Brief regering : Bemanningswisselingen zeevarenden
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 293 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2020
Tijdens het VSO Binnenvaart en Maritiem van 23 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 86)
is door het lid Schonis c.s. een motie (Kamerstuk 31 409, nr. 286) ingediend met het verzoek om nader te onderzoeken hoe bemanningswisselingen in de
zeevaart vergemakkelijkt kunnen worden, en uw Kamer hierover voor het zomerreces te
informeren. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek. Tevens wijs ik uw Kamer op de
beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Koopmans en Dijkstra over hetzelfde
onderwerp, welke door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid en mijzelf, deze week aan uw Kamer wordt gestuurd (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 3404).
Ik deel met de indieners van de motie de zorgen over de situatie waarin zeevarenden
wereldwijd verkeren als gevolg van de COVID-19 crisis. Zeevarenden worden hierdoor
geconfronteerd met langere perioden van verblijf aan boord dan wenselijk is. Dit zet
het welzijn en welbevinden van veel zeevarenden, maar ook van hun familie en dierbaren,
in toenemende mate onder druk. Vanuit zowel sociaal als ook economisch oogpunt is
het daarom van groot belang dat bemanningswisselingen mogelijk worden gemaakt.
Wisseling van bemanning is een wereldwijd probleem. De factoren en afhankelijkheden
die hierbij een rol spelen maken dat dit probleem immers te groot is voor een enkel
land om op te lossen. Per definitie is internationale coördinatie vereist. Nederland
brengt daarom met grote regelmaat dit onderwerp op in internationale gremia als EU,
IMO en ILO, teneinde tot meer gecoördineerde actie te komen. In de verschillende video-conferenties
met Europese transportministers en transportcommissaris Valean, die sinds de start
van de crisis hebben plaatsgevonden, heb ik er steeds op aangedrongen de wisseling
van bemanningen mogelijk te houden, ondanks de sluitingen van grenzen, nationale reisbeperkingen
en voorzorgmaatregelen in havens. In de videoconferentie van 4 juni jl. heb ik samen
met mijn Europese transportcollega’s opnieuw aangedrongen op gecoördineerde actie
door de Europese Commissie met betrekking tot derde landen, ook met betrekking tot
de afgifte van visa. De situatie in deze herkomstlanden en beperkte reismogelijkheden
in, naar en vanuit deze landen zijn namelijk in belangrijke mate debet aan de problemen
met crew wisselingen. Voor Nederland geldt dat de betrokken ministeries hun internationale
werk- en diplomatieke relaties maximaal benutten om te bevorderen dat zeevarenden
die willen aanmonsteren hun thuisland kunnen verlaten opdat afmonsterende zeevarenden
de gelegenheid krijgen weer naar huis terug te keren. Er zijn in dit verband reeds
belangrijke stappen gezet om bemanningswisselingen in Nederland te faciliteren.
Zo zijn met Nederlandse reders afspraken gemaakt om bemanningswisselingen van zeevarenden
die gaan werken op Nederlandse schepen die in een Nederlandse haven liggen, op gang
te brengen. Enerzijds gaat het om het tot stand brengen van luchtbruggen, waarbij
o.a. KLM afspraken is gaan maken met reders; anderzijds om een tijdelijke voorziening
op Schiphol waarbij zeevarenden een visum bij aankomst kunnen verkrijgen zolang het
reguliere proces van visumafgifte in de herkomstlanden nog onvoldoende op orde is,
zoals ik in deze brief nog toelicht.
Daarbij zijn in Nederland de zeehavens de afgelopen maanden operationeel gebleven,
en is het vrachtvervoer niet aan restricties gebonden. Scheepvaartafwikkeling is in
een vroegtijdig stadium als «vitaal proces» aangemerkt. Conform de aanbevelingen van
de Europese Commissie zijn zeevarenden uitgezonderd van het inreisverbod voor Nederland.
En anders dan in veel andere landen geldt er geen quarantainemaatregel voor afmonsterende
en aanmonsterende zeevarenden vanwege hun cruciale functie voor het transport. In
voorkomende gevallen is de helpende hand uitgestoken naar zeevarenden, ook in het
geval van niet Nederlands gevlagde schepen. Zo heeft de haven van Rotterdam zeeschepen,
die aanvankelijk een andere eindbestemming hadden, ontvangen voor het lossen van goederen
en afmonsteren van bemanning.
Hoewel de Nederlandse consulaten door lokale «lock down» maatregelen in eerste instantie
slechts in beperkte mate visa konden verstrekken aan visumplichtige zeevarenden die
willen aanmonsteren in Nederland, komt daar inmiddels verbetering in. Vanaf 1 juni
jl. kunnen in Manilla weer substantiële aantallen visumaanvragen worden verwerkt (inmiddels
200 per dag waarmee nagenoeg dezelfde aantallen kunnen worden verwerkt als voorheen)
en per 23 juni ook in Moskou (100 per dag). Ook op andere posten (zoals de Nederlandse
ambassade in Jakarta en het consulaat-generaal in Sint-Petersburg) zijn er afspraakmogelijkheden,
soms op basis van maatwerkafspraken met de sector. Op dit moment wordt niet alle beschikbare
capaciteit ingevuld. De verwachting is dat naarmate de lokale maatregelen verder worden
versoepeld en vliegverbindingen toenemen, ook de vraag naar alsook de capaciteit voor
de verwerking van visa zal toenemen. Daar waar de lokale situatie dat toelaat wordt
door het Ministerie van Buitenlandse Zaken ingezet op een maximale opschaling van
het visumproces van zeevarenden om aan deze vraag tegemoet te komen.
De Visumcode biedt voorts als terugvaloptie de mogelijkheid om een visum aan de grensdoorlaatpost
(visum on arrival) te verstrekken. Vanwege de beperkingen om visa aan te vragen in
derde landen is daarom aanvullend de voorziening getroffen om tijdelijk visa bij aankomst
op Schiphol of in de haven af te geven, wat normaal gesproken alleen in uitzonderlijke
gevallen gebeurt. De Koninklijke Marechaussee, respectievelijk de Zeehavenpolitie,
hebben hun capaciteit tijdelijk uitgebreid. Hoewel vanwege de infrastructurele benodigdheden
voor de afname van biometrische gegevens en de maatregelen inzake «social distancing»
de capaciteit beperkingen kent, is de inzet van alle partijen er op gericht om waar
mogelijk op te schalen en zoveel mogelijk aan de vraag tegemoet te komen. Daartoe
wordt ook met de maritieme sector nauw samengewerkt, teneinde het aanvraagproces zo
efficiënt mogelijk te laten verlopen.
Ik realiseer me terdege hoe ingrijpend de huidige situatie is voor het fysiek en geestelijk
welzijn van zeevarenden en hun naasten. Ik blijf mij daarom, met de mogelijkheden
die ik heb en samen met de collega’s van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid,
maximaal inzetten om in deze situatie zo snel mogelijk verbetering te brengen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.