten, hogescholen en instellingen voor middelbaar
                     beroepsonderwijs (de betrokken onderwijsinstellingen) organiseren hun introductieactiviteiten
                     zo veel mogelijk online. Fysieke activiteiten kunnen alleen in kleine groepen plaatsvinden
                     en zijn informatief van aard, bijvoorbeeld gerelateerd aan het voorbereiden van het
                     volgen van onderwijs. Alle fysieke introductieactiviteiten van studieverenigingen,
                     studentensportverenigingen en betrokken onderwijsinstellingen vinden plaats in kleine
                     groepen met handhaving van de 1,5m-maatregel, waarbij een eindtijd van 22:00 uur en
                     een alcoholverbod gelden. Voorts moeten de leiding van betrokken onderwijsinstelling
                     en de voorzitter van de veiligheidsregio hebben ingestemd met de activiteiten. Hoewel
                     het kabinet de meerwaarde van een reguliere introductieperiode inziet en begrijpt
                     dat bovenstaande voor veel jongeren een teleurstelling zal zijn, is het risico op
                     grootschalige verspreiding van het virus te groot.
                  
Daarnaast neemt het kabinet in de aanwijzing op dat veiligheidsregio’s recreatieve
                     instellingen (zoals horeca, pretparken, enz.) sluiten voor maximaal 14 dagen bij constatering
                     van een bronbesmetting door de GGD. Het gaat hierbij om meerdere besmettingen die
                     gerelateerd zijn aan de locatie. Op deze wijze kan worden onderzocht waardoor deze
                     besmetting heeft kunnen plaatsvinden en kan de eigenaar aanvullende maatregelen treffen
                     zodat onder meer de hygiëneregels en de 1,5 meter maatregel daarna beter toegepast
                     worden.
                  
Tot slot treft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen voor de horeca. Afgelopen
                     periode is gebleken dat de bestaande protocollen onvoldoende zijn toegepast en men
                     op veel plekken steeds soepeler omgaat met de geldende regels. Daarom is besloten
                     dat voor alle horeca, zowel binnen als buiten en onafhankelijk van de omvang van de
                     horecagelegenheid, gewerkt moet worden met reservering (van tevoren of aan de deur),
                     een gezondheidscheck (triage) en het toewijzen van een vaste zitplaats (placering).
                     Hiermee wordt een eerdere versoepeling voor horecagelegenheden teruggedraaid. Daarnaast
                     worden alle bezoekers gevraagd zich te registreren. Te vaak loopt het bron en contactonderzoek
                     dood en dat tast een belangrijke pijler in de aanpak van het virus aan. Daarom is
                     het nodig dat bezoekers hun naam en contactgegevens achterlaten zodat de GGD contact
                     kan opnemen bij een besmetting met mensen die de horecagelegenheid hebben bezocht.
                     Het is gebleken dat het uitvoeren van bron- en contactonderzoek bij mensen die in
                     horeca zijn geweest, complex is. Hoe meer en eerder contacten in beeld zijn, hoe sneller
                     en efficiënter de GGD zijn werk kan doen, en hoe sneller ingrijpen mogelijk is. Om
                     die reden is er belangrijk dat gasten in de horeca zich registreren. Het kabinet heeft
                     besloten een registratieplicht in te voeren. De ondernemer wordt verplicht om aan
                     de gasten toestemming te vragen voor het tijdelijk opslaan en – in geval van een besmetting
                     – op verzoek van de GGD doorgeven van naam en contactgegevens ten behoeve van bron-
                     en contactonderzoek. Deze verwerking van persoonsgegevens berust op instemming van
                     de gast. Als een gast geen toestemming wil geven, kan de toegang tot de horeca niet
                     worden geweigerd. Gasten hebben belang bij registratie, omdat zij dan door de GGD
                     benaderd worden met het verzoek om mee te werken aan bron- en contactonderzoek als
                     betrokkene in de horecagelegenheid mogelijk in contact is geweest met een besmette
                     andere gast of personeelslid.
                  
3. Inrichten testsetting, testen van mensen zonder klachten en thuisquarantaine
               
Met mijn brief van 31 juli jl.5 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het OMT advies inzake thuisquarantaine en asymptomatisch
                  testen en de stappen die naar aanleiding daarvan worden genomen. Daarbij is de basis:
                  kom je terug uit een vanwege coronarisico’s oranje land/regio (hierna: risicogebied)
                  ga dan 14 dagen in thuisquarantaine om te voorkomen dat je onverhoopt het coronavirus
                  hebt meegenomen en anderen besmet. Het OMT adviseerde ook te kijken naar mogelijkheden
                  om deze reizigers te registreren en te kijken naar een mogelijke steekproefsgewijze
                  testsetting voor binnenkomende reizigers. In de vorige brief heb ik een aantal stappen
                  uiteengezet die ik hier verder uitwerk.
               
a) Terugkerende reizigers uit risicogebieden
Testen van reizigers op Schiphol
Mensen die terugkeren uit een risicogebied hebben een hoger risico op besmetting,
                  omdat er in de omgeving waar ze geweest zijn meer besmettingen waren. Gezien de risico’s
                  op de import van het coronavirus, zoals we die ook in maart hebben gezien uit Oostenrijk
                  en Italië, en daarbij nu vooral het risico dat mensen zonder klachten wel met corona
                  (terug)reizen naar Nederland, is het van belang om te voorkomen dat er verdere verspreiding
                  in Nederland komt vanuit het buitenland.
               
Het streven is daarom om eind volgende week te starten met een eerste teststraat op
                  Schiphol, waar reizigers uit een risicogebied ongeacht of ze klachten hebben, kunnen
                  worden getest. De voorbereidingen zijn nu in volle gang. In overleg met Schiphol en
                  GGD Kennemerland wordt bepaald welke prioritering we bij de start willen hanteren
                  bij inkomende vluchten. Op Schiphol komen op dit moment elke dag gemiddeld 5.000 mensen
                  per dag aan uit een (deel van een) risicoland. Het gaat dan om de mensen die ook daadwerkelijk
                  Nederland in komen, dus niet mensen die alleen een overstap op Schiphol maken. Van
                  deze circa 5.000 reizigers komen circa 2.000 uit Europese landen en regio’s zoals
                  Kroatië, Barcelona en Lissabon, de andere reizigers komen uit derde landen6. Overigens is het aantal reisbewegingen naar en van derde landen door het Europese
                  inreisverbod nog sterk beperkt. De cijfers zijn een momentopname van een zeer recente
                  periode. Perioden hierna of hiervoor kunnen daarom afwijken, bijvoorbeeld ook als
                  er iets in de reisadviezen verandert.
               
De teststraat zal conform RIVM-richtlijnen worden ingericht. Aangezien hier een kans
                  ligt om ook nader onderzoek te doen naar de effectiviteit van asymptomatisch testen,
                  zal het project worden begeleid door het RIVM. Reizigers worden aangespoord om gebruik
                  te maken van de teststraat. Vanaf volgende week wordt gestart met het testen van inkomende
                  reizigers op Schiphol. Het doel is om op korte termijn álle reizigers die op de luchthavens
                  in Nederland binnen komen uit risicogebied zich te laten testen. Ook op Eindhoven
                  Airport en Rotterdam/The Hague Airport komen immers vluchten aan uit landen met een
                  verhoogd corona risico. Op dit moment vliegen er op beide luchthavens gezamenlijk
                  iets minder dan 1000 mensen per dag uit zo’n land naar Nederland waarvan het merendeel
                  op Eindhoven.
               
Proces op Schiphol
Reizigers die op Schiphol aankomen uit een risicogebied krijgen bij aankomst nu al
                  een brief uitgereikt met informatie over thuisquarantaine. Inkomende reizigers zullen
                  vanaf volgende week ook worden gewezen op de teststraat op Schiphol waar zij zich
                  gratis kunnen laten testen. De locatie ligt centraal en is goed bereikbaar.
               
Thuisquarantaine na een test op Schiphol
Aangezien testen van mensen zonder klachten, asymptomatisch dus, een momentopname
                  is, moet men ook na een negatieve testuitslag nog wel in thuisquarantaine. Testen
                  vervangt de 14 dagen thuisquarantaine dus niet, het is een aanvulling om mensen met
                  een besmetting snel op te sporen en inzicht te krijgen in hoeveel reizigers zonder
                  klachten toch positief testen op COVID-19.
               
Mensen die niet met het vliegtuig reizen
Niet iedereen die uit een land komt waar vanwege corona een oranje reisadvies geldt,
                  komt met het vliegtuig in Nederland. Er komen ook mensen met de trein of bus, bijvoorbeeld
                  uit Antwerpen, en uiteraard ook veel mensen met de auto. Om ook deze mensen te bereiken
                  zal worden ingezet op aanvullende communicatie bij treinen, bussen en langs de weg.
                  Daar zal ook de boodschap zijn: kom je terug uit een land dat vanwege corona een oranje
                  reisadvies heeft, ga 14 dagen in thuisquarantaine. Indien uit het onderzoek van testen
                  van mensen zonder klachten op luchthavens blijkt dat dit een toegevoegde waarde heeft,
                  zal ik de komende weken besluiten of en hoe we dit ook voor andere terugkerende reizigers
                  kunnen gaan implementeren. Hier zullen we moeten bekijken wat passend is voor welke
                  reizigers en hoe we hen kunnen bereiken met de juiste boodschap.
               
Registratie reizigers uit risicolanden
In de brief van 31 juli jl. ben ik uitgebreid ingegaan op het intensiveren van de
                  communicatie over de thuisquarantaine. Het OMT adviseerde om reizigers uit corona
                  risicogebieden op enigerlei wijze te registreren. Zoals vorige week aangegeven, heeft
                  het kabinet onderzocht welke mogelijkheden er zijn om reizigers uit risicogebieden
                  te registeren met als doel om een goed overzicht en een adequate informatievoorziening
                  te borgen. Daarvoor zetten we in op het opvragen van passagiersgegevens. Het doel
                  van het opvragen van passagiersgegevens is het uitvoeren van steekproefsgewijze controles,
                  onder andere bestaande uit het nabellen van mensen om te vragen of zij zich aan de
                  thuisquarantaine houden en benadrukken dat zij zich bij klachten direct moeten laten
                  testen. Inzet is om hiervoor, om de GGD niet te belasten, het landelijk call center
                  in te zetten.
               
Ik ga passagiersgegevens opvragen voor schepen, zoals cruises, en luchtvaartuigen
                     die met reservering werken voor zover vervoerders hierover de beschikking hebben.
                     Dit kan op grond van artikel 53 lid 3 Wet publieke gezondheid. Ik ga met de luchtvaartmaatschappijen
                     en rederijen in gesprek over de praktische uitvoering hiervan.
                  
Voor internationale treinen en bussen ontbreekt een wettelijke grondslag om passagiersgegevens
                     op te vragen. Over de praktische uitvoering ten aanzien van deze vervoersmodaliteiten
                     ga ik samen met betrokken partijen bekijken wat de eventuele mogelijkheden zouden
                     zijn om te kunnen beschikken over passagiersgegevens.
                  
Europese afstemming
Het is van belang om, waar mogelijk, binnen Europa zoveel mogelijk samen op te trekken.
                  Dat doen we bijvoorbeeld door samen te bepalen welke landen buiten Europa/Schengen/VK
                  we veilig achten om het Europese inreisverbod op te heffen. En ook weer in te voeren
                  als het slechter gaat.
               
b) Personen zonder klachten na een melding van een risicovol contact door de CoronaApp.
Vanaf 17 augustus start een proef met de app in Twente en Drenthe. Daar zal de mogelijkheid
                  worden geboden dat mensen, die een melding krijgen in de app, zich 7 dagen na het
                  risicovolle contact kunnen laten testen, ook als er geen verschijnselen zijn. Ik heb
                  het OMT gevraagd mij te adviseren over de specifieke termijn. Naast deze toets in
                  de praktijk, doe ik een uitvoeringstoets om de gevolgen van deze aanpassing rond het
                  testen voor de GGD in kaart te brengen. Dit om te bepalen wat zij nodig hebben om
                  mensen die een melding krijgen in de app in hun regio 7 dagen na het risicovolle contact
                  te testen. Ik benut de resultaten van de uitvoeringstoets bij de landelijke invoering
                  van de app per 1 september.
               
c) Testen van mensen zonder klachten
Het RIVM adviseert dat testen van mensen zonder klachten nuttig kan zijn als je de
                     periode van de besmetting en de eerste klachten tot en met de uitslag en de start
                     van het bron-en contactonderzoek zo kort mogelijk maakt.
                  
Ten eerste is het nodig dat we zorgen dat mensen met klachten zich zo snel mogelijk
                     laten testen. Vaak blijken mensen voordat ze zich melden al enige tijd klachten te
                     hebben, daardoor verliezen we kostbare tijd. Snelheid is van groot belang, en snelheid
                     begint bij het besluit van iedereen om zich bij milde klachten meteen te laten testen.
                  
Ten tweede is het van belang dat we het testproces versnellen. Daarvoor is het belang
                     dat alle schakels in de keten tijdig hun werk doen: het maken van een afspraak, de
                     afname van het monster, vervoer naar het lab, testen in het lab, het doorgeven van
                     de uitslag door het lab en het doorbellen van de uitslag door de GGD. De inzet van
                     CoronIT en het testportaal waar ik hieronder op in ga, dragen bij aan een betere werking
                     van de keten.
                  
Ik heb het OMT gevraagd mij te adviseren vanaf welk moment het asymptomatisch testen
                     bij nauwe contacten uit het bron-en contactonderzoek voldoende toegevoegde waarde
                     heeft.
                  
4. Stand van zaken intensivering GGD’en
               
Testen
Vorige weken waren de drukste weken tot nu toe wat coronatests betreft, sinds de start
                  op 1 juni. In de week van 18 tot en met 25 juli werden er 111.764 testen afgenomen.
                  Een toename van 25% ten opzichte van de week ervoor. De afgelopen week lijkt het aantal
                  testaanvragen te dalen. De exacte reden van de huidige toename is niet bekend en ik
                  vraag het RIVM om hiernaar te kijken.
               
Opschaling is maatwerk; elke GGD-regio houdt de ontwikkelingen binnen de regio nauwgezet
                  in de gaten en schaalt op (en ook weer af) als de situatie daarom vraagt. Tegelijkertijd
                  werken de 25 GGD’en nauw samen. Zo is uitwijken naar regio’s waar het minder druk
                  is mogelijk voor mensen die verder willen en kunnen reizen.
               
Ondertussen wordt er door GGD’en gewerkt aan meer aanbod: er worden nieuwe teststraten
                  opgezet, bestaande teststraten worden uitgebreid, openingstijden worden verruimd en
                  werken de GGD aan een verdere uitbreiding van mogelijkheden voor mobiele testafname
                  en afname bij mensen thuis. Alle GGD’en bereiden zich nu al voor op extra capaciteit
                  in het najaar. In dit landelijke opschalingsplan wordt ook ingezet op een flexibele
                  landelijke schil voor testafname: als erin het najaar regio’s zijn waar virus plotseling
                  opleeft en er sprake is van een piek, kunnen deze flexibele testfaciliteiten worden
                  ingezet.
               
Snellere doorlooptijden in de testketen
Ook met uw Kamer deel ik het streven om de doorlooptijd van bellen voor een afspraak
                     tot de testuitslag maximaal 48 uur te laten zijn. Maar dat begint bij de mensen zelf;
                     de ervaring tot nu toe leert dat nog te veel mensen met milde klachten te lang wachten
                     om zich te laten testen. Als vervolgens met 0800–1202 wordt gebeld, is het in de meeste
                     regio’s in Nederland mogelijk om dezelfde of de volgende dag een testafspraak te hebben.
                     In een aantal regio’s werd dit de afgelopen weken niet gehaald en zijn de betreffende
                     GGD’en hard aan het werk gegaan om dit te herstellen. Dat is in de meeste gevallen
                     ook gelukt.
                  
Het blijkt helaas een stuk lastiger om de tijd tussen testafname en testuitslag binnen
                     de 24 uur te houden en nog te veel mensen moeten langer dan 24 uur wachten op hun
                     testuitslag.
                  
Met de GGD’en maak ik daarom afspraken om de huidige doorlooptijden substantieel te
                     verkorten. Daarvoor is het belang dat alle stappen in de keten soepel verlopen: het
                     maken van een afspraak, de afname van het monster, het vervoer naar het lab, het testen
                     in het lab, het doorgeven van de uitslag door het lab en het doorbellen van de uitslag
                     door de GGD. Vanaf 1 september is het ondersteunende ICT-systeem voor deze testketen
                     (CoronIT) verder verbeterd waardoor een heel precies beeld ontstaat over de doorlooptijden
                     per fase en de knelpunten die er landelijke én lokaal ontstaan. En dat maakt gericht
                     ingrijpen dan ook mogelijk.
                  
Vervolgens is het de verwachting dat door het live gaan van het digitaal portaal op
                     12 augustus (waar je met je DigID zelf een afspraak kan maken en je eigen testuitslag
                     ook zelf weer kunt inzien) de doorlooptijden verder verbeteren. En tot slot ben ik
                     met GGD’en in gesprek over creatieve oplossingen om (vooral de negatieve) testuitslagen
                     sneller aan de burgers terug te koppelen.
                  
In de communicatie wil ik meer de nadruk leggen op de boodschap dat mensen zich bij
                  klachten sneller moeten te laten testen. Vaak blijken mensen voordat ze zich melden
                  al enige tijd klachten te hebben, daardoor verliezen we kostbare tijd. Snelheid is
                  van groot belang, en snelheid begint bij het besluit van iedereen om zich bij milde
                  klachten meteen te laten testen.
               
Stand van zaken bron-en contactonderzoek
In mijn eerder Kamerbrieven van 22 juli en 28 jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over
                     de ontwikkelingen op het vlak van bron- en contactonderzoek. De capaciteit die de
                     GGD’en regionaal beschikbaar hebben voor bron- en contactonderzoek is de afgelopen
                     weken verder opgeschaald. Voor de regionale (2%) alsook voor de landelijke capaciteit
                     (5%) is uitgegaan van percentages van het aantal positieve
                  
testuitslagen bij 30.000 testen per dag. De opschaling van de GGD’en is op deze capaciteit
                     gericht. Op dit moment kunnen dagelijks zo’n 600 bron- en contactonderzoeken worden
                     gedaan en de GGD’en kunnen dit met behulp van een landelijke flexibele capaciteit
                     nu snel opschalen naar 1500. Inmiddels hebben 9 regio’s gebruik gemaakt van deze landelijke
                     capaciteit. Dit betrof onder meer de regio’s Rijnmond, Amsterdam en Zeeland. Mede
                     hierdoor lukt het om het zo het bron- en contactonderzoek snel mogelijk na ontvangst
                     van een positieve uitslag op te starten. In het overgrote deel van het bron- en contactonderzoek
                     is dit binnen 24 uur.
                  
De GGD is bezig de landelijke capaciteit de komende dagen versneld in te zetten bij
                     die regio’s waar het het meest nodig is. Daar bovenóp wordt de komende twee weken
                     gewerkt aan een substantiële aanvullende opschaling van nog eens 500 fte.
                  
Op dit moment wordt dan ook op grote schaal bron- en contactonderzoekers opgeleid
                     en de GGD heeft besloten dit proces ook verder te versnellen.
                  
Vergroten van de testcapaciteit aan de laboratoriumkant
Om de capaciteit van de laboratoria al in het najaar voldoende te vergroten, is er
                  na goedkeuring van het OMT besloten om ook gebruik te gaan maken van het zogenaamde
                  poolen van meerdere monsters in één PCR test; een test die het virus aantoont. Dit
                  kan alleen als het monsters betreft die uit een populatie komen waar hooguit 5% besmettingen
                  zijn. De monsters uit de pools die een positieve uitslag geven, zullen natuurlijke
                  allemaal enkelvoudig opnieuw worden getest zonder dat de testuitslag hierdoor vertraagd
                  zal worden. Dit bespaart overigens ongeveer 40% van de kosten in de laboratoria, terwijl
                  capaciteit per dag in potentie met een factor 5 kan worden vergroot. Ik ga overeenkomsten
                  aan met een aantal laboratoria om daar grote volumes door middel van deze pooling
                  te testen. Populaties met een verwachting van meer dan 5% positieve uitslagen, zoals
                  de nauwe contacten uit het bron- en contact onderzoek (ca. 13% positief) en mensen
                  met ernstige symptomen zullen niet voor gepoold testen in aanmerking komen, omdat
                  de kans op een positieve uitslag in deze groepen meer dan 5% is.
               
Verder volgt de overheid nauwlettend de ontwikkeling van diverse innovatieve testmethoden,
                  omdat deze bijvoorbeeld minder invasief zijn, snel (binnen enkele minuten) een uitslag
                  geven of goedkoop zijn. Voorbeelden zijn een ademtest, een speekseltest, maar ook
                  testen die op een hele nieuwe manier de aanwezigheid van het COVID-19 virus aantonen
                  door technieken die chemische eigenschappen van het virus middels artificiële intelligentie
                  kunnen herkennen.
               
5. Stand van zaken ontwikkeling vaccin
               
Wereldwijd wordt er door vaccinontwikkelaars en -producenten hard gewerkt aan een
                  COVID-19 vaccin. Het zo snel mogelijk ontwikkelen en beschikbaar krijgen van veilige
                  en effectieve vaccins heeft de hoogste prioriteit. In Europees verband wordt intensief
                  onderhandeld met verschillende aanbieders.
               
Na het akkoord dat de vier landen van de Inclusieve Vaccin Alliantie hebben gesloten
                  met AstraZeneca, is een nieuwe mijlpaal bereikt bij het veiligstellen van vaccins
                  voor de Europese bevolking. De Europese Commissie heeft afgelopen vrijdag in een persbericht
                  laten weten, dat de verkennende gesprekken met het consortium Sanofi Pasteur en GSK
                  (hierna: Sanofi) zijn afgerond. De gesprekken met Sanofi zullen net als die met AstraZeneca
                  uitmonden in een door de Europese Commissie te sluiten contract. Op basis van dit
                  contract zal Sanofi in het derde en vierde kwartaal van 2021 300 miljoen vaccins aan
                  de lidstaten van de Europese Unie leveren, mits het vaccin succesvol alle stappen
                  in de ontwikkeling doorloopt en toegelaten wordt tot de Europese markt. De lidstaten
                  krijgen een optie om deze vaccins aan te kopen. Sanofi tracht in juni 2021 de toelatingsprocedure
                  bij het Europees Medicijn Agentschap (EMA) succesvol af te ronden, zodat onmiddellijk
                  daarna overgegaan kan worden tot distributie van de vaccins. De afspraken met Sanofi
                  zullen net als die met AstraZeneca uitmonden in een door de Europese Commissie te
                  sluiten contract. De Europese Commissie financiert de aanbetalingen vanuit het Emergency
                  Support Instrument; de kosten voor de vaccins worden gedragen door de lidstaten zelf
                  en meegefinancierd door de Europese Commissie. De Commissie en het onderhandelingsteam
                  voeren op dit moment intensieve gesprekken met een groot aantal aanbieders van kansrijke
                  kandidaat-vaccins. Het doel is om een breed portfolio samen te stellen van vaccins
                  waarbij ook verschillende typen vaccins vertegenwoordigd zijn.
               
In mijn brief van 25 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inspanningen van
                  de Europese Commissie om namens alle lidstaten van de Europese Unie zogenoemde advance
                  payment agreements te sluiten met aanbieders van een kansrijk kandidaat-vaccin tegen
                  COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 428). De Inclusieve Vaccin Alliantie is opgegaan in dit initiatief van de Europese Commissie
                  voor de centrale aankoop van COVID-19-vaccins voor alle lidstaten van de EU. De Europese
                  Commissie heeft hierbij ook middelen vanuit het Europese Emergency Support Instrument
                  (2,7 miljard euro) beschikbaar gemaakt ten behoeve van deze advance payment agreements.
                  Nederland maakt onderdeel uit van het zogenoemde Joint Negotiation Team dat de onderhandelingen
                  met de aanbieders voert. Naast de Europese Commissie en Nederland zijn Duitsland,
                  Frankrijk, Italië, Spanje, Zweden en Polen in het onderhandelingsteam vertegenwoordigd.
                  Bij de onderhandelingen met vaccinproducenten maakt de Europese Commissie prijsafspraken
                  met producenten waarbij betaalbaarheid en toegankelijkheid van elk Covid-19-vaccin,
                  conform de wens van uw Kamer in de motie van het lid Ellemeet over eisen voor de betaalbaarheid
                  en de toegankelijkheid van het COVID-19-vaccin van 2 juli jl.7, belangrijke uitgangspunten zijn. Afspraken over het delen van wetenschappelijke
                  data en intellectueel eigendom maken deel uit van het formele contract dat wordt gesloten.
                  Het is mijn nadrukkelijke bedoeling uw Kamer zoveel mogelijk te informeren over de
                  door de Europese Commissie gemaakte afspraken, zoals ik dat ook heb gedaan bij de
                  afspraken met Oxford/AstraZeneca. Het door de Commissie gesloten contract heeft immers
                  gevolgen voor de aankoop van vaccins voor Nederland en daarmee voor de rijksbegroting.
                  Daarmee geef ik invulling aan de wens van uw Kamer geformuleerd in de motie van het
                  lid Ellemeet over eisen voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van het COVID-19-vaccin
                  van 2 juli jl. om zo spoedig mogelijk zoveel mogelijk inzicht te geven in de gemaakte
                  afspraken.8
Bij het maken van afspraken met kansrijke aanbieders speelt wetenschappelijke informatie
                  over de kandidaat-vaccins een belangrijke rol. Nederland wordt bij de gesprekken met
                  vaccinproducenten onder andere bijgestaan door experts van het RIVM. In aanvulling
                  hierop heb ik het RIVM gevraagd wetenschappelijke kennis ten aanzien van vaccinontwikkeling
                  te borgen in een wetenschappelijk adviespanel. Dit adviespanel, bestaande uit experts
                  op het gebied van vaccinontwikkeling en infectieziekten, draagt zorg voor de wetenschappelijke,
                  onafhankelijke duiding van de veiligheid, werkzaamheid, toediening en beschikbaarheid
                  van COVID-19 kandidaat-vaccins. Samen met Frankrijk heeft Nederland het initiatief
                  genomen om de inzichten van de nationale wetenschappelijke adviespanels uit te wisselen,
                  zodat deze kennis ook voor de onderhandelingen breed beschikbaar is.
               
Ik houd u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen rond het verkrijgen van Covid-19
                  vaccins.
               
6. Stand van zaken uitvoering IC-opschaling
               
Vanwege het risico dat er een tweede golf Covid-19 patiënten komt, heeft de ambtsvoorganger
                  van de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) op 18 mei 2020 aan het LNAZ de opdracht
                  gegeven om, in overleg met de betrokken veldpartijen, met een plan te komen voor de
                  opschaling van de IC-capaciteit in Nederland. Op 30 juni jl. heeft de ambtsvoorganger
                  van de Minister voor MZS dit «Opschalingsplan COVID-19» van het LNAZ ontvangen en
                  met zijn reactie naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 25 295, nr. 455).
               
Inmiddels zijn de ROAZen en ziekenhuizen bezig met opschaling van de IC- en klinische
                  COVID-capaciteit. Het gaat om een stapsgewijze opschaling, van 1.150 naar 1.350 IC-bedden
                  en aanvullend ook 400 extra klinische COVID-bedden per 1 oktober 2020; en aansluitend
                  om opschaling met nog eens 350 flexibele IC-bedden (tot een totaal van 1.700 bedden)
                  en 700 extra flexibele klinische bedden per 1 januari 2021, dus in totaal 1.100 extra
                  klinische bedden. Het gaat hierbij om een tijdelijke opschaling van de capaciteit, alleen bestemd voor het opvangen van COVID-patiënten
                  gedurende de pandemie.
               
Vanuit VWS is in de afgelopen periode veelvuldig contact geweest met de LNAZ, de ROAZ’en
                  en de koepels van de ziekenhuizen over de uitvoering van het Opschalingsplan. Aangezien
                  daarover bij deze partijen nog enkele vragen bestonden, heeft de Minister voor MZS
                  de ROAZ-voorzitters op 5 augustus jl. een brief gestuurd met het doel om te verduidelijken
                  welke verwachtingen er zijn bij de uitbreiding van IC- en klinische COVID-ziekenhuisbedden
                  en onder welke voorwaarden deze gefinancierd zullen worden. De Minister voor MZS heeft
                  hen daarbij verzocht om deze brief te delen en bespreken met de ziekenhuizen die binnen
                  het ROAZ een bijdrage zullen leveren aan de benodigde opschaling van de zorg.
               
De brief van 5 augustus bevat een nadere uitwerking van hetgeen de voormalig Minister
                  voor MZS in zijn brief van 30 juni jl. aan uw Kamer heeft gemeld. Op één punt heeft
                  de Minister voor MZS – op verzoek van de ziekenhuizen en naar aanleiding van de gesprekken
                  die met hen zijn gevoerd- een heroverweging gemaakt. De voormalig Minister voor MZS
                  heeft in eerste instantie (naar aanleiding van de argumentatie in het Opschalingsplan)
                  aangegeven dat opschaling van de capaciteit van ziekenhuisbedden voor COVID-19-patienten,
                  met name vanwege voordelen van schaalgrootte, gerealiseerd zou moeten worden in de
                  ziekenhuizen die momenteel een grote IC-capaciteit hebben. De ROAZen en de Nederlandse
                  Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) hebben daarop echter aangegeven dat de onder hen
                  ressorterende ziekenhuizen er de sterke voorkeur aan geven om de opschaling juist
                  meer te spreiden over de ziekenhuizen in de regio’s, omdat dit van belang is voor
                  de ketensamenwerking in de regio. De ROAZen en deelnemende ziekenhuizen hebben zich
                  in dat kader expliciet gecommitteerd aan de gezamenlijke opschalingsopgave en aan
                  een lijst met de opschaling die per ziekenhuis zal worden gerealiseerd. Omdat de Minister
                  voor MZS veel waarde hecht aan deze overeenstemming tussen alle betrokken ziekenhuizen
                  in de ROAZ-regio’s, ook voor het nu tijdig opschalen van de IC- en klinische capaciteit,
                  heeft zij ingestemd met de door de ROAZ-regio’s ingediende opschalingsvoorstellen
                  per ziekenhuis.
               
De opgave waar de ziekenhuizen nu voor staan in het kader van de opschaling van de
                  IC- en klinische COVID-capaciteit is met name fors op het vlak van het personeel.
                  Voor het verlenen van de benodigde zorg in een opschaalde situatie zijn veel nieuwe
                  en aanvullende IC-zorgmedewerkers nodig, zodat men gezamenlijk en goed voorbereid
                  een eventuele tweede golf aan kan. Daarbij moeten we ook rekening houden met het feit
                  dat het zorgpersoneel nog herstellende is van hun enorme inspanningen tijdens de eerste
                  golf. Het is dan ook van groot belang dat de deelnemende ziekenhuizen de actiepunten
                  uit het Opschalingsplan op dit punt tijdig in gang hebben gezet. In dit kader heeft
                  de Minister voor MZS alle deelnemende ziekenhuizen verzocht om uiterlijk 28 augustus
                  2020 hun opleidingsplannen toe te sturen. Bij de uitwerking van deze opleidingsplannen,
                  ook op instellingsniveau, is betrokkenheid van medewerkers en gebruik maken van hun
                  professionaliteit onontbeerlijk.
               
Op korte termijn zal het kabinet besluiten hoe de kosten van het plan vastgesteld
                  worden en financieel ingepast gaan worden en hoe deze per ziekenhuis en RAV worden
                  vergoed. Intussen zijn de veldpartijen ook op andere onderwerpen die voor de opschaling
                  van groot belang zijn, zoals het vervoer, coördinatie van patiëntenstromen en inzicht
                  in beschikbare bedden, bezig met de opschalingsacties.
               
Uiteraard zal de Minister voor MZS uw Kamer de komende periode op de hoogte houden
                  van de ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van het Opschalingsplan.
               
7. Persoonlijke beschermingsmiddelen
               
Het Landelijke Consortium Hulpmiddelen (LCH) is ontstaan ten tijde van de COVID-19
                  crisis om te voorzien in de aanvullende behoefte aan persoonlijke beschermingsmiddelen
                  en hulpmiddelen voor de zorg ten gevolge van het virus. Uitgangspunt blijft dat zorgaanbieders
                  de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen zo veel mogelijk via
                  hun reguliere leveranciers blijven inkopen. Het LCH blijft voor zorginstellingen zowel
                  in de cure als de care als noodlijn actief. Indien de reguliere kanalen niet in de
                  behoefte kunnen voorzien kunnen zorgaanbieders voor eventuele (aanvullende) behoefte
                  aan persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen nog steeds terecht bij het LCH.
                  Daarnaast blijven zij ook beschermingsmiddelen beschikbaar stellen voor gebruik in
                  de thuiszorg, voor PGB-ers en mantelzorgers. Het LCH geeft aan voldoende persoonlijke
                  beschermingsmiddelen en hulpmiddelen te hebben ingekocht om in de behoefte voor de
                  zorg te kunnen voorzien bij een mogelijke tweede golf en blijft waar nodig zorgen
                  voor de aanvoer van benodigde producten. Zoals de Minister voor MZS u eerder heeft
                  gemeld in de Kamerbrief van 4 juni jl. wordt hiernaast georiënteerd op de mogelijkheid
                  tot het aanleggen van een ijzeren voorraad om toekomstige pieken in de zorg te kunnen
                  opvangen (Kamerstuk 25 295, nr. 386). De Minister voor MZS informeert u hier t.z.t nader over.
               
Het LCH hanteerde tot eind juli «pre-COVID-19»-verkoopprijzen terwijl huidige marktprijzen
                  hoger lagen. Hierdoor ontstond het onwenselijke effect dat het LCH niet als noodvoorraad
                  wordt gebruikt, maar als reguliere leverancier in de zorg. Hiermee werd de markt verstoord,
                  waardoor partijen die regulier leverden zich terugtrokken uit de markt. De afhankelijkheid
                  van LCH en daarmee het risico voor levering en beschikbaarheid wordt daardoor groter.
                  Voor de lange termijn was dit een onwenselijke ontwikkeling. Het LCH heeft daarom
                  ingezet op een meer marktconforme prijs, zodat reguliere marktpartijen de mogelijkheid
                  houden om hun product af te zetten en de zorg niet volledig gaat leunen op het LCH.
                  Dit is in het kader van risicobeperking ook in het belang van de zorgpartijen.
               
Tot slot
De trend van een toenemend aantal besmettingen moeten we weer zien te keren. Het virus
                  circuleert en dat gebeurt in een hogere mate dan we voor de zomer hadden verwacht.
                  Dus we moeten met elkaar waakzaam blijven om het virus onder controle te houden. Door
                  ons verantwoordelijk te gedragen en ons aan de basisregels te blijven houden. Alleen
                  dan kunnen we de versoepelingen die we eerder met elkaar hebben verdiend, ook de komende
                  periode behouden. Een eerstvolgende brief aan uw Kamer hierover voorzie ik voor 1 september
                  als ik uw Kamer tevens informeer over de uitkomsten van het traject Lessons Learned.
                  Medio augustus ontvangt uw Kamer tevens een brief over de coronamelder app.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  H.M. de Jonge
Indieners
- 
              
                  Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport