Brief regering : Kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 “Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19 van de AIV
33 625 Hulp, handel en investeringen
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 320 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2020
Hierbij biedt het kabinet zijn reactie aan op briefadvies nr. 34 «Nederland en de
wereldwijde aanpak van COVID-19» van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)
en presenteert het kabinet een pakket aan maatregelen om de impact van de COVID-19-crisis
in kwetsbare landen te mitigeren.
COVID-19 veroorzaakt een wereldwijde crisis van ongekende omvang. In Nederland tracht
het kabinet met onder meer een omvangrijk steunpakket de impact hiervan voor de Nederlandse
samenleving en economie te beperken en op te vangen. Binnen de EU wordt eveneens gewerkt
aan passende Europese steun- en stimuleringsmaatregelen. Ten aanzien van de internationale
crisisbestrijding en de effecten op de meest kwetsbare landen, heeft het kabinet –
mede op verzoek van Uw Kamer op 16 april jl. – gevraagd om een spoedadvies van de
AIV met de vraag: hoe kan Nederland effectief en op gepast niveau bijdragen aan de
strijd tegen de mondiale gevolgen van het coronavirus?
Het kabinet waardeert het snelle, heldere en concrete AIV-advies, dat op 11 mei jl.
verscheen. Hieronder wordt toegelicht welke positie het kabinet inneemt mede op basis
van deze advisering, waarmee het kabinet opvolging geeft aan het verzoek van de Algemene
commissie BuHa-OS (2020Z08325/2020D17868). Tevens reageert het kabinet in deze brief op de moties van het lid Van den Hul
c.s. (Kamerstuk 33 625, nr. 298), de leden Van de Hul en Van den Nieuwenhuizen (Kamerstuk 33 625, nr. 299), het lid Stoffer (Kamerstuk 33 625, nr. 308), het lid Kuik c.s. (Kamerstuk 33 625, nr. 310), het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 33 625, nr. 311), het lid Alkaya (Kamerstuk 33 625, nr. 313) en het lid Stoffer (Kamerstuk 33 625, nr. 314).
Impact COVID-19 op kwetsbare landen
De AIV stelt dat er nog veel onzeker is over de omvang en duur van de coronacrisis,
maar waarschuwt dat er een humanitaire en economische catastrofe dreigt. Daarmee bevestigt
de AIV berichtgeving van onder meer VN, IMF en Wereldbank. De snelle verspreiding
van het virus over de wereld heeft gezorgd voor uitzonderlijke impact, in eerste instantie
voor de volksgezondheid. Hoewel in Afrika de besmettingsaantallen nog relatief laag
zijn – de VN verwacht een piek in juli/augustus – ervaren veel landen nu al de forse
secundaire consequenties. Dit is niet slechts een gezondheidscrisis: de lockdowns, het stilvallen van de wereldhandel, waardenketens en transport betekenen wereldwijd
een belemmering in toegang tot voedsel, vaccins en medicijnen. In kwetsbare landen
en voor kwetsbare groepen mensen komt de impact hiervan hard aan en leidt de pandemie
vooral tot een sociaaleconomische crisis, met onmiddellijke gevolgen voor voedselzekerheid.
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) waarschuwt al vanaf april dit jaar dat door de crisis
het aantal mensen dat acute honger heeft in 2020 zal verdubbelen van 135 miljoen naar
265 miljoen mensen.
De wereldwijde economische gevolgen van de crisis zijn enorm. De VN en het IMF schatten
dat lage- en middeninkomenslanden USD 2,5 biljoen aan steun nodig zullen hebben om
de enorme kapitaalvlucht en het inkomstenverlies op te vangen.1 De kapitaalvlucht is aanzienlijk volatieler en hoger dan tijdens de financieel-economische
crisis in 2008. De terugval van toerisme en remittances en de daling van de grondstofprijzen leiden tot een aanzienlijke terugval in de inkomsten
van veel ontwikkelingslanden.
De schuldenniveaus van ontwikkelingslanden waren voor de COVID-19-crisis al zeer zorgwekkend:
ongeveer de helft van de lage inkomenslanden kampte met een onhoudbare schuld of een
hoog risico hierop. Als gevolg van de COVID-19- crisis verslechtert deze situatie
snel. Bovendien is niet langer de schuldenlast van alleen lage inkomenslanden een
probleem, ook tientallen middeninkomenslanden kampen sinds de crisis met zeer kwetsbare
schuldenposities.
Acute financiële problemen van landen, bedrijven en huishoudens ondermijnen adequate
crisisbestrijding en de bestaanszekerheid van honderden miljoenen mensen. De OESO
voorspelt dat 50% van het MKB wereldwijd met faillissement wordt bedreigd. De ILO
waarschuwt dat 1,6 miljard mensen die werkzaam zijn in de informele sector in hun
levensonderhoud worden bedreigd. De WTO verwacht in 2020 een historische krimp in
de wereldhandel van 13 tot 27%. Decennia van groei en sociaaleconomische vooruitgang
in ontwikkelingslanden dreigen radicaal te worden gekeerd en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
raken verder buiten bereik.
De COVID-19-crisis beïnvloedt tevens bestaande maatschappelijke kwesties, ook als
het gaat om mensenrechten. Mensen in een kwetsbare positie hebben het de afgelopen
maanden moeilijker gekregen, zoals journalisten, LHBTI-personen, vrouwen en meisjes.
Deze actualiteit laat zien dat overheden zich wereldwijd ook moeten blijven inzetten
om mensenrechten te beschermen.
Betekenis voor Nederland en de EU
De wereldwijde COVID-19-crisis heeft verschillende directe en potentiële gevolgen
voor Nederland en de Europese Unie. Nederland blijft kwetsbaar voor het coronavirus
zolang het in de wereld rondgaat en er geen vaccin beschikbaar is. Vanuit, door en
naar Nederland wordt veel gereisd en gehandeld, waardoor het risico bestaat dat het
virus opnieuw van buiten Europa, Nederland en de rest van Europa binnenkomt. We zijn
daarom afhankelijk van het vermogen van de meest kwetsbare landen om het gevecht tegen
het virus te winnen.
Dit geldt ook voor het herstel van de met de wereld verknoopte Nederlandse en Europese
economie. De wereldwijde economische recessie is een bedreiging voor het mondiaal
financieel-economische stelsel en daarmee voor de Nederlandse economie. De circa 27
duizend Nederlandse bedrijven die buiten de EU actief zijn zullen juist in kwetsbare
opkomende markten hard geraakt worden, omdat hun lokale partners (vaak MKB) op minder
eigen buffers of overheidsondersteuning kunnen rekenen en grote valutarisico’s lopen.
Zo komen bijvoorbeeld veel bloemen die in Aalsmeer verhandeld worden uit Kenia of
Ethiopië. VNO-NCW en MKB Nederland betogen in hun Afrika Strategie en COVID-19 Actie
Agenda om juist deze markten niet te vergeten en om snel te handelen om ook daar beschadiging
van economische sectoren te voorkomen.
De COVID-19-crisis heeft alle elementen in zich, om zich te ontpoppen tot een veiligheidscrisis,
met ook mogelijke impact op de nationale veiligheid. De sterke terugval in lage- en
middeninkomenslanden kan Europa en Nederland direct raken in de vorm van toenemende
instabiliteit aan de EU-buitengrens. Veel landen in de nabijheid van het Koninkrijk
en van de Europese Unie kampen door de COVID-19 crisis met grote financiële uitdagingen
door het wegvallen van inkomsten. Juist de landen die een vaak fragiele vorm van democratie
en bestuur hebben kunnen hierdoor onder druk komen staan. In de Sahel-regio wordt
nu al waargenomen dat langer bestaande politieke en veiligheidscrises verergeren door
de impact van COVID-19 op de economie, gezondheidszorg en voedselzekerheid.
De Europese Asieldienst (EASO) en VN-organisaties (IOM, UNHCR) waarschuwen dat de
crisis in de nabuurregio’s de potentiële irreguliere migratiedruk op Europa zal vergroten.
De AIV maakt de analogie met de Arabische volksopstanden in 2011, die ontstonden uit
gebrek aan perspectief, hoge voedselprijzen en armoede als gevolg van de financieel-economische
crisis in 2008. De instabiliteit in de Arabische regio was de grondoorzaak van de
migratiecrisis in 2015. De COVID-19-crisis betekent eveneens een risico voor opvang
van vluchtelingen in de regio. Landen die veel vluchtelingen opvangen (zoals Libanon)
zijn vaak al erg kwetsbaar en de crisis kan voor spanningen zorgen tussen gastgemeenschappen
en vluchtelingen.
De AIV stelt terecht dat er geopolitiek veel op het spel staat. De COVID-19-crisis
versterkt tegenstellingen en maakt ongemakkelijke (strategische) afhankelijkheden
zichtbaar. Het kabinet ziet met zorg dat systeemrivaliteiten ook worden geïmporteerd
in multilaterale organisaties. De spanningen binnen de WHO (onder meer over de oorsprong
en de verspreiding van het coronavirus en over participatie Taiwan) zijn daar een
voorbeeld van. Dat heeft zijn weerslag op de effectiviteit van de mondiale aanpak
van de crisis. Ook de G7 en G20 hadden een meer leidende rol kunnen spelen, zoals
zij dat deden bij de financiële crisis in 2008. Een effectieve aanpak van de pandemie
en bijhorende wereldwijde economische en andere gevolgen vereist hechte internationale
samenwerking, sterke multilaterale organisaties en mondiaal leiderschap. De nabijheid
van het Midden-Oosten en Afrika maakt maximale inzet van diplomatieke, handels- en
ontwikkelingsinstrumenten door de EU dan ook meer dan ooit noodzakelijk. Het kabinet
onderschrijft de AIV stellingname dat het voor de EU van vitaal belang is om juist
nu de multilaterale orde binnen de VN – inclusief de WHO – te beschermen. Daar heeft
Nederland met zijn open economie en samenleving direct belang bij.
Kabinetsreactie op de aanbevelingen van de AIV
Het kabinet deelt met de AIV de overtuiging dat adequate actie van de internationale
gemeenschap is geboden om de meest kwetsbare landen, vooral in Afrika, te ondersteunen.
Het kabinet motiveert dit vanuit medemenselijkheid, een welbegrepen eigenbelang, het
nu bestendigen van een betrouwbare relatie met partnerlanden en nabuurregio’s en het
versterken van de geopolitieke positie van de EU.
De AIV geeft het kabinet de volgende aanbevelingen mee:
1. een leidende rol van de EU bevorderen;
2. een samenhangend pakket aan steunmaatregelen samenstellen;
3. hiervoor gezien de grote nood EUR 1 miljard beschikbaar maken en ondanks de krimp
van de economie in geen geval het budget voor ontwikkelingssamenwerking verlagen.
Deze crisis vraagt om Europees leiderschap. In april hebben Europese leiders – onder
wie Minister-President Rutte – dit leiderschap getoond door met Afrikaanse leiders
op te roepen deze crisis gezamenlijk te bestrijden, inclusief passende internationale
steunmaatregelen. Al vanaf het begin van de crisis heeft het kabinet intensief contact
gezocht met EU-collega’s ten behoeve van een krachtige en gecoördineerde EU-inzet
in de meest kwetsbare landen. Dit past ook bij de ambitie van de EU om een leidende
rol te spelen bij mondiale coördinatie en versterking van het multilaterale stelsel,
onder meer door de EU-inzet in VN, G7 en G20 nog beter af te stemmen en te coördineren.
Nederland ondersteunt bovendien de gekozen Team Europe benadering, waarbij de Europese
Commissie, EU-instellingen, EU-lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties
en -banken, gezamenlijk optrekken richting partnerlanden én op mondiaal niveau.
De AIV stelt terecht dat, als de EU een geopolitieke rol wil claimen, er nu kansen
zijn om hier invulling aan te geven. De korte- en langetermijngevolgen van de pandemie
kunnen de EU hard raken en voor een oplossing moeten we ons niet verlaten op leiderschap
uit andere delen van de wereld. Het is daarmee vanuit diplomatieke en politieke overwegingen
cruciaal dat de Europese Unie bestaande samenwerking met haar nabuurregio’s en Sub-Sahara
Afrika consolideert en zich actief betrokken toont bij het oplossen van grote knelpunten
die door COVID-19 ontstaan in de meest kwetsbare landen. De EU kan ook leiderschap
tonen door te zorgen dat herstelinvesteringen in ontwikkelingslanden de transitie
naar groene, duurzame economieën versnellen. De omvangrijke herstelpakketten en -maatregelen
die nu worden ingezet kunnen en moeten bijdragen aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
van de Verenigde Naties en de doelen van de Overeenkomst van Parijs; als de herstelinvesteringen
en -maatregelen hier niet ook aan bijdragen, zal het zeer moeilijk worden de gestelde
doelen alsnog te realiseren.
Berekeningen van wat nodig is om de crisis in de meest kwetsbare landen te bestrijden
variëren, maar het is duidelijk dat op middellange termijn honderden miljarden euro’s
nodig zijn. De VN schat de kosten voor het op korte termijn beschermen van de 10%
meest kwetsbaren in de wereld2 op USD 90 miljard, zodat (preventieve) noodmaatregelen ten behoeve van humanitaire
hulp, gezondheid en de eerste sociaaleconomische steun genomen kunnen worden. Er is
daarnaast een groot aantal andere kwetsbare landen, zoals middeninkomenslanden en
landen die veel vluchtelingen opvangen, die de VN niet in haar analyse heeft meegenomen.
Ook de kosten voor het ontwikkelen en verspreiden van een vaccin zijn hierin niet
meegenomen.
Acute steunverzoeken voor COVID-19 gerelateerde humanitaire hulp van internationale
noodhulporganisaties zijn onder meer in kaart gebracht binnen het Global Humanitarian Response Plan (onder leiding van UNOCHA), de Rode Kruis appeals en het Strategic Preparedness and Response Plan (WHO). Deze plannen vragen gezamenlijk om ongeveer EUR 11 miljard3 aan additionele middelen voor acute aanvullende humanitaire hulp en steun aan de
volksgezondheid. Daarnaast vragen vrijwel alle VN-hulporganisaties financiële steun
voor niet-humanitaire activiteiten die daarmee buiten het Global Humanitarian Response Plan vallen.
Nederland heeft recent EUR 111 miljoen beschikbaar gemaakt binnen de BHOS-begroting
voor een eerste set aan maatregelen (Kamerstuk 33 625, nr. 293).4 Zowel binnen als buiten dit pakket heeft Nederland aanvullende bijdragen beschikbaar
gemaakt voor de WHO, gezien de cruciale rol van de WHO bij de bestrijding van de coronacrisis.
Verschillende EU-lidstaten hebben net als Nederland steunpakketten gepresenteerd ten
behoeve van snelle actie en herstel, deels gefinancierd uit bestaande budgetten. De
Europese Commissie en de Europese Investeringsbank hebben via herschikking van bestaande
budgetten EUR 20,6 miljard vrijgemaakt. Uw Kamer is hierover onder meer geïnformeerd
via het Verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 8 juni 2020.5 Een deel van de acute liquiditeitsproblemen in de meest kwetsbare landen wordt momenteel
opgevangen door het IMF, de Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelingsbanken.
Verschillende EU-lidstaten denken na over het beschikbaar stellen van aanvullende
middelen ten behoeve van de wereldwijde aanpak van COVID-19 en de bijkomende humanitaire
en sociaaleconomische consequenties.
De wereldwijde crisis is zo ingrijpend dat het kabinet ervoor kiest additioneel eenmalig
EUR 500 miljoen beschikbaar te maken uit algemene middelen om de meest kwetsbare landen en mensen
in de wereld te ondersteunen. Gecombineerd met een kasschuif (EUR 464 miljoen) uit
latere jaren zorgt het kabinet ervoor dat – in lijn met het AIV-advies – en ondanks
de forse terugval van het BNI, het budget voor ontwikkelingssamenwerking in 2020 en
2021 stabiliseert. Hiermee wordt voorkomen dat er ingegrepen moet worden in lopende
activiteiten en kunnen aanvullende maatregelen worden genomen om kwetsbare landen
te ondersteunen in het bestrijden van de COVID-19-crisis. Hiermee geeft het kabinet
tevens invulling aan de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 33 625, nr. 311). De additionele middelen worden als volgt ingezet:
– Het kabinet voegt EUR 350 miljoen toe aan de lopende begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Daarmee wordt in 2020 het grootste deel van de terugval vanwege de BNI-daling gecompenseerd.
Met deze maatregel geeft het kabinet concreet opvolging aan de wens van de Tweede
Kamer (motie van het lid Van der Staaij c.s. Kamerstuk 25 295, nr. 192) om ernaar te streven dat de bestaande hulp en ondersteuning aan ontwikkelingslanden
ook in de huidige omstandigheden wordt gehandhaafd en zo mogelijk uitgebreid, in het
bijzonder waar het de gezondheidszorg en de voedselvoorziening betreft. Met deze inzet
kan Nederland haar inspanningen handhaven om grondoorzaken van armoede, conflict,
klimaatverandering en irreguliere migratie tegen te gaan. Deze inzet is gericht op
de meest kwetsbaren en op het behalen van de SDGs. Het zijn preventieve inspanningen
om hogere toekomstige maatschappelijke, politieke en financiële kosten te voorkomen.
Lopende Nederlandse activiteiten gericht op het adresseren van grondoorzaken is een
langdurig en betrouwbaar commitment alsmede een investering in diplomatieke relaties
om gezamenlijke vraagstukken (zoals ook op veiligheid, klimaatverandering, voedselzekerheid
en irreguliere migratie) gezamenlijk op te lossen. Dat geldt ook voor het voldoen
aan internationale afspraken, zoals op klimaat in de Overeenkomst van Parijs.
– Daarnaast voegt het kabinet EUR 150 miljoen toe aan het eerdere COVID-19 steunpakket van EUR 100 miljoen, ten behoeve van aanvullende
inspanningen om de coronacrisis in de meest kwetsbare landen te bestrijden. Dit is
tevens een directe investering in het voorkomen van een tweede terugslag voor de volksgezondheid
en economie in Nederland, in een multilateraal antwoord op de crisis en in de relatie
met nabuurregio’s en landen in Sub Sahara Afrika, met wie Nederland op korte en middellange
termijn zal moeten samenwerken als het gaat om veiligheids- en migratievraagstukken.
Daarmee is het ook een investering in de veiligheid van het Koninkrijk als geheel.
Verderop in deze brief wordt het aanvullende pakket aan steunmaatregelen van EUR 150
miljoen nader toegelicht.
In afwachting van HGIS-besluitvorming worden de consequenties van de BNI-daling meerjarig
verwerkt in de BHOS-begroting. Over de voorziene bezuiniging van 2022 tot 2025 wordt
u nader geïnformeerd op de reguliere begrotingsmomenten.
Het kabinet waardeert de uitgebreide advisering van de AIV, inclusief de concrete
suggesties om gebruik te maken van de in Nederland beschikbare capaciteit en logistiek.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling om bij steunmaatregelen de grootste aandacht
te besteden aan sociaaleconomische maatregelen. Daarbij ziet het kabinet het belang
van tijdelijke financiering voor lokaal bedrijfsleven en blijvende toegang tot voedsel
en sociale vangnetten voor de allerarmsten. Dergelijke korte termijn interventies
kunnen voorkomen dat bedrijven omvallen en kunnen helpen de tijdelijke terugval in
vraag en aanbod te overleven. Met de AIV ziet het kabinet ook het belang van acute
steun aan lage- en middeninkomenslanden voor technische assistentie en het zoeken
naar oplossingen voor de zorgelijke schuldensituatie. Vanuit het eerdere steunpakket
heeft Nederland reeds EUR 25 miljoen bijgedragen aan het Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT). Nederland zal voor EUR 620 miljoen garant staan voor leningen ten behoeve
van de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) van het IMF. De schuldensituatie in de meeste lage- en veel middeninkomenslanden
is zorgelijk en door de COVID-19-crisis versneld verergerd. Nederland zal zich inzetten
voor een passende oplossing wanneer eind dit jaar het door de G20 en Club van Parijs
ingeroepen schuldenmoratorium eindigt. Uitgangspunt is dat Nederland zich inzet voor
een duurzame oplossing van de schuldenproblematiek voor de meest kwetsbare landen,
waarbij door middel van een brede betrokkenheid van de belangrijkste officiële en
private crediteuren de solidariteit onder crediteuren is gewaarborgd. Hiermee geeft
het kabinet ook uitvoering aan de motie van het lid Alkaya (Kamerstuk 33 625, nr. 313).
Hoewel de mondiale context door de pandemie radicaal is veranderd, zijn de Duurzame
Ontwikkelingsdoelen van de VN, de klimaatafspraken van Parijs en het naleven van mensenrechten
relevanter dan ooit. Nederland schaart zich achter de Building Back Better oproep van de VN, juist in een crisistijd waar de internationale samenwerking onder
druk staat. Inspanningen nu dienen gericht te zijn op inclusieve en duurzame economieën
en samenlevingen die daardoor weerbaarder zijn tegen toekomstige pandemieën, economische
crises, klimaatverandering en andere dreigingen en mondiale uitdagingen. Het kabinet
ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de kennis en kunde van de Nederlandse
private sector en de topsectoren als Water & Maritiem, Logistiek, Agri & Food en Life Sciences & Health. Daarbij geldt dat, wanneer bedrijven gebruik maken van het bedrijfsleveninstrumentarium
voor interventies in ontwikkelingslanden, de betrokken uitvoerders hiervoor een IMVO-kader
hanteren. Dit geldt ook wanneer instrumenten worden ingezet in de strijd tegen corona,
in lijn met motie van het lid Van de Hul c.s. (Kamerstuk 33 625, nr. 298).
Het kabinet deelt met AIV het belang van eerlijke en betaalbare toegang tot vaccins,
diagnostische testen en behandeling wereldwijd. Daartoe heeft Nederland aansluiting
gezocht bij internationale initiatieven zoals de Access to COVID Tools (ACT) Accelerator, de Solidarity Call to Action en de WHO
COVID-19 Technology Access Pool, de International Vaccine Alliance en de EU strategy to COVID-19 vaccines. Nederland draagt hier via politieke en financiële kanalen (o.a. via CEPI en Gavi)
aan bij. Hiermee volgt het kabinet de lijn van motie van het lid Kuik c.s. (Kamerstuk
33 625, nr. 310) over een solidaire verdeling van een COVID-19 vaccin. In een nog te sturen brief
aan uw Kamer zal uiteengezet worden welke initiatieven het kabinet onderneemt.
Pakket met steunmaatregelen
In lijn met het eerdere steunpakket van EUR 100 miljoen uit april jl. (Kamerstuk 33 625, nr. 293), intensiveert het kabinet met de EUR 150 miljoen de inspanningen gericht op preventie,
humanitaire hulp en sociaaleconomische weerbaarheid in de meest kwetsbare landen.
Voor de prioritering van de maatregelen volgt het kabinet voor een belangrijk deel
het AIV-advies, waarbij de nadruk ligt op wat het kabinet op korte termijn noodzakelijke
inspanningen acht. Hierdoor zijn niet alle door AIV voorgestelde maatregelen in het
pakket opgenomen. De keuzes binnen het steunpakket sluiten aan bij de inzet van de
Europese Commissie, die haar steunmaatregelen richt op humanitaire hulp, gezondheidszorg
en mitigatie van de sociaaleconomische gevolgen van de crisis. Dit pakket wordt waar
mogelijk uitgevoerd via bestaande kanalen, binnen kaders van steunverzoeken van multilaterale
organisaties, met betrokkenheid van lokale overheden, maatschappelijke organisaties
en de private sector. Nederland blijft daarbij consequent aandacht vragen voor vrouwen,
meisjes en kwetsbare groepen zoals vluchtelingen, ontheemden en irreguliere migranten.
Daarmee volgt het kabinet tevens de oproep van motie van het lid Stoffer (Kamerstuk
33 625, nr. 308). In de bijlage treft u de informatie aan ten aanzien van de onderbouwing en evaluatie
conform comptabiliteitswet artikel 3.1.
Preventie
Om de verspreiding van het virus tegen te gaan en bij te dragen aan het bestrijden
van de medische consequenties als gevolg van het virus zal het kabinet EUR 27 miljoen beschikbaar maken voor de volgende activiteiten:
– Het kabinet schaalt zijn inspanningen voor toegang tot Water, Sanitatie en Hygiëne
in de meest kwetsbare landen verder op, middels het toekennen van een extra bijdrage
van EUR 6 miljoen aan het WASH SDG6 Consortium, een samenwerkingsverband van Nederlandse maatschappelijke
organisaties dat lokale gemeenschappen en overheden steunt met voorlichting, bewustwording
en verbeterde toegang tot WASH.
– Het kabinet investeert op verschillende manieren in de ontwikkeling van een vaccin
tegen het nieuwe coronavirus. Het kabinet spant zich er tevens voor in dat de toegang
van ontwikkelingslanden tot diagnostische testen voor COVID-19 wordt vergroot en dat,
zodra een vaccin beschikbaar is, ook de meest kwetsbare landen en mensen toegang zullen
hebben tot dit vaccin. Het kabinet financiert hiertoe met EUR 10 miljoen het Gavi Advance Market Commitment for COVID-19 Vaccines (Gavi Covax AMC) en de Foundation for Innovative New Diagnostics (FIND).
– Het kabinet maakt EUR 4 miljoen vrij om te kunnen voldoen aan concrete steunverzoeken (t.a.v. testkits, ventilatoren,
mobiele ziekenhuizen) via EU, NAVO of bilaterale kanalen, voor zover die verzoeken
voldoen aan de ODA-criteria van de OESO-DAC. Dit zijn veelal verzoeken uit buurlanden
van de Caribische delen van het Koninkrijk en de EU (Balkan, Oostelijk en Zuidelijk
nabuurschap). Daarnaast maakt het kabinet middelen vrij om waar nodig, na een formeel
besluit van de regering, advies-, assistentie- en planningscapaciteit van Defensie
te kunnen inzetten en daarmee kwetsbare (ODA-)landen te ondersteunen (EUR 3 miljoen).
– Het kabinet draagt haar fair share van EUR 4 miljoen bij aan het voorgenomen revolverende fonds van de NAVO waarmee bondgenoten (en ook
staten waarmee de NAVO partnerschappen onderhoudt) gezamenlijk (veiligheidsgerelateerde)
COVID-bescherming kunnen aanschaffen.
Humanitaire hulp
Nederland schaalt zijn inspanningen ten behoeve van nood- en voedselhulp op met EUR 48 miljoen via de bekende partners, passend binnen het Global Humanitarian Response Plan, het appeal van het Rode Kruis/Rode Halve Maan en het Strategic Preparedness and Response Plan van de WHO. Het kabinet kiest voor dezelfde uitvoeringskanalen als bij de eerdere
aanvullende noodhulpbijdrage binnen het steunpakket van EUR 100 mln. Daarnaast spant
het kabinet zich in voor blijvende toegang tot onderwijs – vooral in humanitaire situaties –
en daarmee toegang tot WASH en voedsel voor kinderen. De uitvoering van noodhulp gebeurt
daar waar dit het meest nodig is, gericht op de meest kwetsbaren. Alle uitvoerende
organisaties waar Nederland mee werkt hebben dit als hun primaire doel en Nederland
is daarover – in lijn met motie van het lid Van den Hul c.s. (Kamerstuk 33 625, nr. 299) – in permanente dialoog.
– Het kabinet verhoogt haar bijdrage aan de Dutch Relief Alliance (DRA) met EUR 6 miljoen, vanwege het sterke netwerk van deze alliantie met lokale organisaties in de armste
en meest fragiele gebieden. Dit netwerk is cruciaal om de meest kwetsbaren te bereiken
en Nederland geeft daarmee ook invulling aan de Grand Bargain afspraken.
– De bijdrage aan het Central Emergency Response Fund (CERF) wordt verhoogd met EUR 9 miljoen. Via dit VN fonds kan overal ter wereld snel financiering beschikbaar gesteld worden
voor levensreddende interventies voor de meest kwetsbaren. Het CERF is ook cruciaal
gebleken voor snelle opschaling van de logistieke operaties (incl. luchttransport)
onder leiding van WFP.
– Via Country Based Pooled Funds (CBPF) wordt EUR 15 miljoen bijgedragen in landen die al te kampen hebben met een humanitaire crises en daarnaast
getroffen zijn door COVID-19. Een CBPF werkt voor het grootste deel via internationale
en lokale maatschappelijke organisaties. Het kabinet zal in de dialoog over de bestedingen
van de middelen inzetten op versterking van capaciteit van VN en andere hulpverleners
op het gebied van MHPSS.
– Het kabinet verhoogt haar bijdrage aan de Rode Kruis / Rode Halve Maan beweging met
EUR 12 miljoen, omdat deze beweging (waaronder het Internationale Comité en de Internationale Federatie)
goede toegang heeft in conflictgebieden en nauw samenwerkt met de nationale verenigingen
in crisisgebieden. Daarnaast heeft het Rode Kruis veel aandacht voor geestelijke gezondheid
en psychosociale steun (MHPSS), waaronder training van hun lokale hulpverleners.
– Het kabinet steunt met EUR 6 miljoen het «First Emergency Response» mechanisme van Education cannot Wait. Via dit mechanisme spant het kabinet zich in om onderwijsachterstanden als gevolg
van de COVID-19-crisis te voorkomen en eraan bij te dragen dat kinderen veilig weer
naar school kunnen door onlineonderwijs, rehabilitatie van WASH-faciliteiten rond
scholen, voedselvoorziening en psychosociale ondersteuning.
Sociaaleconomische weerbaarheid
Nederland maakt EUR 75 miljoen vrij om in lage en middeninkomenslanden bij te dragen aan het in stand houden van
vitale voorzieningen en infrastructuur. Veel lage- en middeninkomenslanden kunnen
door de crisis hun financiële verplichtingen nauwelijks of niet nakomen en zijn door
toegenomen financiële tekorten zeer beperkt in staat basisvoorzieningen op orde te
houden. Daarnaast hebben het midden- en kleinbedrijf en veel mensen in de informele
economie een direct verlies aan financiering en inkomen, wat voor veel mensen in de
praktijk een aantasting van de voedselzekerheid betekent. De inspanningen van het
kabinet zijn erop gericht om te voorkomen dat op korte termijn de nu al beperkte toegang
tot voedsel en medische voorzieningen in veel landen verder zal verslechteren.
– Het kabinet spant zich in om tekorten aan voedsel en medicijnen te voorkomen, door
een bijdrage van EUR 21 miljoen beschikbaar te maken ten behoeve van het open en bereikbaar houden van voedselmarkten,
versoepelen van grensprocedures voor voedsel en medicijnen en beschikbaarheid van
werkkapitaal voor klinieken, vooral in Afrika. Hiervoor zal het kabinet de samenwerking
intensiveren met bestaande partners, als GAIN/Netherlands Food Partnership, Trade Mark East Africa, het Medical Credit Fund van PharmAccess en IFAD. Hiermee geeft het kabinet tevens invulling aan motie van het lid Stoffer
(Kamerstuk 33 625, nr. 314).
– Het kabinet verhoogt zijn bijdrage aan de bestaande safety net-programma’s in Ethiopië en Soedan met EUR 19 miljoen als bijdrage aan het voorkomen van een directe armoedeval, en daarmee het behouden
van toegang tot voedsel. Het kabinet kiest voor een bijdrage aan het bestrijden van
de voedselcrisis in de focusregio Hoorn van Afrika, omdat het dankzij deze programma’s
in staat is snel en effectief bij te dragen aan de bestrijding van de actuele voedselcrisis
daar. Het kabinet zal binnen de Europese Unie oproepen om in bilaterale programma’s
meer aandacht te besteden aan sociale vangnetten en daarop met andere lidstaten de
samenwerking zoeken.
– Het kabinet zal mogelijkheden voor (nood)financiering voor lokaal MKB in ontwikkelingslanden
vergroten, om bij te dragen aan het voorkomen van acute faillissementen en verlies
van toch al schaarse werkgelegenheid in de meest kwetsbare landen. Hiervoor maakt
het kabinet EUR 15 miljoen beschikbaar dat wordt in gezet via DGGF-spoor 2.
– Het kabinet zal – in samenwerking met gelijkgezinde landen – aanvullende inspanningen
leveren om de meest kwetsbare landen (waaronder ook middeninkomenslanden) die in acute
financiële problemen komen te helpen met noodfinanciering, zodat overheden middelen
beschikbaar krijgen voor (publieke) basisvoorzieningen. Het kabinet maakt binnen dit
pakket aan maatregelen EUR 20 miljoen beschikbaar om bij te dragen aan IMF schuldverlichtingsinitiatieven, zoals het Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT) en het subsidy account van het Poverty Reduction and Growth Trust, en aan technische assistentie via onder andere de Wereldbank en het IMF, zodat kwetsbare
landen ondersteund worden bij versterking van hun begrotingsbeleid.
Tot slot
Over de omvang en duur van de COVID-19-crisis in de meest kwetsbare landen is nog
veel onzeker. Wel stelt het kabinet vast dat de impact van de wereldwijde crisis ongekend
is. Het zullen wereldwijd voor veel mensen zware tijden zijn, met directe consequenties
voor Nederland en de Europese Unie. Toch kan met acute maatregelen en vereende krachten
effectief worden gewerkt aan het beperken van de impact van deze crisis en de spill-over effecten op lange termijn. Met deze inzet van het kabinet neemt Nederland een passende
rol op zich om op verschillende terreinen tot een substantiële gezamenlijke inspanning
te komen binnen de EU en met internationale partners.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.