Brief regering : Openbaarmaking inspectierapport en addendum over een uitzetting naar Bahrein
29 344 Terugkeerbeleid
Nr. 143
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2020
Met deze brief doe ik uw Kamer mijn reactie toekomen met betrekking tot het Inspectieonderzoek
                     «Uitzetting naar Bahrein».
                  
Tegelijk met deze brief stuur ik u de beantwoording van de Kamervragen van de leden
                     Voordewind en Groothuizen die zien op dezelfde zaak.
                  
Bij brieven aan uw Kamer van 13 en 17 december 2019 (Kamerstukken 29 344, nrs. 138 en 139) heb ik het rapport en de zienswijze van de Inspectie van Justitie en Veiligheid
                  (hierna: «Inspectie») over de openbaarmaking van het rapport vertrouwelijk aan uw
                  Kamer aangeboden. Met mijn brief van 12 februari jl. (Kamerstuk 29 344, nr. 141) heb ik u geïnformeerd dat ik de Inspectie, gelet op de relevantie voor het onderzoek,
                  heb verzocht nadere vertrouwelijke informatie van de Inspectie te betrekken. Het addendum
                  op het Inspectierapport heb ik vervolgens op 28 mei jl. ontvangen en daarop heb ik
                  uw Kamer de gelegenheid gegeven dit vertrouwelijk in te zien.Het onderzoek van de
                  Inspectie is daarmee afgerond.
               
Motie inzake openbaarmaking rapport
Ik heb de aangenomen motie1 van 18 december 2019 van de leden Jasper van Dijk en Kuiken over de openbaarmaking
                  van het rapport van de Inspectie inzake de uitzetting van een Bahreinse asielzoeker
                  in overweging genomen.
               
Ik begrijp dat uw Kamer het rapport openbaar wil bespreken en daar het debat over
                  wil voeren. Ik hecht evenzeer aan een goede parlementaire controle en het periodiek
                  afleggen van verantwoording door bewindspersonen en overheidsorganen.
               
Echter, zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld, staan zwaarwegende redenen openbaarmaking
                  in de weg. Ik noem hieronder deze redenen, deels in herhaling op eerdere communicatie
                  aan uw Kamer.
               
De gebruikelijke werkwijze is dat de Inspectie het rapport publiceert direct nadat
                     de betrokken bewindspersoon het rapport heeft toegezonden aan de Kamer. De Inspectie
                     moet echter afzien van publicatie wanneer het Staatsbelang zich daartegen verzet of
                     wanneer daarmee zwaarwegende belangen van betrokken personen worden geschaad. De Inspectie
                     concludeert dat hier sprake is van een zwaarwegend belang dat zich tegen openbaarmaking
                     verzet en heeft mij om die reden geadviseerd het Inspectierapport niet openbaar te
                     maken. Voor het addendum gelden volgens de Inspectie dezelfde gronden ten aanzien
                     van de openbaarmaking als ten aanzien van het hoofdrapport.
                  
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij eveneens geadviseerd het rapport en
                     het addendum niet openbaar te maken.
                  
Ook kom ikzelf tot die conclusie vanwege de belangen van de betrokkene en mogelijk
                     ook die van zijn in Bahrein verblijvende familieleden, en de persoonlijke levenssfeer
                     van de persoon die met openbaarmaking geschaad zouden worden. Op dit moment geldt
                     dit risico nog sterker, nu in de strafzaak van betrokkene nog cassatie aanhangig is.
                  
Daarnaast geldt dat ik gehouden ben aan het asielrecht. Persoonlijke, asielgerelateerde
                     informatie mag niet openbaar gemaakt worden. Uit het Vluchtelingenverdrag en de Europese
                     Procedurerichtlijn volgt dat de in het kader van een asielaanvraag naar voren gebrachte
                     informatie vertrouwelijk is en niet bekend mag worden gemaakt aan de autoriteiten
                     van landen van herkomst.
                  
Dat is ook een van de aanbevelingen die volgde uit het onderzoek van de commissie
                     Havermans in 2005 naar de terugkeer van uitgeprocedeerde Congolezen. Zelfs al zou
                     informatie op een andere manier bekend kunnen zijn bij de autoriteiten van het land
                     van herkomst, dan nog heb ik de plicht om er zorg voor te dragen dat ik niet actief
                     (meer) vertrouwelijke informatie over de persoon openbaar maak.
                  
Een ander heel belangrijk argument voor mij is dat het openbaar maken van informatie
                  uit een individueel asieldossier een schending betekent van de vertrouwelijkheid jegens
                  de asielzoeker. Zo wordt elk gehoor aangevangen met de mededeling dat de afgelegde
                  verklaringen van betrokkene vertrouwelijk worden behandeld. Vertrouwelijkheid is van
                  belang voor het creëren van een klimaat waarin de asielzoeker zich vrij voelt om te
                  verklaren wat hij of zij wil. Openbaarmaking van stukken uit het asieldossier kan
                  deze toegezegde vertrouwelijkheid schaden, ongeacht of hier in een bepaald geval toestemming
                  voor gegeven is. Indien ik nu, in een individuele zaak, strijdig met het toegezegde
                  vertrouwen zou handelen, kan dat belemmerend werken voor andere asielzoekers om in
                  vrijheid te verklaren of reden zijn om af te zien van het verlenen van volledige medewerking
                  aan hun asielprocedure. Dit zou het uitvoeren van de Vreemdelingenwet bemoeilijken.
                  De Raad van State heeft deze strekking bij uitspraken van 2014 en 2018, in het kader
                  van Wet openbaarheid van bestuur, onderschreven.2
Van belang is verder dat de advocaat die namens betrokkene optreedt een klacht tegen
                  Nederland heeft ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In deze
                  procedure zal Nederland mogelijk verweer moeten voeren. Openbaarmaking van het rapport
                  kan het voeren van een effectief verweer belemmeren.
               
Reactie op het Inspectie rapport
Het rapport is opgesteld conform de toezegging aan uw Kamer om onderzoek te doen naar
                  het verloop van de toelatingsprocedure en de vertrekprocedure, en de informatiepositie
                  van de IND daarin. De Inspectie heeft in het rapport geen aanbevelingen gedaan.
               
De bevindingen van het aanvullend onderzoek zijn voor de Inspectie geen aanleiding
                  om het eerdere rapport te wijzigen. Voorts onthoudt de Inspectie zich ook in dit addendum
                  van een oordeel over de inhoud van de zaak, op dezelfde grond als in het rapport:
                  het gebruik van informatie in de procedure is in ons rechtsbestel onderworpen aan
                  rechterlijke toetsing.
               
De Inspectie volstaat in het rapport met een feitelijke weergave van de gang van zaken.
                     Uit het onderzoek blijkt dat in de toelatingsprocedure alle gebruikelijke stappen
                     zijn uitgevoerd.
                  
In het aanvullende onderzoek heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de gedane
                     aanbeveling en de informatie van de ambassadeur op verzoek van de Inspectie toegelicht.
                     De IND heeft hierop gereageerd en een toelichting gegeven op de wijze waarop de IND
                     het ministerie betrekt bij de behandeling van asielaanvragen. De informatie van het
                     ministerie en de ambassadeur, alsook de daarop gegeven toelichtingen en reacties zijn
                     weergegeven in dit addendum.
                  
Het onderzoek en het addendum leren mij dat de gevolgde asiel- en vertrekprocedure
                  zorgvuldig en op de voorgeschreven wijze is verlopen.
               
Gelet op de huidige situatie van de betrokkene in zijn land van herkomst begrijp ik
                  dat mijn conclusie vragen kan oproepen bij uw Kamer. Zoals hiervoor aangegeven hecht
                  ik groot belang aan het voeren van een debat, maar dat debat kan om de genoemde redenen
                  niet openbaar plaatsvinden op basis van de feiten van de individuele zaak.
               
Wel zie ik gelegenheid om uw Kamer op andere wijze te informeren die voldoende tegemoet
                     kan komen aan uw controlerende taken en mijn verantwoordelijkheid als Staatssecretaris.
                     De Inspectie heeft uw Kamer reeds aangeboden u vertrouwelijk te informeren over het
                     gedane onderzoek.
                  
Indien uw Kamer dat wenst, ben ik bereid om met u het gesprek over het Inspectieonderzoek
                     in een vertrouwelijke setting te voeren.
                  
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
                  A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
