Brief regering : Beleidsreactie AWTI Adviesrapporten ‘Versterk de rol van wetenschap, technologie en innovatie in maatschappelijke transities’ en 'Krachtiger kiezen voor sleuteltechnologieën'
33 009 Innovatiebeleid
Nr. 97
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2020
We hebben te maken met grote maatschappelijke uitdagingen. Deze uitdagingen vragen
om transities zoals het tegengaan van klimaatverandering, de energietransitie, digitalisering,
het betaalbaar en organiseerbaar houden van de zorg, behoud en herstel van biodiversiteit
en natuur, de transitie naar een circulaire economie en de transitie van ons voedselsysteem.
Grote transities voor economie en maatschappij doen een fors beroep op onderzoek en
innovatie. Sleuteltechnologieën zijn een belangrijke pijler van innovatie en zullen
bijdragen aan doorbraken bij het oplossen van de maatschappelijke uitdagingen. Het
missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (hierna: MTIB) en de groeistrategie
van het kabinet spelen hier in belangrijke mate op in1. Daarbij is van belang dat overheden rekening houden met het samenspel van krachten
in de innovatieketen en de maatschappelijke en economische doelen die worden nagestreefd.
Onlangs heeft de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) in dat
kader twee adviezen aangeboden aan de regering: «Versterk de rol van wetenschap, technologie
en innovatie in maatschappelijke transities» en «Krachtiger kiezen voor sleuteltechnologieën».
In de adviezen worden aanbevelingen gedaan die volgens AWTI bijdragen aan een betere
benutting van wetenschap, technologie en innovatie bij maatschappelijke transities
en aan een krachtiger vormgeving van het sleuteltechnologie-beleid binnen het MTIB.
Ik ben de AWTI erkentelijk voor beide rapporten en heb met interesse kennisgenomen
van de rapporten en de aanbevelingen daarin.
In deze brief reageer ik namens het kabinet op beide rapporten, nadat ik kort in ga
op het per 2020 gestarte missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid, omdat beide
rapporten daar sterk mee samenhangen.
1. Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (MTIB)
Met de vernieuwing van het Rijksbrede innovatiebeleid heeft het kabinet een belangrijke
stap gezet om het innovatiebeleid meer in te zetten voor maatschappelijke transities.
De grote maatschappelijke uitdagingen en transities van deze tijd zijn nu integraal
onderdeel van het innovatiebeleid en stimuleren alle partijen in de gouden driehoek
(overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen), aangevuld met maatschappelijke organisaties
en intermediairs) om de uitdagingen op een vernieuwende manier aan te pakken. Maatschappelijke
thema’s vergen naast technologische innovaties veelal ook fundamentele systeem- en
gedragsveranderingen (transitiegericht) en sociale innovatie. Ze vragen daarnaast
het stimuleren van de vraagkant van innovatie (zoals normering en aanpassing van wet-
en regelgeving) en de maatschappelijke inbedding van innovaties.
Dit beleid is in nauwe samenwerking tussen departementen, bedrijven en kennisinstellingen
en andere stakeholders gemaakt. De gemaakte keuzes voor verbetering, groei en verduurzaming
zijn niet vanzelf ontstaan. Allerlei partijen spelen hier een rol in. De ondernemer
die onderneemt en verdienkansen ziet. De wetenschapper die nieuwe technieken en ideeën
onderzoekt, de ontwerper die werkt aan verduurzaming van onze steden en landschappen.
De overheid die de juiste omstandigheden schept om maatschappelijke doelen, zoals
CO2-reductie, in de praktijk te realiseren, en daar zelf ook actief aan bijdraagt.
In het MTIB wordt vooral via publiek-private samenwerking invulling gegeven aan de
ontwikkeling van oplossingen van maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën.
Sleuteltechnologieën zijn belangrijk voor de technologische basis onder de vier maatschappelijke
uitdagingen (Energietransitie en Duurzaamheid; Landbouw, Water en Voedsel; Gezondheid
en Zorg; en Veiligheid). Het sleuteltechnologiebeleid volgt hierin twee sporen: enerzijds
levert het kennis die kan worden toegepast voor de uitvoering van de missies binnen
de vier maatschappelijke thema’s en anderzijds wordt nieuwe kennis ontwikkeld waarvoor
er niet direct toepassingen zijn maar waarmee onze kennisbasis voor de toekomstige
oplossingen wordt versterkt.
Deze nieuwe aanpak, waarbij door het kabinet 25 missies zijn gedefinieerd binnen de
vier genoemde thema’s, heeft geresulteerd in kennis- en innovatieagenda’s (hierna:
KIA’s) die tonen waar nieuwe kennis en innovatie nodig zijn en langs welke sporen
in publiek-private samenwerking die ontwikkeld kunnen worden. Deze KIA’s zijn in 2019
binnen topsectoren opgesteld door brede groepen van betrokkenen met tezamen honderden
deelnemers. Deze KIA’s brengen drie »elementen bij elkaar: de maatschappelijke (de
vier grote thema’s), economische (de topsectoren) en de technologische (de sleuteltechnologieën
die bij kunnen dragen). In navolging hiervan is de inzet van publieke en private partners
samengebracht in het Kennis- en Innovatieconvenant (hierna: KIC)2. Zij brengen hun budgetten voor nieuwe kennis en innovatie bijeen en overleggen in
themateams over de besteding, met als doel dat alle activiteiten elkaar zoveel als
mogelijk versterken en op elkaar aansluiten en zo een lichte vorm van gezamenlijke
sturing groeit. Met deze aanpak lijkt Nederland internationaal voorop te lopen3; een prestatie waar we trots op mogen zijn. Daarnaast is ook kennis en innovatie
nodig die via andere wegen tot stand komt, bijvoorbeeld via publieke budgetten of
cocreatie vanuit de samenleving.
2. AWTI-advies «Versterk de rol van wetenschap, technologie en innovatie in maatschappelijke
transities»
Samenvatting
De AWTI bepleit in dit advies een sterkere, meer effectieve rol van wetenschap, technologie
en innovatie (WTI) bij maatschappelijke transities en stelt zich de vraag hoe de regering
de bijdrage van wetenschap, technologie en innovatie aan maatschappelijke transities
zou kunnen verbeteren. Om dit te stimuleren adviseert de AWTI dat de regering moet
zorgen voor een overkoepelend beeld van het Nederland van de toekomst én voor een
bijbehorende ingrijpende aanpak voor de transities. Het toekomstbeeld en een aanpak
voor transities maken gerichte investeringen mogelijk, voorkomen verspilling van tijd
en geld, en brengen innovatoren samen met nieuwe en creatieve partijen.
De AWTI mist het grote verhaal achter de transities en vindt dat de afzonderlijke
trajecten onderling niet goed met elkaar zijn verbonden; zij bepleit dat wetenschap,
technologie en innovatie beter worden benut voor transitieversnelling. In het advies
worden de volgende drie aanbevelingen voor de regering genoemd:
• Zorg voor een overkoepelend beeld van het Nederland van de toekomst. Beleg de eindverantwoordelijkheid
voor het toekomstbeeld bij een onderraad voor maatschappelijke transities.
• Ontwikkel een netwerk van met elkaar verbonden transformatieve coalities. In dit netwerk
werken diverse (nieuwe, onverwachte) partijen met elkaar samen en van elkaar leren.
• Vraag elk ministerie een interne toekomstgroep van medewerkers op te zetten en geef
deze een prikkelende opdracht.
Kabinetsreactie op het advies
Het kabinet ziet het advies van de AWTI als een ondersteuning van de koers die is
ingezet met het huidige innovatiebeleid, en als een aanmoediging om dat beleid verder
te ontwikkelen. Met het MTIB zijn de grote maatschappelijke opgaven zoals klimaatverandering
en voedselzekerheid immers centraal komen te staan. In onderstaande ga ik hier verder
op in.
Het kabinet ziet het advies van de AWTI als een ondersteuning van het huidige innovatiebeleid
Complexe maatschappelijke uitdagingen zijn niet uniek voor deze periode, al wordt
in internationale literatuur door de toegenomen complexiteit en verwevenheid van de
vraagstukken wel gesproken van super wicked problems4, waarmee de urgentie van de maatschappelijke uitdagingen wel groter lijkt te zijn.
Gegeven de complexiteit is er sprake van intense samenhang: verandering in het ene
domein werkt direct elders door. Bij transities moet daarom nagedacht worden over
de «organiserende principes» die tot verandering leiden. Er zijn oplossingen nodig
die we op dit moment nog niet kennen of hebben, en die vooral door onderzoek en innovatie
tot stand moeten komen.
De beleidsontwikkeling rondom transitievraagstukken vraagt dat overheden goed nadenken
over toekomstige ontwikkelingen en welke rol zij hierbij willen vervullen. Deze integraliteit
van werken is belangrijk voor nu en de toekomst. In het missiegedreven innovatiebeleid
en de groeistrategie legt het kabinet meer nadruk op deze integrale werkwijze rond
maatschappelijke transities. Hierbij wordt, bijvoorbeeld door het formuleren van missies,
een «stip op de horizon» gezet, waarmee samenwerking met onderzoekers, bedrijven,
overheden en maatschappelijke organisaties rond de kennis- en innovatieagenda’s wordt
gerealiseerd. Het doel wordt vastgesteld, maar de beste weg om daar te komen wordt
door inhoudelijke experts in gezamenlijkheid bepaald. Deze strategie leidt tot een
win-winsituatie: doordat de maatschappelijke uitdagingen van vandaag de groeimarkten
van de toekomst zijn, creëren we daarbij ook kansen voor handelsbevordering en internationalisering
van het bedrijfsleven.
Voor de maatschappelijke transities is adaptief beleid noodzakelijk omdat complexe
systemen voortdurend in beweging zijn. Deels is dit beleid generiek van aard, deels
is dit nodig in een specifieke aanpak die is gericht op het versterken van ecosystemen/clusters/sectoren/maatschappelijke
domeinen. Daar waar vanuit het publieke belang innovaties nodig zijn, is een actieve
en sturende rol van de overheid nodig. De overheid bepaalt de doelen, door missies
te formuleren. De overheid neemt hierbij verschillende rollen aan, afhankelijk van
hetgeen er in de specifieke situatie nodig is. Zo ondersteunt de overheid bepaalde
onderdelen van de onderzoeks- en innovatie ecosystemen, neemt actief deel (als bijvoorbeeld
inkoper, opdrachtgever of innovator) aan innovatieve publiek-private allianties rond
deze vraagstukken en zorgt dat innovatie oplossingen breed toegepast en gedragen kunnen
worden. Kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke partijen krijgen hierbij
de ruimte om te bepalen hoe zij die doelen gezamenlijk willen bereiken. Het kabinet
verwijst in dit kader ook naar de kabinetsreactie die onlangs naar uw Kamer is gestuurd
naar aanleiding van het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
(Rli) «Naar een duurzame economie: overheidssturing op transities». In deze kabinetsreactie
(die breder is dan onderzoek en innovatie) vertaalt het kabinet de kennis over transitiebeleid
in een aantal sturingsprincipes of beginselen: «...een systematische aanpak, gestuurd
vanuit ambities en doelen, zonder blauwdruk maar met stapsgewijze vooruitgang op grond
van een scala aan instrumenten en vanuit een brede maatschappelijke betrokkenheid5.»
Het kabinet ziet het advies van de AWTI als een aanmoediging om het beleid verder
te ontwikkelen
Met deze aanpak zijn we de goede richting ingeslagen, maar er zijn nog kansen om het
beleid verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld door het toevoegen van een publiek-publiek
spoor zoals in de brede maatschappelijke heroverweging is verwoord6. En dat vraagt dat we niet alleen investeren in nieuwe kennis en technologie, maar
ook in de brede uitrol en toepassing van die technologie en innovaties. Daarbij zijn
sociale en culturele aspecten ook van groot belang. Innovaties vergen samenwerking
van niet alleen onderzoekers uit verschillende disciplines, maar ook met en van mensen
die in de praktijk werken. In de bedrijven, in de gezondheidszorg, in sectoren die
de energietransitie moeten vorm geven, in de landbouw en de watersector, in organisaties
die werken aan de veiligheid, fysiek en digitaal. Samen innoveren gebeurt veelal in
lokale en regionale organisaties.
Ook het Rathenau instituut wijst op de noodzaak om lokale, regionale en nationale
niveaus meer te verbinden bij innovatie7. Hiertoe zal het kabinet met de partners bezien waar verdere versterking mogelijk
is en het MTIB verder verbreden door bijvoorbeeld lokale/regionale initiatieven meer
te verbinden met dan wel op te schalen naar nationale ambities waardoor nieuwe technologieën
en innovaties maatschappelijk beter worden ingebed en transities versnellen. Voor
een deel gebeurt dit al doordat binnen het MTIB een brede groep organisaties bijeen
wordt gebracht, inclusief de provincies en de ROM’s (zie box 1), die werkt aan gezamenlijke
maatschappelijke missies. Hierdoor kan meer gebruik worden gemaakt van lokale- en
regionale innovatiekracht.
Innovaties op de maatschappelijke thema’s vergen voorts dat departementen steviger
inzetten op het stimuleren van innovatie op hun gebied. Daarop is al vooruitgang geboekt
in de afgelopen tijd. Vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) is er van oudsher sterke samenwerking tussen private partijen, Wageningen Research
(WR) en het departement. Zo wordt bijvoorbeeld via de aanpak voor innovatie op het
boerenerf door LNV ingezet op het verbeteren van de wisselwerking met en vertaling
van nieuwe kennis en kunde naar de praktijk. Een aantal ministeries zoals Defensie,
Justitie en Veiligheid, Infrastructuur en Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn en
Sport hebben innovatie-eenheden opgezet die private partners betrekken bij hun innovatie-uitdagingen.
De vormgeving verschilt per departement. Een centrale unit (zoals de AWTI aanbeveelt)
kan werken, maar ook is het mogelijk dat de lijnorganisatie in goed onderling overleg
innovatie agendeert en stimuleert.
Het MTIB richt zich vooral op de publiek-private samenwerking van R&D en innovatie.
In de Brede Maatschappelijke Heroverweging (hierna: BMH) «Innovatieve Samenleving8» wordt echter een nadrukkelijk pleidooi gehouden om het MTIB te verbreden met een
publiek spoor voor maatschappelijke uitdagingen. Transities gaan verder en vereisen
over de volle breedte meer verbinding tussen het innovatiebeleid en maatschappelijke
activiteiten. Dat betekent dat vooral andere overheden hierbij een belangrijke rol
en andere werkwijze kunnen vervullen door maatschappelijke partners en initiatieven
te verbinden aan dit beleid en vice versa.
Het kabinet begrijpt de behoefte bij de AWTI aan een overkoepelend beeld van alle
transities. Zo’n beeld is een baken voor tal van partijen. Het kabinet doet dit door
het aangeven van richting: het innovatiebeleid werkt toe naar een welvarend Nederland.
Elk kabinet zal hierbij eigen accenten plaatsen en verschillen in urgentie aangeven.
Gericht beleid beoogt meer focus en massa op een specifiek domein waarbij de overheid
voldoende ruimte laat voor bottom-up oplossingen van bedrijfsleven, kennisinstellingen
en maatschappelijke partijen. Hoe dat kan, is een kwestie van onderzoeken en ontdekken,
waar mogelijk in samenwerking tussen alle partijen, en wanneer nodig met bijstellingen
en aanpassingen. Het kabinet is ervan overtuigd dat het aangeven van die richting
goed werkt om partijen bijeen te brengen en om samen voortgang te maken. Deze werkwijze
doet recht doet aan de complexiteit van transities.
Het kabinet wijst op de Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn9 waarmee het een brede agenda aankondigt om het duurzame verdienvermogen op de lange
termijn te versterken. Het groeivermogen wordt versterkt door investeringen in onderwijs,
onderzoek, innovatie en sleuteltechnologieën. Het kabinet gaat een aantal transities
via verschillende sporen aanpakken die tezamen een structurele groeisprong mogelijk
maken. Hiertoe bekijkt het kabinet de verschillende transities integraal en vertaalt
deze in beleidsaanpassingen, gerichte investeringen en institutionele hervormingen.
Deze integrale benadering betekent ook dat de interacties (multi-/interdisciplinair)
tussen overheden, wetenschappers/onderzoeksinstellingen, bedrijfsleven en sociale
organisaties beter vorm kan krijgen en zo meer kan bijdragen aan de oplossingen van
maatschappelijke uitdagingen en transities.
We zetten maximaal in op vernieuwende oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen
en transities door met het missiegedreven innovatiebeleid meer ruimte te bieden aan
nieuwkomers en het vergroten van de deelname van startups, innovatief mkb en scale-ups.
Dat geldt ook voor bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties die andere visies en
belangen kunnen inbrengen. Hierbij wordt gewerkt in integrale programma’s, van fundamenteel
onderzoek, tot meer op de toepassing gericht onderzoek, tot opschaling, benutting
en verspreiding van kennis en innovatie, waarbij ook geïnvesteerd wordt in netwerkvorming
en interactie van onderzoekers met diverse bedrijven en overheden (zie ook box 1).
Daarbij is actief overheidsbeleid gericht op marktcreatie van belang om de opschaling
en brede toepassing van innovaties tot stand te brengen. Voorbeelden zijn Techleap10 en instrumenten als het aanpassen van wet- en regelgeving, normering, beprijzing
van negatieve externe effecten, subsidies, netwerkvorming, fiscale prikkels en innovatiegericht
inkopen.
Box 1: regeneratieve geneeskunde als bijdrage aan een betere kwaliteit van leven
In de zorg worden chronische ziekten hoofdzakelijk behandeld, bijvoorbeeld met nierdialyse.
Regeneratieve geneeskunde maakt het mogelijk om van behandeling van chronische ziekten
naar genezing te gaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van lichaamseigen materiaal om
ziek weefsel en organen te herstellen. Om dit te stimuleren is het initiatief RegMedXB
gestart (regenerative medicines crossing borders). Dit is een publiek-privaat samenwerkingsverband
dat al 40 publieke en private partijen bindt in een gezamenlijke ambitie en agenda.
RegMedXB is een goed voorbeeld van publieke en private samenwerking om innovaties
naar de markt te brengen. Maatschappelijke organisaties, zoals de gezondheidsfondsen,
spelen hierbij een belangrijk rol en is en nieuwe vorm van samenwerken waarbij de
vertaling van excellente wetenschap naar bedrijvigheid wordt gestimuleerd, met uiteindelijke
doel om te komen tot oplossingen voor de patiënt en de samenleving.
De maatschappelijke uitdagingen vragen dus om oplossingen waarvoor niet in alle gevallen
al een markt bestaat of waar de markt nog klein is of langzaam groeit. Om daadwerkelijke
transities tot stand te brengen is dan ook veel meer nodig dan onderzoek zoals het
benutten van de opgedane kennis en innovaties (valorisatie en marktcreatie). Een brede
toepassing van innovaties is nodig door ondernemers, overheden en uiteindelijk ook
burgers of andere eindgebruikers. De overheid kan dit stimuleren met instrumenten
binnen de huidige (financiële) kaders zoals regelgeving, het inkoopbeleid of financiële
en fiscale instrumenten.
Met de brede blik van de groeistrategie en de integrale aanpak van het missiegedreven
innovatiebeleid werkt het kabinet met alle partners aan complexe transities naar een
welvarend, klimaat-neutraal, gezond en veilig en internationaal concurrerend Nederland.
3. AWTI-advies «Krachtiger kiezen voor sleuteltechnologieën»
Samenvatting
De AWTI doet in dit rapport drie aanbevelingen.
Aanbeveling 1: creëer een portfolio aan nationale sleuteltechnologieprogramma's
De AWTI stelt voor om nationale sleuteltechnologieprogramma’s te bundelen langs de
gehele kennis- en innovatieketen voor onderzoek en ontwikkeling op een specifieke
technologie of een combinatie van technologieën en op deze wijze een portfolio te
ontwikkelen. Op basis van een richtinggevend kader organiseert de regering vervolgens
een proces waarmee op basis van dat afwegingskader gekozen wordt welke nationale programma’s
extra ondersteuning krijgen.
Aanbeveling 2: roep een taskforce sleuteltechnologieën in het leven
De AWTI raadt de regering aan een taskforce Sleuteltechnologieën in het leven te roepen.
Deze taskforce beheert de portfolio met nationale sleuteltechnologie-programma’s.
De taskforce nodigt via calls coalities uit voorstellen te doen voor de programma’s
en maakt een keuze. Daarbij wordt de taskforce geholpen door een onafhankelijke beoordelingscommissie
die per call de voorstellen beoordeelt aan de hand van het afwegingskader en daarvan
afgeleide indicatoren en wegingsfactoren.
Aanbeveling 3: verhoging van het budget voor specifieke middelen voor sleuteltechnologieën
De AWTI pleit tenslotte voor een verhoging van het budget voor sleuteltechnologieën
met € 500 miljoen tot € 1 miljard jaarlijks bovenop het huidige (vooral generieke)
beleidsbudget.
Kabinetsreactie op het advies
Ik verwelkom de extra aandacht die er is voor het sleuteltechnologiebeleid, niet alleen
van de AWTI, maar ook van uw Kamer, zoals bleek tijdens het AO over sleuteltechnologie
en kunstmatige intelligentie van 12 maart jl. Het is terecht dat er groot belang wordt
gehecht aan een passend en krachtig beleid voor sleuteltechnologie-onderzoek. Sleuteltechnologieën
maken baanbrekende proces-, product- en/of diensteninnovaties mogelijk en zijn relevant
voor de wetenschap, de maatschappij en de markt. Zo zien we nu dat Nederlandse fotonicatechnologie
wordt ingezet voor de ontwikkeling van een snelle coronavirusdetectie. Met de juiste
keuzes kan ons land in bepaalde technologieën een voorsprong nemen of een positie
versterken in het internationale krachtenveld.
Box 2: fotonische chip voor COVID-19-diagnose
Drie hightech bedrijven uit regio’s Twente en Wageningen – Surfix, Qurin en LioniX
International – kondigden onlangs aan dat zij samen een testmethode ontwikkelen voor
coronadiagnose en immuniteitdetectie. Het desktop apparaat zal binnen vijf minuten
een betrouwbaar resultaat opleveren en zal binnen negen maanden beschikbaar zijn voor
commerciële toepassing. De kern van het apparaat is een virusdetectieplatform op basis
van LioniX geïntegreerde fotonica technologie en bionano detectietechnologie van Surfix
en Qurin. De ontwikkeling van deze biofotonische nanochip is onderdeel van de sensor
roadmap van PhotonDelta en is mede mogelijk gemaakt dankzij ondersteuning vanuit het
PhotonDelta-programma. Er zijn daarnaast nog andere veelbelovende initiatieven in
Nederland gestart om met inzet van sleuteltechnologieën fotonica en nanotechnologie
snelle en effectieve testmethodes voor COVID-19 te ontwikkelen.
Het kabinet ziet het advies van de AWTI en de hierboven samengevatte aanbevelingen
als aanmoediging om door te gaan met het ingezette sleuteltechnologiebeleid dat ik
hieronder zal beschrijven. Ik zal ingaan op de wijze waarop de portfolio van sleuteltechnologie-programma’s
tot stand komt, hoe keuzes worden gemaakt, hoe het overleg is georganiseerd en welke
middelen nu beschikbaar zijn. Daarbij raak ik ook aan de aanbevelingen van de AWTI.
Publiek-private samenwerking als succesformule
Het Nederlandse onderzoek op het gebied van de sleuteltechnologieën is van zeer hoge
kwaliteit – zoals ook wordt bevestigd door AWTI. Hoewel het aandeel van Nederland
in de wereldwijde wetenschappelijke publicatie-productie bescheiden is, ligt de impactscore
volgens een analyse door Elsevier11 op bijna alle sleuteltechnologieën ver boven het wereldgemiddelde. In de MIT Technology
Review van 202012 staat bijvoorbeeld onderzoek naar kwantuminternet van Qutech in Delft op nummer één
van de top tien van doorbraaktechnologieën.
Naast de hoge wetenschappelijke kwaliteit is het Nederlandse sleuteltechnologie-onderzoek
succesvol dankzij een ijzersterke formule: samenwerking tussen kennisinstellingen,
overheden en ondernemers. De nationale agenda initiatieven en coalities zoals de fotonica
agenda en het Photondelta-programma, de nationale kwantum agenda en de AI Coalitie
zijn hiervan het levende bewijs. Deze programma’s zijn tot stand gekomen door een
succesvolle combinatie van bottom-up onderzoek en kennisoverdracht en lichte sturing
vanuit de overheden waarbij partijen hun middelen bundelen. Een dergelijke regierol
pakken overheden tot nu toe bij een beperkt aantal cruciale programma’s waar focus
en massa nodig is.
Meerjarenprogramma’s Kennis en Innovatie Agenda Sleuteltechnologie (KIA-ST)
Vorig jaar is onder aanvoering van de topsector High-Tech Systemen en Materialen (HTSM)
en in samenwerking met vele partijen een Kennis- en Innovatieagenda (KIA) voor sleuteltechnologieën
opgesteld. Onderdeel van deze KIA ST is een portfolio van 51 meerjarenprogramma’s
waarin bedrijven, overheden en kennisinstellingen in brede coalities samenwerken aan
de ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Deze agenda is bottom-up samengesteld en
biedt een goed overzicht van de ambities van Nederland en van de consortia en ecosystemen
achter de onderzoeksprogramma’s binnen de acht clusters: nanotechnologie, fotonica,
kwantum, life science technologie, chemische technologie, manufacturing technology,
digitale technologie en materiaaltechnologie. Kenmerkend aan deze agenda en onderliggende
programma’s is dat zij een belangrijke rol kunnen spelen bij de realisatie van de
andere, thematische KIA’s die zijn opgesteld. Sleuteltechnologieën zijn een ware enabler voor de andere doelen van het MTIB. Bij het opstellen van deze KIA is niet de gehele
ordentelijke procedure gevolgd die de AWTI in haar aanbeveling uitwerkt, omdat de
agenda is opgesteld terwijl de trein al op volle snelheid is: er wordt in verschillende
consortia en samenwerkingsverbanden al samengewerkt rondom verschillende sleuteltechnologieën
en het is geen «greenfield» operatie. De KIA ST zal periodiek herijkt worden, en daarbij
zal waar mogelijk worden gewerkt conform de werkwijze die de AWTI aanbeveelt: vooraf
kaders stellen, daarna via een helder besluitvormingsproces tot een keuze komen.
Sommige van deze programma’s, zoals PhotonDelta, zijn reeds in uitvoering. Daarnaast
zijn enkele, zoals het kwantum onderzoeksprogramma in detail uitgewerkt in breed gedragen
nationale agenda’s en zijn in feite startklaar. Andere agenda’s zijn nog in een vroeger
stadium en behoeven nog verdere uitwerking voordat zij van start kunnen gaan. Voor
het gehele portfolio is in kaart gebracht wat de verbindingen zijn tussen de meerjarenprogramma’s
en de missies onder de maatschappelijke uitdagingen van het missiegedreven beleid.
Een deel van de programma’s is direct aan missies gelinkt terwijl een aantal primair
het verdienvermogen dient waarbij doorgaans meer privaat commitment aanwezig is; ook
dan zijn er vanzelfsprekend wel kansen voor de maatschappelijke thema’s die ontspruiten
in deze programma’s.
Afwegingskader sleuteltechnologie
Evident is dat er keuzes moeten worden gemaakt voor de inzet van de beperkte beschikbare
middelen in het KIC; hiervoor heeft de regering een afwegingskader opgesteld. In het
plan van aanpak sleuteltechnologie bij de eerder genoemde kamerbrief van vorig jaar13 is dit afwegingskader nader uitgewerkt. Hierin staan de volgende zes criteria centraal:
• Kans op maatschappelijke impact;
• Kans op economische impact;
• Relatieve positie van Nederland in EU-12 en in de wereld;
• Krachtenbundeling met regionale, nationale en internationale initiatieven; in het
bijzonder met Europese KET-programma’s;
• De potentie voor meerjarige samenwerking over de gehele keten;
• Doorsnijdend karakter en de multidisciplinariteit.
Ik sta nadrukkelijk stil bij het zesde criterium: het doorsnijdend karakter van sleuteltechnologieën
en de multidisciplinariteit zijn van belang voor de kans op doorbraken, die vaak plaatsvinden
op snijvlakken van wetenschaps- en technologievelden en bedrijfstakken. Om toepassingen
te ontwikkelen uit of met technologieën, kunnen verschillende methodologieën essentieel
zijn uit de alfa-, bèta-, gamma- en engineering-disciplines. Hieronder vallen simulaties,
ontwerp en analyse van risico’s voor veiligheid en privacy en sociale acceptatie.
Programma’s die in aanmerking komen voor financiering dienen rekening te houden met
dergelijke «key enabling methodologies» en met risico’s op maatschappelijke schade en zullen hierop worden getoetst.
Op basis van dit afwegingskader – dat vrijwel geheel overeenkomt met het kader dat
AWTI adviseert – zijn inmiddels twee onderzoeksprogramma’s als prioritair aangemerkt
door mijn departement. Voor deze twee programma’s – de Nationale kwantumagenda (NAQT)
en de uitwerking door de Nederlandse AI-Coalitie van het Strategisch Actieplan AI14 – heb ik begin dit jaar besloten de extra middelen op mijn begroting voor sleuteltechnologie
in het Kennis en Innovatieconvenant15 te reserveren.
Over wat er bottom-up en met middelen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap en NWO reeds gebeurt op het gebied van kwantumtechnologie-onderzoek bent
u bij brief van 17 februari 2020 geïnformeerd bij de kabinetsreactie op de Nationale
Agenda kwantum Technologie16. Onder andere hiermee geven we als kabinet een belangrijke impuls aan de doorontwikkeling
van beide programma’s. Daarnaast zijn in sommige thematische KIA’s, zoals die van
Landbouw Water Voedsel, voor de missies aparte sleuteltechnologieprogramma’s opgenomen.
Verdere uitwerking en operationalisering van dit afwegingskader gaat ons helpen beter
af te stemmen met de KIC-partners over programmering van middelen uit hun begroting.
Organisatie sleuteltechnologie-overleg
Themateam sleuteltechnologie
De partners in het MTIB hebben er voor gekozen hun onderling overleg te organiseren
in het themateam sleuteltechnologie, net zoals er themateams bestaan rondom de KIA’s op het terrein van de verschillende
thema’s. Het themateam staat onder leiding van het boegbeeld HTSM en bestaat verder
uit de financieringspartners die in het KIC middelen voor sleuteltechnologie hebben
gecommitteerd. Dit themateam stimuleert het veld om te komen tot breed gedragen, uitgewerkte
en financierbare voorstellen op basis van de meerjarenprogramma’s uit de KIA ST en
zal deze KIA actueel houden. Het themateam zal het eerder genoemde afwegingskader
verder operationaliseren en voorzien van criteria en wegingsfactoren en dit gebruiken
voor afstemming van inzet van middelen. Uitgangspunt blijft dat de partijen in het
KIC zeggenschap houden over hun eigen middelen en dat men in gezamenlijkheid tot een
goede inzet van alle middelen komt. Dit maakt de afstemming enerzijds complex, aangezien
elke KIC-partner zijn eigen programmeringssystematiek kent maar anderzijds past het
in het beproefde «polder-model» van het topsectorenbeleid.
Strategisch adviesorgaan
Het themateam is inmiddels in maart dit jaar voor het eerst bijeengekomen en heeft
de ambitie uitgesproken om zich te ontwikkelen als strategisch adviesorgaan voor de
overheid betreffende de gehele keten van ST-onderzoek, onderzoek infrastructuur, industrialisatieprogramma’s
en valorisatieprogramma’s, wat dus verder gaat dan de scope van het KIC. Hierbij zal
het gebruik maken van verkenningen om nieuwe ontwikkelingen te signaleren. Deze ambitie
moet zich in de loop van de tijd nog manifesteren en wordt vooral relevant indien
er substantiële additionele publieke middelen beschikbaar zouden komen. De huidige
samenstelling en expertise binnen het themateam – die nu langs financiële lijnen loopt
– zou in dat geval moeten worden verbreed met andere departementen en partijen zoals
maatschappelijke organisaties, wetenschappers en startups.
De verschillende departementen die beleidsbepalend zijn op het terrein van sleuteltechnologieën
kunnen zo onder meer via het themateam en het kernteam bijdragen aan prioritering
en richting, maar ook via de overige overleggremia die zijn ingericht in het MTIB
en de gebruikelijke interdepartementale afstemming.
Met deze governance wordt in de huidige, per 2020 ingezette, praktijk gewerkt in lijn
met de aanbeveling van de AWTI. Ook hierbij geldt: het MTIB is recent gestart en net
van wal, zogezegd. Ook rondom het sleuteltechnologieënbeleid zullen dus de komende
jaren gaandeweg nog lessen worden geleerd hoe het beleid beter vorm kan krijgen en
zal de governance daarop worden aangepast.
Onafhankelijke adviescommissie
AWTI adviseert een onafhankelijke adviescommissie in te stellen met leden die op basis
van hun expertise zijn benoemd. Op deze manier zou objectief, transparant en vrij
van politiek of lobby aan de regering kunnen worden geadviseerd. Op dit moment ligt
het echter niet voor de hand om zo’n nieuw adviesorgaan in het leven te roepen. Er
zijn al verschillende entiteiten die het kabinet adviseren over innovatiebeleid. In
de huidige situatie zijn er bovendien vrijwel geen middelen voor sleuteltechnologieën
vrij beschikbaar in de begroting van departementen en verloopt veel van de stimulering
via (grotendeels generiek) instrumentarium.
Welke middelen zijn beschikbaar voor sleuteltechnologie
Middelen voor sleuteltechnologie in het KIC
In het Kennis- en innovatieconvenant (KIC) is voor 2020 een bedrag van € 670 miljoen
geoormerkt voor de KIA Sleuteltechnologie. Hiervan is ruim € 100 miljoen publiek geld
en het overige bestaat uit private bijdragen van private partijen.
In het KIC is verder nog € 1,5 miljard aan onverdeelde publieke middelen voorzien
die worden ingezet via generieke regelingen als de WBSO en de PPS-toeslag, en daarmee
als zodanig nog niet zijn toegewezen aan een specifieke KIA. Een aanzienlijk deel
hiervan zal hoogstwaarschijnlijk – mede op basis van ervaringen uit het verleden –
ten gunste komen aan de KIA ST. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bijdragen van regio’s
en de inzet van NWO. Bijna de helft van de projecten die met PPS-toeslag zijn ondersteund,
richt zich op de ontwikkeling van sleuteltechnologieën17. Ook zijn in sommige thematische KIA’s budgetten voor technologieprogramma’s opgenomen.
Daarnaast zal uit de bedragen die vanuit de EZK-begroting zijn toebedeeld aan het
thema energietransitie en duurzaamheid een deel ten goede komen aan ST-onderzoek.
Europese programma’s zoals Horizon 2020 en het vervolgprogramma Horizon Europe bieden
daarnaast veel mogelijkheden voor extra middelen en leiden tot vruchtbare samenwerking.
Met de brede Europese coalities die hier worden gevormd zijn we beter in staat om
de complexe uitdagingen voor technologie die bijdraagt aan grote transities aan te
gaan. Daarvoor is het wel nodig dat de Nederlandse kennispartners over voldoende middelen
beschikken om de Europese middelen te matchen. Op basis van de gemiddelde return uit
het Horizon 2020-programma over de periode 2015–2019 is de verwachting dat Nederlandse
partijen jaarlijks circa € 140 miljoen Europees onderzoeksgeld ontvangen voor sleuteltechnologieontwikkeling.
In 2021 wordt duidelijk hoeveel budget de KIC partners in 2020 in totaal aan sleuteltechnologieën
hebben besteed. Ik zal uw Kamer hierover informeren.
Extra specifieke middelen voor sleuteltechnologie
Het advies van AWTI om € 0,5 tot € 1 miljard jaarlijks extra specifieke middelen beschikbaar
te stellen is mede gebaseerd op de studie van Technopolis18 waarover ik uw Kamer eerder informeerde, en die in opdracht van mijn departement
is uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op de vraag hoe groot de geoormerkte publieke investeringen zijn in sleuteltechnologieën in Nederland, Denemarken, Duitsland,
Frankrijk, Japan, Singapore, Vlaanderen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten
en Zuid-Korea. Andere landen besteden gemiddeld 0,1 procent van hun BBP in nationale
ST-programma’s. Juist ook in deze tijden, met de coronacrisis die de wereld in zijn
greep houdt, zien we in sommige van deze landen forse extra investeringen in sleuteltechnologieën
omdat de overtuiging is dat het verstandig is om uit de crisis te investeren in technologieën
die de groei van de toekomst mogelijk maken. Zo is in Duitsland begin juni een grootschalig
investeringsprogramma van € 50 miljard voor innovatie, onderzoek en oplaadstations
voor elektrische auto’s goedgekeurd19.
De Technopolis-studie wijst uit dat publieke geoormerkte investeringen in Nederland
achterblijven vergeleken bij de genoemde andere landen. Het is echter goed om ons
te realiseren dat we in Nederland ervoor hebben gekozen om voornamelijk fors in de
kennisbasis te investeren middels generieke instrumenten als de WBSO en de PPS-toeslag.
De AWTI stelt hierbij dat extra specifieke middelen voor sleuteltechnologie niet in
de plaats van het generieke instrumentarium moeten komen, maar daarnaast.
Als het gaat om extra specifieke middelen ben ik optimistisch over de mogelijkheden
die het Groeifonds ons zal bieden. R&D, kennisontwikkeling en innovatie in is één
van de drie pilaren van dit fonds. Sleuteltechnologie-programma’s kunnen – omdat ze
impact hebben op ons toekomstig verdienvermogen – in aanmerking komen voor middelen
uit dit fonds.
In lijn hiermee bieden ook de bevindingen in het BMH-rapport van de werkgroep Innovatieve
Samenleving20 opties om het beleid voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën en het versterken
van een publiek spoor voor maatschappelijke uitdagingen te versterken met een intensivering
van respectievelijk € 500 miljoen en € 250 miljoen per jaar.
Rapportage en inzicht in middelen voor sleuteltechnologie
Bovenstaande tekst biedt enig inzicht in vooraf geoormerkte middelen, verwachtingen
van onverdeelde middelen uit het KIC en ruwe schattingen van wat er achteraf van generiek
instrumentarium kan worden toegerekend aan sleuteltechnologieontwikkeling. Ik neem
mij voor jaarlijks aan uw Kamer te rapporteren over deze cijfers, zodat u de ontwikkelingen
goed kunt volgen.
Te bereiken impact met het sleuteltechnologiebeleid
Niet alle sleuteltechnologie-programma’s zullen direct meetbare impact hebben op de
uitvoering van de missies. Vaak zal het bij toepassingen van technologie in missies
gaan om combinaties van verschillende technologieën, waarbij niet alleen bèta-disciplines
cruciaal zijn, maar ook alfa- en gamma-kennis nodig zal zijn. Bovendien zal de impact
vaak over langere termijn zichtbaar zijn. Bij het maken van keuzes is het in ieder
geval van belang dat de beperkte middelen worden ingezet op technologie die breed
inzetbaar is en aan verschillende missies kan bijdragen zowel op de kortere als veel
langere termijn. Dit rechtvaardigt de keuze voor technologieën als AI, kwantum en
fotonica. Technologie die specifiek op één missie impact heeft zal eerder worden gefinancierd
uit middelen die in het KIC zijn geoormerkt voor dat specifieke thema. Een aantal
meerjarenprogramma’s uit de KIA Sleuteltechnologie is om deze reden inmiddels meegenomen
in thematische KIA’s.
Economische impact
Investeringen in sleuteltechnologie leveren doorgaans een hoog rendement op in groei
van BBP en werkgelegenheid. Voor het inmiddels afgeronde NanonextNL-programma is becijferd
dat de investering van € 125 miljoen vanuit het FES in dit programma het viervoudige
heeft opgeleverd21. Voor het Nederlandse kwantumtechnologie-onderzoek is in een economische impact analyse
door McKinsey voorspeld dat een investering van € 0,7 miljard zal resulteren in een
achtvoudige return on investment in de middellange termijn.
Zorgen in de samenleving
Naast een concrete bijdrage aan economische groei en het realiseren van impact op
maatschappelijke uitdagingen is aandacht voor dilemma’s en zorgen die leven in de
samenleving bij de introductie van nieuwe technologie eveneens van groot belang. Nieuwe
technologie die wordt ontwikkeld, maar die niet wordt toegepast vanwege onbekendheid,
onwetendheid of angst heeft uiteindelijk geen impact. Nieuwe technologie moet worden
ontwikkeld in samenhang met sociale en geesteswetenschappen. In de programma’s die
voor overheidsfinanciering in aanmerking willen komen is het daarom een voorwaarde
dat er een dialoog wordt opgezet tussen wetenschappers, bedrijfsleven en burgers,
maar ook dat er ruimte is voor regulering, toezicht en preventie van risico’s. In
het eerder genoemde NanonextNL-programma was aandacht voor onderzoek naar de risico’s
van nanotechnologie een essentieel onderdeel. In nieuwe programma’s, zoals voor AI
en kwantum, is een zorgvuldige dialoog met de samenleving en onderzoek naar juridische
en ethische aspecten eveneens een voorwaarde.
4. Tot slot
Recent is binnen het innovatiebeleid een transitie gemaakt met de doorontwikkeling
naar een meer missiegedreven aanpak, waarin – door de overheid geformuleerde – missies
de maatschappelijke opgaven operationaliseren. Met dit beleid wordt ook de ontwikkeling
van sleuteltechnologieën gestimuleerd, vanwege hun grote verwachte bijdrage aan maatschappelijke
thema’s. Beide adviezen van de AWTI beschouwen het missiegedreven Topsectoren- en
Innovatiebeleid met een integrale blik met oog voor de governance die hierbij hoort.
Het kabinet ziet deze als een aanmoediging om door te gaan op de ingeslagen weg en
is de AWTI erkentelijk voor de aanbevelingen die zij heeft gedaan.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat