Brief regering : Stand van zaken antibioticumbeleid in de veehouderij
29 683 Dierziektebeleid
Nr. 252 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juli 2020
Samen met veehouders en dierenartsen zet ik al jaren in op reductie van het gebruik
van antibiotica. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie
te bereiken in de dierhouderij. Antibioticaresistentie is een risico voor de gezondheid
van mens en dier.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Medische Zorg en
Sport, over ontwikkelingen in het antibioticumbeleid in de veehouderij, het rapport
van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa), de onderzoeksrapporten over kritische
succesfactoren (KSF) antibioticumgebruik in verschillende diersectoren en dierenartsen
en de evaluatie gewijzigde antibioticumwetgeving. Ten slotte informeer ik uw Kamer
over ontwikkelingen op internationaal gebied.
Algemeen
Het beleid heeft in de periode 2009–2019 geleid tot een vermindering van het antibioticumgebruik
in de dierhouderij met 69,6%. Dit is een prestatie van veehouders en dierenartsen
samen waarvoor ik grote waardering heb. Hiermee is de oorspronkelijke generieke 70%
reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij, welke inmiddels is vervangen door
sectorspecifieke reductiedoelstellingen, zo goed als behaald. Dit resultaat is op
10 juni 2020 door de SDa gepubliceerd in het rapport «Het gebruik van antibiotica
van landbouwhuisdieren in 2019».1
Als gevolg van de vermindering van het antibioticumgebruik zijn de resistentieniveaus
in de dierhouderij in Nederland sinds 2009 substantieel gedaald. In de MARAN rapportage2 wordt het antibioticumgebruik en de antibioticaresistentie beschreven in Nederland
bij mens en dier in 2019. Uit deze rapportage blijkt dat in het algemeen de resistentie
bij vleeskuikens en varkens stabiliseert en bij vleeskalveren iets afneemt ten opzichte
van 2018. Bij melkvee is dit al jaren op een laag niveau.
ESBL producerende darmbacteriën zijn volgens de Gezondheidsraad één van de meest risicovolle
resistente bacteriën voor de volksgezondheid. De MARAN-rapportage toont dat er in
2019 een afname is in het percentage dieren met ESBL producerende darmbacteriën bij
alle veehouderijsectoren in vergelijking met 2018. De grootste afname is te zien in
de vleeskuikensector van 66% naar 17,9% tussen 2014 en 2019.
Naar de stijging in voorafgaande jaren in percentage dieren met ESBL producerende
darmbacteriën in de vleeskalverhouderij verricht Wageningen UR op dit moment onderzoek.
Het antibioticabeleid, toegelicht in de brief van september 2019 (Kamerstuk 29 683, nr. 249) richt zich momenteel op een sectorspecifieke aanpak, het verbeteren van de diergezondheid
en een focus op zogenoemde «hooggebruikers». De onderzoeken en acties die voortkomen
uit dit beleid per sector licht ik hieronder toe.
De SDa heeft vorig jaar geadviseerd om in de geitenhouderij het gebruik van antibiotica
via wet- en regelgeving verplicht te gaan registreren. De geitensector heeft dit advies
overgenomen en de overheid verzocht de diercategorie geiten toe te voegen aan de wetgeving
zodat er melding moet worden gedaan van het voorschrijven en toepassen van antibiotica.
De sector is bezig met het in werking stellen van een databank, zodat toetreding mogelijk
is per 1 januari 2021 en net als bij andere sectoren de verplichte antibioticummonitoring
kan starten.
De kalkoensector heeft bij het Ministerie van LNV een verzoek ingediend om de Regeling
diergeneesmiddelen bijlage 9 toe te passen op deze sector. Ik tref voorbereidingen
om de regelgeving hierop aan te passen.
De kalkoensector is in mei 2020 gestart met een project over begeleiding van hoog
gebruikende bedrijven. Het project bestaat uit een nadere identificatie van succesfactoren
(kwalitatief) en interventiemogelijkheden. Daarnaast is er gestart met een coaching
traject voor bedrijven en hun voervertegenwoordiger en dierenarts. Dit heeft tot doel
een gedragsverandering te bewerkstelligen, waardoor er een reductie in het antibioticumgebruik
op het bedrijf plaatsvindt.
Het Behavioural Insights Team van het Ministerie van LNV heeft samen met de pluimveesector
bekeken hoe de feedback over antibioticumgebruik aan pluimveehouders in de rapportages
die zij ontvangen verbeterd kan worden. Op basis van inzichten uit de gedragswetenschappen
en interviews met pluimveehouders zijn de rapportages aangepast met als doel om de
feedback over het antibioticumgebruik eenvoudiger en effectiever over te brengen,
om daarmee bewustzijn over eigen antibioticumgebruik en eventuele gedragsverandering
te verhogen. AVINED is momenteel bezig deze veranderingen door te voeren.
De konijnenhouderij wordt sinds 2016 gemonitord en het gebruik van antibiotica in
deze sector is zeer hoog. Er zijn aanzienlijke fluctuaties in gebruik te zien over
de jaren, mogelijk ten gevolge van de kwaliteit van de data en het geringe aantal
bedrijven. Daarnaast is het verschil in antibioticumgebruik tussen de bedrijven groot.
De SDa roept de sector op kwalitatieve onderzoeken te starten naar mogelijkheden voor
antibioticumreductie in de konijnenhouderij. De SDa overweegt om nog dit jaar een
voorlopige benchmarkwaarde (BMW) vast te stellen zodat de sector stappen gaat zetten
om het antibioticumgebruik te verlagen.
Ik ben momenteel in gesprek met de sector over het programma «Welvarende konijnen».
De sector is gestart met het schrijven van dit programma, waarin ontwikkeling van
kennis, kennisverspreiding en een lijst met kritische succesfactoren voor de vitaliteit
van jonge dieren onderdelen zijn. Deze integrale aanpak moet leiden tot goede zorg
voor jonge dieren, verantwoord antibioticumgebruik en verbetering van het dierenwelzijn.
Ik zal sturen op de spoedige ontwikkeling van een concreet en meetbaar plan
Rapportage Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit
De SDa rapporteert jaarlijks over het gebruik van antibiotica bij de verschillende
dierhouderijsectoren. In de periode 2009–2019 is het antibioticumgebruik in de dierhouderij
met 69,6% afgenomen; het totale gebruik ten opzichte van 2018 is verder gedaald. De
gegevens over de verkoop van antibiotica in de dierhouderij laten een daling van 16,1%
ten opzichte van 2018 zien.
Wanneer wordt gekeken naar de gebruiksgegevens tussen 2009–2019 per sector is een
totale daling in antibioticumgebruik te zien van 51% in de kalversector, 48% in de
melkveesector, 61% in de varkenshouderij en 73% in de vleeskuikensector. Na een duidelijke
afname in gebruik vanaf 2009, vertoont het gebruik in de vleeskuikens-, varkens- en
melkveesector nu al enkele jaren een gelijkblijvend en stabiel gebruikspatroon met
beperkte schommelingen. Het antibioticumgebruik van de kalkoenen- en konijnensector
fluctueert en is volgens de SDa zeer hoog; de kalkoensector laat een stijging van
7,9% ten opzichte van 2018 zien.
De kalverhouderij heeft een reductiepercentage van 51% bereikt tussen 2009 en 2019
en 11,3% reductie bereikt in het afgelopen jaar. Hiermee laat de sector zien dat zij
voortgang boekt op de sectorspecifieke reductiedoelstelling. De sector geeft aan dat
invoering van het Kalf Volg Systeem en de voortgang van het bestrijdingsprogramma
voor BVD in Nederland daarbij helpen. Er is volgens de sector meer oog vanuit de melkveehouderij
voor de goede start van de kalveren die naar de kalverhouderij gaan. Ik waardeer deze
keten brede aanpak, echter zie ook dat het niveau van antibioticumgebruik hoog is
en de resistentieniveaus vragen om blijvende aandacht.
Colistine
Net als in 2018 is de verkoop van colistine gestegen. Tegelijkertijd blijft het gebruik
van colistine in alle sectoren, met uitzondering van de leghennen, onder de laagste
benchmark voor colistinegebruik welke wordt geadviseerd door de European Medicines
Agency (EMA). De leghennensector komt boven deze colistine-benchmark van de EMA uit,
terwijl de sector een laag totaal antibioticumgebruik heeft. De stijging in colistinegebruik
valt voornamelijk ten deel aan gebruik in de varkens- en pluimveesector en is ongewenst.
De SDa roept de betreffende sectoren op het gebruik van colistine op korte termijn
te verlagen en maatregelen te nemen om dit laag te houden. Het expertpanel is van
mening dat de streefwaarde van colistinegebruik nul zou moeten zijn, net zoals voor
derde keuze middelen geldt. Het gebruik van derde keuze middelen blijft onveranderd
zeer laag.
In de Kamerbrief van september 2019 (Kamerstuk 29 683, nr. 249) deed ik de oproep aan de pluimvee- en varkenssector om colistinegebruik op korte
termijn te verminderen en maatregelen te nemen om dit laag te houden. Ik moet helaas
constateren dat sinds mijn vorige oproep er nog onvoldoende bereikt is en dat het
gebruik van colistine weer gestegen is. Ik blijf hierover met de sectoren in gesprek
hoe zij het colistinegebruik gaan verlagen
Het Nederlandse beleid, weerspiegeld in de gebruiks- en verkoopcijfers van de SDa,
is succesvol aangezien ook de resistentieniveaus dalend zijn. Dit is van groot belang
voor de volksgezondheid.
Het is goed dat in 2019 het antibioticumgebruik in een aantal deelsectoren verder
afgenomen is. Tegelijkertijd zie ik ook dat het gebruik in de afgelopen jaren stabiliseert
en dat er nog een flinke opgave ligt voor reductie van het gebruik op de hooggebruikende
bedrijven en voor het verminderen van het gebruik van colistine. Blijvende aandacht
van sectoren en dierenartsen is vereist om de hoog gebruikende bedrijven concreet
te helpen om hun antibioticumgebruik te verlagen.
Onderzoeken kritische succesfactoren
Ik heb onderzoek uit laten voeren naar mogelijke kritische succesfactoren voor een
laag antibioticumgebruik in de pluimvee-, varkens- en vleeskalverhouderij. Het doel
is om hoog gebruikende bedrijven handvatten te geven om het antibioticumgebruik te
reduceren. Op 21 december 2017 is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29 683, nr. 235) over de eerste resultaten van het KSF-onderzoek in de dierhouderij. Medio 2018 is
gestart met een aantal verdiepende analyses van het eerste KSF-onderzoek (KSF2) om
achterliggende factoren van de gevonden associaties te achterhalen.
Hieronder volgt een korte beschrijving per sector wat de resultaten van de KSF2 rapporten
zijn en de punten uit het rapport waar de sector mee aan de slag gaat.
Pluimveehouderij
Voor de pluimveesector zijn twee KSF2-rapporten opgesteld; één betreffende de vleeskuikensector
en één betreffende de opfok van de vleeskuikens.
KSF-rapport «Verdiepende data-analyse naar succesfactoren voor een laag antibioticumgebruik
bij vleeskuikens»3
In deze verdiepende data-analyse zijn twee factoren nader geanalyseerd die in KSF1
een duidelijke associatie met een hoger antibioticumgebruik lieten zien. Deze factoren
zijn: het houden van haantjes en hennetjes van ouderdierrassen en het tussentijds
uitladen van standaard kuikens.
De factor «houden van haantjes en hennetjes van ouderdierrassen» heeft een positief
verband met antibioticumgebruik en wordt door de sector inmiddels als aparte factor
meegenomen in de monitoring.
Bedrijven die «tussentijds uitladen» (afvoeren van een deel van de dieren naar de
slachterij, zodat de rest van het koppel maximaal kan groeien) lieten in de eerste
onderzoeksperiode van KSF1, in de jaren 2013, 2014 en 2015 een hoger antibioticumgebruik
zien. In de jaren 2017 en 2018, is dit verband niet langer zichtbaar. Wel blijken
bedrijven die tussentijds uitladen een groter deel van de behandelingen in een latere
fase van het groeiproces in te zetten. De aanbeveling is om te achterhalen welke factoren
ten grondslag kunnen liggen aan het verschil in moment van toepassen van antibiotica
en wat beide typen bedrijven (geen koppels tussentijds uitladen of (frequent) koppels
tussentijds uitladen) eventueel van elkaar kunnen leren. De sector onderzoekt of dit
een factor is die in de toekomst verdere geanalyseerd moet worden.
KSF-rapport «Onderzoek naar kritische succesfactoren voor een laag antibioticumgebruik
in de opfokperiode van vermeerderings- en fokdieren in de vleespluimveesector»4
De analyse is uitgevoerd naar antibioticumgebruik bij opfokfok- en opfokvermeerderingsbedrijven
in de vlees producerende pluimveesector. Er is gezocht naar associaties tussen antibioticumgebruik
en bedrijfs- en managementfactoren in de databanken.
Bewegingen door de jaren heen laten zien dat een klein deel van de bedrijven (ca.
18%) een structureel laag antibioticumgebruik realiseert en dat een (kleiner) deel
van de bedrijven (ca. 12%) een structureel hoog antibioticumgebruik heeft. Op veel
bedrijven fluctueert het antibioticumgebruik tussen de jaren. Ondanks de omvangrijke
database was het niet mogelijk om factoren die op bedrijfsniveau bijdragen aan het
antibioticumgebruik nader te analyseren, in tegenstelling tot de analyse welke is
uitgevoerd voor vleeskuikenbedrijven.
Uit de analyse op koppelniveau komt naar voren dat naast de vleeskuikensector ook
in de opfoksector trager groeiende koppels een significant lager antibioticumgebruik
hebben dan standaard koppels. Het is nog onbekend waar dit verschil door wordt veroorzaakt.
Deze trager groeiende koppels worden in de sectorale benchmarking apart gemonitord.
Gemiddeld genomen wordt meer dan de helft van de opfokkoppels behandeld met antibioticum.
De helft van alle behandelingen vindt plaats in de eerste levensweek. Nader onderzoek
naar de afwegingen bij het voorschrijven en effectiviteit van deze vroege antibioticumbehandelingen
wordt aanbevolen. Deze informatie kan bijdragen aan het verlagen van het aantal behandelingen
per koppel. De sector geeft aan dit mee te nemen in de algemene aanpak antibioticareductie
bij opfokbedrijven en hierover in gesprek te gaan met de pluimveeketen. De effectiviteit
van behandelingen wordt gemonitord in de pluimveesector.
Varkenshouderij
KSF-rapport «Resultaten verdiepende analyse Kritische Succesfactoren Varken» 5
Uit het onderzoek komt naar voren dat varkenshouders verschillen in hun overtuigingen
over antibioticumgebruik, de manier waarop zij hun strategie vormen, maatregelen uitvoeren,
omgaan met informatie en samenwerken. De varkenshouders hebben de doelstelling om
zo min mogelijk antibiotica te gebruiken, maar in vergelijking met elkaar laten zij
verschillend gedrag zien in hun streven om dit doel te bereiken. Dit betekent dat
de basis voor het verlagen van het antibioticumgebruik bij structurele hooggebruikers
zal moeten liggen op gedragsverandering, om vervolgens onder meer technische «succesfactoren»
te implementeren.
Het is belangrijk om een «op de individuele ondernemer» gerichte aanpak te volgen
bij een verdere reductie in antibioticumgebruik en de opvolging van adviezen die voortkomen
uit het driehoeksoverleg van varkenshouder, dierenarts en overige adviseurs.
De varkenssector heeft deze aanpak omarmd voor (structureel) hooggebruikers en het
plan hiervoor is in ontwikkeling. De sector geeft aan dit in 2021 te implementeren.
Ook loopt er op dit moment een promotietraject dat naadloos aansluit bij het KSF2
onderzoek waar eveneens volgens een specifiek op de ondernemer gerichte aanpak gewerkt
wordt, onder andere door middel van coaching.
Daarnaast is er de samenwerking Coalitie Vitale Varkenshouderij (CoViVa) waarbij antibioticumgebruik
integraal onderdeel is van diergezondheid & dierwelzijn.
Vleeskalverhouderij
KSF-rapport «Succesfactoren voor een laag antibioticumgebruik bij vleeskalveren»6
In het KSF1 Vleeskalveren rapport kwamen bedrijfsomvang, gemiddeld koppelgewicht bij
opzet, percentage vaarzen in het koppel, nationaliteit en aantal nationaliteiten per
koppel naar voren als factoren met een belangrijke associatie met antibioticumgebruik.
De onderzoekers concluderen dat uit dit kwalitatieve onderzoek er een set van sleutelfactoren
naar voren komt: ondernemers die goed presteren op deze samenhangende set van sleutelfactoren,
zijn in staat om het antibioticumgebruik laag te houden. De sleutelfactoren zijn vakmanschap/impliciete
kennis, sterke focus op de kalveren, structuur in de bedrijfsvoering, duidelijke strategie
voor inzet antibioticum(koppel)kuren en internal locus of control (oorzaken en oplossingen bij zichzelf zoeken).
Verdere reductie van antibioticumgebruik kan volgens de onderzoekers worden bereikt
door het versterken van de prestaties van structurele hooggebruikers op sleutelfactoren.
Daarnaast is gerichte voorlichting aan kalverhouders over het belang en/of de realisatie
van aantal technische factoren belangrijk. De sector heeft dit inmiddels opgepakt
en organiseert voorlichtingsbijeenkomsten gericht op deze sleutelfactoren, kennisontwikkeling
en ondersteuning van het vakmanschap van de veehouder. De bijeenkomsten «Ontvangst
kalveren» en de online module E-veal zijn hiervan een voorbeeld. Daarnaast gaat de
sector in gesprek met o.a. de Stichting Geborgde Dierenarts over de toepassing van
het antibioticumgebruiksprofiel bij de evaluatie antibioticumgebruik (bedrijfsgezondheidsplan
en bedrijfsbehandelplan), ter ondersteuning van de bedrijfsstrategie ten aanzien van
de inzet van antibiotica. Dit komt ook terug in een pilot die dit voorjaar is gestart.
In deze pilot worden bedrijven ondernemersgericht begeleid en vormen de resultaten
van KSF2 de basis van deze bedrijfsgerichte begeleiding.
Dierenartsen
KSF-rapport dierenartsen «Onderzoek naar kritische succesfactoren voor een laag antibiotica
voorschrijfpatroon van dierenartsen»7
De SDa heeft eerder geconstateerd dat verdere reductie van antibioticagebruik mogelijk
lijkt door de aandacht en interventiemaatregelen in de komende jaren te richten op
veehouderijbedrijven die structureel meer gebruiken én dierenartsen die structureel
meer voorschrijven. Het rapport heeft als doel inzicht te geven in de kritische succes-
en faalfactoren die van invloed zijn op het antibioticavoorschrijfpatroon van dierenartsen.
De resultaten uit het rapport geven handelingsperspectief voor een verdere reductie
van het antibioticumgebruik in de veehouderij. De uitkomsten geven in lijn met de
andere KSF rapporten inzicht in gedragsverandering en persoonsgebonden aanpak die
belangrijk zijn bij de het voorschrijfgedrag van en door dierenartsen bij de toepassing
van antibiotica.
Ik ga hierover in gesprek met de beroepsgroep en informeer uw Kamer zodra de uitkomsten
hiervan bekend zijn.
Evaluatie van de gewijzigde UDD regeling
Op 1 januari 2017 is de gewijzigde «UDD-regeling» van kracht geworden. De «UDD-regeling»
betreft bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen. De wijzigingen kwamen voort
uit een evaluatie en zijn toegelicht in de Kamerbrief van 2 december 2016 (Kamerstuk
29 683, nr. 221). Daarin is tevens aangegeven dat de wijzigingen zullen worden geëvalueerd op praktische
werkbaarheid. De resultaten van het rapport «Evaluatie herziening UDD-regeling» laten
zien dat de praktische uitvoerbaarheid is verbeterd en deels vereenvoudigd8. Er zijn wel nog enkele punten in praktische werkbaarheid die aandacht behoeven.
Bijvoorbeeld de wijze waarop bedrijfsspecifieke aandoeningen dienen te worden opgenomen
in het bedrijfsbehandelplan en het bedrijfsgezondheidsplan. Ik ga met de sectoren
in overleg hoe de omgang met de regelgeving in de praktijk verbeterd kan worden, binnen
de publiek private samenwerking.
Tijdelijke vrijstelling diergeneesmiddelen geiten
Er zijn weinig antibiotica en andere diergeneesmiddelen in Nederland toegelaten voor
geiten. Dit komt omdat de markt voor geiten in Nederland te klein is voor de farmaceutische
industrie om investeringen terug te verdienen. Om het gebruik van antibiotica en andere
diergeneesmiddelen bij geiten te optimaliseren heb ik een tijdelijke vrijstelling
gegeven voor het gebruik van een aantal diergeneesmiddelen in Nederland die een toelating
hebben voor het gebruik bij geiten in Frankrijk. Deze tijdelijke vrijstelling vervalt
op het moment dat de nieuwe EU-verordening diergeneesmiddelen van toepassing wordt
in januari 2022. De nieuwe EU-verordening diergeneesmiddelen biedt de mogelijkheid
om diergeneesmiddelen vanuit andere lidstaten in te zetten en de vrijstelling wordt
hiermee overbodig.
Internationaal antibioticum beleid
Antibioticaresistentie is een grensoverschrijdend probleem, dat vraagt om een internationale
aanpak waar Nederland zich al jaren voor in zet.
Implementatie EU-verordeningen diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders in
de Wet dieren
In januari 2019 zijn de nieuwe EU-verordeningen over diergeneesmiddelen en gemedicineerd
diervoeder gepubliceerd, waarmee belangrijke stappen worden gezet voor een geharmoniseerde
aanpak van antibioticaresistentie in de EU. Op dit moment wordt door de Europese Commissie
de eerste tranche van voorstellen voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen opgesteld
en besproken. Er is hierin enige vertraging opgelopen als gevolg van de COVID-19-uitbraak.
Voor de uitvoering van de EU-verordeningen is een wijziging van de Wet dieren nodig.
Ik verwacht dat het desbetreffende wetsvoorstel eind dit jaar aan uw Kamer kan worden
aangeboden.
Codex alimentarius
In december 2019 heeft in Zuid-Korea de derde bijeenkomst plaatsgevonden van de «Task
Force on Antimicrobial Resistance» van de Codex Alimentarius, een VN-organisatie met
als doel de volksgezondheid te beschermen. De Task Force richt zich mondiaal op monitoren
en verminderen van antibioticaresistentie in de voedselketen. Nederland en andere
EU-lidstaten spelen in de Task Force een actieve rol bij de opzet van een systeem
voor het meten van antibioticaresistentie en het aanpassen van richtlijnen voor de
vermindering van het gebruik van antibiotica in de veehouderij. Ondanks intensieve
voorbereidingen kwamen de EU en andere landen in die derde bijeenkomst niet nader
tot elkaar. Er bleken belangrijke verschillen van inzicht te bestaan rondom het veterinaire
gebruik van de voor mensen belangrijkste antibiotica en de (on)wenselijkheid van het
gebruik van antibiotica voor groeibevordering en/of ziektepreventie.
In de loop van 2020 zijn enkele schriftelijke overlegrondes gepland om overeenstemming
te bereiken in de vierde en afrondende bijeenkomst van de Task Force in december 2020.
Farm to Fork
De Europese Commissie heeft in haar, op 20 mei jl. verschenen mededeling over de Farm
to Fork-strategie, aangegeven dat ze in 2030 de verkoop van antibiotica voor landbouwhuisdieren
en aquacultuur in de EU wil halveren, maar het is nog onduidelijk op basis van welke
uitgangspunten het bereiken van deze doelstelling zal worden gemeten. Dit zal duidelijk
worden bij de uitwerking van de Farm to Fork-strategie in specifieke voorstellen.
Jaarlijkse rapportage over de verkoop van veterinaire antibiotica in Europa «Sales
of veterinary antimicrobial agents in 31 European countries in 2017»9
De European Medicines Agency (EMA) heeft in oktober 2019 haar rapport openbaar gemaakt
over het antibioticum gebruik bij dieren in 31 Europese landen over het jaar 2017.
Dit jaarlijkse European Surveillance of Veterinary Antimicrobial Consumption (ESVAC)
rapport geeft per land de gestandaardiseerde gegevens over de verkoop van antibiotica
weer in hoeveelheid actieve stof per gewichtseenheid van het totaal aan geproduceerde
en aanwezige voedselproducerende dieren. De verkoopcijfers worden internationaal veel
gebruikt als maatstaf voor het antibioticumgebruik.
De verkoop van veterinaire antibiotica in de 25 landen (waaronder Nederland) die al
vanaf 2011 aan de EMA rapporteren, is tussen 2011 en 2017 met 32.5% afgenomen. Tussen
2011 en 2017 is de verkoop van de 25 landen tezamen met 20.9% afgenomen voor de 3e en 4e generatie cefalosporines, met 66,4% afgenomen voor polymyxinen (waar colistine onder
valt) en met 64,7% afgenomen voor de fluoroquinolonen. Dit zijn antibiotica die van
kritisch belang zijn voor de volksgezondheid. Uit de rapportage blijkt dat Nederland
in de laagste klasse valt van gestandaardiseerde verkoop van 3e en 4e generatie cefalosporinen, polymyxinen en fluoroquinolonen in 2017.
Over andere internationale activiteiten, zoals de Twinning projecten, die door de
COVID-19 zijn stil gevallen, zal ik uw Kamer later informeren.
In deze eindfase zijn er wederom goede resultaten behaald om te komen tot aanvaardbaar
antibioticagebruik in de veehouderij. Er is sinds 2009 een aanzienlijke reductie bereikt
en er kan worden gezegd dat de ontwikkelingen in het antibioticumgebruik en de uitkomsten
van de onderzoeken aangeven dat het huidige interventiebeleid zijn vruchten afwerpt.
Zoals verschillende onderzoeken die in deze brief kort worden toegelicht blijkt dat
verlaging van antibioticumgebruik onlosmakelijk verbonden is met een gedragsverandering
en persoonsgebonden aanpak. Verdere afbouw van het gebruik zal voortdurende inzet
vragen van alle betrokkenen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit