Brief regering : Ontwikkelingen COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 469
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 augustus 2020
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport
(MZS), de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een aantal actuele ontwikkelingen
met betrekking tot de uitbraak van COVID-19.
De vrijheden die we onszelf deze zomer hebben kunnen veroorloven, gingen gepaard met
een grote verantwoordelijkheid. De afgelopen weken laten zien dat mensen zich onvoldoende
aan de basisregels houden. Dit is direct van invloed op de cijfers. Zo zien we een
toename in het aantal besmettingen en dat is zorgelijk. We moeten met elkaar ervoor
zorgen dat we onze kwetsbare mensen, mensen met een beperking, mensen met een chronische
ziekte en ouderen, blijven beschermen en de mensen in de zorg de ruimte geven om op
adem te komen. We zitten inmiddels in de controlefase. Via het dashboard en maatregelen,
zoals testen en bron-en contactonderzoek, houden we de verspreiding van het virus
nauwkeurig in beeld. Zo weten we, beter dan in maart, waar het virus zit en kunnen
we lokaal maatregelen nemen. Maar het is en blijft van belang dat we ons allemaal
aan de gedragsmaatregelen en adviezen blijven houden, alleen dan zal het lukken om
het virus onder controle te houden.
Omdat we zien dat het niet vanzelf goed gaat, ontwikkelen we in samenwerking met de
veiligheidsregio’s en GGD’en instrumenten die lokaal handelingsperspectief bieden
en die, waar nodig, met landelijke maatregelen worden ondersteund.
Leeswijzer
In deze brief zal ik u eerst informeren over de laatste cijfers en de huidige situatie
nader duiden. Daarna zal ik ingaan op een aantal landelijke maatregelen met betrekking
tot studenten, recreatieve instellingen en horeca. Vervolgens ga ik in op het inrichten
van een testsetting op de luchthaven Schiphol, asymptomatisch testen en thuisquarantaine.
Daarna beschrijf ik de ontwikkelingen met betrekking tot het testen en het bron- en
contactonderzoek en de intensivering van de aanpak van de GGD’en. Tevens zal ik de
laatste stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van een COVID-19 vaccin
toelichten. Tot slot zal ik ingaan op de voortgang van het opschalingsplan IC-capaciteit
en de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ik ga in deze brief niet
in op de verpleeghuizen, omdat ik u hierover heb geïnformeerd in mijn brief van 16 juli
Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf.1
1. De cijfers: oplopend aantal besmettingen
Op 28 juli jl. heb ik per brief de laatste stand van zaken met uw Kamer gedeeld met
betrekking tot het oplopend aantal positief testuitslagen voor COVID-19 in Nederland.2 De afgelopen week hebben we opnieuw een stijging van het aantal positief geteste
mensen gezien. Ondanks een lager aantal afgenomen testen afgelopen week, heeft bijna
een verdubbeling van positief geteste mensen plaatsgevonden. Dit is een zorgelijke
ontwikkeling:
– Het percentage positieve testen op landelijk niveau is deze week gestegen van 1,1%
in de week van 20 juli naar 2,3% in de week van 27 juli.
– Van 1.221 positief geteste personen in de laatste week van juli, is dit aantal afgelopen
week toegenomen tot 2.151 positief geteste personen. Daarbij dient aangetekend te
worden dat dit niet veroorzaakt wordt door het aantal mensen dat zich heeft laten
testen. Sterker nog: in de afgelopen week hebben zich ongeveer 10.000 minder mensen
laten testen dan de week daarvoor.
– Het reproductiegetal (R) bedraagt momenteel 1,2. Dit betekent dat 100 mensen die besmet
zijn met het nieuwe coronavirus samen leiden tot 120 andere mensen die besmet worden.
Hoewel het getal lager is dan de 1,4 dat vorige week is gerapporteerd is de bandbreedte
nauwelijks veranderd en ligt het getal nog steeds boven de 1,0.
Regionale verschillen
Er zijn grote regionale verschillen in het aantal meldingen3. Met name in Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant is een toename te zien
in het aantal meldingen. In vrijwel alle regio’s in Nederland is het percentage positieve
testen hoger dan vorige week. Uitschieters hierbij zijn in de GGD regio’s Rotterdam-Rijnmond,
Amsterdam, West-Brabant, en Haaglanden. Dit zijn ook de regio’s waar de meeste bekende
clusters zijn, en waar een relatief groot aantal personen getest is omdat zij een
nauw contact waren van een persoon met bewezen COVID-19. Rotterdam-Rijnmond is hierbij
nog steeds een uitschieter en dat baart zorgen.
Leeftijd positief geteste personen
Een kwart van de positief geteste personen zien we in de leeftijdsgroep van 20 tot
29 jaar. Ondanks dat de kans veel kleiner is dat deze personen in het ziekenhuis terecht
komen, kunnen zij wel het virus overbrengen op ouderen. De helft van de in het ziekenhuis
opgenomen positief geteste personen is 60 jaar of ouder. Er zijn in de afgelopen week
44 patiënten gemeld die vanwege COVID-19 in het ziekenhuis zijn opgenomen (geweest).
Dat zijn er 21 meer dan vorige week.
Clusters
De GGD probeert via bron- en contactonderzoek de contacten van een besmette persoon
in beeld te brengen en de bron van de besmetting te achterhalen. Wanneer de mogelijke
setting van de besmetting bekend is en er meer dan 3 personen aan elkaar te linken
zijn, spreken we van een cluster. We zien het aantal clusters in Nederland toenemen.
Er zijn volgens het RIVM op dit moment 259 actieve COVID-19 clusters bekend in Nederland.
Dit is een stijging van 126 clusters ten opzichte van de week daarvoor. De bron voor
de meeste besmettingen is nog steeds te vinden in de thuissituatie: bij 44% van alle
clusters. De meeste andere besmettingen zijn het gevolg van contact met familie, vrienden,
feestjes, op het werk of door andere vrijetijdsbesteding zoals horeca of sportclubs.
Dit zijn plaatsen en momenten waar mensen de 1,5 meter maatregel niet naleven.
Ook zijn er zorgen over de verspreiding van het virus onder studenten. Het is bekend
dat de groep jongvolwassenen het grootste aandeel heeft in de positieve testuitslagen.
Sinds 30 juli zijn zes clusters onder studenten gemeld in Rotterdam en Amsterdam.
Bij 1 cluster in Amsterdam moesten al 140 studenten in quarantaine. Het vermoeden
bestaat dat er bij studenten sprake is van onderrapportage. De studentenclusters zijn
ontstaan tijdens verschillende gelegenheden zoals tijdens een terrasbijeenkomst, in
een café en in een strandtent. Er wordt momenteel bron- en contactonderzoek gedaan.
Actuele ontwikkelingen COVID-19-situatie in Caribisch deel van het Koninkrijk
De laatste gegevens van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten het volgende besmettingsbeeld
over de afgelopen periode zien: Aruba (171), Sint Maarten (160), Curaçao (31), Sint
Eustatius (3), Saba (5) en Bonaire (5).
Op Sint Maarten is het aantal nieuwe casussen sinds 16 juli verdubbeld: van 79 naar
160. Ter versterking van de lokale dienst publieke gezondheid zijn er deze week via
een internationaal medisch uitzendbureau 8 extra verpleegkundigen en een arts infectieziektebestrijding
gestuurd en vanuit Nederland een crisiscoördinator ten behoeve van de coördinatie
op het bron- en contactonderzoek. Sinds afgelopen zondag geldt een negatief reisadvies
voor Sint Maarten (code oranje).
Ook Aruba ziet zich gesteld voor een forse toename van nieuwe casussen en heeft hierop
de maatregelen aangescherpt om verdere verspreiding in te perken. Het quarantaine-vrij
reizen voor de benedenwindse eilanden is voorlopig opgeschort. We staan wekelijks
in contact om de consequenties voor het vliegverkeer te bezien.
Om de personele IC capaciteit in de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk
voor het najaar 2020 en voorjaar 2021 op peil te houden, worden er nieuwe afspraken
gemaakt met het Amerikaanse medische uitzendbureau. Met het oog op de opschaling van
de IC capaciteit in Nederland is het niet mogelijk om in Nederland IC personeel te
werven.
2. Maatregelen
Uit de monitoring van de eerder getroffen maatregelen zien we dat mensen zich minder
houden aan de basisregels, zoals het in acht nemen van de 1,5 meter en de hygiënemaatregelen.
Niet alleen in drukke winkelstraten en in de horeca, maar ook bij kleinere bijeenkomsten
in de familiesfeer. Het is van essentieel belang dat deze regels weer beter worden
toegepast en nageleefd. Daarom wordt op een aantal punten de geldende maatregelen
aangescherpt, om zo meer te kunnen doen op locaties waar besmettingen hebben plaatsgevonden
en om preventief te kunnen optreden teneinde nieuwe besmettingen te voorkomen. Het
is in eerste instantie aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s om te beoordelen
welke aanvullende maatregelen zij noodzakelijk achten in hun regio. Het kabinet zal
de komende weken de situatie scherp in de gaten houden, en mocht daar aanleiding voor
zijn, overgaan tot verdere landelijke maatregelen.
Regionaal en lokaal maatwerk
De stijging van besmettingen met COVID19 verschilt sterk per regio in Nederland. Waar
in de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de besmettingen op dit moment een sterke
stijging laten zien, kent de veiligheidsregio Drenthe een stabiel beeld. Dat betekent
dat het nemen van uitsluitend landelijke maatregelen op dit moment niet noodzakelijk
en wenselijk is. Lokaal en regionaal maatwerk is gewenst. De basis is dat we lokaal
en regionaal maatregelen treffen gericht op de situatie ter plekke om het virus onder
controle te houden. Dit sluit aan bij wat ik eerder heb aangegeven, namelijk dat in
de huidige controlefase een meer lokale of regionale aanpak voor de hand ligt, omdat
we op basis van vroegsignalering eerder kunnen constateren waar mogelijke brandhaarden
ontstaan.4 Regionale of lokale overheden zijn dan beter in staat effectieve maatregelen te nemen.
In deze aanpak hebben burgemeesters en voorzitters van de veiligheidsregio’s een cruciale
rol.
Veiligheidsregio’s hebben diverse mogelijkheden om eigenstandig passende en proportionele
maatregelen te treffen. Het kabinet steunt de inzet van deze instrumenten door de
veiligheidsregio’s en zal daar waar nodig additionele maatregelen nemen. In doorlopend
overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s en de GGD’en bespreekt het kabinet
hoe ondersteuning vanuit het Rijk verder kan plaatsvinden. Het is immers noodzakelijk
om gezamenlijk op te trekken om het virus met succes onder controle te kunnen houden.
Zonder uitputtend te willen zijn, is een aantal middelen die de veiligheidsregio’s
ter beschikking staat:
– Gedragsmaatregel, zoals mondkapjesplicht, op aangewezen plaatsen (buiten) voor 13
jaar en ouder.
– Het beperken van de openingstijden van horeca en nachtwinkels indien het te druk wordt,
geen 1,5 meter afstand wordt gehouden en de hygiëne maatregelen onvoldoende worden
toegepast.
– Het verbieden van grootschalige samenkomsten, zoals publiek bij betaald voetbal en
trainingen.
– Het afsluiten van parkeergelegenheden om drukte in bepaalde gebieden te voorkomen.
Dit kan bijvoorbeeld bij stranden, natuurgebieden en drukke stadscentra.
– Het intensiveren van crowd control op drukke plekken.
– Inzetten op snellere en gerichtere handhaving van bestaande basisregels en het bevorderen
van de naleving van sectorale protocollen.
Het is niet uit te sluiten dat indien lokale maatregelen onvoldoende werken, een aantal
van deze maatregelen, zoals het verbieden van publiek bij betaald voetbal en het beperken
van de openingstijden van de horeca landelijk worden opgelegd.
Landelijke maatregelen
Gelet op de toenemende besmettingen en oorzaken daarvan heeft het kabinet, naast maatregelen
die regionaal en lokaal inzetbaar zijn, besloten na overleg met de veiligheidsregio’s
om een drietal aanvullende preventieve maatregelen te treffen gericht op het voorkomen
van de verdere verspreiding van het virus. Deze maatregelen treden op maandag 10 augustus
in werking op basis van een noodverordening van de veiligheidsregio’s.
Allereerst is het voor studentengezelligheidsverenigingen voor de start van het komend
school/academisch jaar niet toegestaan om fysieke wervings- en introductie activiteiten
te ondernemen. Voor studentensportverenigingen en studieverenigingen zijn fysieke
introductieactiviteiten slechts toegestaan voor zover gericht op de introductie van
de sport en de studie. Universiteiten, hogescholen en instellingen voor middelbaar
beroepsonderwijs (de betrokken onderwijsinstellingen) organiseren hun introductieactiviteiten
zo veel mogelijk online. Fysieke activiteiten kunnen alleen in kleine groepen plaatsvinden
en zijn informatief van aard, bijvoorbeeld gerelateerd aan het voorbereiden van het
volgen van onderwijs. Alle fysieke introductieactiviteiten van studieverenigingen,
studentensportverenigingen en betrokken onderwijsinstellingen vinden plaats in kleine
groepen met handhaving van de 1,5m-maatregel, waarbij een eindtijd van 22:00 uur en
een alcoholverbod gelden. Voorts moeten de leiding van betrokken onderwijsinstelling
en de voorzitter van de veiligheidsregio hebben ingestemd met de activiteiten. Hoewel
het kabinet de meerwaarde van een reguliere introductieperiode inziet en begrijpt
dat bovenstaande voor veel jongeren een teleurstelling zal zijn, is het risico op
grootschalige verspreiding van het virus te groot.
Daarnaast neemt het kabinet in de aanwijzing op dat veiligheidsregio’s recreatieve
instellingen (zoals horeca, pretparken, enz.) sluiten voor maximaal 14 dagen bij constatering
van een bronbesmetting door de GGD. Het gaat hierbij om meerdere besmettingen die
gerelateerd zijn aan de locatie. Op deze wijze kan worden onderzocht waardoor deze
besmetting heeft kunnen plaatsvinden en kan de eigenaar aanvullende maatregelen treffen
zodat onder meer de hygiëneregels en de 1,5 meter maatregel daarna beter toegepast
worden.
Tot slot treft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen voor de horeca. Afgelopen
periode is gebleken dat de bestaande protocollen onvoldoende zijn toegepast en men
op veel plekken steeds soepeler omgaat met de geldende regels. Daarom is besloten
dat voor alle horeca, zowel binnen als buiten en onafhankelijk van de omvang van de
horecagelegenheid, gewerkt moet worden met reservering (van tevoren of aan de deur),
een gezondheidscheck (triage) en het toewijzen van een vaste zitplaats (placering).
Hiermee wordt een eerdere versoepeling voor horecagelegenheden teruggedraaid. Daarnaast
worden alle bezoekers gevraagd zich te registreren. Te vaak loopt het bron en contactonderzoek
dood en dat tast een belangrijke pijler in de aanpak van het virus aan. Daarom is
het nodig dat bezoekers hun naam en contactgegevens achterlaten zodat de GGD contact
kan opnemen bij een besmetting met mensen die de horecagelegenheid hebben bezocht.
Het is gebleken dat het uitvoeren van bron- en contactonderzoek bij mensen die in
horeca zijn geweest, complex is. Hoe meer en eerder contacten in beeld zijn, hoe sneller
en efficiënter de GGD zijn werk kan doen, en hoe sneller ingrijpen mogelijk is. Om
die reden is er belangrijk dat gasten in de horeca zich registreren. Het kabinet heeft
besloten een registratieplicht in te voeren. De ondernemer wordt verplicht om aan
de gasten toestemming te vragen voor het tijdelijk opslaan en – in geval van een besmetting
– op verzoek van de GGD doorgeven van naam en contactgegevens ten behoeve van bron-
en contactonderzoek. Deze verwerking van persoonsgegevens berust op instemming van
de gast. Als een gast geen toestemming wil geven, kan de toegang tot de horeca niet
worden geweigerd. Gasten hebben belang bij registratie, omdat zij dan door de GGD
benaderd worden met het verzoek om mee te werken aan bron- en contactonderzoek als
betrokkene in de horecagelegenheid mogelijk in contact is geweest met een besmette
andere gast of personeelslid.
3. Inrichten testsetting, testen van mensen zonder klachten en thuisquarantaine
Met mijn brief van 31 juli jl.5 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het OMT advies inzake thuisquarantaine en asymptomatisch
testen en de stappen die naar aanleiding daarvan worden genomen. Daarbij is de basis:
kom je terug uit een vanwege coronarisico’s oranje land/regio (hierna: risicogebied)
ga dan 14 dagen in thuisquarantaine om te voorkomen dat je onverhoopt het coronavirus
hebt meegenomen en anderen besmet. Het OMT adviseerde ook te kijken naar mogelijkheden
om deze reizigers te registreren en te kijken naar een mogelijke steekproefsgewijze
testsetting voor binnenkomende reizigers. In de vorige brief heb ik een aantal stappen
uiteengezet die ik hier verder uitwerk.
a) Terugkerende reizigers uit risicogebieden
Testen van reizigers op Schiphol
Mensen die terugkeren uit een risicogebied hebben een hoger risico op besmetting,
omdat er in de omgeving waar ze geweest zijn meer besmettingen waren. Gezien de risico’s
op de import van het coronavirus, zoals we die ook in maart hebben gezien uit Oostenrijk
en Italië, en daarbij nu vooral het risico dat mensen zonder klachten wel met corona
(terug)reizen naar Nederland, is het van belang om te voorkomen dat er verdere verspreiding
in Nederland komt vanuit het buitenland.
Het streven is daarom om eind volgende week te starten met een eerste teststraat op
Schiphol, waar reizigers uit een risicogebied ongeacht of ze klachten hebben, kunnen
worden getest. De voorbereidingen zijn nu in volle gang. In overleg met Schiphol en
GGD Kennemerland wordt bepaald welke prioritering we bij de start willen hanteren
bij inkomende vluchten. Op Schiphol komen op dit moment elke dag gemiddeld 5.000 mensen
per dag aan uit een (deel van een) risicoland. Het gaat dan om de mensen die ook daadwerkelijk
Nederland in komen, dus niet mensen die alleen een overstap op Schiphol maken. Van
deze circa 5.000 reizigers komen circa 2.000 uit Europese landen en regio’s zoals
Kroatië, Barcelona en Lissabon, de andere reizigers komen uit derde landen6. Overigens is het aantal reisbewegingen naar en van derde landen door het Europese
inreisverbod nog sterk beperkt. De cijfers zijn een momentopname van een zeer recente
periode. Perioden hierna of hiervoor kunnen daarom afwijken, bijvoorbeeld ook als
er iets in de reisadviezen verandert.
De teststraat zal conform RIVM-richtlijnen worden ingericht. Aangezien hier een kans
ligt om ook nader onderzoek te doen naar de effectiviteit van asymptomatisch testen,
zal het project worden begeleid door het RIVM. Reizigers worden aangespoord om gebruik
te maken van de teststraat. Vanaf volgende week wordt gestart met het testen van inkomende
reizigers op Schiphol. Het doel is om op korte termijn álle reizigers die op de luchthavens
in Nederland binnen komen uit risicogebied zich te laten testen. Ook op Eindhoven
Airport en Rotterdam/The Hague Airport komen immers vluchten aan uit landen met een
verhoogd corona risico. Op dit moment vliegen er op beide luchthavens gezamenlijk
iets minder dan 1000 mensen per dag uit zo’n land naar Nederland waarvan het merendeel
op Eindhoven.
Proces op Schiphol
Reizigers die op Schiphol aankomen uit een risicogebied krijgen bij aankomst nu al
een brief uitgereikt met informatie over thuisquarantaine. Inkomende reizigers zullen
vanaf volgende week ook worden gewezen op de teststraat op Schiphol waar zij zich
gratis kunnen laten testen. De locatie ligt centraal en is goed bereikbaar.
Thuisquarantaine na een test op Schiphol
Aangezien testen van mensen zonder klachten, asymptomatisch dus, een momentopname
is, moet men ook na een negatieve testuitslag nog wel in thuisquarantaine. Testen
vervangt de 14 dagen thuisquarantaine dus niet, het is een aanvulling om mensen met
een besmetting snel op te sporen en inzicht te krijgen in hoeveel reizigers zonder
klachten toch positief testen op COVID-19.
Mensen die niet met het vliegtuig reizen
Niet iedereen die uit een land komt waar vanwege corona een oranje reisadvies geldt,
komt met het vliegtuig in Nederland. Er komen ook mensen met de trein of bus, bijvoorbeeld
uit Antwerpen, en uiteraard ook veel mensen met de auto. Om ook deze mensen te bereiken
zal worden ingezet op aanvullende communicatie bij treinen, bussen en langs de weg.
Daar zal ook de boodschap zijn: kom je terug uit een land dat vanwege corona een oranje
reisadvies heeft, ga 14 dagen in thuisquarantaine. Indien uit het onderzoek van testen
van mensen zonder klachten op luchthavens blijkt dat dit een toegevoegde waarde heeft,
zal ik de komende weken besluiten of en hoe we dit ook voor andere terugkerende reizigers
kunnen gaan implementeren. Hier zullen we moeten bekijken wat passend is voor welke
reizigers en hoe we hen kunnen bereiken met de juiste boodschap.
Registratie reizigers uit risicolanden
In de brief van 31 juli jl. ben ik uitgebreid ingegaan op het intensiveren van de
communicatie over de thuisquarantaine. Het OMT adviseerde om reizigers uit corona
risicogebieden op enigerlei wijze te registreren. Zoals vorige week aangegeven, heeft
het kabinet onderzocht welke mogelijkheden er zijn om reizigers uit risicogebieden
te registeren met als doel om een goed overzicht en een adequate informatievoorziening
te borgen. Daarvoor zetten we in op het opvragen van passagiersgegevens. Het doel
van het opvragen van passagiersgegevens is het uitvoeren van steekproefsgewijze controles,
onder andere bestaande uit het nabellen van mensen om te vragen of zij zich aan de
thuisquarantaine houden en benadrukken dat zij zich bij klachten direct moeten laten
testen. Inzet is om hiervoor, om de GGD niet te belasten, het landelijk call center
in te zetten.
Ik ga passagiersgegevens opvragen voor schepen, zoals cruises, en luchtvaartuigen
die met reservering werken voor zover vervoerders hierover de beschikking hebben.
Dit kan op grond van artikel 53 lid 3 Wet publieke gezondheid. Ik ga met de luchtvaartmaatschappijen
en rederijen in gesprek over de praktische uitvoering hiervan.
Voor internationale treinen en bussen ontbreekt een wettelijke grondslag om passagiersgegevens
op te vragen. Over de praktische uitvoering ten aanzien van deze vervoersmodaliteiten
ga ik samen met betrokken partijen bekijken wat de eventuele mogelijkheden zouden
zijn om te kunnen beschikken over passagiersgegevens.
Europese afstemming
Het is van belang om, waar mogelijk, binnen Europa zoveel mogelijk samen op te trekken.
Dat doen we bijvoorbeeld door samen te bepalen welke landen buiten Europa/Schengen/VK
we veilig achten om het Europese inreisverbod op te heffen. En ook weer in te voeren
als het slechter gaat.
b) Personen zonder klachten na een melding van een risicovol contact door de CoronaApp.
Vanaf 17 augustus start een proef met de app in Twente en Drenthe. Daar zal de mogelijkheid
worden geboden dat mensen, die een melding krijgen in de app, zich 7 dagen na het
risicovolle contact kunnen laten testen, ook als er geen verschijnselen zijn. Ik heb
het OMT gevraagd mij te adviseren over de specifieke termijn. Naast deze toets in
de praktijk, doe ik een uitvoeringstoets om de gevolgen van deze aanpassing rond het
testen voor de GGD in kaart te brengen. Dit om te bepalen wat zij nodig hebben om
mensen die een melding krijgen in de app in hun regio 7 dagen na het risicovolle contact
te testen. Ik benut de resultaten van de uitvoeringstoets bij de landelijke invoering
van de app per 1 september.
c) Testen van mensen zonder klachten
Het RIVM adviseert dat testen van mensen zonder klachten nuttig kan zijn als je de
periode van de besmetting en de eerste klachten tot en met de uitslag en de start
van het bron-en contactonderzoek zo kort mogelijk maakt.
Ten eerste is het nodig dat we zorgen dat mensen met klachten zich zo snel mogelijk
laten testen. Vaak blijken mensen voordat ze zich melden al enige tijd klachten te
hebben, daardoor verliezen we kostbare tijd. Snelheid is van groot belang, en snelheid
begint bij het besluit van iedereen om zich bij milde klachten meteen te laten testen.
Ten tweede is het van belang dat we het testproces versnellen. Daarvoor is het belang
dat alle schakels in de keten tijdig hun werk doen: het maken van een afspraak, de
afname van het monster, vervoer naar het lab, testen in het lab, het doorgeven van
de uitslag door het lab en het doorbellen van de uitslag door de GGD. De inzet van
CoronIT en het testportaal waar ik hieronder op in ga, dragen bij aan een betere werking
van de keten.
Ik heb het OMT gevraagd mij te adviseren vanaf welk moment het asymptomatisch testen
bij nauwe contacten uit het bron-en contactonderzoek voldoende toegevoegde waarde
heeft.
4. Stand van zaken intensivering GGD’en
Testen
Vorige weken waren de drukste weken tot nu toe wat coronatests betreft, sinds de start
op 1 juni. In de week van 18 tot en met 25 juli werden er 111.764 testen afgenomen.
Een toename van 25% ten opzichte van de week ervoor. De afgelopen week lijkt het aantal
testaanvragen te dalen. De exacte reden van de huidige toename is niet bekend en ik
vraag het RIVM om hiernaar te kijken.
Opschaling is maatwerk; elke GGD-regio houdt de ontwikkelingen binnen de regio nauwgezet
in de gaten en schaalt op (en ook weer af) als de situatie daarom vraagt. Tegelijkertijd
werken de 25 GGD’en nauw samen. Zo is uitwijken naar regio’s waar het minder druk
is mogelijk voor mensen die verder willen en kunnen reizen.
Ondertussen wordt er door GGD’en gewerkt aan meer aanbod: er worden nieuwe teststraten
opgezet, bestaande teststraten worden uitgebreid, openingstijden worden verruimd en
werken de GGD aan een verdere uitbreiding van mogelijkheden voor mobiele testafname
en afname bij mensen thuis. Alle GGD’en bereiden zich nu al voor op extra capaciteit
in het najaar. In dit landelijke opschalingsplan wordt ook ingezet op een flexibele
landelijke schil voor testafname: als erin het najaar regio’s zijn waar virus plotseling
opleeft en er sprake is van een piek, kunnen deze flexibele testfaciliteiten worden
ingezet.
Snellere doorlooptijden in de testketen
Ook met uw Kamer deel ik het streven om de doorlooptijd van bellen voor een afspraak
tot de testuitslag maximaal 48 uur te laten zijn. Maar dat begint bij de mensen zelf;
de ervaring tot nu toe leert dat nog te veel mensen met milde klachten te lang wachten
om zich te laten testen. Als vervolgens met 0800–1202 wordt gebeld, is het in de meeste
regio’s in Nederland mogelijk om dezelfde of de volgende dag een testafspraak te hebben.
In een aantal regio’s werd dit de afgelopen weken niet gehaald en zijn de betreffende
GGD’en hard aan het werk gegaan om dit te herstellen. Dat is in de meeste gevallen
ook gelukt.
Het blijkt helaas een stuk lastiger om de tijd tussen testafname en testuitslag binnen
de 24 uur te houden en nog te veel mensen moeten langer dan 24 uur wachten op hun
testuitslag.
Met de GGD’en maak ik daarom afspraken om de huidige doorlooptijden substantieel te
verkorten. Daarvoor is het belang dat alle stappen in de keten soepel verlopen: het
maken van een afspraak, de afname van het monster, het vervoer naar het lab, het testen
in het lab, het doorgeven van de uitslag door het lab en het doorbellen van de uitslag
door de GGD. Vanaf 1 september is het ondersteunende ICT-systeem voor deze testketen
(CoronIT) verder verbeterd waardoor een heel precies beeld ontstaat over de doorlooptijden
per fase en de knelpunten die er landelijke én lokaal ontstaan. En dat maakt gericht
ingrijpen dan ook mogelijk.
Vervolgens is het de verwachting dat door het live gaan van het digitaal portaal op
12 augustus (waar je met je DigID zelf een afspraak kan maken en je eigen testuitslag
ook zelf weer kunt inzien) de doorlooptijden verder verbeteren. En tot slot ben ik
met GGD’en in gesprek over creatieve oplossingen om (vooral de negatieve) testuitslagen
sneller aan de burgers terug te koppelen.
In de communicatie wil ik meer de nadruk leggen op de boodschap dat mensen zich bij
klachten sneller moeten te laten testen. Vaak blijken mensen voordat ze zich melden
al enige tijd klachten te hebben, daardoor verliezen we kostbare tijd. Snelheid is
van groot belang, en snelheid begint bij het besluit van iedereen om zich bij milde
klachten meteen te laten testen.
Stand van zaken bron-en contactonderzoek
In mijn eerder Kamerbrieven van 22 juli en 28 jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over
de ontwikkelingen op het vlak van bron- en contactonderzoek. De capaciteit die de
GGD’en regionaal beschikbaar hebben voor bron- en contactonderzoek is de afgelopen
weken verder opgeschaald. Voor de regionale (2%) alsook voor de landelijke capaciteit
(5%) is uitgegaan van percentages van het aantal positieve
testuitslagen bij 30.000 testen per dag. De opschaling van de GGD’en is op deze capaciteit
gericht. Op dit moment kunnen dagelijks zo’n 600 bron- en contactonderzoeken worden
gedaan en de GGD’en kunnen dit met behulp van een landelijke flexibele capaciteit
nu snel opschalen naar 1500. Inmiddels hebben 9 regio’s gebruik gemaakt van deze landelijke
capaciteit. Dit betrof onder meer de regio’s Rijnmond, Amsterdam en Zeeland. Mede
hierdoor lukt het om het zo het bron- en contactonderzoek snel mogelijk na ontvangst
van een positieve uitslag op te starten. In het overgrote deel van het bron- en contactonderzoek
is dit binnen 24 uur.
De GGD is bezig de landelijke capaciteit de komende dagen versneld in te zetten bij
die regio’s waar het het meest nodig is. Daar bovenóp wordt de komende twee weken
gewerkt aan een substantiële aanvullende opschaling van nog eens 500 fte.
Op dit moment wordt dan ook op grote schaal bron- en contactonderzoekers opgeleid
en de GGD heeft besloten dit proces ook verder te versnellen.
Vergroten van de testcapaciteit aan de laboratoriumkant
Om de capaciteit van de laboratoria al in het najaar voldoende te vergroten, is er
na goedkeuring van het OMT besloten om ook gebruik te gaan maken van het zogenaamde
poolen van meerdere monsters in één PCR test; een test die het virus aantoont. Dit
kan alleen als het monsters betreft die uit een populatie komen waar hooguit 5% besmettingen
zijn. De monsters uit de pools die een positieve uitslag geven, zullen natuurlijke
allemaal enkelvoudig opnieuw worden getest zonder dat de testuitslag hierdoor vertraagd
zal worden. Dit bespaart overigens ongeveer 40% van de kosten in de laboratoria, terwijl
capaciteit per dag in potentie met een factor 5 kan worden vergroot. Ik ga overeenkomsten
aan met een aantal laboratoria om daar grote volumes door middel van deze pooling
te testen. Populaties met een verwachting van meer dan 5% positieve uitslagen, zoals
de nauwe contacten uit het bron- en contact onderzoek (ca. 13% positief) en mensen
met ernstige symptomen zullen niet voor gepoold testen in aanmerking komen, omdat
de kans op een positieve uitslag in deze groepen meer dan 5% is.
Verder volgt de overheid nauwlettend de ontwikkeling van diverse innovatieve testmethoden,
omdat deze bijvoorbeeld minder invasief zijn, snel (binnen enkele minuten) een uitslag
geven of goedkoop zijn. Voorbeelden zijn een ademtest, een speekseltest, maar ook
testen die op een hele nieuwe manier de aanwezigheid van het COVID-19 virus aantonen
door technieken die chemische eigenschappen van het virus middels artificiële intelligentie
kunnen herkennen.
5. Stand van zaken ontwikkeling vaccin
Wereldwijd wordt er door vaccinontwikkelaars en -producenten hard gewerkt aan een
COVID-19 vaccin. Het zo snel mogelijk ontwikkelen en beschikbaar krijgen van veilige
en effectieve vaccins heeft de hoogste prioriteit. In Europees verband wordt intensief
onderhandeld met verschillende aanbieders.
Na het akkoord dat de vier landen van de Inclusieve Vaccin Alliantie hebben gesloten
met AstraZeneca, is een nieuwe mijlpaal bereikt bij het veiligstellen van vaccins
voor de Europese bevolking. De Europese Commissie heeft afgelopen vrijdag in een persbericht
laten weten, dat de verkennende gesprekken met het consortium Sanofi Pasteur en GSK
(hierna: Sanofi) zijn afgerond. De gesprekken met Sanofi zullen net als die met AstraZeneca
uitmonden in een door de Europese Commissie te sluiten contract. Op basis van dit
contract zal Sanofi in het derde en vierde kwartaal van 2021 300 miljoen vaccins aan
de lidstaten van de Europese Unie leveren, mits het vaccin succesvol alle stappen
in de ontwikkeling doorloopt en toegelaten wordt tot de Europese markt. De lidstaten
krijgen een optie om deze vaccins aan te kopen. Sanofi tracht in juni 2021 de toelatingsprocedure
bij het Europees Medicijn Agentschap (EMA) succesvol af te ronden, zodat onmiddellijk
daarna overgegaan kan worden tot distributie van de vaccins. De afspraken met Sanofi
zullen net als die met AstraZeneca uitmonden in een door de Europese Commissie te
sluiten contract. De Europese Commissie financiert de aanbetalingen vanuit het Emergency
Support Instrument; de kosten voor de vaccins worden gedragen door de lidstaten zelf
en meegefinancierd door de Europese Commissie. De Commissie en het onderhandelingsteam
voeren op dit moment intensieve gesprekken met een groot aantal aanbieders van kansrijke
kandidaat-vaccins. Het doel is om een breed portfolio samen te stellen van vaccins
waarbij ook verschillende typen vaccins vertegenwoordigd zijn.
In mijn brief van 25 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inspanningen van
de Europese Commissie om namens alle lidstaten van de Europese Unie zogenoemde advance
payment agreements te sluiten met aanbieders van een kansrijk kandidaat-vaccin tegen
COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 428). De Inclusieve Vaccin Alliantie is opgegaan in dit initiatief van de Europese Commissie
voor de centrale aankoop van COVID-19-vaccins voor alle lidstaten van de EU. De Europese
Commissie heeft hierbij ook middelen vanuit het Europese Emergency Support Instrument
(2,7 miljard euro) beschikbaar gemaakt ten behoeve van deze advance payment agreements.
Nederland maakt onderdeel uit van het zogenoemde Joint Negotiation Team dat de onderhandelingen
met de aanbieders voert. Naast de Europese Commissie en Nederland zijn Duitsland,
Frankrijk, Italië, Spanje, Zweden en Polen in het onderhandelingsteam vertegenwoordigd.
Bij de onderhandelingen met vaccinproducenten maakt de Europese Commissie prijsafspraken
met producenten waarbij betaalbaarheid en toegankelijkheid van elk Covid-19-vaccin,
conform de wens van uw Kamer in de motie van het lid Ellemeet over eisen voor de betaalbaarheid
en de toegankelijkheid van het COVID-19-vaccin van 2 juli jl.7, belangrijke uitgangspunten zijn. Afspraken over het delen van wetenschappelijke
data en intellectueel eigendom maken deel uit van het formele contract dat wordt gesloten.
Het is mijn nadrukkelijke bedoeling uw Kamer zoveel mogelijk te informeren over de
door de Europese Commissie gemaakte afspraken, zoals ik dat ook heb gedaan bij de
afspraken met Oxford/AstraZeneca. Het door de Commissie gesloten contract heeft immers
gevolgen voor de aankoop van vaccins voor Nederland en daarmee voor de rijksbegroting.
Daarmee geef ik invulling aan de wens van uw Kamer geformuleerd in de motie van het
lid Ellemeet over eisen voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van het COVID-19-vaccin
van 2 juli jl. om zo spoedig mogelijk zoveel mogelijk inzicht te geven in de gemaakte
afspraken.8
Bij het maken van afspraken met kansrijke aanbieders speelt wetenschappelijke informatie
over de kandidaat-vaccins een belangrijke rol. Nederland wordt bij de gesprekken met
vaccinproducenten onder andere bijgestaan door experts van het RIVM. In aanvulling
hierop heb ik het RIVM gevraagd wetenschappelijke kennis ten aanzien van vaccinontwikkeling
te borgen in een wetenschappelijk adviespanel. Dit adviespanel, bestaande uit experts
op het gebied van vaccinontwikkeling en infectieziekten, draagt zorg voor de wetenschappelijke,
onafhankelijke duiding van de veiligheid, werkzaamheid, toediening en beschikbaarheid
van COVID-19 kandidaat-vaccins. Samen met Frankrijk heeft Nederland het initiatief
genomen om de inzichten van de nationale wetenschappelijke adviespanels uit te wisselen,
zodat deze kennis ook voor de onderhandelingen breed beschikbaar is.
Ik houd u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen rond het verkrijgen van Covid-19
vaccins.
6. Stand van zaken uitvoering IC-opschaling
Vanwege het risico dat er een tweede golf Covid-19 patiënten komt, heeft de ambtsvoorganger
van de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) op 18 mei 2020 aan het LNAZ de opdracht
gegeven om, in overleg met de betrokken veldpartijen, met een plan te komen voor de
opschaling van de IC-capaciteit in Nederland. Op 30 juni jl. heeft de ambtsvoorganger
van de Minister voor MZS dit «Opschalingsplan COVID-19» van het LNAZ ontvangen en
met zijn reactie naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 25 295, nr. 455).
Inmiddels zijn de ROAZen en ziekenhuizen bezig met opschaling van de IC- en klinische
COVID-capaciteit. Het gaat om een stapsgewijze opschaling, van 1.150 naar 1.350 IC-bedden
en aanvullend ook 400 extra klinische COVID-bedden per 1 oktober 2020; en aansluitend
om opschaling met nog eens 350 flexibele IC-bedden (tot een totaal van 1.700 bedden)
en 700 extra flexibele klinische bedden per 1 januari 2021, dus in totaal 1.100 extra
klinische bedden. Het gaat hierbij om een tijdelijke opschaling van de capaciteit, alleen bestemd voor het opvangen van COVID-patiënten
gedurende de pandemie.
Vanuit VWS is in de afgelopen periode veelvuldig contact geweest met de LNAZ, de ROAZ’en
en de koepels van de ziekenhuizen over de uitvoering van het Opschalingsplan. Aangezien
daarover bij deze partijen nog enkele vragen bestonden, heeft de Minister voor MZS
de ROAZ-voorzitters op 5 augustus jl. een brief gestuurd met het doel om te verduidelijken
welke verwachtingen er zijn bij de uitbreiding van IC- en klinische COVID-ziekenhuisbedden
en onder welke voorwaarden deze gefinancierd zullen worden. De Minister voor MZS heeft
hen daarbij verzocht om deze brief te delen en bespreken met de ziekenhuizen die binnen
het ROAZ een bijdrage zullen leveren aan de benodigde opschaling van de zorg.
De brief van 5 augustus bevat een nadere uitwerking van hetgeen de voormalig Minister
voor MZS in zijn brief van 30 juni jl. aan uw Kamer heeft gemeld. Op één punt heeft
de Minister voor MZS – op verzoek van de ziekenhuizen en naar aanleiding van de gesprekken
die met hen zijn gevoerd- een heroverweging gemaakt. De voormalig Minister voor MZS
heeft in eerste instantie (naar aanleiding van de argumentatie in het Opschalingsplan)
aangegeven dat opschaling van de capaciteit van ziekenhuisbedden voor COVID-19-patienten,
met name vanwege voordelen van schaalgrootte, gerealiseerd zou moeten worden in de
ziekenhuizen die momenteel een grote IC-capaciteit hebben. De ROAZen en de Nederlandse
Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) hebben daarop echter aangegeven dat de onder hen
ressorterende ziekenhuizen er de sterke voorkeur aan geven om de opschaling juist
meer te spreiden over de ziekenhuizen in de regio’s, omdat dit van belang is voor
de ketensamenwerking in de regio. De ROAZen en deelnemende ziekenhuizen hebben zich
in dat kader expliciet gecommitteerd aan de gezamenlijke opschalingsopgave en aan
een lijst met de opschaling die per ziekenhuis zal worden gerealiseerd. Omdat de Minister
voor MZS veel waarde hecht aan deze overeenstemming tussen alle betrokken ziekenhuizen
in de ROAZ-regio’s, ook voor het nu tijdig opschalen van de IC- en klinische capaciteit,
heeft zij ingestemd met de door de ROAZ-regio’s ingediende opschalingsvoorstellen
per ziekenhuis.
De opgave waar de ziekenhuizen nu voor staan in het kader van de opschaling van de
IC- en klinische COVID-capaciteit is met name fors op het vlak van het personeel.
Voor het verlenen van de benodigde zorg in een opschaalde situatie zijn veel nieuwe
en aanvullende IC-zorgmedewerkers nodig, zodat men gezamenlijk en goed voorbereid
een eventuele tweede golf aan kan. Daarbij moeten we ook rekening houden met het feit
dat het zorgpersoneel nog herstellende is van hun enorme inspanningen tijdens de eerste
golf. Het is dan ook van groot belang dat de deelnemende ziekenhuizen de actiepunten
uit het Opschalingsplan op dit punt tijdig in gang hebben gezet. In dit kader heeft
de Minister voor MZS alle deelnemende ziekenhuizen verzocht om uiterlijk 28 augustus
2020 hun opleidingsplannen toe te sturen. Bij de uitwerking van deze opleidingsplannen,
ook op instellingsniveau, is betrokkenheid van medewerkers en gebruik maken van hun
professionaliteit onontbeerlijk.
Op korte termijn zal het kabinet besluiten hoe de kosten van het plan vastgesteld
worden en financieel ingepast gaan worden en hoe deze per ziekenhuis en RAV worden
vergoed. Intussen zijn de veldpartijen ook op andere onderwerpen die voor de opschaling
van groot belang zijn, zoals het vervoer, coördinatie van patiëntenstromen en inzicht
in beschikbare bedden, bezig met de opschalingsacties.
Uiteraard zal de Minister voor MZS uw Kamer de komende periode op de hoogte houden
van de ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van het Opschalingsplan.
7. Persoonlijke beschermingsmiddelen
Het Landelijke Consortium Hulpmiddelen (LCH) is ontstaan ten tijde van de COVID-19
crisis om te voorzien in de aanvullende behoefte aan persoonlijke beschermingsmiddelen
en hulpmiddelen voor de zorg ten gevolge van het virus. Uitgangspunt blijft dat zorgaanbieders
de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen zo veel mogelijk via
hun reguliere leveranciers blijven inkopen. Het LCH blijft voor zorginstellingen zowel
in de cure als de care als noodlijn actief. Indien de reguliere kanalen niet in de
behoefte kunnen voorzien kunnen zorgaanbieders voor eventuele (aanvullende) behoefte
aan persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen nog steeds terecht bij het LCH.
Daarnaast blijven zij ook beschermingsmiddelen beschikbaar stellen voor gebruik in
de thuiszorg, voor PGB-ers en mantelzorgers. Het LCH geeft aan voldoende persoonlijke
beschermingsmiddelen en hulpmiddelen te hebben ingekocht om in de behoefte voor de
zorg te kunnen voorzien bij een mogelijke tweede golf en blijft waar nodig zorgen
voor de aanvoer van benodigde producten. Zoals de Minister voor MZS u eerder heeft
gemeld in de Kamerbrief van 4 juni jl. wordt hiernaast georiënteerd op de mogelijkheid
tot het aanleggen van een ijzeren voorraad om toekomstige pieken in de zorg te kunnen
opvangen (Kamerstuk 25 295, nr. 386). De Minister voor MZS informeert u hier t.z.t nader over.
Het LCH hanteerde tot eind juli «pre-COVID-19»-verkoopprijzen terwijl huidige marktprijzen
hoger lagen. Hierdoor ontstond het onwenselijke effect dat het LCH niet als noodvoorraad
wordt gebruikt, maar als reguliere leverancier in de zorg. Hiermee werd de markt verstoord,
waardoor partijen die regulier leverden zich terugtrokken uit de markt. De afhankelijkheid
van LCH en daarmee het risico voor levering en beschikbaarheid wordt daardoor groter.
Voor de lange termijn was dit een onwenselijke ontwikkeling. Het LCH heeft daarom
ingezet op een meer marktconforme prijs, zodat reguliere marktpartijen de mogelijkheid
houden om hun product af te zetten en de zorg niet volledig gaat leunen op het LCH.
Dit is in het kader van risicobeperking ook in het belang van de zorgpartijen.
Tot slot
De trend van een toenemend aantal besmettingen moeten we weer zien te keren. Het virus
circuleert en dat gebeurt in een hogere mate dan we voor de zomer hadden verwacht.
Dus we moeten met elkaar waakzaam blijven om het virus onder controle te houden. Door
ons verantwoordelijk te gedragen en ons aan de basisregels te blijven houden. Alleen
dan kunnen we de versoepelingen die we eerder met elkaar hebben verdiend, ook de komende
periode behouden. Een eerstvolgende brief aan uw Kamer hierover voorzie ik voor 1 september
als ik uw Kamer tevens informeer over de uitkomsten van het traject Lessons Learned.
Medio augustus ontvangt uw Kamer tevens een brief over de coronamelder app.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport