Brief regering : Kabinetsreactie op het advies van de commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 389 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2020
Werken met een gevaarlijke stof mag nooit ten koste gaan van de veiligheid of de gezondheid
                  van werkenden. Ieder jaar overlijden circa 3.000 mensen als gevolg van blootstelling
                  aan gevaarlijke stoffen tijdens hun werk. Nog veel meer mensen worden hierdoor ernstig
                  ziek. Dat vind ik schokkende aantallen. Gezond werken met gevaarlijke stoffen is daarom
                  een speerpunt van mijn beleid. Gevaarlijke stoffen kunnen sluipmoordenaars zijn. De
                  gevolgen zijn vaak pas lang na de blootstelling aan gevaarlijke stoffen merkbaar.
                  Dat maakt het extra wrang dat mensen die ziek zijn geworden vaak ook nog lang in onzekerheid
                  zitten over een eventuele schadevergoeding.
               
De schadeafhandeling van beroepsziekten zoals ziekten veroorzaakt door blootstelling
                  aan gevaarlijke stoffen (zoals Chroom-6), is complex. Het vaststellen van de oorzaak
                  van de schade is vaak ingewikkeld en de schadeafhandeling is daardoor tijdrovend en
                  kostbaar. Daarom heb ik in 2019 de commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten
                  (de commissie VSAB), onder leiding van dhr. Heerts, ingesteld. Ik vroeg de commissie
                  om advies uit te brengen over een betere organisatie van het proces van schadeafhandeling
                  bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het advies van de commissie
                  heb ik op 14 mei jl. samen met vertegenwoordigers van de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties
                  ontvangen en aan uw Kamer gezonden.1
Gezien de lange voorgeschiedenis en eerdere pogingen om tot verbetering in de schadeafhandeling
                  te komen, ziet het kabinet dit advies als een ultieme poging om tot verbeteringen
                  te komen en aandacht te vragen voor en erkenning te geven aan de positie van slachtoffers
                  van blootstelling aan gevaarlijke stoffen tijdens het werk. Het kabinet heeft vernomen
                  dat dit ook zo wordt beleefd door de sociale partners en dat zij tevens aandringen
                  op een spoedige uitvoering. Het kabinet is enthousiast over het advies en gaat de
                  komende periode samen met de betrokken stakeholders hiermee aan de slag.
               
Het kabinet werkt de door de commissie voorgestelde financiële tegemoetkoming aan
                  slachtoffers van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk de komende periode
                  nader uit. Deze tegemoetkoming, evenals de voorgestelde verbeterde infrastructuur
                  voor de kennisborging rondom stoffengerelateerde beroepsziekten, gaat gepaard met
                  kosten. De voorstellen van de commissie, bijbehorende kosten en dekking daarvan worden
                  bij de augustusbesluitvorming bezien. Ik heb vertrouwen in de besluitvorming en zal
                  na de zomer u hierover nader informeren.
               
Uitgangspunt bij de uitwerking is een doeltreffende en doelmatige regeling en uitvoering.
                  Verder benoem ik een verkenner om voor het eind van het jaar met concrete voorstellen
                  te komen voor de door de commissie voorgestelde verbeterde infrastructuur voor de
                  kennisborging rondom beroepsziekten, tegen de achtergrond van reeds bestaande instituten.
                  De overige aanbevelingen die zich richten op een intensivering van de preventie, de
                  bedrijfsgezondheidszorg en de handhaving en het toezicht betrek ik bij een aantal
                  reeds in gang gezette trajecten. Deze krijgen met de aanbevelingen van de commissie
                  een extra impuls en hernieuwde focus.
               
Alvorens nader in te gaan op het advies en de aanbevelingen van de commissie, worden
                  de achtergrond en de aanleiding om de commissie in te stellen toegelicht. Vervolgens
                  ga ik eerst in op het voorstel voor een financiële tegemoetkoming (paragraaf 2) en
                  het voorstel voor een verbeterde infrastructuur voor kennis, diagnose en behandeling
                  van beroepsziekten (paragraaf 3). Daarna worden in paragraaf 4 de maatregelen besproken
                  die een versterking van het reeds bestaande beleid impliceren, namelijk de intensivering
                  van de preventie van beroepsziekten, handhaving en toezicht, en de verbetering van
                  de bedrijfsgezondheidszorg.
               
1. Achtergrond van de commissie
               
Jaarlijks doen zich naar schatting 25.000 beroepsziekten voor in Nederland. Naar schatting
                  gaat het hierbij om zo’n 4.500 potentiële beroepsziekteclaims.2 Het aantal feitelijke schadeclaims is echter ongeveer 600 tot 700 per jaar. De afwikkeling
                  van een beroepsschadeclaim is vaak moeizaam, duurt lang (gemiddeld ongeveer 5,3 jaar),
                  en kost veel geld (tussen € 15.000 en € 70.000)3. Bij de oorzaken hiervan gaat het onder meer om het (mogelijke) multi-causale karakter
                  van veel beroepsziekten, het moeten achterhalen van relevante feiten uit het verleden
                  en de soms moeilijk objectiveerbare klachten.
               
Dit vraagstuk heeft een lange voorgeschiedenis. De Sociaal-Economische Raad bracht
                     in december 2012 een advies uit waarin een aantal opties werd genoemd om het proces
                     van schadeverhalen te verbeteren. Geen van deze opties bleek destijds haalbaar. Dit
                     gold ook voor een initiatief om in samenspraak met sociale partners te komen tot de
                     inrichting van een Expertise Centrum Causaliteit Beroepsziekten.4 Wél ontwikkelt de Letselschaderaad met subsidie van SZW een leidraad voor de letselschadebranche
                     voor een betere en snellere afhandeling van beroepsziekteclaims. De uitkomsten hiervan
                     worden eind 2020 verwacht.
                  
De onafhankelijke commissie Chroom-6 Tilburg wees in zijn advies van 31 januari 2019
                     op het problematische karakter van het stelsel van individuele schadeafhandeling van
                     beroepsziekten via het aansprakelijkheidsrecht en stelde voor hiernaar te kijken in
                     een werkgroep.5 In navolging daarvan is in juli 2019 de commissie VSAB ingesteld.6
In het najaar heeft uw Kamer de regering bij motie (motie van de leden Gijs van Dijk
                  en Van Kent7) verzocht het instellen van een onafhankelijk claimbeoordelingsinstituut als een
                  van de mogelijkheden onder de aandacht te brengen bij de commissie vergemakkelijking
                  schadeafhandeling beroepsziekten. De voorzitter van de commissie heb ik hierover op
                  7 oktober 2019 geïnformeerd. Daarmee kan deze motie als afgedaan worden beschouwd.
               
2. Introduceer een algemene tegemoetkoming
               
De commissie hecht belang aan snelle erkenning van de slachtoffers die een beroepsziekte
                  hebben opgelopen tijdens hun werk met gevaarlijke stoffen. De commissie geeft aan
                  dat werkenden maatschappelijke erkenning verdienen wanneer volgens wetenschappelijke
                  criteria aannemelijk is dat zij ernstig ziek zijn geworden door hun werk. Erkenning
                  is naar het oordeel van de commissie een kwestie van medemenselijkheid en respect.
                  De erkenning van het leed dat door een beroepsziekte wordt veroorzaakt, moet volgens
                  de commissie niet afhankelijk zijn van de vraag of de werkgever zijn zorgplicht heeft
                  verzaakt. De commissie adviseert daarom een regeling te introduceren die het mogelijk
                  maakt mensen die door het werken met een gevaarlijke stof ernstig ziek zijn geworden,
                  een algemene tegemoetkoming toe te kennen. Voor de arbeidsgeneeskundige beoordeling
                  wordt per geval een panel van deskundigen samengesteld waaraan advies wordt gevraagd.
                  De tegemoetkoming zou moeten worden gefinancierd uit een lichte verhoging van de Aof-premie.
                  De commissie adviseert alle (ex) werkenden onder de regeling te laten vallen, dus
                  ook kleine zelfstandigen.
               
De commissie bepleit een tegemoetkoming in de vorm van een eenmalig uit te keren vast
                  bedrag, vergelijkbaar met het bedrag dat asbest- en OPS-slachtoffers ontvangen. De
                  hoogte van de tegemoetkoming houdt in het voorstel van de commissie geen verband met
                  de feitelijke schade die een werkende door zijn ziekte lijdt. Een verschil met de
                  regelingen voor slachtoffers van OPS en asbest, is dat OPS- en asbest-slachtoffers
                  de tegemoetkoming als voorschot ontvangen. Verder vindt bij die regelingen bemiddeling
                  plaats bij het indienen van een schadeclaim bij de voormalig werkgever, waarvan de
                  opbrengsten verrekend worden met het voorschot. Deze processtap is in de door de commissie
                  voorgestelde tegemoetkoming niet benoemd.
               
Tot slot geeft de commissie aan dat de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever
                  voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden moet worden benadrukt. Aan de verantwoordelijkheid
                  van werkgevers voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden doet de tegemoetkoming
                  niets af.
               
Reactie:
De medische en sociale gevolgen bij beroepsziekten door gevaarlijke stoffen zijn vaak
                  groot. Daarbij is een schadeclaim, gegeven de bewijslast, complex. Gezien de schrijnende
                  situatie van slachtoffers van gevaarlijke stoffen, is het kabinet enthousiast over
                  de aanbevelingen van de commissie met betrekking tot de algemene tegemoetkoming. Zij
                  vormen een oproep tot actie, niet alleen voor ons als kabinet, maar ook voor werkgevers.
                  Het kabinet gaat daarom samen met werkgevers aan de slag om nu, na jaren van impasse,
                  snel een verbetering te bereiken van de positie van slachtoffers van blootstelling
                  aan gevaarlijke stoffen.
               
Een tegemoetkoming voor slachtoffers gaat gepaard met kosten. Op basis van een eerste
                  grove schatting zouden per jaar enkele duizenden werknemers recht kunnen hebben op
                  een tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming vergt uitwerking, en zal in verhouding
                  moeten staan met de tegemoetkoming voor asbestslachtoffers en slachtoffers van OPS
                  (schildersziekte). De kosten van de tegemoetkoming (en de bijbehorende uitvoeringskosten)
                  en de dekking daarvan vergen een integrale weging in augustus. Ten behoeve daarvan,
                  zal het kabinet het voorstel van de commissie om deze kosten te financieren met een
                  lichte verhoging van de Aof-premie verkennen.
               
Om de tegemoetkoming vorm te kunnen geven, is op vele onderdelen nog nadere uitwerking
                  nodig. Ik noem enkele acties waarmee ik aan de slag ga. Eén van de hoofdvragen is
                  hoe te komen tot een lijst met stoffengerelateerde beroepsziekten die als «ernstig»
                  kunnen worden gekwalificeerd. Een afwegingskader met duidelijke criteria wanneer dit
                  het geval is, bijvoorbeeld bij grote en langdurige gevolgen voor het welzijn en functioneren
                  van betrokkenen, kan daarbij behulpzaam zijn. Daarnaast moet worden bezien, hoe om
                  te gaan met de niet altijd voor handen zijnde blootstellingsinformatie. Daarbij spelen
                  onder meer de aard, de intensiteit en de duur van de blootstelling een rol. Een ander
                  vraagstuk dat in de uitwerking aandacht vraagt, is het feit dat de meeste beroepsziekten
                  een multi-causaal karakter hebben, dat wil zeggen dat er naast blootstelling aan de
                  stof ook andere oorzaken kunnen zijn die de ziekte hebben veroorzaakt. Dit is anders
                  dan bij OPS en bij ziekten die door blootstelling aan asbest worden veroorzaakt. Voorts
                  moet de samenloop met andere uitkeringen en tegemoetkomingen worden bekeken. Beoogd
                  wordt een doeltreffende en doelmatige regeling met duidelijke voorwaarden, zodat het
                  voor slachtoffers helder is waar zij aan toe zijn. En uiteraard moet onderzocht worden
                  door welke (publieke) organisatie de regeling kan worden uitgevoerd.
               
Met de commissie ben ik verder van mening dat de verantwoordelijkheid voor gezonde
                  en veilige arbeidsomstandigheden te allen tijde bij de werkgever blijft liggen en
                  dat de tegemoetkoming daar niets aan af doet. Bovendien staat het aansprakelijkheidsrecht
                  nog steeds open voor slachtoffers die ervoor kiezen een claim in te dienen richting
                  hun (voormalige) werkgever.
               
Aangezien het de opdracht van de commissie was om niet alleen te kijken naar de situatie
                  van werknemers, maar naar die van alle werkenden, stelt de commissie voor om ook zzp’ers
                  in aanmerking te laten komen voor de tegemoetkoming en op deze manier geen onderscheid
                  te maken naar de aard van het dienstverband. Deze aanbeveling neemt het kabinet mee
                  in de uitwerking, zeker voor zover het gaat om zzp’ers die qua arbeidsomstandigheden
                  gelijk zijn te stellen aan werknemers. Voor deze doelgroep wordt bij de uitwerking
                  ook rekening gehouden met het advies van de Commissie Borstlap en de Kabinetsreactie
                  die daarop nog zal volgen.
               
De komende periode zal mijn ministerie het voortouw nemen om samen met de andere departementen
                  en met stakeholders en experts uit de wetenschap, het gesprek te voeren over hoe een
                  tegemoetkomingsregeling eruit zou kunnen zien. Belangrijke randvoorwaarden daarbij
                  zijn haalbaarheid, uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. Nadere uitwerking
                  van deze en andere vragen neemt naar verwachting enige tijd in beslag. Gegeven de
                  vele uitvoeringsvragen, kan een eventuele regeling niet eerder dan in de loop van
                  2022 operationeel zijn.
               
3. Investeer in een stevige infrastructuur voor kennis, diagnose en behandeling van
                  beroepsziekten
               
De commissie constateert dat in de curatieve zorg, de bedrijfsgezondheidszorg, de
                  wetenschap en op de werkvloer meer aandacht en kennis nodig is voor beroepsziekten
                  en de verbanden tussen arbeid en gezondheid. Deze behoefte vraagt volgens de commissie
                  om een organisatie die inzichten en kennis over arbeidsgerelateerde gezondheidsproblemen,
                  diagnose en behandeling samenbrengt en verspreidt. Volgens de commissie wordt deze
                  behoefte breed onderschreven. Het advies van de commissie aan het kabinet luidt: «neem
                  het initiatief voor de oprichting van een onafhankelijke gezaghebbende en interdisciplinaire
                  arbeidsgeneeskundige organisatie voor stoffengerelateerde beroepsziekten, die bestaande
                  kennis en expertise bundelt, kennisontwikkeling aanjaagt en ondersteuning biedt bij
                  de primaire, secundaire en tertiaire preventie8». De beoogde organisatie levert bovendien adviezen over (het vaststellen van) de
                  medische causaliteit tussen aandoeningen en uitgeoefende beroepen. Deze adviezen zijn
                  leidend voor de toekenning van een tegemoetkoming aan de aanvrager. Deels dienend
                  aan deze rol adviseert de organisatie over een lijst waar stoffen-gerelateerde beroepsziekten
                  op komen te staan.
               
Reactie
Ten behoeve van de uitwerking hiervan stel ik op korte termijn een verkenner aan die
                  als taak krijgt nader te onderzoeken en uit te werken wat nodig is om tot deze verbeterde
                  infrastructuur te komen en hoe deze zo mogelijk binnen de bestaande structuur kan
                  worden ingericht. Daarbij is draagvlak bij alle betrokkenen voor mij een belangrijk
                  aandachtspunt. Ik zal uw kamer zo spoedig mogelijk informeren over de definitieve
                  opdracht en de aanstelling van de verkenner. Op basis van de rapportage van de verkenner,
                  die ik rond de jaarwisseling verwacht, zal ik tot nadere besluitvorming over de inrichting
                  van deze versterkte infrastructuur overgaan.
               
Zoals in het advies benadrukt, biedt adequate preventie de meest effectieve oplossing
                  om beroepsziekten te voorkomen. Een preventieve aanpak is onmiskenbaar gebaat bij
                  een solide infrastructuur voor stoffengerelateerde beroepsziekten die, met bestaande
                  kennis en expertise, adequate ondersteuning kan bieden bij de primaire, secundaire
                  en tertiaire preventie.
               
De huidige kennisinfrastructuur voor onderzoek, preventie en behandeling van beroepsziekten
                  in Nederland is momenteel verspreid over een beperkt aantal instituten. Naast het
                  Nederlands Centrum voor Beroepsziekten9 (NCvB), het IKA10, het NKAL11 en het IAS12 gaat het om enkele andere instituten die aan universiteiten zijn gekoppeld. Ook TNO,
                  RIVM en het Coronelinstituut hebben expertise op dit gebied. Ik ben met de commissie
                  van mening dat het, voor de preventie van beroepsziekten, noodzakelijk is een heldere
                  structuur te hebben waarin specialistische kennis over ziekte én de factor arbeid
                  samen komt. Het inrichten van een volledig nieuwe organisatie heeft daarbij niet mijn
                  eerste voorkeur. Een belangrijke voorwaarde is voor mij dat de aanpassingen in de
                  kennisinfrastructuur laagdrempelig zijn en goed aansluiten op de bestaande infrastructuur.
                  Het in gang zetten van de infrastructuur vergt nader onderzoek, afstemming en uitwerking.
                  Daarbij wordt uiteraard ook onderzocht hoe de bestaande instellingen in de huidige
                  kennisinfrastructuur aankijken tegen de aanbeveling en hun rol daarin. Daarnaast is
                  een nadere invulling van de beoogde taken noodzakelijk, waarbij tevens de vraag speelt
                  hoe dit zich verhoudt tot de taken van de bestaande instellingen.
               
De commissie constateert tevens dat de kennis kan worden benut in de curatieve zorg,
                  waardoor zieke mensen effectiever kunnen worden geholpen. Ik deel het belang hiervan
                  omdat effectievere hulp kan leiden tot een kortere ziekteduur, lagere ziektekosten
                  en minder uitgaven aan ziekte door werkgevers.
               
Bovendien zal de beoordeling van de medische causaliteit van ziekten, een van de voorgestelde
                  taken van de kennisinfrastructuur, eraan bijdragen dat een slachtoffer sneller uitsluitsel
                  en erkenning krijgt. Dit is een belangrijk verschil met de huidige situatie, waarbij
                  de bewijsvoering zich, mede door het multi-causale karakter van beroepsziekten, kenmerkt
                  als langdurig, problematisch, en kostbaar. Het niet (tijdig) onderkennen van beroepsziekten
                  leidt er ook toe dat gezondheidsrisico’s voor werkenden lang blijven voortbestaan.
                  Een vaste lijst met stoffengerelateerde beroepsziekten is daarbij inderdaad behulpzaam
                  bij de beoordeling of, in een specifiek geval, betrokkene lijdt aan een beroepsziekte
                  als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen op het werk. Deze lijst kan meegroeien
                  met nieuwe informatie op dit terrein.
               
Ook aan de inrichting en taken van de verbeterde infrastructuur zijn kosten verbonden.
                  In de augustusbesluitvorming weegt het kabinet deze kosten en de dekking daarvan af
                  tegen andere voorstellen.
               
4. De preventie van beroepsziekten
               
De commissie concludeert dat beroepsziekten voorkomen kunnen worden met een betere
                  preventie. Daartoe doet ze op de volgende drie terreinen voorstellen.
               
4.1. Investeer in een betere preventie door bedrijven
               
Om een beter gebruik van de instrumenten RI&E/plan van aanpak, gevaarlijke stoffenregistratie
                  en blootstellingsregistratie te bereiken, stelt de commissie een sluitende aanpak
                  voor. Het beschikbaar stellen van een digitale RI&E en de verplichting om de RI&E
                  digitaal binnen een vastgestelde termijn aan te leveren staan daarin centraal. De
                  commissie geeft aan dat op die manier een administratieve controle op de naleving
                  mogelijk wordt gemaakt. De commissie komt hiervoor met een set aanbevelingen om dit
                  te bereiken. Daarnaast adviseert de commissie de RI&E te laten ondertekenen door de
                  bedrijfsarts en de arbeidshygiënist, om op deze manier ook de kwaliteit van de RI&E’s
                  met bijbehorend plan van aanpak te bevorderen.
               
Reactie
Ik onderschrijf de urgentie om het preventiebeleid te versterken. Het betreft onder
                  andere de verplichte risico inventarisatie en evaluatie (RI&E) inclusief het plan
                  van aanpak, de nadere RI&E-voorschriften voor gevaarlijke stoffen, het blootstellingregister
                  en het gezondheidsdossier, naar aanleiding van het periodiek arbeidsgezondheidskundig
                  onderzoek. Dat is dan ook de reden waarom ik de komende jaren al inzet op het verbeteren
                  van de naleving van de RI&E, als vertrekpunt van de arbobeleidscyclus, en dat ook
                  blijf doen. Een groot deel van de aanbevelingen past goed in mijn beleid gericht op
                  een betere naleving van de wettelijke verplichtingen voor een goed arbeidsomstandighedenbeleid
                  op de werkvloer.
               
Ik heb uw Kamer eerder dit jaar geïnformeerd over het Meerjarenplan verbetering naleving
                  van de RI&E 2020–202313. Dit meerjarenplan heeft als doel langs drie interventielijnen het aantal bedrijven
                  met een RI&E te verhogen en de kwaliteit van de RI&E te bevorderen: communicatie,
                  verbetering van de toepassing en intensivering van het toezicht en de handhaving.
                  Daarbij is gekozen voor een gefaseerde uitvoering van het plan. De eerste twee jaar
                  ligt de prioriteit op het verhogen van het aantal bedrijven met een RI&E en het bevorderen
                  dat werkgevers in staat zijn op een goede manier de risico’s te inventariseren. Gaandeweg
                  de uitvoering van het plan verschuift de focus steeds meer naar het bevorderen dat
                  werkgevers in staat zijn planmatig de risico’s te beheersen. Bij de vormgeving van
                  de tweede fase van het meerjarenplan RI&E wordt, naar aanleiding van het advies van
                  de Commissie, een apart onderdeel ingericht voor ondersteuning van werkgevers bij
                  het uitvoeren van nadere RI&E verplichtingen voor gevaarlijke stoffen.
               
Een belangrijk deel van de aanbevelingen van de commissie op dit terrein sluit goed
                  aan bij het meerjarenplan. Zo wordt in het meerjarenplan binnen de interventielijn
                  «toepassing» ingezet op een betere ondersteuning voor bedrijven. Bij deze interventielijn
                  worden bestaande knelpunten in de informatievoorziening en instrumenten aangepakt.
                  In een pilot wordt een vernieuwde omgeving van het Steunpunt RI&E getest, met een
                  eenvoudigere uitleg van de regelgeving, een eenvoudigere verwijzing naar de ondersteunende
                  mogelijkheden voor het maken van een RI&E en een nieuw gebruiksvriendelijk instrument
                  voor kleine werkgevers (maximaal 25 medewerkers in dienst) die niet kunnen terugvallen
                  op een erkend branche-instrument. Verder worden branches gestimuleerd om de ondersteuning
                  te verbeteren.
               
Daarnaast heeft dit kabinet het toezicht en de handhaving op de naleving van de RI&E-verplichting
                  geïntensiveerd. Niet alleen is recent de boete verhoogd voor wanneer er geen RI&E
                  aanwezig is, ook is de Inspectie SZW gestart met een pilot «administratieve handhaving»,
                  om bedrijven op afstand te kunnen controleren op de aanwezigheid van de RI&E (inclusief
                  plan van aanpak). Eind dit jaar wordt de pilot geëvalueerd en bezien of en hoe deze
                  werkwijze ingebed kan worden in de brede interventiemix van de Inspectie SZW. Ik bezie
                  de voorstellen van de commissie voor centrale registratie van RI&E’s graag tegen de
                  achtergrond van deze pilot. Met de pilot kan op een alternatieve manier worden bereikt
                  dat er zicht is op de aanwezigheid van een RI&E. Ik weeg de voorstellen van de commissie
                  mee bij de evaluatie van de pilot eind dit jaar.
               
Ik begrijp de gedachte van de commissie om bedrijven te verplichten om de RI&E minimaal
                  eens in de vier jaar te laten vernieuwen. Daar staat tegenover dat de RI&E en het
                  daarbij behorende «Plan van Aanpak» altijd up-to-date moeten zijn. Dat kan een jaarlijkse
                  vernieuwing betekenen, maar ook eens in de zoveel jaar. Ik zal in het meerjarenprogramma
                  RI&E onderzoeken of een dergelijke verplichting tot minimale periodieke vernieuwing
                  kan bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van de RI&E en van het bijbehorende
                  plan van aanpak. Tot slot voert de Inspectie SZW een verdiepend onderzoek uit naar
                  de toetsing van de RI&E door een in de wet daartoe aangewezen deskundige om te bezien
                  of meer ingrijpende maatregelen nodig zijn om de kwaliteit te bevorderen. In het najaar
                  komen de onderzoeksresultaten beschikbaar en op basis daarvan wordt besloten of meer
                  ingrijpende maatregelen nodig zijn om de kwaliteit van de RI&E te verbeteren, in het
                  bijzonder als het gaat om de toetsing van de RI&E. Hierbij zal ik ook, in overleg
                  met werkgevers en kerndeskundigen, bezien op welke wijze de arbeidshygiënist vaker
                  kan worden betrokken bij het toetsen van de RI&E als er sprake is van een risico op
                  blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
               
De aanbeveling om bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken een digitale stoffenregistratie
                  aan te bieden, is feitelijk al opgevolgd. Voor het werken met gevaarlijke stoffen
                  zijn al goede en bruikbare instrumenten voor het op bedrijfsniveau beheersen van de
                  risico’s ontwikkeld. In het verleden heeft SZW een dergelijke mogelijkheid om stoffen
                  te registreren al laten ontwikkelen als onderdeel van het digitale instrument «Stoffenmanager».
                  Bedrijven of sectororganisaties kunnen de relevante stoffen hierin downloaden uit
                  een bestaande database of zelf invoeren. Hiervan kunnen bedrijven al laagdrempelig
                  gebruik maken. Bovendien zijn er diverse partijen op de markt die vergelijkbare systemen
                  aanbieden. Deze instrumenten heb ik in het kader van het programma Preventie Beroepsziekten
                  in de Toolbox Gezond Werken met Stoffen samengebracht.14 Het programma brengt deze toolbox regelmatig onder de aandacht van bedrijven en zal
                  dat blijven doen. Wel ga ik met stakeholders bespreken waar specifieke knelpunten
                  kunnen optreden.
               
Graag wijs ik er in dit verband nog op dat, om de arbobeleidscyclus op het terrein
                  van gevaarlijke stoffen te bevorderen, momenteel een werkwijzer wordt ontwikkeld met
                  de FNV en de betrokken stakeholders. Het doel hiervan is dat alle stakeholders samen
                  inzicht krijgen in hun taken op het terrein van de arbobeleidscyclus (inclusief gevaarlijke
                  stoffenregistratie, blootstellingsregister en gezondheidsdossier) en de daarbij noodzakelijke
                  samenwerking, en elkaar waar nodig kunnen aanspreken op deze taken en verantwoordelijkheden.
                  De werkwijzer sluit uitstekend aan bij de aanbevelingen van de commissie en zal dit
                  jaar gereed zijn.
               
Samenvattend: veel van de aanbevelingen van de commissie worden meegenomen in het
                  Meerjarenprogramma RI&E, de pilot administratieve handhaving RI&E of het programma
                  Preventie Beroepsziekten. Daarnaast verwacht ik dat de betreffende thema’s aandacht
                  gaan krijgen in de nog in ontwikkeling zijnde Arbovisie 2040.
               
4.2. Verbeter de handhaving en verhoog de pakkans; introduceer een passende boete
               
De commissie constateert dat de naleving van regels en voorschriften in veel bedrijven
                  tekort schiet. Ze wijst erop dat verplichtingen eerder worden nagekomen als de pakkans
                  groot is. Verder heeft meerjarige intensieve inspectieaandacht een positieve impact
                  op de naleving door bedrijven. De commissie is daarom van mening dat een betere handhaving
                  dringend is gewenst om de naleving te vergroten, om gezond en veilig werken te stimuleren
                  en om risico’s op beroepsziekten al bij de bron te minimaliseren. Handhaving is ook
                  van belang om te voorkomen dat bedrijven die de regels slecht naleven een concurrentievoordeel
                  hebben.
               
Dit advies is nader uitgewerkt in aanbevelingen over het melden van het optreden van
                  een beroepsziekte aan de Inspectie SZW, die wordt geconstateerd in het kader van de
                  voorgestelde tegemoetkomingsregeling,15 een adequate toerusting van de Inspectie SZW en het zorgen voor een gevarieerd sanctiebeleid.
                  Bij het laatste noemt de commissie een passende boete, gerichte gedragsinterventies,
                  en de mogelijkheid van stillegging van de werkzaamheden.
               
Daarnaast stelt de commissie als aparte aanbeveling voor om een boete te introduceren,
                  die kan worden opgelegd aan bedrijven en organisaties waar een beroepsziekte is geconstateerd
                  en waarbij vast is komen te staan dat de werkgever en/of de opdrachtgever zijn of
                  haar verplichtingen verwijtbaar niet is nagekomen.
               
Reactie
Om een positief effect op de naleving te bereiken zijn er meer mogelijkheden dan handhaving
                  alleen. De Inspectie SZW zet daarom een brede interventiemix in die zoveel mogelijk
                  is afgestemd op het naleefgedrag van de betreffende groep werkgevers. De range van
                  interventies is breed en loopt van communicatie en voorlichting, het stilleggen van
                  werkzaamheden bij ernstig gevaar en bij (herhaalde) recidive, tot het bestraffen van
                  niet-naleving via bestuursrecht (boetes) of strafrecht.
               
Ik ben het met de commissie eens als deze stelt dat een betere handhaving gewenst
                  is om de naleving te vergroten en om gezond en veilig werken te stimuleren. De capaciteit
                  van de Inspectie SZW voor het toezicht op blootstelling aan gevaarlijke stoffen wordt
                  daarom reeds stap voor stap uitgebreid (conform het Meerjarenplan van de Inspectie
                  SZW). Maar daarmee zijn we er nog niet. Ik zal samen met de Inspectie SZW de interventiemix
                  ten aanzien van toezicht en handhaving op het gebied van gevaarlijke stoffen, tegen
                  het licht houden om te bezien of er verbeteringen aangebracht kunnen worden die leiden
                  tot een betere naleving. Daarbij betrek ik ook de hoogte van de boete voor de zorgplicht
                  op grond van artikel 3 van de Arbowet, evenals de door de commissie genoemde gerichte
                  gedragsinterventies en de mogelijkheden om stil te leggen als er acute risico’s zijn
                  voor de gezondheid van werkenden. Zo zet ik via het Meerjarenprogramma verbetering
                  naleving RI&E – zoals hiervoor aangegeven – enerzijds in op het faciliteren van werkgevers
                  om de basis van het arbobeleid op orde te krijgen. Anderzijds bereid ik me via de
                  verkenning van de interventiemix voor blootstelling aan gevaarlijke stoffen, voor
                  om gerichter in te kunnen grijpen wanneer het traject van de verbetering naleving
                  RI&E onvoldoende soelaas biedt om blootstelling aan gevaarlijke stoffen te voorkomen.
               
De Inspectie SZW voert de komende jaren gericht toezicht uit op beroepsziekten. Het
                  vanuit de tegemoetkomingsregeling gegevens uitwisselen met de Inspectie SZW van beroepsziekten
                  kan een meerwaarde hebben voor de informatie-gestuurde aanpak van het toezicht. Bij
                  de uitwerking van de tegemoetkomingsregeling zal ik dit samen met de Inspectie SZW
                  nader onderzoeken, zodat inspanningen gericht kunnen worden op de bescherming van
                  werknemers in vergelijkbare situaties.
               
Het introduceren van een boete bij overtreding van de zorgplicht op grond van het
                  Burgerlijk Wetboek, zoals door de commissie voorgesteld, is niet mogelijk. Werkgevers
                  die de zorgplicht op grond van de Arbowet en het Arbobesluit overtreden, kunnen al
                  strafrechtelijk of bestuursrechtelijk worden beboet. De Inspectie SZW (bij bestuursrechtelijke
                  beboeting) en de politie/het OM (bij strafrechtelijke beboeting) kunnen niet zonder
                  meer een boete opleggen als een civiele rechter tot het oordeel komt dat een werkgever
                  zijn zorgplicht heeft geschonden. De Inspectie SZW of politie/het OM moeten daartoe
                  eerst zelf onderzoeken of een overtreding heeft plaatsgevonden. Eerst dan kan de Inspectie
                  SZW een boete opleggen of kan het OM tot vervolging overgaan. Vaak is het na een vonnis
                  van een civiele rechter voor de Inspectie SZW of de politie/het OM door het tijdsverloop
                  niet langer mogelijk te onderzoeken of ook zij van oordeel zijn dat sprake is van
                  een schending van de zorgplicht.
               
Ik ben het met de commissie eens dat opdrachtgevers eveneens invloed hebben op de
                     arbeidsomstandigheden waaronder in hun opdracht wordt gewerkt. Zo hebben ProRail,
                     Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf samen met expertise uit de markt, een
                     beheersregime opgesteld voor opdrachtnemers die werken met chroom-6.16 Het ministerie heeft de afgelopen jaren ingezet op het creëren van bewustwording
                     en het faciliteren van opdrachtgevers bij het nemen van hun verantwoordelijkheid.
                     Er is een onderzoek gestart om de ontwikkeling te monitoren. In mijn brief van 1 april
                     201917 heb ik u hierover geïnformeerd en daarbij gemeld dat dit jaar een vervolgmeting van
                     het monitoronderzoek wordt gedaan om daarmee vinger aan de pols te houden.18 Daarnaast besteedt de Inspectie SZW in de programma’s Zorg, Industriële arbeid en
                     Bouw, aandacht aan het stimuleren van verantwoord opdrachtgeverschap. In 2018 zijn
                     de bouwprocesbepalingen, gericht op verantwoord opdrachtgeverschap in de bouw, in
                     het Arbobesluit aangescherpt.
                  
In mijn brief van 17 februari 202019 is een herijking van het arbobeleid, de Arbovisie 2040 aangekondigd. Naar verwachting
                     wordt u in oktober nader geïnformeerd over de eerste resultaten hiervan. Ik verwacht
                     dat onderwerpen als handhaving en de positie van opdrachtgevers ook in dat kader aan
                     de orde komen.
                  
4.3. Verbeter de positie van de bedrijfsarts
               
Ter bevordering van preventie in algemene zin en van beroepsziekten in het bijzonder,
                  is volgens de commissie een belangrijke rol weggelegd voor de bedrijfsarts. Als vooruitgeschoven
                  medische post bij bedrijven verkeert de bedrijfsarts in een positie om gezondheidsrisico’s
                  op de werkvloer snel te onderkennen en de diagnostische, curatieve en preventieve
                  stappen in te leiden. Tegelijkertijd signaleert de commissie een aantal knelpunten
                  die de uitvoering van deze spilfunctie belemmert. In de analyse van de commissie wordt
                  onder andere gewezen op de onafhankelijkheid van de positie van de bedrijfsarts, de
                  uitvoering van preventieve taken in de praktijk, en de kennis over beroepsziekten
                  en mogelijkheden deze ziekten te melden. Het advies van de commissie is uitgewerkt
                  in twee aanbevelingen:
               
– heroverweeg de structurele inbedding van de bedrijfsarts en de bedrijfsgezondheidszorg
                        zodat er een krachtige impuls van kan uitgaan voor de preventie van beroepsziekten;
                     
– zorg voor een adequate publieke financiering van de opleiding tot bedrijfsarts.
Reactie
De achterliggende problematiek die de commissie beschrijft en die aanleiding is voor
                  de aanbevelingen, zijn regelmatig onderwerp van gesprek binnen het programma Toekomst
                  Arbeidsgerelateerde Zorg (2015–2020). Binnen dit programma wordt vanuit diverse trajecten
                  ook ingezet op de verbetering van de positie van de bedrijfsarts. De Kwaliteitstafel
                  bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde is door dit programma ingesteld met als doel
                  dat stakeholders gezamenlijk werken aan het kwaliteitsbeleid, SZW te adviseren en
                  om acties in gang te zetten teneinde het vak van bedrijfs- en verzekeringsarts aantrekkelijker
                  te maken en de instroom in de opleiding te verhogen. Uw Kamer zal naar verwachting
                  eind dit jaar de brief ontvangen over de uitkomsten van Kwaliteitstafel. Hierin zullen
                  ook de voorstellen van de commissie VSAB worden betrokken en zal worden ingegaan op
                  het financieringsvraagstuk van de opleiding voor bedrijfsartsen. In die brief zal
                  daarnaast een beleidsreactie worden opgenomen op het gehele traject van het programma
                  Toekomst Arbeidsgerelateerde Zorg, waarvan de wijziging Arbowet per 25 januari 2017
                  deel uitmaakt. Over de belangrijkste bevindingen van deze wetsevaluatie is uw Kamer
                  onlangs geïnformeerd.
               
6. Tot slot
               
De commissie heeft een waardevol advies uitgebracht ten behoeve van de slachtoffers
                  van beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Daarnaast heeft de
                  commissie ook nadrukkelijk vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar de mogelijkheden
                  om beroepsziekten te voorkomen. Dat heeft goede voorstellen opgeleverd, zowel voor
                  beroepsziekten in het algemeen, als voor het beleid op het terrein van gevaarlijke
                  stoffen. Op veel punten geeft dit een verdere impuls aan mijn beleid op dit terrein.
               
Ik ben enthousiast over de nieuwe voorstellen voor een tegemoetkoming voor de slachtoffers
                  van ernstige beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen en voor een
                  versterking van de infrastructuur op het terrein van gevaarlijke stoffen. De problematiek
                  kent een lange voorgeschiedenis en is zeer urgent.
               
De kosten en dekking van deze voorstellen vergen echter een integrale weging in augustus.
                  Ik heb vertrouwen in deze besluitvorming en zal na de zomer u hierover nader berichten.
                  Verder zal ik uw Kamer in het eerste kwartaal van 2021 informeren over de voortgang,
                  als ik naar verwachting ook de rapportage heb van de door mij aan te stellen verkenner.
               
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout
Indieners
- 
              
                  Indiener
 B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
