Brief regering : Stand van zaken acties naar aanleiding van Taskforce Herijking Afvalstoffen
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
30 872
Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 129
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2020
Op 10 oktober 2019 heb ik u het adviesrapport Grondstof of Afval van de Taskforce Herijking Afvalstoffen gestuurd, inclusief mijn beleidsreactie op
het rapport1. In mijn reactie heb ik, naast reeds lopende trajecten, een aantal nieuwe acties
aangekondigd. In het Algemeen Overleg Circulaire Economie heb ik toegezegd uw Kamer
te informeren over de voortgang van de uitwerking die is opgenomen in de beleidsreactie
(Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 98). In deze brief informeer ik u over de stand van zaken.
Om binnen de huidige regelgeving de ruimte maximaal te benutten ten behoeve van de
transitie naar een circulaire economie, ben ik gestart met twee verkenningen.
De eerste verkenning richt zich op de samenhang tussen afvalregelgeving en productregelgeving.
Deze samenhang komt naar voren bij de beoordeling of een materiaal afvalstof of product
is. Daarom spitst deze verkenning zich toe op instrumenten voor de beoordeling die
het Ministerie van IenW kan inzetten. Onderdeel van de verkenning is een omschrijving
van het beschikbare instrumentarium van productregelgeving, handreikingen en rechtsoordelen.
In het kader van de productregelgeving gaat de verkenning in op ministeriële regelingen
voor einde-afval- en bijproductcriteria en mogelijkheden in productregelgeving zelf.
Een onderzoeksbureau brengt in kaart hoe het instrumentarium er juridisch uitziet
en hoe het in de praktijk wordt gebruikt door bedrijven en bevoegde gezagen. Ook wordt
gekeken naar wat de verwachtingen en ervaringen zijn ten aanzien van het instrumentarium.
Op basis van deze informatie maken we een afwegingskader dat helder maakt wanneer
welk instrument geschikt is om in te zetten en daarin ook een prioritering aangeeft
van circulair toegepaste materialen. Randvoorwaarden voor de beoordeling zijn of een
materiaal en de boogde toepassing past in een circulaire economie en binnen de vigerende
(Europese) wet- en regelgeving. Er mogen geen nadelige gevolgen zijn voor mens en
milieu en het instrumentarium moet uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ik streef naar
een helder en objectief afwegingskader dat duidelijk aangeeft welk instrument wanneer
wordt ingezet en voor welke reststroom, inclusief een prioriteitenlijst van reststromen
met circulaire toepassingen. Ik hecht belang aan een breed gedragen draagvlak voor
deze aanpak. Daarom worden de leden van de Taskforce betrokken bij de verkenning,
evenals de Vereniging Afvalbedrijven, en Natuur en Milieu. Ook zal ik andere departementen
betrekken door middel van een klankbordgroep.
De tweede verkenning richt zich op experimenteerruimte voor een circulaire economie.
Gelet op de vragen die wij ontvangen ten aanzien van experimenteren, merk ik dat er
in de praktijk nog onduidelijkheid bestaat over wat experimenteren nu precies is.
Of het dan gaat over een al dan niet tijdelijke ontheffing of vrijstelling van regels,
een regelvrije zone, tijdelijk geen handhaving, of iets anders. Naast een gedragen
beeld van experimenteren brengen we in de verkenning in kaart welke Europese en nationale
kaders er nu zijn voor experimenten, zoals de tijdelijke ontheffingen of vrijstellingen
in diverse besluiten en de mogelijkheden die de Crisis- en Herstelwet biedt. Ook betrek
ik in de verkenning het verlenen van experimenteerruimte in de praktijk, door bijvoorbeeld
het bevoegd gezag. De verkenning moet duidelijkheid bieden in de huidige mogelijkheden
voor experimenteren, knelpunten in kaart brengen en suggesties doen voor verbeteringen.
Ook bij deze verkenning maken we gebruik van de kennis en expertise van betrokken
stakeholders.
Beide verkenningen worden als acties opgenomen in het geactualiseerde Uitvoeringsprogramma
CE. De verwachting is dat eind dit jaar de resultaten van de verkenningen gereed zijn.
Dan zal ik uw Kamer verder informeren over deze resultaten en de mogelijke vervolgstappen
die hieruit voortvloeien, inclusief een overzicht van materialen waarvoor einde-afval-
of bijproductcriteria worden opgesteld. Hiermee geef ik invulling aan de motie van
lid Kröger met de strekking de Kamer hierover te informeren (Kamerstuk 35 267, nr. 11).
Daarnaast zal ik de komende tijd bezien hoe ik het bevoegd gezag kan ondersteunen
bij de beoordeling afvalstof of product. Rijkswaterstaat zal verdiepingssessies organiseren
voor omgevingsdiensten en ik zal bekijken of ik informatie voor bedrijven over hoe
zij met de status van hun materiaal om moeten gaan nog beter beschikbaar kan maken.
Ten aanzien van Ruimte in Regels en het Versnellingshuis kan ik melden dat circulaire
ondernemers met belemmeringen en vragen over wet- en regelgeving bij het Versnellingshuis
terecht kunnen. Hiermee doe ik de motie van lid Van Eijs (Kamerstuk 32 852, nr. 100) af met de strekking om het Versnellingshuis te positioneren als centraal loket voor
vragen van ondernemers ten aanzien van de circulaire economie. Daarnaast sta ik structureel
stil bij wet- en regelgeving in de context van de circulaire economie in het dwarsdoorsnijdende
thema wet- en regelgeving van het uitvoeringsprogramma circulaire economie. In het
kader van dit dwarsdoorsnijdende thema worden verschillende activiteiten aangekondigd.
Ik zal mij blijven inzetten om wet- en regelgeving aan te passen aan de transitie
naar de circulaire economie, met in achtneming van mens en milieu.
Ten slotte heb ik in de beleidsreactie toegezegd nog terug te komen op kennisdeling
en kennisontwikkeling van circulaire economie bij omgevingsdiensten. Hierover heb
ik u geïnformeerd in mijn brief van 5 juni 20202 (voortgang uitvoeringsagenda VTH). In de uitvoeringsagenda VTH is het onderwerp kennisinfrastructuur
niet toegespitst op circulaire economie, maar breder opgepakt. Op het terrein van
kennisdeling lopen veel verschillende initiatieven. De constatering is echter dat
het nog ontbreekt aan regie en ik wil hier samen met de partners in de uitvoeringsagenda
VTH werk van maken. De eerste stap is landelijk in kaart brengen welke initiatieven
er zijn, of deze op elkaar aansluiten, of er leemtes zijn en hoe een en ander het
beste kan worden ontsloten.
Met de in gang gezette acties geef ik opvolging aan de speerpunten van de Taskforce
Herijking Afvalstoffen: het bieden van verduidelijking over de vigerende wet- en regelgeving
en het ondersteunen van de uitvoering. Ik ben en blijf over de uitwerking van de acties
in gesprek met de betrokken organisaties, zodat we samen weer een stap zetten richting
een circulaire economie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat